Historisch Archief 1877-1940
? H*. 1968
Zondag 7 Februari
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR|UGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden f 1 65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/ 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
- . ?0.25
. . ,0.30
. . 0.40
INHOUD
Blz. 1: Achterdocht? of kracht, door v.H.
Vlaamsche Stem, door F. v. E. Buitenl.
Overzicht, door G. W. Kernkamp.?2: Die
Wahrheit im Krieg",door W. Heineken.
Dulce et decorum pro patria mori.?Intern.
Tribune: Waldemar Voigt. Feuilleton:
Klokke Roeland, door Magda Peeters.
3: Kunst en Letteren: Tentoonstelling
van oude en nieuwe kunst, door H.
Toorop te Dordrecht, door Plasschaert.
Bescherming van de Koopvaart, door J.
Oderwald. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P.
Thijsse. 6:. Siberië, door K. Dram.
Kroniek, door H. Borel. Vrije beweging
van kapitaal, door Norman Angell.
8: Muziek in de Hoofdstad, doorSem
Dresden. 9: Finantiën en Economie,
door J. D. Santilhano. W:
Dnitschland, goud en levensmiddelen, door v. d.
S. Medische Kroniek:
Kanker-onderzoek, door M. Straub. Prijsvraag.
11: De opening der effectenbeurs.
12: Schaakspel, door Dr. A. G. Olland.
Damrubriek, door K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: Kaapvaart voorheen en
thans, door J. Braakensiek.
Achterdocht ? of kracht
Wat dan genoemd wordt: democra
tische achterdocht", moet het dezer dagen
nog al ontgelden.
Wij maken ten onzent op het
oogenblik een onmiskenbare neiging door naar
't geen met een groot woord zou kunnen
heeten: de dictatoriale; wat in werkelijk
heid is: de patriarchale regeeringsvorm.
Een bestuursvorm, ieder kan de her
innering uit zijne kindsche dagen op
halen, waarbij hooger inzicht zonder
tegenstribbelen heeft te worden gerespec
teerd en aanvaard; en waarbij zeker
iets zich eigenlijk achter de deur bij
den bezemstok, thuis moet gevoelen!
Dit zeker iets, is dan in casu: de
openbare meening, en hare parlementaire
vertegenwoordiging.
Natuurlijk is de Regeering ten hunnen
aanzien steeds hoffelijk en tegemoet
komend.
Maar niettemin straalt uit alles door,
dat in de tegenwoordige omstandigheden
meer vertrouwen, dan gemeenschappelijk
overleg; meer volgzaamheid dan eigen
overtuiging; meer apathie dan eigen
kracht, oirbaar worden geacht.
Dit bleek uit de voortdurende aan
sporingen tot de bevolking gericht, om
voor al het aangrijpendste vanden wereld
oorlog : leuzen, gedragingen, idealen, toch
-maar onverschillig te blijven.
In het Parlement nog, door de repri
mandes aan wie, ook onder de besten,
hun gevoelens hadden doen spreken, bij
de begrooting van Buitenlandsche Zaken.
Het was weer karakteristiek bij de
behandeling van de Leeningswet, en
van de kritiek daarop.
En nu laatstelijk bij de bespreking van
het in dienst houden der landweerlichting.
Toen achter gesloten deuren, niet alleen,
begrijpelijkerwijs opening van
geheime zaken, maar zelfs
gedachtenvoisseling geweigerd is.
Wie wat anders wil, lijkt wel enkel
een lastige ketter.
Werden in en sinds de laatste Kamer
vergaderingen, tegen dezen geheelen
patriarchalen toestand bezwaren te berde
gebracht, dan zijn alras van vele kanten
vermanende, en soms scherpe verwijten
gaan klinken.
Het heet: laat in deze B. T. O."
de. Regeering toch maar regeeren.
Maak het haar en ons niet lastig met
uw democratische of parlementarische
achterdocht."
En links en rechts hemelt men zich
zelf om 't zeerst op in de onderwerping
aan dien plicht der zelfwegcijfering.
Toch wordt dit alles veel te
gereedelijk voor hoogste wijsheid gehouden; en
veel te licht als vanzelf sprekend,
geleeraard.
Geeft men zich wel voldoende reken
schap van wat zoo ineenen wordt prijs
gegeven?
Parlementair overleg, en levendige
publieke opinie, zijn toch nog iets meer
dan schoone zaken, die het menschdom,
in rustige zomerdagen, veel vermaak
kunnen geven. Meer, dan tot een dogma
verheven praatvaardigheid; pingelen voor
zekere bijzondere groepsbelangen, en
waanwijsheid der onwetenden!
O ja, als 't anders niet was, en voor
wie zódenkt, zouden ze in deze
ernstiger dagen voorzeker gevoegelijk
een tijdje kunnen worden weggezet.
Maar de vruchtbaarheid van democra
tische, parlementaire regeeringswijzen,
en van aanmoediging der publieke opinie,
ligt toch: in de denkbeelden, die zij naar
voren kunnen brengen; in de fouten,
die zij aanwijzen; in den drang ten
goede, dien zij uitoefenen; in de moge
lijkheden, die zij doen gevoelen.
Natuurlijk moet nu, als altijd, de
Regeering regeeren.
Alle regeeringsmannen echter, hoe
kundig en toegewijd ook, hebben ten
slotte uit zichzelf alleen hun eigen
systeem; en berijden hun eigen paarden.
En hoe weinig beenen zijn voorts op
den duur sterk genoeg voor de weelde,
van tegenspraak of rekenschap zoo maar
als ongewenscht", of ongepast", te
kunnen afwijzen!
De ervaring leert nu eenmaal, dat er
betere inzichten rijzen uit verschil van
meening; en dat de wijste man soms
nog iets leeren kan van den kleinsten.
Bovendien: dat een volk er bij wint
als zijn openbaar gedachtenleven geprik
keld, zijn uitingen en zijn vertegenwoor
digers geëerd worden... Maar dat het
verslapt, wanneer het zich in lijdzaam
heid overgeeft.
Tegen deze gevaren kan zelfs eene
zoo respectabele regeering als het mini
sterie Cort van der Linden, eerlang niet
vrijwaren.
Wanneer nu al wat een voorbeeld
geven moet, maar hoof dschudt van demo
cratische achterdocht^', en plicht om de
meening der Regeenng te aanvaarden"
dan vermindert men wellicht, wat een
ellendig ding zou zijn, dat deze of gene
haar een stok tusschen de beenen zou
werpen, of partijkrakeel oprakelen. Mag
men echter niet hopen, dat ieder zich
daar toch wel tegen gewaarschuwd zal
rekenen?
Maar men vervreemdt tevens die
Regeering van wellicht zeer gezonde
kritiek op haar beleid. Men blokkeert de
doorwerking van andere inzichten.
En men werkt op onze publieke stem
ming nog geestdoodender, dan vanzelf
onder den invloed van oorlog en neutra
liteit beide, reeds 't geval is.
* * *
Het is dan- ook verkeerd, indien de
vermaningen tegen achterdocht", de
openhartigheid tegenover de Regeering
zoozeer gaat onderdrukken.
Er zijn er waarlijk velen, die, met vol
komen waardeering van 't geen zij
tot dusverre heeft gedaan en doet, den
door haar gekozen geest van beleid, in
verschillend opzicht bedenkelijk achten.
Die, om kort te gaan, behalve de
patriarchale zorg voor het oogenblik, op
meer staatkunde, voor de toekomst zou
den willen zien aangedrongen.
Juist opgewekter nationale geestkracht
is een eerste eisch.
Wij staan immers nog tegenover oor
logstoestanden en verwikkelingen, die
(in hun geheel genomen) nog jaren duren
kunnen, n' en déplaise den heer Colijn,
die het einde tegen den zomer berekent.
En tegenover toekomstige moeilijk
heden, waarbij die van het oogenblik
maar incidenten zijn.
Zoo wordt het dan b. v. in groote
kringen ten sterkste betreurd, dat niet
van hoogerhand met de meeste kracht
de algemeene weerbaarmaking van zoo
veel mannen mogelijk, en de opwekkende
invloed, die daarvan uitgaan zal, aan
stonds wordt georganiseerd.
Voor ingewijden paart zich daaraan,
bij alle erkenning van de gemobiliseerde
paraatheid van ons leger, de vrees voor
de demobilisatie in geestkracht, die, vooral
onder de stelling- en linietroepen, van
den bestaanden militairen toestand een
gevolg is.'
Onvoldoende wekking ook van natio
nale geestkracht, door een buitenlandsch
beleid, dat, hoe eerlijk en waardevol in
de handhaving der neutraliteit, een sterk
internationaal prestige ons nog niet be
zorgt! Zal men tenminste nu, nu zoo
juist met een woeste belemmering van
de scheepvaart wordt gedreigd, eens iets
van de zee-mogendheid Holland doen
hooren?
Door de als officiëele moraal volge
houden leer, dat zelfs persoonlijke sym
pathieën of antipathieën in den
wereldstrijd, bij ons eigenlijk uit den booze zijn.
En nu dan door de inburgering van
den stelregel, dat er eerst later van re
kenschap en medespreken, en thans
allén van regeeren sprake kan zijn!
* *
Och, niet om de rekenschap,
interpellatie's, motie's, betweterij, is het te
doen, nu of later, gesteld dat daartoe
dan nog lust of nut ware.
Het schort werkelijk niet aan vertrou
wen, besef van den toestand en zin tot
medewerking.
Maar het moet er om te doen zijn,
den publieken geest te bewaren voor
eene zekere, bewustzijn-verengende de
pressie, welke zeker in de barningen der
toekomst niet dan slecht van pas zullen
komen.
En men mag zich nog wel vaker be
denken, eer men het stil zijn en laten
doen", aanvaardt als een geheel onscha
delijk viaticum voor volksgestel en staats
belang; en den drang naar wat anders,
zoo maar afdoet als illoyaal; of demo
cratische achterdocht."
v. H.
De Vlaamsche Stem
Het is goed dat die Stem nu in Holland
klinkt. Een van de zeegeningen van den
verwenschten krijg. De verschillende groepen
worden als door harde rnookerslagen tot
vaster materiaal gesmeed. Er was altijd een
vreemde scheiding tusschen Vlaamsch en
Hollandsch, dat toch zoo zeeker n taal is.
Nu spreekt een Vlaamsch blad, in Holland,
met Hollandschen resonans.Daardoor worden
Vlaamsch en Hollandsch verrijkt en tot een
heid gedreeven.
Hoe warm wij voelen voor de Belgisehe
zaak behoeft hier geen betoog. Daar is wel
niemand in Holland zóDuitschgezind dat
hij het herstel van België's onafhankelijkheid
niet zou begeeren. De ooverweldiger zal
natuurlijk gebruik trachten te maken van
het taalverschil en het Vlaamsche België
naar Duitsche zijde trachten te winnen.
Daarom is het voor ons Nederlanders zoo
belangrijk dat de Vlamingen met hun taal
en eigenaard steun en aansluiting vinden
bij ons, van wie ze zeeker geen agressieve
houding of annexatie-plannen behoeven te
vreezen. Bij ons kan Vlaamsche taal en
Vlaamsche geest ongeschonden bewaard
blijven, in nuttige uitwisseling en
weederzijdsche versterking zoodat er ook van
Fransche zijde geen minachting voor het
kleine taaltje" of het volksdialect" kan
ooverblijven. Vlaamsch-Hollandsch, of liever
Nederlandsch is een rijke kultuurtaal, die
er mag weezen en voor welker behoud en
zuiverheid wij willen instaan.
Daarom een hartelijk welkom aan de
Vlaamsche Stem"; mooge ze luide blijven
klinken totdat de Vlaamsche beyaards
de Vreede en de Vrijheid uitroepen.
F. v. E.
Wat bedoelen de Duitschers toch eigenlijk
precies met Kultur"? vraagt een lezer ons.
Hij is klaarblijkelijk van meening, dat dit
geïmporteerde begrip onder de rubriek
Buitenlandsch Overzicht' valt.
Er zijn sommige vragen, waarop wij het
antwoord liefst door een ander laten geven
zoo bv. het antwoord op de vraag, die
de zetter, Servië in plaats van Syrië lezend,
ons de vorige week liet stellen (wij hadden
het toen over het lang uitblijven van den
inval van het Turksche leger in Egypte):
Hoe lang is het nu al geleden, dat een
leger uit Servië op weg heette te zijn naar
Egypte ?"
Zoo gaven wij er ook de voorkeur aan,
de vraag naar de beteekenis van het woord
Kultur" te laten beantwoorden dooranderen.
Door hen, wien dit woord telkens over de
lippen komt.
Toen in 1900 een aantal troepen uit
Duitschland naar China werd gezonden, om mede
te helpen aan de bevrijding van de
Europeesche legatiën te Peking, die door de
Boksers werden belegerd, gaf de Keizer hun,
vór hun vertrek uit Bremerhaven, een
hartig woord tot uitgeleide mede. Hij zei
o.a. tot hen, dat zij te doen kregen met een
dapperen, slimmen en wreeden vijand. Krijgt
gij hem bij de kraag, dan wordt er geen
pardon gegeven ; gevangenen worden er niet
gemaakt. Hantee't uw wapenen zó, dat
in de eerste duizend jaar geen Chinees het
meer waagt een Duitscher scheel aan te
zien". Na hun Qods zegen te hebben
toegewenscht en hun te hebben verzekerd, dat
de gebeden van het gansche volk en ook
zijne eigen gebeden hen begeleidden, be
sloot hij: Oeffnet der Kultur den Weg
ein für allemal l"
Wij laten die woorden onvertaald, omdat
wij er niet zeker van zijn, of wij, als wij
ze op onze wijze vertaalden, de bedoeling^
van den Keizer geheel zouden weergeven.
In Duitschland waren er destijds, die de
rede rijkelijk scherp vonden; zelts werd er
later in den Rijksdag aanmerking op ge
maakt. Von Bülow, die toen pas kanselier
was geworden, verduidelijkte de bedoeling:
de Keizer had niet als diplomaat, maar als
soldaat gesproken; de hoofdzaak was, dat
de soldaten begrepen, met welken vijand
zij te doen kregen ; de pink van een Duitsch
soldaat moet ons meer waard zijn dan het
heele moordgespuis van de Boksers."
Toch bleven sommigen van meening, dat
de aansporing om geen pardon te verleenen
liever niet gericht had moeten worden tot
soldaten, wien als laatste boodschap uit
het vaderland de opdracht werd medege
geven om in China de baan te breken voor
de Kultur".
Mocht het iemand, uit het verband der
rede, nog niet geheel duidelijk zijn gewor
den wat de Keizer eigenlijk onder Kultur'
verstaat, dan kunnen wij hem met het aller
laatste snufje dienen. Het geluk dat
altijd den stoutmoedige dient en dus ook
ons niet in den steek laat bij een poging
om het begrip Kultur" te verduidelijken
het geluk wil, dat juist op den eigen avond,
waarop wij deze poging wagen, de couran
ten een telegram van Wolff's bureau opnemen,
dat speciaal voor ons bestemd schijnt te zijn.
Wolff seint dan eenige passages uit een
stuk, dat Ganghofer over den Keizer schreef
in de Münchener Neueste Nachrichten. De
helft van dat telegram is de kosten van het
seinen niet waard; maar de andere helft is,
voor wie in het geval verkeert van schrijver
dezes, met geen goud te betalen. Een van
de gedenkwaardige keizerwoorden, die
Ganghofer voor de vergetelheid bewaart, is
dit: Velen, die naar uiterlijke dingen
pordeelen en ons barbaren noemen, schijnen
het groote onderscheid tusschen uiterlijke
beschaving (Zivilisation) en innerlijke be
schaving (Kultur) niet te kennen. De En
gelschen zijn een volk van de hoogste
uiterlijke beschaving; dat kan men in een
salon opmerken. Maar innerlijke beschaving
hebben, beteekent: nauwgezet te zijn van
geweten en een hooge moraal te hebben.
Mijne Duitschers hebben innerlijke bescha
ving. Wanneer men in het buitenland zegt,
dat ik een wereldrijk wil stichten, is dat
klinkklare onzin. Maar in de moraal, het
geweten en de vlijt der Duitschers schuilt
een kracht ter verovering, die de wereld
voor zich zal ontsluiten".
A tout seigneur tout honneur! als een
weetgierig lezer ons vraagt naar de betee
kenis van het woord Kultur", laten wij hem
eerst hooren, hoe de Keizer daarover denkt.
Maar misschien wil die lezer bovendien
in een wetenschappelijke quaestie als deze
wel eens een Duitsch professor consulteeren.
Hij kan adviezen krijgen te kust en te
keur; want er is geen oorlogsgeschrift van
een Duitsch professor, of de Kultur" komt
er bij te pas. Maar ziehier het advies van
prof. Rein, uit Jena, die evenals de Keizer
de begrippen Zivilisation" en Kultur" voor
niet-Duitschers verduidelijkt.
Wij, Duitschers, maken, naar men weet,
onderscheid tusschen Zivilisation en Kultur.
Onder het eerste verstaan wij den arbeid,
die gericht is op het beheerschen der natuur,
om de materieele levensvoorwaarden van den
mensch hoe langer hoe meer te verbeteren;
onder het laatste den arbeid, die er naar
streeft het leven van een volk zóte maken,
dat de hoogste idealen van godsdienst,
zedelijkheid, kunst en wetenschap verwezen
lijkt kunnen worden. Bij dit laatste streven
tracht de menschelijke wil de moeilijkste
en diepste problemen van de menschheid
op te lossen. Een volk, dat zich alleen met
Zivilisation" tevreden stelt, is geen cul
tuurvolk. De Duitschers willen een cultuur
volk zijn, en te oordeelen naar datgene, wat
zij tot dusverre op dit gebied van men
schelijke werkzaamheid gepresteerd hebben,
kunnen zij het zijn".
Zoodat prof. Rein met zijne uitlegging
van het woord Kultur" niet zoo ver af wijkt
van de meening van den Keizer. Zij leggen
beiden den nadruk op de zedelijke eigen
schappen, op de innerlijke beschaving. Zij
zullen dus b.v. ook beiden van meening zijn,
dat de Duitscher die laatst in een inge
zonden stuk in de Kreuzzeitung aanried om,
nu Engeland den toevoer van graan bleef
verhinderen, de bevolking van het door de
Duitschers bezette gebied in België en Frank
rijk maar te laten verhongeren: geen Duitsch
soldaat mag uit nood zijn riem ook maar
een gaatje nauwer toehalen, voor het door
ons bezette gebied aan den hongertyphus
is prijsgegeven" dat deze Duitscher nog
weinig Kultur" in zich heeft opgenomen.
Maar over Zivilisation" denkt de Keizer
anders dan de professor. De Keizer zoekt
het in de uiterlijke dingen, in beschaafde
omgangsvormen, de professor in de verbe
tering der materieele levensvoorwaarden;
de Keizer denkt aan de manieren van een
gentleman, de professor aan de practische
beoefening der natuurwetenschappen, de
techniek enz.; de Keizer denkt met een z.ucht
aan den Engelschman, de professor zal wel
vinden, dat de Duitschers ook op het gebied
der Zivilisation" het een eind ver gebracht
hebben.
Hetzij men met den Keizer, hetzij met.
prof. Rein meegaat, men zal het bezit van
Zivilisation" niet kunnen ontzeggen aan de
officieren en manschappen der Duitsche
duikbooten, die in de laatste week ook de
zee ten W. van Engeland onveilig hebben
gemaakt. Als beheerschers van de techniek
zal het personeel van een duikboot door
weinigen worden overtroffen; en voor hun
gentlemanlike-gedrag jegens de manschap
pen der door hen in den grond geboorde
koopvaardijschepen hebben ook de
Engelschen hun een complimentje gemaakt. Toen
dezer dagen een schip, dat nog maar zes
maanden geleden van stapel liep, tot zinken
moest worden gebracht, zeiden de mannen
van de duikboot: Jammer, dat het schip
al zoo jong naar den kelder gaat; het spijt
ons, heeren, maar oorlog is nu eenmaal
oorlog". Kan men van de civilisatie nog meer
verlangen ?
Voor de Engelschen is de verschijning
van die duikbooten in de lersche zee een
leelijke verrassing. Hunne couranten staan
er vol van. In de Times komt een admiraal
in ruste vertellen, dat koopvaardijschepen
de meeste kans hebben aan den aanval van
duikschepen te ontsnappen if they take no
notice of them"?men zou zoo zeggen, dat de
koopvaarders er nog beter aan toe waren,
als de duikbooten geen notitie van hen na
men ! Gelukkig geeft de oud-admiraal dan
verder nog goeden raad, hoe de schepen
moeten manoeuvreeren om buiten schot te
blijven. In de Daily Telegraph wordt het
plan geopperd om voortaan de koopvaarders
groepsgewijze te laten varen; wordt er een
aangehouden, dan hebben de andere nog een
kansje om de duikboot te rammen. Zoo keeren
de oude tijden terug; in de zeventiende eeuw
voeren de Nederlandsche koopvaardijschepen
gewoonlijk in admiraalschap", d. w. z. bij
groepen, en werden meestal ook
geconvooieerd door oorlogsschepen. Dat laatste zullen
de Engelschen ook wel doen,, indien zij
althans zooveel oorlogsschepen kunnen ont
trekken aan de Noordzeevloot en die in het
Kanaal!
In Duitschland stelt men zich groote ge
volgen voor van het vernielen der Engelsche
handelsschepen door de duikbooten: ver
mindering van den toevoer van levensmid
delen en andere benoodigdheden, stijging
der prijzen, toenemende ontevredenheid der
arbeiders enz. Een ander gevolg zal al heel
spoedig kunnen blijken: bemoeilijking van
het transport van Kitchener's leger, dat in
de volgende weken over het Kanaal moet
worden gebracht. Indien de Duitschers erin
slaagden om de overvaart over het Kanaal,
die tot dusverre -?oo goed als ongehinderd
heeft plaatsgehad, te belemmeren, zouden
zij hun vijanden een grooten slag toebrengen.
Met alle ons ten dienste staande mid
delen", heeft de chef van den Djiitschen
marinestaf laten weten, zullen wij het
transport van troepen en oorlogsbehoeften
verhinderen." De Engelschen hebben er
inderdaad niet over te klagen, dat de Duit
schers eenig middel om hun afbreuk te
doen, ongebruikt laten: oorlog te land, ter
zee, onder de zee, in de lucht, heilige oor
log, oorlog op het papier ook de
ondergrondsche oorlog.
Die laatste is op 't oogenblik o.a. in de
Vereenigde Staten in vollen gang. Aanvan
kelijk was de stemming daar zeer
proEngelsch; maar het aanhouden en opbrengen
van Amerikaansche koopvaardijschepen door
Engeland heeft die stemming langzamerhand
wat gewijzigd. Nota's werden gewisseld:
president Wilsoh protesteerde tegen de be
lemmering van den neutralen handel; Enge
land antwoordde niet geheel bevredigend.
De Ship Purchase Bill" werd ingediend,
die aan de regeering der Unie het recht
zou geven Duitsche koopvaardijschepen, die
bij het begin van den oorlog in Ameri
kaansche havens een schuilplaats hadden
gezocht, aan te koopen een wet, die nog
niet is aangenomen, maar waarvan de
DuitschAmerikanen zich groote voorstanders toonen.
In de Vereenigde Staten zijn niet minder
dan 25 millioen menschen van Duitsche af
komst ; en het aantal leden van Duitsche
vereenigingen in de Vereenigde Staten wordt
op ruim 5 millioen geschat. Die Duitschers
hebben zich eerst in stilte geërgerd over de
Engelsche gezindheid der Amerikanen; niet
minder over de geweldige hoeveelheden
schietwapens, patronen, kruit, pantserauto's,
vliegtuigen en andere
oorlogsbenoodigdheden, die de vijanden van Duitschland uit
de Ver. Staten betrokken. Maar in den laatsten
tijd begint die ergernis zich te uiten;
Bernstorf, de Duitsche gezant, en Dernburg, de
vroegere secretaris voor de koloniën van
Duitschland, die al geruimen tijd in de Ver.
Staten vertoeft, hebben blijkbaar niet stil
gezeten en ook allerlei couranten voor de
Duitsche zaak gewonnen. Zaterdag 30 Januari
is er te Washington een groote meeting van
Duitsch-Amerikanen gehouden, waarin werd
aangedrongen op: herstel van de onzijdig
heid, door geen diensten meer te bewijzen
aan oorlogvoerende mogendheden; vrijen
handel in goederen, die geen contrabande
zijn; aanneming van de Ship Purchase Bill
en het leggen van onderzeesche kabels
tusschen de Ver. Staten en Duitschland.
Wegens hun groot aantal oefenen de
Duitsch-Amerikanen bij verkiezingen veel
invloed uit; bovendien kunnen zij rekenen
op den steun van de Ieren in de Ver. Staten,
die vanouds de heftigste vijanden van En
geland zijn. Hun gezamenlijke actie kan