De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 7 februari pagina 1

7 februari 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

? H*. 1968 Zondag 7 Februari DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR|UGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris. Abonnement per 3 maanden f 1 65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/ 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel - . ?0.25 . . ,0.30 . . 0.40 INHOUD Blz. 1: Achterdocht? of kracht, door v.H. Vlaamsche Stem, door F. v. E. Buitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp.?2: Die Wahrheit im Krieg",door W. Heineken. Dulce et decorum pro patria mori.?Intern. Tribune: Waldemar Voigt. Feuilleton: Klokke Roeland, door Magda Peeters. 3: Kunst en Letteren: Tentoonstelling van oude en nieuwe kunst, door H. Toorop te Dordrecht, door Plasschaert. Bescherming van de Koopvaart, door J. Oderwald. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 6:. Siberië, door K. Dram. Kroniek, door H. Borel. Vrije beweging van kapitaal, door Norman Angell. 8: Muziek in de Hoofdstad, doorSem Dresden. 9: Finantiën en Economie, door J. D. Santilhano. W: Dnitschland, goud en levensmiddelen, door v. d. S. Medische Kroniek: Kanker-onderzoek, door M. Straub. Prijsvraag. 11: De opening der effectenbeurs. 12: Schaakspel, door Dr. A. G. Olland. Damrubriek, door K. C. de Jonge. Bijvoegsel: Kaapvaart voorheen en thans, door J. Braakensiek. Achterdocht ? of kracht Wat dan genoemd wordt: democra tische achterdocht", moet het dezer dagen nog al ontgelden. Wij maken ten onzent op het oogenblik een onmiskenbare neiging door naar 't geen met een groot woord zou kunnen heeten: de dictatoriale; wat in werkelijk heid is: de patriarchale regeeringsvorm. Een bestuursvorm, ieder kan de her innering uit zijne kindsche dagen op halen, waarbij hooger inzicht zonder tegenstribbelen heeft te worden gerespec teerd en aanvaard; en waarbij zeker iets zich eigenlijk achter de deur bij den bezemstok, thuis moet gevoelen! Dit zeker iets, is dan in casu: de openbare meening, en hare parlementaire vertegenwoordiging. Natuurlijk is de Regeering ten hunnen aanzien steeds hoffelijk en tegemoet komend. Maar niettemin straalt uit alles door, dat in de tegenwoordige omstandigheden meer vertrouwen, dan gemeenschappelijk overleg; meer volgzaamheid dan eigen overtuiging; meer apathie dan eigen kracht, oirbaar worden geacht. Dit bleek uit de voortdurende aan sporingen tot de bevolking gericht, om voor al het aangrijpendste vanden wereld oorlog : leuzen, gedragingen, idealen, toch -maar onverschillig te blijven. In het Parlement nog, door de repri mandes aan wie, ook onder de besten, hun gevoelens hadden doen spreken, bij de begrooting van Buitenlandsche Zaken. Het was weer karakteristiek bij de behandeling van de Leeningswet, en van de kritiek daarop. En nu laatstelijk bij de bespreking van het in dienst houden der landweerlichting. Toen achter gesloten deuren, niet alleen, begrijpelijkerwijs opening van geheime zaken, maar zelfs gedachtenvoisseling geweigerd is. Wie wat anders wil, lijkt wel enkel een lastige ketter. Werden in en sinds de laatste Kamer vergaderingen, tegen dezen geheelen patriarchalen toestand bezwaren te berde gebracht, dan zijn alras van vele kanten vermanende, en soms scherpe verwijten gaan klinken. Het heet: laat in deze B. T. O." de. Regeering toch maar regeeren. Maak het haar en ons niet lastig met uw democratische of parlementarische achterdocht." En links en rechts hemelt men zich zelf om 't zeerst op in de onderwerping aan dien plicht der zelfwegcijfering. Toch wordt dit alles veel te gereedelijk voor hoogste wijsheid gehouden; en veel te licht als vanzelf sprekend, geleeraard. Geeft men zich wel voldoende reken schap van wat zoo ineenen wordt prijs gegeven? Parlementair overleg, en levendige publieke opinie, zijn toch nog iets meer dan schoone zaken, die het menschdom, in rustige zomerdagen, veel vermaak kunnen geven. Meer, dan tot een dogma verheven praatvaardigheid; pingelen voor zekere bijzondere groepsbelangen, en waanwijsheid der onwetenden! O ja, als 't anders niet was, en voor wie zódenkt, zouden ze in deze ernstiger dagen voorzeker gevoegelijk een tijdje kunnen worden weggezet. Maar de vruchtbaarheid van democra tische, parlementaire regeeringswijzen, en van aanmoediging der publieke opinie, ligt toch: in de denkbeelden, die zij naar voren kunnen brengen; in de fouten, die zij aanwijzen; in den drang ten goede, dien zij uitoefenen; in de moge lijkheden, die zij doen gevoelen. Natuurlijk moet nu, als altijd, de Regeering regeeren. Alle regeeringsmannen echter, hoe kundig en toegewijd ook, hebben ten slotte uit zichzelf alleen hun eigen systeem; en berijden hun eigen paarden. En hoe weinig beenen zijn voorts op den duur sterk genoeg voor de weelde, van tegenspraak of rekenschap zoo maar als ongewenscht", of ongepast", te kunnen afwijzen! De ervaring leert nu eenmaal, dat er betere inzichten rijzen uit verschil van meening; en dat de wijste man soms nog iets leeren kan van den kleinsten. Bovendien: dat een volk er bij wint als zijn openbaar gedachtenleven geprik keld, zijn uitingen en zijn vertegenwoor digers geëerd worden... Maar dat het verslapt, wanneer het zich in lijdzaam heid overgeeft. Tegen deze gevaren kan zelfs eene zoo respectabele regeering als het mini sterie Cort van der Linden, eerlang niet vrijwaren. Wanneer nu al wat een voorbeeld geven moet, maar hoof dschudt van demo cratische achterdocht^', en plicht om de meening der Regeenng te aanvaarden" dan vermindert men wellicht, wat een ellendig ding zou zijn, dat deze of gene haar een stok tusschen de beenen zou werpen, of partijkrakeel oprakelen. Mag men echter niet hopen, dat ieder zich daar toch wel tegen gewaarschuwd zal rekenen? Maar men vervreemdt tevens die Regeering van wellicht zeer gezonde kritiek op haar beleid. Men blokkeert de doorwerking van andere inzichten. En men werkt op onze publieke stem ming nog geestdoodender, dan vanzelf onder den invloed van oorlog en neutra liteit beide, reeds 't geval is. * * * Het is dan- ook verkeerd, indien de vermaningen tegen achterdocht", de openhartigheid tegenover de Regeering zoozeer gaat onderdrukken. Er zijn er waarlijk velen, die, met vol komen waardeering van 't geen zij tot dusverre heeft gedaan en doet, den door haar gekozen geest van beleid, in verschillend opzicht bedenkelijk achten. Die, om kort te gaan, behalve de patriarchale zorg voor het oogenblik, op meer staatkunde, voor de toekomst zou den willen zien aangedrongen. Juist opgewekter nationale geestkracht is een eerste eisch. Wij staan immers nog tegenover oor logstoestanden en verwikkelingen, die (in hun geheel genomen) nog jaren duren kunnen, n' en déplaise den heer Colijn, die het einde tegen den zomer berekent. En tegenover toekomstige moeilijk heden, waarbij die van het oogenblik maar incidenten zijn. Zoo wordt het dan b. v. in groote kringen ten sterkste betreurd, dat niet van hoogerhand met de meeste kracht de algemeene weerbaarmaking van zoo veel mannen mogelijk, en de opwekkende invloed, die daarvan uitgaan zal, aan stonds wordt georganiseerd. Voor ingewijden paart zich daaraan, bij alle erkenning van de gemobiliseerde paraatheid van ons leger, de vrees voor de demobilisatie in geestkracht, die, vooral onder de stelling- en linietroepen, van den bestaanden militairen toestand een gevolg is.' Onvoldoende wekking ook van natio nale geestkracht, door een buitenlandsch beleid, dat, hoe eerlijk en waardevol in de handhaving der neutraliteit, een sterk internationaal prestige ons nog niet be zorgt! Zal men tenminste nu, nu zoo juist met een woeste belemmering van de scheepvaart wordt gedreigd, eens iets van de zee-mogendheid Holland doen hooren? Door de als officiëele moraal volge houden leer, dat zelfs persoonlijke sym pathieën of antipathieën in den wereldstrijd, bij ons eigenlijk uit den booze zijn. En nu dan door de inburgering van den stelregel, dat er eerst later van re kenschap en medespreken, en thans allén van regeeren sprake kan zijn! * * Och, niet om de rekenschap, interpellatie's, motie's, betweterij, is het te doen, nu of later, gesteld dat daartoe dan nog lust of nut ware. Het schort werkelijk niet aan vertrou wen, besef van den toestand en zin tot medewerking. Maar het moet er om te doen zijn, den publieken geest te bewaren voor eene zekere, bewustzijn-verengende de pressie, welke zeker in de barningen der toekomst niet dan slecht van pas zullen komen. En men mag zich nog wel vaker be denken, eer men het stil zijn en laten doen", aanvaardt als een geheel onscha delijk viaticum voor volksgestel en staats belang; en den drang naar wat anders, zoo maar afdoet als illoyaal; of demo cratische achterdocht." v. H. De Vlaamsche Stem Het is goed dat die Stem nu in Holland klinkt. Een van de zeegeningen van den verwenschten krijg. De verschillende groepen worden als door harde rnookerslagen tot vaster materiaal gesmeed. Er was altijd een vreemde scheiding tusschen Vlaamsch en Hollandsch, dat toch zoo zeeker n taal is. Nu spreekt een Vlaamsch blad, in Holland, met Hollandschen resonans.Daardoor worden Vlaamsch en Hollandsch verrijkt en tot een heid gedreeven. Hoe warm wij voelen voor de Belgisehe zaak behoeft hier geen betoog. Daar is wel niemand in Holland zóDuitschgezind dat hij het herstel van België's onafhankelijkheid niet zou begeeren. De ooverweldiger zal natuurlijk gebruik trachten te maken van het taalverschil en het Vlaamsche België naar Duitsche zijde trachten te winnen. Daarom is het voor ons Nederlanders zoo belangrijk dat de Vlamingen met hun taal en eigenaard steun en aansluiting vinden bij ons, van wie ze zeeker geen agressieve houding of annexatie-plannen behoeven te vreezen. Bij ons kan Vlaamsche taal en Vlaamsche geest ongeschonden bewaard blijven, in nuttige uitwisseling en weederzijdsche versterking zoodat er ook van Fransche zijde geen minachting voor het kleine taaltje" of het volksdialect" kan ooverblijven. Vlaamsch-Hollandsch, of liever Nederlandsch is een rijke kultuurtaal, die er mag weezen en voor welker behoud en zuiverheid wij willen instaan. Daarom een hartelijk welkom aan de Vlaamsche Stem"; mooge ze luide blijven klinken totdat de Vlaamsche beyaards de Vreede en de Vrijheid uitroepen. F. v. E. Wat bedoelen de Duitschers toch eigenlijk precies met Kultur"? vraagt een lezer ons. Hij is klaarblijkelijk van meening, dat dit geïmporteerde begrip onder de rubriek Buitenlandsch Overzicht' valt. Er zijn sommige vragen, waarop wij het antwoord liefst door een ander laten geven zoo bv. het antwoord op de vraag, die de zetter, Servië in plaats van Syrië lezend, ons de vorige week liet stellen (wij hadden het toen over het lang uitblijven van den inval van het Turksche leger in Egypte): Hoe lang is het nu al geleden, dat een leger uit Servië op weg heette te zijn naar Egypte ?" Zoo gaven wij er ook de voorkeur aan, de vraag naar de beteekenis van het woord Kultur" te laten beantwoorden dooranderen. Door hen, wien dit woord telkens over de lippen komt. Toen in 1900 een aantal troepen uit Duitschland naar China werd gezonden, om mede te helpen aan de bevrijding van de Europeesche legatiën te Peking, die door de Boksers werden belegerd, gaf de Keizer hun, vór hun vertrek uit Bremerhaven, een hartig woord tot uitgeleide mede. Hij zei o.a. tot hen, dat zij te doen kregen met een dapperen, slimmen en wreeden vijand. Krijgt gij hem bij de kraag, dan wordt er geen pardon gegeven ; gevangenen worden er niet gemaakt. Hantee't uw wapenen zó, dat in de eerste duizend jaar geen Chinees het meer waagt een Duitscher scheel aan te zien". Na hun Qods zegen te hebben toegewenscht en hun te hebben verzekerd, dat de gebeden van het gansche volk en ook zijne eigen gebeden hen begeleidden, be sloot hij: Oeffnet der Kultur den Weg ein für allemal l" Wij laten die woorden onvertaald, omdat wij er niet zeker van zijn, of wij, als wij ze op onze wijze vertaalden, de bedoeling^ van den Keizer geheel zouden weergeven. In Duitschland waren er destijds, die de rede rijkelijk scherp vonden; zelts werd er later in den Rijksdag aanmerking op ge maakt. Von Bülow, die toen pas kanselier was geworden, verduidelijkte de bedoeling: de Keizer had niet als diplomaat, maar als soldaat gesproken; de hoofdzaak was, dat de soldaten begrepen, met welken vijand zij te doen kregen ; de pink van een Duitsch soldaat moet ons meer waard zijn dan het heele moordgespuis van de Boksers." Toch bleven sommigen van meening, dat de aansporing om geen pardon te verleenen liever niet gericht had moeten worden tot soldaten, wien als laatste boodschap uit het vaderland de opdracht werd medege geven om in China de baan te breken voor de Kultur". Mocht het iemand, uit het verband der rede, nog niet geheel duidelijk zijn gewor den wat de Keizer eigenlijk onder Kultur' verstaat, dan kunnen wij hem met het aller laatste snufje dienen. Het geluk dat altijd den stoutmoedige dient en dus ook ons niet in den steek laat bij een poging om het begrip Kultur" te verduidelijken het geluk wil, dat juist op den eigen avond, waarop wij deze poging wagen, de couran ten een telegram van Wolff's bureau opnemen, dat speciaal voor ons bestemd schijnt te zijn. Wolff seint dan eenige passages uit een stuk, dat Ganghofer over den Keizer schreef in de Münchener Neueste Nachrichten. De helft van dat telegram is de kosten van het seinen niet waard; maar de andere helft is, voor wie in het geval verkeert van schrijver dezes, met geen goud te betalen. Een van de gedenkwaardige keizerwoorden, die Ganghofer voor de vergetelheid bewaart, is dit: Velen, die naar uiterlijke dingen pordeelen en ons barbaren noemen, schijnen het groote onderscheid tusschen uiterlijke beschaving (Zivilisation) en innerlijke be schaving (Kultur) niet te kennen. De En gelschen zijn een volk van de hoogste uiterlijke beschaving; dat kan men in een salon opmerken. Maar innerlijke beschaving hebben, beteekent: nauwgezet te zijn van geweten en een hooge moraal te hebben. Mijne Duitschers hebben innerlijke bescha ving. Wanneer men in het buitenland zegt, dat ik een wereldrijk wil stichten, is dat klinkklare onzin. Maar in de moraal, het geweten en de vlijt der Duitschers schuilt een kracht ter verovering, die de wereld voor zich zal ontsluiten". A tout seigneur tout honneur! als een weetgierig lezer ons vraagt naar de betee kenis van het woord Kultur", laten wij hem eerst hooren, hoe de Keizer daarover denkt. Maar misschien wil die lezer bovendien in een wetenschappelijke quaestie als deze wel eens een Duitsch professor consulteeren. Hij kan adviezen krijgen te kust en te keur; want er is geen oorlogsgeschrift van een Duitsch professor, of de Kultur" komt er bij te pas. Maar ziehier het advies van prof. Rein, uit Jena, die evenals de Keizer de begrippen Zivilisation" en Kultur" voor niet-Duitschers verduidelijkt. Wij, Duitschers, maken, naar men weet, onderscheid tusschen Zivilisation en Kultur. Onder het eerste verstaan wij den arbeid, die gericht is op het beheerschen der natuur, om de materieele levensvoorwaarden van den mensch hoe langer hoe meer te verbeteren; onder het laatste den arbeid, die er naar streeft het leven van een volk zóte maken, dat de hoogste idealen van godsdienst, zedelijkheid, kunst en wetenschap verwezen lijkt kunnen worden. Bij dit laatste streven tracht de menschelijke wil de moeilijkste en diepste problemen van de menschheid op te lossen. Een volk, dat zich alleen met Zivilisation" tevreden stelt, is geen cul tuurvolk. De Duitschers willen een cultuur volk zijn, en te oordeelen naar datgene, wat zij tot dusverre op dit gebied van men schelijke werkzaamheid gepresteerd hebben, kunnen zij het zijn". Zoodat prof. Rein met zijne uitlegging van het woord Kultur" niet zoo ver af wijkt van de meening van den Keizer. Zij leggen beiden den nadruk op de zedelijke eigen schappen, op de innerlijke beschaving. Zij zullen dus b.v. ook beiden van meening zijn, dat de Duitscher die laatst in een inge zonden stuk in de Kreuzzeitung aanried om, nu Engeland den toevoer van graan bleef verhinderen, de bevolking van het door de Duitschers bezette gebied in België en Frank rijk maar te laten verhongeren: geen Duitsch soldaat mag uit nood zijn riem ook maar een gaatje nauwer toehalen, voor het door ons bezette gebied aan den hongertyphus is prijsgegeven" dat deze Duitscher nog weinig Kultur" in zich heeft opgenomen. Maar over Zivilisation" denkt de Keizer anders dan de professor. De Keizer zoekt het in de uiterlijke dingen, in beschaafde omgangsvormen, de professor in de verbe tering der materieele levensvoorwaarden; de Keizer denkt aan de manieren van een gentleman, de professor aan de practische beoefening der natuurwetenschappen, de techniek enz.; de Keizer denkt met een z.ucht aan den Engelschman, de professor zal wel vinden, dat de Duitschers ook op het gebied der Zivilisation" het een eind ver gebracht hebben. Hetzij men met den Keizer, hetzij met. prof. Rein meegaat, men zal het bezit van Zivilisation" niet kunnen ontzeggen aan de officieren en manschappen der Duitsche duikbooten, die in de laatste week ook de zee ten W. van Engeland onveilig hebben gemaakt. Als beheerschers van de techniek zal het personeel van een duikboot door weinigen worden overtroffen; en voor hun gentlemanlike-gedrag jegens de manschap pen der door hen in den grond geboorde koopvaardijschepen hebben ook de Engelschen hun een complimentje gemaakt. Toen dezer dagen een schip, dat nog maar zes maanden geleden van stapel liep, tot zinken moest worden gebracht, zeiden de mannen van de duikboot: Jammer, dat het schip al zoo jong naar den kelder gaat; het spijt ons, heeren, maar oorlog is nu eenmaal oorlog". Kan men van de civilisatie nog meer verlangen ? Voor de Engelschen is de verschijning van die duikbooten in de lersche zee een leelijke verrassing. Hunne couranten staan er vol van. In de Times komt een admiraal in ruste vertellen, dat koopvaardijschepen de meeste kans hebben aan den aanval van duikschepen te ontsnappen if they take no notice of them"?men zou zoo zeggen, dat de koopvaarders er nog beter aan toe waren, als de duikbooten geen notitie van hen na men ! Gelukkig geeft de oud-admiraal dan verder nog goeden raad, hoe de schepen moeten manoeuvreeren om buiten schot te blijven. In de Daily Telegraph wordt het plan geopperd om voortaan de koopvaarders groepsgewijze te laten varen; wordt er een aangehouden, dan hebben de andere nog een kansje om de duikboot te rammen. Zoo keeren de oude tijden terug; in de zeventiende eeuw voeren de Nederlandsche koopvaardijschepen gewoonlijk in admiraalschap", d. w. z. bij groepen, en werden meestal ook geconvooieerd door oorlogsschepen. Dat laatste zullen de Engelschen ook wel doen,, indien zij althans zooveel oorlogsschepen kunnen ont trekken aan de Noordzeevloot en die in het Kanaal! In Duitschland stelt men zich groote ge volgen voor van het vernielen der Engelsche handelsschepen door de duikbooten: ver mindering van den toevoer van levensmid delen en andere benoodigdheden, stijging der prijzen, toenemende ontevredenheid der arbeiders enz. Een ander gevolg zal al heel spoedig kunnen blijken: bemoeilijking van het transport van Kitchener's leger, dat in de volgende weken over het Kanaal moet worden gebracht. Indien de Duitschers erin slaagden om de overvaart over het Kanaal, die tot dusverre -?oo goed als ongehinderd heeft plaatsgehad, te belemmeren, zouden zij hun vijanden een grooten slag toebrengen. Met alle ons ten dienste staande mid delen", heeft de chef van den Djiitschen marinestaf laten weten, zullen wij het transport van troepen en oorlogsbehoeften verhinderen." De Engelschen hebben er inderdaad niet over te klagen, dat de Duit schers eenig middel om hun afbreuk te doen, ongebruikt laten: oorlog te land, ter zee, onder de zee, in de lucht, heilige oor log, oorlog op het papier ook de ondergrondsche oorlog. Die laatste is op 't oogenblik o.a. in de Vereenigde Staten in vollen gang. Aanvan kelijk was de stemming daar zeer proEngelsch; maar het aanhouden en opbrengen van Amerikaansche koopvaardijschepen door Engeland heeft die stemming langzamerhand wat gewijzigd. Nota's werden gewisseld: president Wilsoh protesteerde tegen de be lemmering van den neutralen handel; Enge land antwoordde niet geheel bevredigend. De Ship Purchase Bill" werd ingediend, die aan de regeering der Unie het recht zou geven Duitsche koopvaardijschepen, die bij het begin van den oorlog in Ameri kaansche havens een schuilplaats hadden gezocht, aan te koopen een wet, die nog niet is aangenomen, maar waarvan de DuitschAmerikanen zich groote voorstanders toonen. In de Vereenigde Staten zijn niet minder dan 25 millioen menschen van Duitsche af komst ; en het aantal leden van Duitsche vereenigingen in de Vereenigde Staten wordt op ruim 5 millioen geschat. Die Duitschers hebben zich eerst in stilte geërgerd over de Engelsche gezindheid der Amerikanen; niet minder over de geweldige hoeveelheden schietwapens, patronen, kruit, pantserauto's, vliegtuigen en andere oorlogsbenoodigdheden, die de vijanden van Duitschland uit de Ver. Staten betrokken. Maar in den laatsten tijd begint die ergernis zich te uiten; Bernstorf, de Duitsche gezant, en Dernburg, de vroegere secretaris voor de koloniën van Duitschland, die al geruimen tijd in de Ver. Staten vertoeft, hebben blijkbaar niet stil gezeten en ook allerlei couranten voor de Duitsche zaak gewonnen. Zaterdag 30 Januari is er te Washington een groote meeting van Duitsch-Amerikanen gehouden, waarin werd aangedrongen op: herstel van de onzijdig heid, door geen diensten meer te bewijzen aan oorlogvoerende mogendheden; vrijen handel in goederen, die geen contrabande zijn; aanneming van de Ship Purchase Bill en het leggen van onderzeesche kabels tusschen de Ver. Staten en Duitschland. Wegens hun groot aantal oefenen de Duitsch-Amerikanen bij verkiezingen veel invloed uit; bovendien kunnen zij rekenen op den steun van de Ieren in de Ver. Staten, die vanouds de heftigste vijanden van En geland zijn. Hun gezamenlijke actie kan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl