Historisch Archief 1877-1940
7 Febr, '15. No. 1963
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
De opening van de Amsterdamsche Effectenbeurs
Nadruk verboden
De keizerlijke Ober" (The Bystander)
Orders opnemend: Een toekomstblik op de eerstvolgende Vredesconferentie.1
Ver van het front (Teekening,{van Forain in rOpinion),
Wat duurt 't lang! We komen maar niet verder.
Een dien we allen kennen (Kladder adatsch)
TREUB?MEFISTO : 't Gouden Kalf blijft steeds bestaan.
't Wordt nog heden
Aangebeden,
Waarheen wij ook de oogen slaan!
iiimiiiummmtimmiiiiim iiiiitiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiutiiiiiiiuiiiiiiuiitiiiiiiiuiiiiiiiiuiutiiiiiiiiuttiiiiiiiiuttiiiiiiiKiiuiiiitiiiiiiiiutttiiiiiiiituiiiiii
heidsstaat den Bourgondiërs", zou ik willen
herinneren aan de Pacificatie van Gent,
waarin de zeventien provinciën elkander
weêrvonden. Sterker nog spreekt het feit
dat de vredehandel te Keulen in 1579 hoofd
zakelijk afstuitte op de weigering van Filips
U om den religievrede te erkennen. Had de
Spaansche Koning op dit punt toegegeven,
dan ware de opstand geëindigd. De bezwa
ren tegen de eenheidsstaat' legden toen
dus niet veel gewicht in de schaal. En het
is toch ook niet onbekend dat zelfs
Oldenbarneveldt niet van eenheid afkeerig was.
Eerst in de beide stadhouderlooze tijdvak
ken werd het particularisme steeds sterker.
Dit alles behoeft niets af te doen aan de
waardeering van het nageslacht voor een
man als Jan de Witt, voor wien immers
Groen van Prinsterer zelf een standbeeld
heeft gewenscht. Men eere hem als een
staatsman, die het naar zijne eerlijke over
tuiging met de Republiek wel meende. Maar
dit neemt niet weg dat zijne stelselmatige
achteruitzetting van het Huis van Oranje
niet moet worden verbloemd en mijns in
ziens als anti-nationaal behoort te worden
erkend.
(Faust, 2e bedrijf, 3e tooneel)
Menschen die we niet benijden
(The Bystander)
Jan de Witt
Vergun mij een paar opmerkingen naar aan
leiding van het artikel van prof. Brugmans over
Jande Witt in hetvorig nummer.Terwijl hij het
merkwaardig acht, dat nog in 1915 de historie
beschouwing van Bilderdijk en Groen wowlt
gedeeld, begrijp ik op mijne beurt niet, dat
hij nog in 1915 meent zich daarvan met een
zeker schouderophalen we kennen haar
al van buiten" te kunnen afmaken. Is
het dan niet waar, dat de tegenstelling
tusschen het oligarchisch-aristocratisch en het
? democratisch-monarchistisch element in onze
Republiek haar gansche geschiedenis heeft
vergiftigd? De heer B. beweert dat de strijd
meest tegen Holland ging: geen der andere
geweste_n heeft er over gedacht iets van zijne
souvereiniteit prijs te geven." Dit zegt im
mers niets; het Groningsche burgemeestertje,
dat zich verwaand als een der Koningen
van het land" beschouwde, was even
particularistisch gezind als Jan de Witt, die het
wraakte dat tegenover Cromwell gesproken
werd van de Res publica; het moest zijn
Res publicae, in het meervoud, voegde hij er
uitdrukkelijk bij! Tegenover dit particularisme
vindt men in de volkskringen het gevoel der
nationale eenheid, die het volk zich in Oranje
verpersoonlijkt dacht. Zelf erkent de heer B.:
terecht hebben sommige Oranjes, toen het
formeele recht in een doolhof was geraakt, met
het zwaard een uitweg gebaand", wat ik zou
willen vertalen: Wanneer de politiek der
regenten het vaderland op den rand van den
afgrond had gebracht, is het door Oranje
gered. Dat geen der Oranje-vorsten, na het
banen van den uitweg" er toe is kunnen
komen om de gebrekkige staatsinrichting
der Republiek te herzien, betreur ik met hem;
doch de felle oppositie der staatsgezinde
partij toont toch genoegzaam, dat in hunne
personen het eenheids-beginsel duidelijk uit
kwam.
Dat streven naar nationale eenheid vindt
men onder meer duidelijk in de Dordtsche
Kerken-orde van 1619, die bepaalde dat er
om de drie jaren eene nationale-synode zou
worden gehouden. Het zijn de Staten, die
hebben gezorgd dat deze sterke uiting van
het nationaal besef werd gesmoord!
Waar de schrijver onzen opstand staatsrech
telijk meent te kunhen opvatten als een scherp
verzet tegen den groeienden modernen
eenA'dam, 2 Febr. 1915. JOH. C. BREEN
Mijn dank voor bovenstaande opmerkingen
naar aanleiding van mijn Jan de Witt". Ik kan
ze grootendeels van ganscher harte beamen;
immers zij raken de kern van mijn betoog
nauwelijks. Mijn uiteenzetting was deze, dat
er in de oude Republiek van een streven
naar staatseenheid bij geen van beide staats
partijen iets viel te bespeuren en dat dus van
zulk een streven aan de Witt geen verwijt
mag worden gemaakt. Over zijn verhouding
tot het huis van Oranje heb ik niet gesproken.
Met den heer Breen betreur ik zijn houding
in verschillende gevallen en omstandigheden;
maar zijn politiek anti-nationaal te noemen
gaat niet aan; daartoe geven de feiten geen
recht. Daartegen ging mijn protest.
H. B.
* * *
Sport en Athletiek in het Leger
Blijkens ontvangen mededeeling, was de
Seitenhieb" welke ik in mijn artikel (zie
het nummer van 31 Jaa. j.l.) aan de Ont
wikkelingscommissie" gaf, onverdiend; deze
commissie immers mocht slechts beschikken
over den tijd na 5 uur n.m., waardoor dus
sport en athletiek, althans voor het winter
tijdperk, vanzelf waren uitgesloten van het
programma. Gaarne bied ik de commissie
mijne verontschuldigingen aan.
Mr. VENBIE
De eerste Duitsche handels
reiziger in Engeland na den
oorlog.
De onverschrokken Tommy (Punch)
DE SALON-STRATEEG (Vrij naar Defregger's Salontiroler").
In verband met de tijdsomstandigheden (Simplicissimus)
TOMMY (terugkeerend tot de loopgraaf, waarin hij
tevoren heeft gevochten, doch die thans tijdelijk door
de vijand is bezet): Neemt me niet kwalijk, kerels,
maar heb je mijn pijp ook gezien?
De schilder Marinetto heeft zijn schilderij: het Carnaval te
Parijs" herdoopt tot het bombardement van de Kathedraal te Reirqs".