De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 7 februari pagina 3

7 februari 1915 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

7 Febr; '15. No. 1963 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND zeugt, In jeder Art n Segen für uhser nationales Leben bleiben, und ein gemeinsames Unglück würde alle Teile nur fester zusaramen schmleden. Und wenn unsdann nach einem solchen in Oezenium die Vorsehung wieder eine pplitische Führung schenkte, die es zu verhindern vermochte, dass noch einmal all das Uebelwollen der ganzen Erde trotz im brigem trennender Ziele sich gegen uns vereinigt, die mit Bismarkscher Kunst verstande, unsere Feinde duren einander triatt zu setzen, so würden wir auch nach einem tieten Fall wieder zur Qrossmacht werden. Aber für den Augenblick dürfen wir ja trotz der Schwere der Zeit zuversichtlich horten, dass wir bestehen werden. tlllllllllHIIIIIIIIMIIIIII ..... IIIIIIIIIIIIIIIIII ..... l ..... Illllllll ...... Illl Tentoonstelling van oude en nieuwe kunst Bij FREDERIK MULLER & Co. Ten bate van het Koninklijk Nationaal Steuncomit Deze tentoonstelling ontleent haar belang aan haar gehalte en haar verscheidenheid. Uit den voorraad der firma is met wijs beleid een keuze gedaan. Er is niets minderwaardigs; er is van alles wat en er is niet te veel. Uit verschillende tijdperken zijn kunstuitingen vertegenwoordigd. Er zijn miniaturen uit de 14e, drukken uit de 15e, schilderingen uit de 16e eeuw. De 17e eeuw is vooral met schil derijen en teekeningen (van Rembrandt), de 18e met porselein, tapijten en meubelen ver tegenwoordigd. De 19e eeuw had geen eigen gebruikskunst: eene kleine verzame ling moderne Hollandsche schilderijen ver tegenwoordigt haarkunst-aspiraties en besluit de tentoonstelling op eigenaardige wijze. Alles is uitnemend, overzichtelijk, zooveel mogelijk naar tijdsorde gerangschikt en met den bekenden smaak geëtaleerd. Aan de bedoeling ten opzichte van het Nationaal .Steuncomitéwordt men op bescheiden wijze herinnerd. Van het opmerkelijkste noemen wij de zeven, uitmuntend bewaarde, uit de abdij van Tongerloo afkomstige paneelen, door Qosewijn van der Weijden met tafereelen verbeeldende de legende van de H. Dymphna, beschilderd. De schilder, een nazaat van den grooten Rogier, was een tijdgenoot van Quinten Metsijs en werkte te Antwerpen. Hij heeft in houding en gebaar van zijn figuren het gedwongene der primitieven; het dramatische gebeuren komt in de beide hoofdpersonen maar matig tot zijn recht. Daartegenover zijn de tronies der bijper sonen dikwijls van een echt Vlaamsche realistiek. Maar vol bekoring is de stille, trouwhartige manier van vertellen, de rustige zekerheid van een werkmanschap dat zich voortdurend gelijk blijft.en aan het groote en het kleine een gelijke zorg besteedt; de gloed der prachtig samenklinkende en toch in hun volle lokale kracht behouden kleuren, de fijne gestemde landschappelijke omge ving; waarin de schilder zijn gebeurtenissen plaatst. Men voelt den vasten bodem waarin deze kunst wortelt en toch ontroert zij door een naïeveteit, die haar niet van deze aarde doet schijnen. De aanwezige oude schilderijen van lateren datum, hoewel van goede hoedanigheid, hebben niet het belang van deze. Buitengewoon rijk vertegenwoordigd is het Saksisch porselein. Tot het merkwaarllllllltllllMIIIMIUIIIIIIIIHIHI Bescherming van de Koopvaart in Oorlogstijd De Redactie stelde mij voor, de lezing over bovengenoemd onderwerp, door mij gehouden te Rotterdam en Amsterdam voor de Vereeniging van Nederlandscne Gezag voerders ,en Stuurlieden ter Koopvaardij, voor dit blad te bewerken. Aanleiding tot de lezing was voor een groot gedeelte het streven van het Bestuur van bovengenoemde Vereeniging om in deze treurige tijden hulp te verleenen, waarbij zij het oog gevestigd had op den nood harer Zustervereeniging, die der Binnen schippers, waarvan vele leden tengevolge van den.oorlog in zorgvolle omstandigheden verkeeren. Voor de hand lag dat een onderwerp ge kozen werd, overeenkomende met deze om standigheden, en waarop in den laatsten tijd toch al veel de aandacht viel, niet alleen bij zeevarenden. Het was dan ook de aanhouding van koopvaardij-schepen, die mij eens na deed gaan hoe het in den loop der tijden met de bescherming der Koopvaart gegaan is. Van zelf spreekt dat de Redactie mij slechts kon toestaan, de lezing zér verkort weer te geven. Ik hoop er echter in te slagen dat dit de belangrijkheid niet te veel schaadt. Van de ontwikkeling van den Koophandel en de bescherming daarvan in de middeleeuwen zal ik hier dan ook maar alleen aanhalen dat men eerst in de 10e eeuw leest van eene verplichting om bij te dragen, kogschult" genaamd en er ten tijde van Filips den Goede voor het eerst melding wordt gemaakt van vrede-schepen," die later Konvoyers genoemd werden. Na dien tijd krijgt men meer orde in zeezaken en omstreeks de helft der 15e eeuw leest -men van den eersten Admiraal, graaf Henrik van Borsselen, Heer van Ter Vere, onder den titel van Kapitein-Generaal en Admiraal van de Zee. 1) Deze admiraal kreeg de meest uitgebreide vrijheid van handelen; hij moest zijne onder bevelhebbers doen zweren, geen overlast te doen aan de vrienden des Konings en zij kregen speciale orders er voor te waken dat goederen van kooplieden der bevriende natiën, welke in de prijsgemaakte schepen gevonden werden aan de wettige eigenaren teruggegeven werden, met vergoeding van eventueele onkosten en schade. De instelling van deze admiraliteit is van groot belang omdat ze een voorbeeld is geweest aan alle volgende. Wij zijn in de gelegenheid dagelijks in binnen- en buitenland maatregelen aan te digste behoort een zwart-Sakslsche trekpót (Böttger) met fijn gekleurde Chlneesche figuurtjes versierd. Dit vroege stuk het doet met zijn dik opgelegd glanzend email eerder aan aardewerk dan aan porcelein denken vertoont verwantschap met Delftsch. Böttger immers had zich aanvan kelijk met de bestudeering van het Delftsch aardewerk beziggehouden en zelfs in 1708 te Dresden een faience-fabriek opgericht. Het overtreft in delicaatheid een zwartDelftsch specimen mede op deze tentoon stelling aanwezig. Er zijn overigens een paar zeer fraaie Saksische theeserviesen en beeldjes en groepen van ongeveer alle 18e eeuwsche Duitsche fabrieken. Daarbij onder scheiden zich die van Höchst als steeds door breedheid van behandeling en eenvoud van versiering. Opmerkelijk is ook het majolica, dat in Holland zelden in zoo groote verscheiden heid vertoond wordt. Men ziet hoezeer het kleurige, luidruchtige Urbino aardewerk afwijkt van het deftige Faënza en van het stille, in n toon gestemde, metaal-glanzende Deruta dat duidelijk op Spaansch-Nborsche nvloeden teruggaat en zich zoo goed met stukken va»Perzische herkomst (in de vitrine blijkbaar opzettelijk er naast ge plaatst) verdraagt. Een kast met blauw-Chineesch porselein doet even het gemis aan gekleurd gevoelen, waarvan wij bij andere gelegenheden op deze zelfde plaats zulke uitnemende staaltjes gezien hebben. De tentoonstelling besluit met moderne schilderijen uit de Haagsche school (Collectie van Randwijk). Zij zijn bijna zonder uit zondering van uitstekende kwaliteit en met de beste namen geteekend. Er is een dui delijke scheiding tusschen deze groep en de overige. De moderne kunst is bij uitstek en met bewustheid persoonlijk. Zij mag zich in de natuur verdiepen, het is den maker vooral om zijn bijzonder, tot schoonheid geworden, beeld er van te doen. Van den 16e eeuwschen meester, wiens vrome ziel zijns ondanks door zijn werk heenschijnt, zijn we ver verwijderd. Komt het omdat deze kunst cns zoo na staat, dat wij toch niet het gevoel krijgen van een teruggang? Zeker is dat wij niet het minst genoten hebben van dat bekende superbe schilderij met de twee kinderen, van Jaap Maris. Wat een prachtig beheeerschte hartstocht in deze zeer bewuste en zeer savante schildering. Het is ten slotte een kwestie van smaak, van op voeding, van veel andere invloeden, welke kunst ons het meest en het zuiverst ontroert. In elk geval is het geen geringe lof voor onze moderne Haagsche school, dat haar kunst het vele fraais dat de tentoonstelling biedt, zoo waardig besluit. H. Toorop, te Dordrecht (in Pictura) Toorop zond vier teekeningen in, alle uit 1914. Twee ervan dragen, als onderschrift, den naam van la Belgique Sanglante," maar alle vier zijn ze uit n geaardheid en aller voorstelling is: figuur of figuren, staand of zich bewegende in brandende steden, of voortijlend, op den voorgrond, vór een kerk- en torenrijke stad. De vormen zijn in deze teekeningen hoekig en vrij groot gehouden, maar de hoekigheid (altijd door Toorop gaarne gezocht) vertoont hier meer constructie dan vroeger; tevens is er min der overdrijving in, meer noodzakelijkheid. Dit is een verschil met een teekening als b.v, de Werkstaking." Ook daar is de zwaargebroken lijn een deel der uitdrukking, maar ze is in haar breuken (het blijkt door deze werken) niet gevarieerd genoeg en niet sterk genoeg. Als altijd bevatten deze vier : sym bolen, en een herhaling van n menschefiguur, die telkens weerkeert, met telkens andere stemming bezien en beschouwd. In iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiimiiiiii treffen, die toen k voorgeschreven waren, zooals het plaatsen van onderzoekingsvaar tuigen voor de havens, 't geven van een wachtwoord aan passeerende schepen, dat toenmaals gewoonlijk een naam van een heilige was tegenwoordig moeten we een vlag of vlaggesein opzetten, het wegnemen van tonnen en bakens en loodsvaartuigen enzoovoorts. Met den opstand tegen Spanje verdween de regelmaat bij het Zeewezen weder, doch niet de moed en de zeemanschap van de Hollandsche zeelieden, die onder den naam van Watergeuzen met hun te goed bekend wapenfeit voor den Briel het bloeitijdperk openden, waarin Nederland meester op zee werd, waarvan wel het grootste bewijs is geweest, de wereldberoemde tocht naar Chatham. Den 17 Juni 1667 verscheen de Nederlandsche vloot onder Admiraal de Ruyter voor de Thames, die zij volledig afsloot terwijl een gedeelte der vloot onder viceadmiraal van Gent tot Chatham doordrong. De schrik in London was groot, men be stormde de Banken en begon te vluchten. Resultaat van de tocht was de vrede van Breda, waarbij o'a. de nadeelige en minder eervolle Acte van Navigatie herzien en be perkt werd. Het verdient opmerking dat veronacht zaming van de vloot" van de zijde van Enge land hier een groot gewicht in de schaal legde. Na dit tijdperk van bloei mag men niet meer spreken van een beschermende oorlogs vloot en zullen we nagaan hoe de handel beschermd werd door tractaten. En dan komt men tot de verbluffende conclusie, dat, ondanks de vele overeen komsten, men steeds meer van het beoogde doel schijnt af te raken. Het gaat er mede als met het oorlogvoeren Vroeger had men de gewoonte het restantje van de bemanning van een veroverd schip de voeten te spoelen." 't Was niet netjes, maar als men nu leest hoe de moderne techniek kans ziet in n uurtje een paar duizend menschen tegelijk naar den kelder te jagen, dan was men vroeger waarlijk nog zoo wreed niet, temeer als men het volgende excuus voor dat Voetenspoelen leest: Maer was evenwel groote oorsaeck, dat de Spangiaerds, die voorheen al dood sloe gen wat zij in handen kregen, daerna wat beleefder met haer gevangens omgingen Want sij sagen dat men haer met deselve maet weder in mat." Zoo lezen we ook dat Sonoy een zwaa stuk geschut meevoerde om o.a. Muiden te beschieten, en dat dolle Griet" genoemd werd. zulke figuren is Toorop altijd psychologisch" geweest. Hier wordt eens de psychologie van die ne figuur verrijkt door een zelfportret; Toorop en een vrouw bewegen zich op een der teekeningen, te samen zoekend en wij zend, voort. PLASSCHAERT Mension, Pulchri Studio, den. Haag De derde schilder, dien ik van deze tenoonstelling bespreken wil, is Mension, de :e tamme schilder van wilde dieren, maar die soms even doet opzien van wat hij daar-naast maakt. Mension mist de drift van de Rouville; de scherpe spanning van Bakels; daardoor zijn zijn leeuwen en leeuwinnen zwak. Maar hij is anderzijds een langzaam, secuur, Hollandsch broekje, en daardoor werd dit Mannetje in de kroeg" met het glaasje drank naast zich op de tafel, zoo wél ge* arakteriseerd. Het is een toestand en soort denken dat Mension na-ligt, en hij is schil der genoeg om dit te kunnen uitdrukken. 'n dit werkje treffen eigenschappen, die ge vindt in de Amsterdamsche school, bij AllebéAlles is goed na-gegaan, en op zekere waarde gebracht. Niet is daarom echter alles gelukt: de handen en de beenen zijn zwak van modèlé, maar het witte muurtje s goed; de kop, die daarvoor zit, is juist en typisch, en de stillevenpartijen: 't glaasje, afel, en lamp zijn met Hollandsche bedaagd heid geformuleerd. PLASSCHAERT David Bautz .Protector, Rotterdam David Bautz is een nog jong schilder. Hij is, 3 Juni 1884 in den Haag geboren, en leerling van de Haagsche Akademie. Het werk dat hij tot nu toe heeft laten zien vertoonde een verband met dat van W. van den Berg en van Theo Goedvriend. Deze zijn, als hij, romantisch. Het werk van dit drietal was dikwijls smaakvol, maar het deed dikwijls het gevaar zien van zoo jonge, technisch zoo ver zijnde schilders: dat het tot een formule werd; tot een pro cédé; dat het verstijfde en levenloos mocht worden. Bautz, hoewel in een niet-eigen-aardig gamma schilderend, vertoonde de zuiverste schilders-hoedanigheden en de meeste be weging in den geest. Hij was van tijd tot tijd een belangrijk stillevensschilder (vooral technisch), en hij gaf niet het gevoel, dat de anderen gaven; van enkel smaakvolle arrangeurs te zijn en jonge, vlotte, vluchtige, virtuozen. Deze drie hebben, bij alles wat hun ge meen is, nog een te constateeren gelijkheid: een invloed werkt op hen in van W. van Konijnenburg. Bij Goedvriend behoort deze, gedeeltelijk zeker, tot het verleden; bij W. van den Berg leidde deze invloed tot tijdelijke vernietiging Bautz ondergaat hem, maar weerstaat hem gedeeltelijk, door d'eigen kracht. PLASSCHAERT Eere wien... enz. Voor de goede erde" verzoekt de heer Otto Knaap ons mede te deelen, dat het woord Barbarosserie", dat tot titel is ge kozen voor de door ons besproken verza meling tooneelkritieken van Barbarossa", het eerst door hem is gebruikt. In het Eindhovensche Dagblad" van 7 Maart 1914 n.l. schreef de heer Knaap boven zijn bespreking van Barbarossa's Journa listieke Rolmops" het speelwoord Barba rosserie". Illl* IMMIIIIIIIIItlllllllMUHIIMIIMIIIIIIMItMIIIIIIIIIItllinil HIII1IIIMHHI1 Er stond n.l. het volgende versje op. De dolle Griet is mijn naem Dus blaas ik door de Lucht mijn faem, Had ik mijn Broeder bij de hand, 'k Had moed te dwingen gansch Holland. 2) De bedoelde broeder" was een dergelijk stuk geschut dat de oude Hillebrand" genoèmd werd. Wreede tijden, niet waar? Maar is de tijd van de Vlijtige Bertha" wel veel zacht zinniger? Nu dient men te erkennen dat het niet veel nut heeft tractaten te maken, wanneer die niet algemeen erkend worden of, door de betrokken partijen niet nageleefd worden, zooals nog wel eens voorgekomen is. In verband met de tegenwoordige gebeur tenissen is het dan ook van groot belang na te gaan wat in de laatste helft der 18e eeuw in Nederland plaats vond. Toen kwam ons land tijdens den oorlog tusschen Engeland en Pruissen aan de eene en Frankrijk en Oostenrijk aan de andere zijde, al in even moeielijken toestand als thans wat betreft het handhaven der onzij digheid, Een groote mate van bezadigdheid werd ook toen van de Regeering vereischt om vrede en welvaart te bewaren. Er bestond toen ook een tractaat met Engeland, n.l. dat van 1674, maar dit land hield er zich niet aan. Althans, zoo was de redeneering van de Hollandsche kooplieden, die voortdurend op bescherming van den handel aandrongen, maar over het hoofd zagen dat er onder hen waren die steeds voortgingen oorlogs materiaal en scheepsbehoef ten aan de vijanden van Engeland te leveren, hetgeen begrijpe lijkerwijze bij het Tractaat van 1674 ver boden was. Geen wonder dat Engeland, dat toch al door zijn meesterschap op zee geneigd was het recht der Vrije Zee, door Hugp de Groot zoo meesterlijk bepleit, te bestrijden, onze schepen aan ging houden en waar men daarna van de zijde der kooplieden begon te praten over het schreeuwend onrecht en de grove beleedigingen" ons door Engeland aangedaan, zonder aan te roeren of daar ook reden voor was, leverde het voor de Staten-Generaal groote moeilijkheden op, den weg te blijven bewandelen langs welken vrede en welvaart bewaard konden blijven. Zoo was ook in den oorlog tusschen Engeland en Amerika de verleiding voor de Hollandsche kooplieden te groot om Amerika van uit de West-Indische Koloniën, niet van krijgsbeooodigdheden te voorzien, waarover EEN ERKENDE MEID. Zooals men weet gaat de medische wereld niet zoo licht over tot het geven van schrifteljjke aanbevelingen voor een of ander middel. Wanneer men dus een middel aantreft, waar omtrent een groot aantal medici gunstige verklaringen hebben afgelegd, kan men er staat op maken, dat dit middel als deug delijk is beproefd In dit nummer van ons blad is bijgevoegd een prospectus omtrent het bekende versterkingsmiddel voor zenu wen en lichaam, Sanatogen, dat door meer dan 20000 medici schriftelijk als deugdelijk is erkend en dat, zooals vroeger reeds gemeld, te Londen op het Medisch Wereldcongres met den Grand-Prix bekroond werd. Monsters, geïllustreerde prijscou ranten en attesten zenden gaarne N. V. Ned. Tricotfabriek VALTON ZONEN, Amsterdam. VOUW l TE NONSPEET. Mooie boschrrjketerreinen.Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.ij DE VELUWE", Nunspeet. (JHANW YtNS DÉ(HiAMPAGNt GoncefsiónViaijesiv;.. Sautjer&Polfs,Maastjycht. N.Y.Mannfactnreninagazijn Het Anker" uitsluitend gevestigd: 49 Yeenestraat en Heulstraat 27, den Haag. SPECIALITEIT IN WITTE GOEDEREff, UITZETTEN EJT UITRUSTINGEN Wollen en Katoenen Tricotgoederen van de bekende merken. VERHUIZINGEN onder GARANTIE. BERGPLAATS voer INBOEDELS. Amsterdam, Frans van Mierisstraat 90. Tel. Z. 822. IIIIIMUIIIMIIMtllllllllllllllHlllllMIIIUIUMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIltrilllllllinilllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllll de Engelsche gezant zich herhaaldelijk be klaagde. 3) Niettemin gingen de kooplieden voort. Frankrijk drong voortdurend aan op nieuwe zendingen en Amsterdam stuurde maar. Zelfs werd de Amerikaansche kaperkapitein Paul Joiies in 1779 als een held ingehaald, hetgeen natuurlijk Engeland wel moest ver bitteren, al deden Prins Willem V en de Staten-Generaal hun uiterste best om door strikte neutraliteit den vrede te bewaren. De verbittering was tenslotte oorzaak dat een Hollandsch Smaldeel onder van Bylandt in vollen vrede aangevallen werd en Engeland eischte daarmede kort en bondig de hulp van Holland waartoe dit land volgens het tractaat van 1674 verplicht was. Het resultaat was dat in 1780 ons land in den algemeenen oorlog werd betrokken, welke tegen het toen op zee zoo overmachtige Engeland geen goed resultaat meer kon hebben, al flikkerde de oude luister" nog eenmaal even op bij Doggersbank. Op het laatste oogenblik was nog een poging gedaan om den oorlog af te weren door zich aan te sluiten bij het Stelsel der Gewapende Neutraliteit. Katharina V van Rusland had dit stelsel in het leven geroepen om haar handel te beveiligen. Zij stelde tegenover het Engelsche begrip van contrabande, dat zoo ruim mogelijk was, hare eigen opvatting, waarbij oorlogs behoefte in engeren zin als contrabande werd beschouwd. Zweden en Denemarken hadden er zich reeds bij aangesloten, maar Nederland kwam juist te laat om er het bondgenootschap en de bescherming van Rusland door te ge nieten. En nu hebben de gebeurtenissen van de laatste maanden geleerd dat het werk van Hugo de Groot nog lang niet de gewenschte vruchten heeft gedragen. Zoolang tractaten niet algemeen zijn aan genomen, of men er zich niet aan houdt, blijft het eenvoudig een kwestie van wie de baas is op zee. De natie, welke de zee zoodanig met oorlogschepen kan stoffeeren dat niemand zijn heerschappij ontkent, is dan in staat zijne rechten, of vermeende rechten, te handhaven. Sedert de laatste eeuwen is dat met Enge land het geval en Duitschland was van plan te eeniger tijd zo0 te willen worden, zooals men lezen kan in Deutschland und der niichste Krieg", het bekende werk van Bernhardi, die beweert dat niet alleen het leger maar ook de vloot zoodanig ontwikkeld moet worden dat deze Duitschland de opper heerschappij ter zee waarborgt en daar mede die over de wereld! Tractaten van meer recenten datum zijn die vervat in de Declaratie van Parijs (1856) en de Haagsche Conventie (1907) en de Londensche Declaratie en wie had gedacht dat reeds zóspoedig de praktijk van deze laatsten behandeld zou moeten worden? Het Engelsche blad, The Times", wees er op dat het aanhouden van Hollandsche schepen in Hollandsche handelskringen irri teerend werkt en het de Nederlandsche Regeering in groote moeielijkheden brengt met het oog op het Rijntractaat, terwijl het weekblad Fairplay" de positie van Neder land schetst als between the devil and the deep sea". Maatregelen door de Regeering genomen wijzen er op dat deze in den huldigen oor log met dezelfde moeilijkheden te kampen heeft als die van de 18e eeuw, en als men leest dat H. M. de Koningin in de Troon rede een beroep deed op alle onderdanen om zoo strikt mogelijk onze neutraliteit te handhaven, dan denkt men onwillekeurig aan die 18e eeuw, toen er onderdanen waren die oorzaak waren van veel ellende. Het ligt trouwens voor de hand dat trac taten ook opgeïisigd dienen te worden door de neutrale partij, wil deze geen belemme ring ondervinden. Wat in dezen oorlog wel het meest in het oog valt en natuurlijk niet het minst bij de zeevarenden is het nieuwe nadeel, en vooral het groote gevaar, dat aan de neutrale scheepvaart wordt toegebracht door het leggen van mijnen. Mijnen mogen voor een kleine mogend heid een prachtig verdedigingsmiddel zijn om hare havens te beveiligen, al kunnen zij de neutrale vaart dan nog schade genoeg toebrengen, maar waar ze gestrooid worden in volle zee en zonder aanduiding van plaats, worden de vernielingswerktuigen barbaarscher dan ze in de middeleeuwen ooit zijn toegepast, omdat de neutraal meestal allén de dupe is. Als men nu reeds van een lichtpunt mag spreken in dezen verschrikkelijken oorlog, dan is het misschien dit, dat de plaats gehad hebbende feiten voor ieder een sterke aansporing mogen zijn alles in het werk te stellen tot verscherping en naleving van tractaten in de toekomst. Vlissingen J. ODERWALD Gezagvoerder S. M. Zeeland 1) de Jonge, Het Nederl. Zeewezen. 2) Velius, Kronyck van Hoorn. 3) Brugmans en Kernkamp, Algemeene Geschiedenis.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl