Historisch Archief 1877-1940
7 Febr; '15. No. 1963
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
zeugt, In jeder Art n Segen für uhser
nationales Leben bleiben, und ein
gemeinsames Unglück würde alle Teile nur fester
zusaramen schmleden. Und wenn unsdann
nach einem solchen in Oezenium die
Vorsehung wieder eine pplitische Führung
schenkte, die es zu verhindern vermochte,
dass noch einmal all das Uebelwollen der
ganzen Erde trotz im brigem trennender
Ziele sich gegen uns vereinigt, die mit
Bismarkscher Kunst verstande, unsere Feinde
duren einander triatt zu setzen, so würden
wir auch nach einem tieten Fall wieder zur
Qrossmacht werden.
Aber für den Augenblick dürfen wir ja
trotz der Schwere der Zeit zuversichtlich
horten, dass wir bestehen werden.
tlllllllllHIIIIIIIIMIIIIII ..... IIIIIIIIIIIIIIIIII ..... l ..... Illllllll ...... Illl
Tentoonstelling van oude en nieuwe
kunst
Bij FREDERIK MULLER & Co.
Ten bate van het Koninklijk Nationaal
Steuncomit
Deze tentoonstelling ontleent haar belang
aan haar gehalte en haar verscheidenheid.
Uit den voorraad der firma is met wijs beleid
een keuze gedaan. Er is niets minderwaardigs;
er is van alles wat en er is niet te veel. Uit
verschillende tijdperken zijn kunstuitingen
vertegenwoordigd. Er zijn miniaturen uit de
14e, drukken uit de 15e, schilderingen uit de
16e eeuw. De 17e eeuw is vooral met schil
derijen en teekeningen (van Rembrandt), de
18e met porselein, tapijten en meubelen ver
tegenwoordigd. De 19e eeuw had geen
eigen gebruikskunst: eene kleine verzame
ling moderne Hollandsche schilderijen ver
tegenwoordigt haarkunst-aspiraties en besluit
de tentoonstelling op eigenaardige wijze.
Alles is uitnemend, overzichtelijk, zooveel
mogelijk naar tijdsorde gerangschikt en met
den bekenden smaak geëtaleerd. Aan de
bedoeling ten opzichte van het Nationaal
.Steuncomitéwordt men op bescheiden wijze
herinnerd.
Van het opmerkelijkste noemen wij de
zeven, uitmuntend bewaarde, uit de abdij
van Tongerloo afkomstige paneelen, door
Qosewijn van der Weijden met tafereelen
verbeeldende de legende van de H. Dymphna,
beschilderd. De schilder, een nazaat van den
grooten Rogier, was een tijdgenoot van
Quinten Metsijs en werkte te Antwerpen.
Hij heeft in houding en gebaar van zijn
figuren het gedwongene der primitieven;
het dramatische gebeuren komt in de beide
hoofdpersonen maar matig tot zijn recht.
Daartegenover zijn de tronies der bijper
sonen dikwijls van een echt Vlaamsche
realistiek. Maar vol bekoring is de stille,
trouwhartige manier van vertellen, de rustige
zekerheid van een werkmanschap dat zich
voortdurend gelijk blijft.en aan het groote
en het kleine een gelijke zorg besteedt; de
gloed der prachtig samenklinkende en toch
in hun volle lokale kracht behouden kleuren,
de fijne gestemde landschappelijke omge
ving; waarin de schilder zijn gebeurtenissen
plaatst. Men voelt den vasten bodem waarin
deze kunst wortelt en toch ontroert zij door
een naïeveteit, die haar niet van deze aarde
doet schijnen.
De aanwezige oude schilderijen van lateren
datum, hoewel van goede hoedanigheid,
hebben niet het belang van deze.
Buitengewoon rijk vertegenwoordigd is
het Saksisch porselein. Tot het
merkwaarllllllltllllMIIIMIUIIIIIIIIHIHI
Bescherming van de Koopvaart
in Oorlogstijd
De Redactie stelde mij voor, de lezing
over bovengenoemd onderwerp, door mij
gehouden te Rotterdam en Amsterdam voor
de Vereeniging van Nederlandscne Gezag
voerders ,en Stuurlieden ter Koopvaardij,
voor dit blad te bewerken.
Aanleiding tot de lezing was voor een
groot gedeelte het streven van het Bestuur
van bovengenoemde Vereeniging om in deze
treurige tijden hulp te verleenen, waarbij
zij het oog gevestigd had op den nood
harer Zustervereeniging, die der Binnen
schippers, waarvan vele leden tengevolge
van den.oorlog in zorgvolle omstandigheden
verkeeren.
Voor de hand lag dat een onderwerp ge
kozen werd, overeenkomende met deze om
standigheden, en waarop in den laatsten
tijd toch al veel de aandacht viel, niet alleen
bij zeevarenden.
Het was dan ook de aanhouding van
koopvaardij-schepen, die mij eens na deed
gaan hoe het in den loop der tijden met
de bescherming der Koopvaart gegaan is.
Van zelf spreekt dat de Redactie mij slechts
kon toestaan, de lezing zér verkort weer
te geven. Ik hoop er echter in te slagen
dat dit de belangrijkheid niet te veel schaadt.
Van de ontwikkeling van den Koophandel en
de bescherming daarvan in de middeleeuwen
zal ik hier dan ook maar alleen aanhalen
dat men eerst in de 10e eeuw leest van eene
verplichting om bij te dragen, kogschult"
genaamd en er ten tijde van Filips den
Goede voor het eerst melding wordt gemaakt
van vrede-schepen," die later Konvoyers
genoemd werden.
Na dien tijd krijgt men meer orde in
zeezaken en omstreeks de helft der 15e eeuw
leest -men van den eersten Admiraal, graaf
Henrik van Borsselen, Heer van Ter Vere,
onder den titel van Kapitein-Generaal en
Admiraal van de Zee. 1)
Deze admiraal kreeg de meest uitgebreide
vrijheid van handelen; hij moest zijne onder
bevelhebbers doen zweren, geen overlast te
doen aan de vrienden des Konings en zij
kregen speciale orders er voor te waken dat
goederen van kooplieden der bevriende
natiën, welke in de prijsgemaakte schepen
gevonden werden aan de wettige eigenaren
teruggegeven werden, met vergoeding van
eventueele onkosten en schade.
De instelling van deze admiraliteit is van
groot belang omdat ze een voorbeeld is
geweest aan alle volgende.
Wij zijn in de gelegenheid dagelijks in
binnen- en buitenland maatregelen aan te
digste behoort een zwart-Sakslsche trekpót
(Böttger) met fijn gekleurde Chlneesche
figuurtjes versierd. Dit vroege stuk het
doet met zijn dik opgelegd glanzend email
eerder aan aardewerk dan aan porcelein
denken vertoont verwantschap met
Delftsch. Böttger immers had zich aanvan
kelijk met de bestudeering van het Delftsch
aardewerk beziggehouden en zelfs in 1708
te Dresden een faience-fabriek opgericht.
Het overtreft in delicaatheid een
zwartDelftsch specimen mede op deze tentoon
stelling aanwezig. Er zijn overigens een
paar zeer fraaie Saksische theeserviesen en
beeldjes en groepen van ongeveer alle 18e
eeuwsche Duitsche fabrieken. Daarbij onder
scheiden zich die van Höchst als steeds
door breedheid van behandeling en eenvoud
van versiering.
Opmerkelijk is ook het majolica, dat in
Holland zelden in zoo groote verscheiden
heid vertoond wordt. Men ziet hoezeer het
kleurige, luidruchtige Urbino aardewerk
afwijkt van het deftige Faënza en van het
stille, in n toon gestemde, metaal-glanzende
Deruta dat duidelijk op Spaansch-Nborsche
nvloeden teruggaat en zich zoo goed met
stukken va»Perzische herkomst (in de
vitrine blijkbaar opzettelijk er naast ge
plaatst) verdraagt.
Een kast met blauw-Chineesch porselein
doet even het gemis aan gekleurd gevoelen,
waarvan wij bij andere gelegenheden op
deze zelfde plaats zulke uitnemende staaltjes
gezien hebben.
De tentoonstelling besluit met moderne
schilderijen uit de Haagsche school (Collectie
van Randwijk). Zij zijn bijna zonder uit
zondering van uitstekende kwaliteit en met
de beste namen geteekend. Er is een dui
delijke scheiding tusschen deze groep en de
overige. De moderne kunst is bij uitstek en
met bewustheid persoonlijk. Zij mag zich
in de natuur verdiepen, het is den maker
vooral om zijn bijzonder, tot schoonheid
geworden, beeld er van te doen. Van den
16e eeuwschen meester, wiens vrome ziel
zijns ondanks door zijn werk heenschijnt, zijn
we ver verwijderd. Komt het omdat deze
kunst cns zoo na staat, dat wij toch niet
het gevoel krijgen van een teruggang? Zeker
is dat wij niet het minst genoten hebben
van dat bekende superbe schilderij met de
twee kinderen, van Jaap Maris. Wat een
prachtig beheeerschte hartstocht in deze zeer
bewuste en zeer savante schildering. Het is
ten slotte een kwestie van smaak, van op
voeding, van veel andere invloeden, welke
kunst ons het meest en het zuiverst ontroert.
In elk geval is het geen geringe lof voor
onze moderne Haagsche school, dat haar
kunst het vele fraais dat de tentoonstelling
biedt, zoo waardig besluit.
H.
Toorop, te Dordrecht
(in Pictura)
Toorop zond vier teekeningen in, alle uit
1914. Twee ervan dragen, als onderschrift,
den naam van la Belgique Sanglante," maar
alle vier zijn ze uit n geaardheid en aller
voorstelling is: figuur of figuren, staand of
zich bewegende in brandende steden, of
voortijlend, op den voorgrond, vór een
kerk- en torenrijke stad. De vormen zijn
in deze teekeningen hoekig en vrij groot
gehouden, maar de hoekigheid (altijd door
Toorop gaarne gezocht) vertoont hier meer
constructie dan vroeger; tevens is er min
der overdrijving in, meer noodzakelijkheid.
Dit is een verschil met een teekening als
b.v, de Werkstaking." Ook daar is de
zwaargebroken lijn een deel der uitdrukking, maar
ze is in haar breuken (het blijkt door deze
werken) niet gevarieerd genoeg en niet sterk
genoeg. Als altijd bevatten deze vier : sym
bolen, en een herhaling van n
menschefiguur, die telkens weerkeert, met telkens
andere stemming bezien en beschouwd. In
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
treffen, die toen k voorgeschreven waren,
zooals het plaatsen van onderzoekingsvaar
tuigen voor de havens, 't geven van een
wachtwoord aan passeerende schepen, dat
toenmaals gewoonlijk een naam van een
heilige was tegenwoordig moeten we een
vlag of vlaggesein opzetten, het wegnemen
van tonnen en bakens en loodsvaartuigen
enzoovoorts.
Met den opstand tegen Spanje verdween
de regelmaat bij het Zeewezen weder, doch
niet de moed en de zeemanschap van de
Hollandsche zeelieden, die onder den naam
van Watergeuzen met hun te goed bekend
wapenfeit voor den Briel het bloeitijdperk
openden, waarin Nederland meester op zee
werd, waarvan wel het grootste bewijs is
geweest, de wereldberoemde tocht naar
Chatham.
Den 17 Juni 1667 verscheen de
Nederlandsche vloot onder Admiraal de Ruyter
voor de Thames, die zij volledig afsloot
terwijl een gedeelte der vloot onder
viceadmiraal van Gent tot Chatham doordrong.
De schrik in London was groot, men be
stormde de Banken en begon te vluchten.
Resultaat van de tocht was de vrede van
Breda, waarbij o'a. de nadeelige en minder
eervolle Acte van Navigatie herzien en be
perkt werd.
Het verdient opmerking dat veronacht
zaming van de vloot" van de zijde van Enge
land hier een groot gewicht in de schaal legde.
Na dit tijdperk van bloei mag men niet
meer spreken van een beschermende oorlogs
vloot en zullen we nagaan hoe de handel
beschermd werd door tractaten.
En dan komt men tot de verbluffende
conclusie, dat, ondanks de vele overeen
komsten, men steeds meer van het beoogde
doel schijnt af te raken.
Het gaat er mede als met het oorlogvoeren
Vroeger had men de gewoonte het restantje
van de bemanning van een veroverd schip
de voeten te spoelen." 't Was niet netjes,
maar als men nu leest hoe de moderne
techniek kans ziet in n uurtje een paar
duizend menschen tegelijk naar den kelder
te jagen, dan was men vroeger waarlijk nog
zoo wreed niet, temeer als men het volgende
excuus voor dat Voetenspoelen leest:
Maer was evenwel groote oorsaeck, dat
de Spangiaerds, die voorheen al dood sloe
gen wat zij in handen kregen, daerna wat
beleefder met haer gevangens omgingen
Want sij sagen dat men haer met deselve
maet weder in mat."
Zoo lezen we ook dat Sonoy een zwaa
stuk geschut meevoerde om o.a. Muiden te
beschieten, en dat dolle Griet" genoemd
werd.
zulke figuren is Toorop altijd psychologisch"
geweest. Hier wordt eens de psychologie van
die ne figuur verrijkt door een zelfportret;
Toorop en een vrouw bewegen zich op een
der teekeningen, te samen zoekend en wij
zend, voort.
PLASSCHAERT
Mension, Pulchri Studio, den. Haag
De derde schilder, dien ik van deze
tenoonstelling bespreken wil, is Mension, de
:e tamme schilder van wilde dieren, maar
die soms even doet opzien van wat hij
daar-naast maakt. Mension mist de drift van
de Rouville; de scherpe spanning van Bakels;
daardoor zijn zijn leeuwen en leeuwinnen
zwak. Maar hij is anderzijds een langzaam,
secuur, Hollandsch broekje, en daardoor werd
dit Mannetje in de kroeg" met het glaasje
drank naast zich op de tafel, zoo wél
ge* arakteriseerd. Het is een toestand en soort
denken dat Mension na-ligt, en hij is schil
der genoeg om dit te kunnen uitdrukken.
'n dit werkje treffen eigenschappen, die ge
vindt in de Amsterdamsche school, bij
AllebéAlles is goed na-gegaan, en op zekere
waarde gebracht. Niet is daarom echter
alles gelukt: de handen en de beenen zijn
zwak van modèlé, maar het witte muurtje
s goed; de kop, die daarvoor zit, is juist
en typisch, en de stillevenpartijen: 't glaasje,
afel, en lamp zijn met Hollandsche bedaagd
heid geformuleerd.
PLASSCHAERT
David Bautz
.Protector, Rotterdam
David Bautz is een nog jong schilder.
Hij is, 3 Juni 1884 in den Haag geboren,
en leerling van de Haagsche Akademie.
Het werk dat hij tot nu toe heeft laten
zien vertoonde een verband met dat van
W. van den Berg en van Theo Goedvriend.
Deze zijn, als hij, romantisch. Het werk
van dit drietal was dikwijls smaakvol, maar
het deed dikwijls het gevaar zien van zoo
jonge, technisch zoo ver zijnde schilders:
dat het tot een formule werd; tot een pro
cédé; dat het verstijfde en levenloos mocht
worden.
Bautz, hoewel in een niet-eigen-aardig
gamma schilderend, vertoonde de zuiverste
schilders-hoedanigheden en de meeste be
weging in den geest. Hij was van tijd tot
tijd een belangrijk stillevensschilder (vooral
technisch), en hij gaf niet het gevoel, dat
de anderen gaven; van enkel smaakvolle
arrangeurs te zijn en jonge, vlotte, vluchtige,
virtuozen.
Deze drie hebben, bij alles wat hun ge
meen is, nog een te constateeren gelijkheid:
een invloed werkt op hen in van W. van
Konijnenburg. Bij Goedvriend behoort deze,
gedeeltelijk zeker, tot het verleden; bij W. van
den Berg leidde deze invloed tot tijdelijke
vernietiging Bautz ondergaat hem, maar
weerstaat hem gedeeltelijk, door d'eigen
kracht.
PLASSCHAERT
Eere wien... enz.
Voor de goede erde" verzoekt de heer
Otto Knaap ons mede te deelen, dat het
woord Barbarosserie", dat tot titel is ge
kozen voor de door ons besproken verza
meling tooneelkritieken van Barbarossa",
het eerst door hem is gebruikt.
In het Eindhovensche Dagblad" van 7
Maart 1914 n.l. schreef de heer Knaap boven
zijn bespreking van Barbarossa's Journa
listieke Rolmops" het speelwoord Barba
rosserie".
Illl* IMMIIIIIIIIItlllllllMUHIIMIIMIIIIIIMItMIIIIIIIIIItllinil HIII1IIIMHHI1
Er stond n.l. het volgende versje op.
De dolle Griet is mijn naem
Dus blaas ik door de Lucht mijn faem,
Had ik mijn Broeder bij de hand,
'k Had moed te dwingen gansch Holland. 2)
De bedoelde broeder" was een dergelijk
stuk geschut dat de oude Hillebrand"
genoèmd werd.
Wreede tijden, niet waar? Maar is de tijd
van de Vlijtige Bertha" wel veel zacht
zinniger?
Nu dient men te erkennen dat het niet
veel nut heeft tractaten te maken, wanneer
die niet algemeen erkend worden of, door
de betrokken partijen niet nageleefd worden,
zooals nog wel eens voorgekomen is.
In verband met de tegenwoordige gebeur
tenissen is het dan ook van groot belang
na te gaan wat in de laatste helft der 18e
eeuw in Nederland plaats vond.
Toen kwam ons land tijdens den oorlog
tusschen Engeland en Pruissen aan de eene
en Frankrijk en Oostenrijk aan de andere
zijde, al in even moeielijken toestand als
thans wat betreft het handhaven der onzij
digheid,
Een groote mate van bezadigdheid werd
ook toen van de Regeering vereischt om
vrede en welvaart te bewaren.
Er bestond toen ook een tractaat met
Engeland, n.l. dat van 1674, maar dit land
hield er zich niet aan.
Althans, zoo was de redeneering van de
Hollandsche kooplieden, die voortdurend op
bescherming van den handel aandrongen,
maar over het hoofd zagen dat er onder
hen waren die steeds voortgingen oorlogs
materiaal en scheepsbehoef ten aan de vijanden
van Engeland te leveren, hetgeen begrijpe
lijkerwijze bij het Tractaat van 1674 ver
boden was.
Geen wonder dat Engeland, dat toch al
door zijn meesterschap op zee geneigd was
het recht der Vrije Zee, door Hugp de Groot
zoo meesterlijk bepleit, te bestrijden, onze
schepen aan ging houden en waar men daarna
van de zijde der kooplieden begon te praten
over het schreeuwend onrecht en de grove
beleedigingen" ons door Engeland aangedaan,
zonder aan te roeren of daar ook reden voor
was, leverde het voor de Staten-Generaal
groote moeilijkheden op, den weg te blijven
bewandelen langs welken vrede en welvaart
bewaard konden blijven.
Zoo was ook in den oorlog tusschen
Engeland en Amerika de verleiding voor de
Hollandsche kooplieden te groot om Amerika
van uit de West-Indische Koloniën, niet van
krijgsbeooodigdheden te voorzien, waarover
EEN ERKENDE MEID.
Zooals men weet gaat de
medische wereld niet zoo licht
over tot het geven van
schrifteljjke aanbevelingen voor een
of ander middel. Wanneer men
dus een middel aantreft, waar
omtrent een groot aantal medici
gunstige verklaringen hebben
afgelegd, kan men er staat op
maken, dat dit middel als deug
delijk is beproefd In dit nummer
van ons blad is bijgevoegd een
prospectus omtrent het bekende
versterkingsmiddel voor zenu
wen en lichaam, Sanatogen, dat
door meer dan 20000 medici
schriftelijk als deugdelijk is
erkend en dat, zooals vroeger
reeds gemeld, te Londen op het
Medisch Wereldcongres met den
Grand-Prix bekroond werd.
Monsters, geïllustreerde prijscou
ranten en attesten zenden gaarne
N. V. Ned. Tricotfabriek VALTON
ZONEN, Amsterdam.
VOUW l TE NONSPEET.
Mooie boschrrjketerreinen.Spoor.Tram,
Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen
M.ij DE VELUWE", Nunspeet.
(JHANW YtNS DÉ(HiAMPAGNt
GoncefsiónViaijesiv;..
Sautjer&Polfs,Maastjycht.
N.Y.Mannfactnreninagazijn Het Anker"
uitsluitend gevestigd:
49 Yeenestraat en Heulstraat 27, den Haag.
SPECIALITEIT IN
WITTE GOEDEREff,
UITZETTEN EJT UITRUSTINGEN
Wollen en Katoenen Tricotgoederen van de bekende merken.
VERHUIZINGEN onder GARANTIE.
BERGPLAATS voer INBOEDELS.
Amsterdam, Frans van Mierisstraat 90. Tel. Z. 822.
IIIIIMUIIIMIIMtllllllllllllllHlllllMIIIUIUMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIltrilllllllinilllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllll
de Engelsche gezant zich herhaaldelijk be
klaagde. 3)
Niettemin gingen de kooplieden voort.
Frankrijk drong voortdurend aan op nieuwe
zendingen en Amsterdam stuurde maar.
Zelfs werd de Amerikaansche kaperkapitein
Paul Joiies in 1779 als een held ingehaald,
hetgeen natuurlijk Engeland wel moest ver
bitteren, al deden Prins Willem V en de
Staten-Generaal hun uiterste best om door
strikte neutraliteit den vrede te bewaren.
De verbittering was tenslotte oorzaak dat
een Hollandsch Smaldeel onder van Bylandt
in vollen vrede aangevallen werd en Engeland
eischte daarmede kort en bondig de hulp
van Holland waartoe dit land volgens het
tractaat van 1674 verplicht was.
Het resultaat was dat in 1780 ons land
in den algemeenen oorlog werd betrokken,
welke tegen het toen op zee zoo overmachtige
Engeland geen goed resultaat meer kon
hebben, al flikkerde de oude luister" nog
eenmaal even op bij Doggersbank.
Op het laatste oogenblik was nog een
poging gedaan om den oorlog af te weren
door zich aan te sluiten bij het Stelsel der
Gewapende Neutraliteit.
Katharina V van Rusland had dit stelsel
in het leven geroepen om haar handel te
beveiligen.
Zij stelde tegenover het Engelsche begrip
van contrabande, dat zoo ruim mogelijk
was, hare eigen opvatting, waarbij oorlogs
behoefte in engeren zin als contrabande
werd beschouwd.
Zweden en Denemarken hadden er zich
reeds bij aangesloten, maar Nederland kwam
juist te laat om er het bondgenootschap en
de bescherming van Rusland door te ge
nieten.
En nu hebben de gebeurtenissen van de
laatste maanden geleerd dat het werk van
Hugo de Groot nog lang niet de gewenschte
vruchten heeft gedragen.
Zoolang tractaten niet algemeen zijn aan
genomen, of men er zich niet aan houdt,
blijft het eenvoudig een kwestie van wie de
baas is op zee.
De natie, welke de zee zoodanig met
oorlogschepen kan stoffeeren dat niemand
zijn heerschappij ontkent, is dan in staat
zijne rechten, of vermeende rechten, te
handhaven.
Sedert de laatste eeuwen is dat met Enge
land het geval en Duitschland was van plan te
eeniger tijd zo0 te willen worden, zooals men
lezen kan in Deutschland und der niichste
Krieg", het bekende werk van Bernhardi,
die beweert dat niet alleen het leger maar
ook de vloot zoodanig ontwikkeld moet
worden dat deze Duitschland de opper
heerschappij ter zee waarborgt en daar
mede die over de wereld!
Tractaten van meer recenten datum zijn
die vervat in de Declaratie van Parijs (1856)
en de Haagsche Conventie (1907) en de
Londensche Declaratie en wie had gedacht
dat reeds zóspoedig de praktijk van deze
laatsten behandeld zou moeten worden?
Het Engelsche blad, The Times", wees er
op dat het aanhouden van Hollandsche
schepen in Hollandsche handelskringen irri
teerend werkt en het de Nederlandsche
Regeering in groote moeielijkheden brengt
met het oog op het Rijntractaat, terwijl het
weekblad Fairplay" de positie van Neder
land schetst als between the devil and the
deep sea".
Maatregelen door de Regeering genomen
wijzen er op dat deze in den huldigen oor
log met dezelfde moeilijkheden te kampen
heeft als die van de 18e eeuw, en als men
leest dat H. M. de Koningin in de Troon
rede een beroep deed op alle onderdanen
om zoo strikt mogelijk onze neutraliteit te
handhaven, dan denkt men onwillekeurig
aan die 18e eeuw, toen er onderdanen waren
die oorzaak waren van veel ellende.
Het ligt trouwens voor de hand dat trac
taten ook opgeïisigd dienen te worden door
de neutrale partij, wil deze geen belemme
ring ondervinden.
Wat in dezen oorlog wel het meest in
het oog valt en natuurlijk niet het minst
bij de zeevarenden is het nieuwe nadeel,
en vooral het groote gevaar, dat aan de
neutrale scheepvaart wordt toegebracht door
het leggen van mijnen.
Mijnen mogen voor een kleine mogend
heid een prachtig verdedigingsmiddel zijn
om hare havens te beveiligen, al kunnen
zij de neutrale vaart dan nog schade genoeg
toebrengen, maar waar ze gestrooid worden
in volle zee en zonder aanduiding van plaats,
worden de vernielingswerktuigen
barbaarscher dan ze in de middeleeuwen ooit zijn
toegepast, omdat de neutraal meestal allén
de dupe is.
Als men nu reeds van een lichtpunt mag
spreken in dezen verschrikkelijken oorlog,
dan is het misschien dit, dat de plaats
gehad hebbende feiten voor ieder een sterke
aansporing mogen zijn alles in het werk te
stellen tot verscherping en naleving van
tractaten in de toekomst.
Vlissingen J. ODERWALD
Gezagvoerder S. M. Zeeland
1) de Jonge, Het Nederl. Zeewezen.
2) Velius, Kronyck van Hoorn.
3) Brugmans en Kernkamp, Algemeene
Geschiedenis.