Historisch Archief 1877-1940
14 Febr. '15. No. 1964
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Bloemen schikken
EEN WINTERBOUQUET
Het is somber en koud mijn kamer is
triestig en saai!
Alles de gordijnen, de kleeden, het
koper op den schoorsteen, het -beeld in den
versten hoek van het vertrek is gehuld in
n zelfde waas van droeve eentonigheid,
en de wereld lijkt droef en eentonig, gezien
in dit getemperde licht.
Ik weet dat het anders is en kan toch
die stemming niet verdrijven.
Ik pook het vuur op, de vlammen flik
keren, maar er blijft iets doods om me
heen. Ik ga de straat op naar buiten!
Daar zie ik de natte glimmende
beukenstammen, ik hoor het sypelen van den
regen, maar ik zie ook het groene mos,
dat opkruipt tegen de doode stammen van
de eiken en kleine lichteffectjes toovert op
de takken.
In een slootje weerkaatst het licht tusschen
de doffe wereld er om heen. Daar langs dat
slootje is het niet somber meer, daar is
leven!
Hoe komt het toch dat water altijd het
landschap verlevendigt, is het alleen door
het weerkaatsende lichtvlak of is het, dat
een indruk van frischheid ons eigen gevoel
tot verder opmerken dwingt.
Zie de bengelende katjes van de els weer
kaatsen in het water!
De harde zwarte elzeproppen, die in het
voorjaar hun dienst al volbrachten, zitten
nog stijf, als vastgeroest in het leven, aan
de takken.
Zij blijven het voorbeeld voor de jongere,
die nog aan het werk moeten gaan.
Kort, stijf gedrongen zijn de mannelijke
katjes, nog kleiner de vrouwelijke, die nog
niet aan het voorjaar denken.
Ik haal een mes voor den dag, buig mij
voorover over den kant van den zwarten
sloot en ik snijd een tak af.
Haast heiligschennis is het in die stille
natuur; maar ik wil een tak mee naar huis
nemen en uit laten komen in het water vór
de lente dit werk volbrengt.
Een mooie tak met bevallig bengelende
katjes!
Zie! Zou het voorjaar mij toch al de
baas zijn?
Daar tusschen de boomen hangen al katjes
licht geel-groen van kleur. Zoo teer in hun
lentekleur, dat ik verbaasd sta te midden
van het winterbosch.
Maar dit is de els niet, die zoo vlug al
ontwaakte.
Het is de hazelaar, met zijn nog mooiere,
nog teerdere katjes.
Als kraaltjes geregen aan een draad han
gen de schubjes, waaronder het stuifmeel
verborgen zit.
Vroolijk vol nieuw leven spiegelen ze zich
in het water en het stuifmeel vliegt op, als
ik de tak maar even aanraak. '
Ook den hazelaartak neem ik mee!
De vrouwelijke knoppen zijn nog gesloten,
de roode tongetjes zijn nog verborgen in
MiitiMiiiimimiii
iiiiiuiiiiiiiiiiimiiiimm
De Droogmaking van de Zuiderzee
Ik verwonder mij er steeds over, dat het
al niet lang gebeurd is. De heele wereld
verwacht het van ons; als ik mij niet vergis
is hier of daar, natuurlijk in Amerika, al
verteld dat wij er klaar mee zijn. De Zuider
zee is ons Elzas-Lotharingen; bij onze
schoolkinderen is het revanche-idee stellig
gedurende eenige jaren altijd zeer levendig
en de mythische haringen, door het dienst
meisje in den welput aangetroffen, kort
voordat in 1273 de groote ramp zou ge
beuren, steken ons nog steeds in het
veikeerde keelgat. Wij weten tegenwoordig
dat 1273 lang niet alleen de schuld heeft;
van die haringen krijgen de kinderen van
deze dagen waarschijnlijk niet meer te
hooren, maar even zeker alsCharthago ver
delgd moest worden, moet die Zuiderzee
droog.
De argumenten voor de droogmaking
behoeven hier niet besproken te worden.
De Zuiderzee-vereeniging heeft ons op de
Entos de beteekenis van haar werk prachtig
duidelijk gemaakt en ons de getallen goed
ingeprent. Er is over een tijdsverloop van
ruim dertig jaren een bedrag mee gemoeid
van bijna tweehonderd millioen guldens en
't eindresultaat is vruchtbaar land, grooter
dan Zeeland en welvaart biedend aan
meer dan een kwart millioen menschen.
Bovendien als de Staat eigenaresse blijft
van den grond, de gelegenheid voor aller
belangrijkste proeven en ervaringen op
economisch gebied, 't Is, om er naar te ver
langen; misschien zouden we een begin
kunnen maken met een restant j e van de
oorlogsleening.
Men heeft er zich wel eens over verwon
derd, wanneer ik mij een voorstander betoonde
van de droogmaking van de Zuiderzee. Als
de groene knoppen, die er zoo volkomen
als bladknoppen uit zien, dat een leek er
niet aan denkt, dat daar binnen het raadsel
van de wordende hazelnoot zal worden
afgespeeld.
Vlugger ga ik nu verder met mijn schat
in de hand.
Even nog stilstaan bij een anderen vriend
de kornoelje;
Ook daar is nog alles in rust, de knoppen
zijn alle gesloten, even wintersch als de
knopjes van den hazelaar, maar de takken
steken frisch af tegen het winterbosch.
Vlug pluk ik een tak van de kornoelje.
En dan daar huis!
Somber is nog de kamer en de komende
avond hult meer nog in schaduwen de
meubels, de stoelen en ornament.
Ik wil leven brengen in die duisternis.
Een klein tafeltje schik ik bij het raam,
een groote bak of vaas erop, wat vochtig
wit zand er in.
Vlak voor het raam in den lichtsten hoek
zet ik dat alles neer en neem mijn takken,
die nog vochtig voelen van het bosch.
Bloemen scmkken, planten plaatsen is
een kunst veel te weinig beoefend!
En bloemen zoo schaarsch in de stad,
worden gepropt soms in een vaas zonder
eenig effect.
Waarom niet de natuur gebracht in ons huis?
Haast bij elke stad is een veld, is een wei,
is een bosch? En in die wei, in dat bosch
wat een schatten van bloemen, van bladen
en takken! ?
Mijn elzetak zet ik in het zand en de
katjes buigen omlaag de zacht stuivende
hazelaar aan den anderen kant in het
midden de kornoelje.
Zoo laat ik ze staan tot den volgenden dag.
En dan schijnt een heldere zon op mijn
takken.
Een welkomstgroet zijn de stralen der
zon op de katjes!
Vol kleuren van bruin en van groen en
van geel zijn de katjes-en de kornoelje.
Hoe anders is nu mijn kamer! Alles leeft,
alles weerkaatst de zonnestralen ! Vandaag
had ik mijn takken niet noodig om leven
te brengen in de duisternis, maar mooi zijn
ze, veel mooier dan ik dacht.
En eiken dag zijn ze mooier, de elzen
ontplooien de stijve schubjes, de katjes
rekken zich, de knopjes van den hazelaar
verbreken het vernis, dat ze sloot, de kor
noelje breekt ook de knopschubben open.
En meer, meer kleur komt er steeds in
mijn takkenbouquet.
Soms komen er weer donkere dagen, soms
valt er haast geen licht in het vertrek, maar
het is of de katjes elk lichtstraaltje vangen.
En de somberheid, de eentonigheid keert
niet weer in de kamer.
Ik heb leven gebracht in mijn huis.
De schubjes van de kornoelje breken
open, en de hel gele meeldraden komen te
voorschijn.
Tot glinsterende koperen knoopjes schik
ken ze zich samen, die meeldraden, en de
takken blijven de dragers van die gouden
sieraadjes; de hazelaartakken beginnen ook
te stuiven.
En bij den hazelaar treden nu werkelijk
de vuurroode tongetjes naar voren; als
kleine lekkende tongetjes blijven zij wachten
tot het stuifmeel als zoete kost daarop valt.
Een bij soemt door het geopende ven
ster, zet zich op de katjes, draagt het gul
den poeder over de tongetjes, schuivelt in
de elzetakken tot het stuifmeel opvliegt,
bezoekt ook de kornoelje overal
levenwekkend, als bode van de lente.
Veertien dagen, drie weken blijven mijn
takken staan; iederen dag geven zij iets
nieuws. Geven zij een andere kleur, soms
beschenen door de tintelende zon, soms
even verlicht door het dalende licht.
A. BlENFAIT
*ïtf *X* 'S*
Een jaarvergadering
Op de jaarvergadering van de Vereeniging
voor Vrouwenkiesrecht, die 27 Januari j.l.
werd gehouden in het hotel De Witte Brug
te Scheveningen, werd de volgende motie
aangenomen:
De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht
verwachtende, dat na de oorlogsuitbarstiüg
van dezen zomer, bij de a.s. grondwetsher
ziening de Nederlandsche bevolking eene
natuurvriend, wandelaar en voorvechter voor
het behoud van Natuurmonumenten moest
ik er vlak tegen zijn, dat het mooie blonde
zeetje met zijn schilderachtig strand plaats
moet maken voor vier vette kleipolders en
een groot rondom bedijkt zoetwatermeer.
Dat voel ik natuurlijk dubbel en dwars,
maar het kwart millioen welvarende men
schen en vooral die proeven en ervaringen
wegen mijns inziens toch het zwaarst.
Inderdaad zal zeer veel moois en belang
rijks onherroepelijk verloren gaan. 't Is wel
nuttig, dit eens in bijzonderheden te bekijken,
wellicht valt er iets te behouden, wellicht
is er in die kleipolders de een of andere
compensatie te verkrijgen. De biologen en
hydrologen zullen de Zuiderzee met grooten
spijt zien verdwijnen, want een zoo mooi
begrensd studieveld vinden ze niet licht
weer: een groote brak-waterplas met een
zoutgehalte van omstreeks n procent, van
de Noordzee gescheiden door de Wadden
zee, die weer heel andere eigenschappen
heeft. De IJsel brengt er een massa zoet
water in en daar door ontstaan in den Noord
oosthoek weer zeer bijzondere toestanden.
Noch de Dollart, noch de Zeeuwsche of
Zuidhollandsche stroomen kunnen hun ooit dat ver
lies vergoeden. Daarentegen zal 't weer zeer
interessant zijn om in de eerstvolgende halve
eeuw gade te slaan hoe het IJselmeer gaande
weg verzoet en welken invloed dat heeft op de
planten en dieren, die thans in de Zuiderzee
leven of die er zich gaandeweg zullen vestigen.
't Gaat daarbij om zeer subtiele verschillen,
de overgang zal zeer geleidelijk plaats heb
ben, er zal veel interessants gebeuren.
Laat ons hopen dat het Rijk het Zoologisch
station van de Dierkundige Vereeniging en
de laboratoria aan de Universiteiten behoor
lijk de gelegenheid en de middelen zal ver
schaffen, om van dit reusachtig biologisch
experiment zooveel mogelijk te profiteeren.
Vroeger is in dit opzicht veel verzuimd.
Dit voorloopig wat de zee zelf betreft en
nu de oevers. Volgens de jongste plannen
wordt het Pampus niet droog gemaakt en
dat is voor Amsterdam heel prettig, want
dat behoudt nu zijn Zuiderzee-oever bij het
Gemeenlandshuis met het Nieuwe Diep, dat
voor het aan te leggen Park aan de Zuiderzee
krachtige poging zal doen om ook art. 57
en daarmede verwante artikelen in de Grond
wet zoodanig te wijzigen, dat in het vervolg
de uitspraak over oorlog of vrede ook bij
de volksvertegenwoordiging berust;
wijst er met nadruk op, dat indien deze
poging mocht slagen, het dan meer dan ooit
noodzakelijk is, dat ten opzichte van het
kiesrecht man en vrouw in de grondwet
worden gelijkgesteld, omdat anders over
oorlog of vrede alleen door de mannelijke
bevolking van Nederland zal worden beslist
en bij deze, van zoo groot belang voor het
ras zijnde beslissing, de stem van de moeders
der natie zal worden gemist.
De artikelen ran de Grondwet, hier be
doeld, zijn voornamelijk de artt. 57, 58 en
59. Zij luiden:
Art. 57. De Koning heeft liet opperbestuur der
buitenlandsche betrekkingen.
Art. 58. ])e Koning verklaart oorlog. Hij geeft
daarvan onmiddellijk'kennis aan de beide Kamers
der Staten-generaal, met bijvoeging van zoodanige
mededeelingen, als Hij met net belang van den
Staat bestaanbaar acht.
Art. 59 (Ie alinea). De Koning sluit en bekrachtigt
alle verdragen met vreemde mogendheden. Hij
deelt den inhoud dier verdragen mede aan de beide
Kamers der Staten-Generaal, zoodra hij oordeelt dat
het belang van den Staat dit toelaat.
Reeds werden ook in het buitenland
meerdere stemmen gehoord, die in de
toekomst aan de parlementen medezeggen
schap willen zien toegekend in de buiten
landsche aangelegenheden, waardoor ook de
beslissing over oorlog of vrede niet meer
uitsluitend zou berusten bij de regeering
van een land. Het ligt voor de hand dat
alleen reeds door dezen maatregel het ver
klaren van oorlog minstens genomen zeer
bemoeielijkt zou worden.
Eveneens is het meer dan waarschijnlijk
dat, nu in ons land de herziening van onze
Grondwet aanstaande is, stemmen zullen
opgaan om zich bij die gelegenheid niet
uitsluitend te bepalen tot de
kiesrechtparagraaf, doch tevens andere artikelen die niet
meer passen voor den tegenwoordigen tijd,
eene wijziging te doen ondergaan. Daarvoor
komen dan in de eerste plaats wel in aan
merking de hierboven genoemde artikelen
57, 58 en 59.
Het meerendeel van de Nederlandsche
vrouwen zou het ongetwijfeld toejuichen
wanneer het dien weg opging bij de Grond
wetsherziening ; althans op de zeer druk
bezochte vergadering van Vrouwenkies
recht" was men algemeen van dit gevoelen.
In de toekomst zooveel mogelijk zorgen dat
geen oorlog meer kan uitbreken, dit is iets
waar iedere vrouw toe zou willen mede
werken.
Mocht het evenwel zoover komen, dat in
de nieuwe Grondwet aan de Staten-Generaal
medezeggenschap werd verleend in de bui
tenlandsche aangelegenheden, speciaal bij
het verklaren van oorlog, zoodat de volks
invloed zich door middel van zijn vertegen
woordiging te dier zake zou kunnen doen
gelden, dan mopt het geheele volk daartoe
worden in staat gesteld. Dit nu kan nooit
gebeuren zoolang de vrouwen van het kies
recht blijven uitgesloten.
Het handhaven van de uitsluiting der
vrouwen, zou bovenal in deze kwestie een
hoogst onbillijke en ten opzichte van het
algemeen belang ongewenschte maatregel
zijn. De vrouwen en kinderen zijn het
immers, die voor een overgroot deel de
oorlogsrekening betalen. De vrouwen blijven
in ellende en zorg achter; zij moeten vader
en moeder en kostwinster voor de kinderen
zijn, als de mannen ten strijde trekken.
Bovendien, als de beste en krachtigste
mannen door den oorlog aan het openbare
leven, aan het productieve werken voor de
gemeenschap worden onttrokken, zullen de
vrouwen hun plaats hebben te vervullen,
wil men tenminste niet al dat werk opdra
gen aan de zwakken en de ouden onder de
mannen.
En zou men dan aan de vrouwen het
recht onthouden om mede te beslissen of
de grootste der rampen, de oorlog, over
haar land zal losbreken ?
Terecht wordt er dan ook in de hier
boven vermelde motie op aangedrongen
dat, mocht het bij de ophanden zijnde Grond
wetswijziging dien kant uitgaan, het in de
eerste plaats noodig is, om aan de vrouwen
dezelfde Grondwettelijke rechten toe te ken
nen als aan de mannen. Verzuimt men dit
thans, dan wordt willens en wetens een
IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII
Schetsplan van de Zuiderzeepolders
een voorname waterpartij zal leveren. Tot
Muiden toe houden we open water en de
trekvogels, die daar nu levendigheid brengen
het meest in Februari en in Augustus
zullen dat hoekje niet in den steek laten.
We blijven dus ook het uitzicht houden op
Durgerdam en Ransdorp, zooals het nu is
en ook de groote Waterlandsche Zeedijk
van Schellingwoude tot Monnikendam blijft
onveranderd. Nu weet ik niet, of het
polderpeil in Waterland zelf wijzigingen zal
ondergaan. Ik zou denken van niet en daar
mede kan dan meteen het voortbestaan ver
zekerd zijn van de meertjes en moerassen,
die liggen aan de binnenzijde van dien
aiouden dijk. In den loop der tijden hebben
daar verscheidene dijkbreuken plaats gehad
en iedere doorbraak liet aan de binnenzijde
een. diepe kolk achter waar de veengrond
was weggespoeld door het naar binnen
stortende water. Dergelijke breeken" of
wielen" zijn bij dozijnen rondom de Zui
derzee te vinden, sommige hebben zich
gaandeweg uitgebreid tot echte meren, zoo
als het Kinselmeer bij Durgerdam, andere
zijn gaandeweg dichtgegroeid en vormen
, fout begaan die voor jaren een onrecht
vaardigheid bestendigt tegenover de helft
der bevolking; bovendien schaadt men het
algemeen belang, door terzelfder tijd dat men
een wettelijke bepaling maakt om het volk
medezeggenschap te geven in een der ge
wichtigste staatsaangeïegenheden, deze be
paling de helft harer kracht te doen verliezen
door de meening der vrouwen niet tot
uiting te laten komen in het geding.
Waarlijk het was goed en noodig dat
deze belangrijke aangelegenheid door de
Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht werd
onder de oogen gezien en ter sprake ge
bracht
F. S. VAN BALEN?KLAAR
Wat de tijdschriften verhalen!
Van tijd tot tijd willen we u mededeelen
wat binnenlandsche en buitenlandsche tijd
schriften weten te verhalen, welke nuttige,
practische wenken ze weten te geven en
wat al aardigs ze ons op verschillend
gebied weten aan den hand te doen.
De redactie van Jus Suffragii het orgaan
van de International Woman Suffrage
Alliance" heeft een schrijven gericht
aan de bladen op het vasteland,
welke betrekking hebben op het
vrouwenkiesrecht, met verzoek hier
van andere feministische bladen in
kennis te stellen. In die brief komt
o. a. het volgende voorstel voor:
Bij het begin van de crisis brach
ten wij u den wensch onzer presi
dente, mrs. Chapman Catt over, dat
wij allen zooveel mogelijk zouden
verzamelen de berichten over de
behandeling en, helaas dikwijls,
mishandeling van vrouwen in oor
logstijd, niet om die reeds nu open
baar te maken, maar hiermee te
wachten tot na afloop van den strijd.
Nu lijkt het ons goed, indien een
ieder, die in aanraking komt hetzij
met vluchtelingen, hetzij met van
den strijd terugkeerende soldaten
of met vrouwen en moeders van
soldaten, van de verhalen dezer lieden ge
trouw aanteekening houdt, op die wijze
veel stof verzamelende, belangrijk genoeg
om te worden opgeteekend, ten einde een
beeld te geven van het leven en de onder
vindingen der vrouwen in deze treurige
tijdsomstandigheden. Het ligt niet in ons
voornemen dit alles later te publiceeren,
wij zouden er een keus uit willen doen.
Wilt gij dus zooveel mogelijk de vrouwen
in uw land hiertoe opwekken, evenals de
verschillende lichamen op het ge
bied der vrouwenbeweging. Tevens
bestaan er plannen om later een
boek uit te geven over dit onder
werp, en ook daarvoor zullen alle
gegevens hierop betrekking hebben
de, zeer welkom zijn.
Het tijdschrift Het Kind geeft aar
dige winteravondspelen voor kin
deren.
In Februari als de avonden nog
lang zijn, kunnen ze te pas komen.
Mevr. Muller van Brakel-Everts
heeft er heel wat bijeen gebracht.
Een spel dat zeer in de smaak zal
vallen is het:
RIJMWOORDEN VERTOONEN.
Nadat twee personf n het vertrek
hebben verlaten, bedenkt de rest van
het gezelschap een woord, waarop
vele andere woorden rijmen, bijv.
boom. Een uit het gezelschap deelt daarop
den buitenstaanden mee dat er een woord be
dacht is rijmende op oom. Deze vertponen
nu en pantomine" allerlei woorden rijrnend
op oom, tot het juiste woord is gevonden.
Tusschen twee vertooningen verlaten ze
natuurlijk het vertrek om een volgend woord
en de wijze van voorstellen af te spreken.
Hoe vlugger er bedacht en hoe beknopter
er vertoond wordt des te levendiger is het spel.
Hierbij een voorbeeld: A en B zijn de twee
buitenstaanden. Heeft men binnen het woord
zoom bedacht dan vertoonen zij bijv. het
volgende:
A (in dit geval een meisje) wandelt coquet
rond, een parasol over den schouder. Ze
nu van die moerassen met trilbodem, waar
de mooiste bloemen vanihet rietland groeien
temidden van mos en varens. Nergens zijn
die in ons land zoo mooi als juist tusschen
Durgerdam en Monnikendam; het Barnegat,
dat ongeveer halfweg ligt, spant de kroon.
Met elkaar beslaan daar deze onlanden"
verscheidene he'ktaren. Ze brengen weinig
of niets op, maar zijn voor den wandelaar
en den bioloog van groote waarde. Wij
moeten er dan ook op bedacht zijn, even
tueel voor hun behoud te waken.
Voorbij Monnikendam begin de groote
verandering. Daar komt de groote polder
van Het Hoorr.sche Hop. De dijk begint
aan den Janhagelhoek, sluit Marken in, gaat
dan een dertigtal kilometers recht in Noord
oostelijke richting om vervolgens om te bui
gen naar den Blokkershoek bezuiden
Enkhuizen. Vaarwel dus Marken en vaarwel
Volendam, twee groote stukken
toeristenspeelgoed minder.'t Zal velen spijten,hier gaat
veel kleur verloren. Maar meer betreur ik het
nog, dat we Hoorn als zeestad gaan verliezen
en alle zeilers zullen dat met mij eens zijn. Het
mooie zeefront van de stad wordt nu een
polderfront, gelukkig zullen de ruime havens
nog eenigszins een behoorlijk voorgrondje
kunnen leveren voor den haventoren en voor
de zeeslag-huisjes. Intusschen zullen de
Heemschutters .in Hoorn wel volop te doen
krijgen.
Van Blokkershoek tot Medemblik blijft de
oever bestaan als oever van het groote
IJselmeer, dat toch nog altijd een opper
vlakte zal hebben van meer dan acht Haar
lemmermeren. Hoe het met Enkhuizen zal
gaan ? Als veerplaats zal het aan beteekenis
verliezen, want het treinverkeer wordt geleid
over den Wieringer dam. Zal op het IJsel
meer zelf een nieuw verkeer ontstaan en
kan Enkhuizen daardoor als haven zelf be
langrijk worden? Ik weet er niets van.
Medemblik, dat thans op een schiereiland
ligt, komt na de dropgmaking terecht in het
diepst van een baai en 't zal wel aan be
langrijkheid winnen, want minder dan nu,
dat kan al haast niet. De lepelaars, die hier
in de bocht vaak garnaaltjes komen visschen
zullen voorloopig de baai nog wel blijven
bezoeken, later 't zal weer zeer interessant
kijkt naar rechts en links, struikelt echter
over een voetenbankje, waarbij ze quasie
haar rok stuk trapt. Groot verdriet. Nu komt
B binnen, vraagt met gebaren naar de oor
zaak van die tranen, beziet den rok en
naait hem in een paar tellen. Groote vreugde
van A. Samen af.
Het aardige van dit spel is, dat het ge
deelte van het gezelschap dat binnen blijft,
niet alleen heeft toe te kijken, maar ook
telkens moet raden welk woord er vertoond
wordt."
Nu wij toch aan de kinderspelletjes bezig
zijn, komt ons in de gedachte hoe in de
Vrouw en haar Huis Mej. Wessels eenige
jaren geleden raad wist te geven voor
kindervertooningen naar aanleiding van liedjes,
hier de Miniatuurtjes" van Cath. van Rennes.
Pantominische voorstellingen zijn over 't
algemeen zeer geschikt voor de huiskamer,
of liefst voor kamers en suite." Ze vereischen
geen mooie kostuums noch veel decors.
En wat 't prettigst is, de kinderen hebben
er recht veel schik in en voeren de bewe
gingen doorgaans zeer los en bevallig uit.
De liedjes, pantominisch voorgesteld, wor
den door een of meer stemmen bij de piano
gezongen.
Vijf kleine zusterkes
Gekozen was het bekende Vijf Kleine
Zusterkes. Een kamerschut onttrekt de kleine
speelsters aan het oog. Het wordt wegge
schoven en de vijf meiskes liefst afloopend
in grootte zitten onbeweeglijk stil op een
rij en blijven zoo zitten.
Bij het volgende liedje Een dansje" uit
hetzelfde bundeltje draaien zij zich en
profiel" om en bij trala, trala" schudden
ze op de maat precies rhythmisch, hun
hoofdjes op en neer.
Een dansje
Ook was een dansje allén genomen. De
5 kinderen staan verdekt opgesteld. Als
gezongen wordt: de eerste dat is Koosje",
huppelt het grootste meisje naar binnen,
achterom wenkend naar de tweede om k
te komen. Achtereenvolgens komen steeds
kleiner wordend de volgenden, en als het
vijftal voltallig is, dansen ze in een kring,
bij trala la la la la la telkens even op hun
hurken doorzakkend. Bij 't wederkeeren van
dezelfde melodie loopen ze hand aan hand,
maken front vlak naast elkaar en springen
bij 't laatste dans" gelijktijdig op met een
hoofdknik en de handen op de knieën slaand.
Dan gaan ze weer in een kring staan, de han
den in de zij, voorovergebogen, druk pratend.
IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIlllllUtMIII
zijn, na tegaan, wanneer en waarom zul
len ze een stapje verder gaan, aan gene
zijde van den dijk.
Dien dijk, daar spitsen we ons allemaal
op, den grooten dijk van Ewyksluis over
Wieringen naar Piaam in Friesland, het
zooen-zooveelste wereldwonder, dertig kilometer
lang en met dertig uitwateringssluizen
naast elkaar, samen een breedte beslaand
van een kilometer. Een heele kluif voor de
ingenieurs en aannemers, later een heele
kluif en een zeer smakelijke voor de wan
delaars, de biologen, de geografen, voor
ieder, die er van houdt, om in de natuur
iets te zien gebeuren. Daar zal me wat
gebeuren als de wateren, die de Noordwester
door de zeegaten tusschen de Noord zee
eilanden naar binnen jaagt, daar stuiten tegen
het paalwerk en de steenglooiingen. Het
zand en slib van de zuidelijke Wadden zal
worden omgeroerd en op heel nieuwe manier
neergelegd met nieuwe geulen, nieuwe
slenken, nieuwe balgen. Langs den
binnenberm zal 't kalmer toegaan, maar ook daar
is aanslibbing te wachten. Wie weet, wat
voor prachtige strandjes zich hier zullen
vormen en hoe spoedig die dijk een voor
land krijgt, dat de rechtheid van die
dertigkilometerlijn zal maskeeren. Zeer zeker zal
zich daar een belangwekkend planten- en
dierenleven ontwikkelen, anders weer dan
aan den Westkappelschen dijk en aan de
Hpndsbossche zeewering of den Helderschen
dijk. Voor de vogelwereld verwacht ik er
veel bijzonders. Het zal er doodeenvoudig
krioelen van doortrekkers en wintergasten,
en vooral binnendijks de kleine
strandvogeltjes zullen er weldra broedgelegenheid
in overvloed vinden. De volgende week
willen we den Oostoever bezien en de
nieuwe polders zelf.
JAC. P. THIJSSE
T. te H. Pestvogels bezoeken ons land
ieder jaar. Soms, en nog al dikwijls, zijn ze
heel talrijk. De boodschap die ze brengen
is niet van pest of oorlog, maar van over
vloed en lust. Daarvan vertel ik later wel eens.