De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 14 februari pagina 5

14 februari 1915 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

14 Febr. '15. No. 1964 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Bloemen schikken EEN WINTERBOUQUET Het is somber en koud mijn kamer is triestig en saai! Alles de gordijnen, de kleeden, het koper op den schoorsteen, het -beeld in den versten hoek van het vertrek is gehuld in n zelfde waas van droeve eentonigheid, en de wereld lijkt droef en eentonig, gezien in dit getemperde licht. Ik weet dat het anders is en kan toch die stemming niet verdrijven. Ik pook het vuur op, de vlammen flik keren, maar er blijft iets doods om me heen. Ik ga de straat op naar buiten! Daar zie ik de natte glimmende beukenstammen, ik hoor het sypelen van den regen, maar ik zie ook het groene mos, dat opkruipt tegen de doode stammen van de eiken en kleine lichteffectjes toovert op de takken. In een slootje weerkaatst het licht tusschen de doffe wereld er om heen. Daar langs dat slootje is het niet somber meer, daar is leven! Hoe komt het toch dat water altijd het landschap verlevendigt, is het alleen door het weerkaatsende lichtvlak of is het, dat een indruk van frischheid ons eigen gevoel tot verder opmerken dwingt. Zie de bengelende katjes van de els weer kaatsen in het water! De harde zwarte elzeproppen, die in het voorjaar hun dienst al volbrachten, zitten nog stijf, als vastgeroest in het leven, aan de takken. Zij blijven het voorbeeld voor de jongere, die nog aan het werk moeten gaan. Kort, stijf gedrongen zijn de mannelijke katjes, nog kleiner de vrouwelijke, die nog niet aan het voorjaar denken. Ik haal een mes voor den dag, buig mij voorover over den kant van den zwarten sloot en ik snijd een tak af. Haast heiligschennis is het in die stille natuur; maar ik wil een tak mee naar huis nemen en uit laten komen in het water vór de lente dit werk volbrengt. Een mooie tak met bevallig bengelende katjes! Zie! Zou het voorjaar mij toch al de baas zijn? Daar tusschen de boomen hangen al katjes licht geel-groen van kleur. Zoo teer in hun lentekleur, dat ik verbaasd sta te midden van het winterbosch. Maar dit is de els niet, die zoo vlug al ontwaakte. Het is de hazelaar, met zijn nog mooiere, nog teerdere katjes. Als kraaltjes geregen aan een draad han gen de schubjes, waaronder het stuifmeel verborgen zit. Vroolijk vol nieuw leven spiegelen ze zich in het water en het stuifmeel vliegt op, als ik de tak maar even aanraak. ' Ook den hazelaartak neem ik mee! De vrouwelijke knoppen zijn nog gesloten, de roode tongetjes zijn nog verborgen in MiitiMiiiimimiii iiiiiuiiiiiiiiiiimiiiimm De Droogmaking van de Zuiderzee Ik verwonder mij er steeds over, dat het al niet lang gebeurd is. De heele wereld verwacht het van ons; als ik mij niet vergis is hier of daar, natuurlijk in Amerika, al verteld dat wij er klaar mee zijn. De Zuider zee is ons Elzas-Lotharingen; bij onze schoolkinderen is het revanche-idee stellig gedurende eenige jaren altijd zeer levendig en de mythische haringen, door het dienst meisje in den welput aangetroffen, kort voordat in 1273 de groote ramp zou ge beuren, steken ons nog steeds in het veikeerde keelgat. Wij weten tegenwoordig dat 1273 lang niet alleen de schuld heeft; van die haringen krijgen de kinderen van deze dagen waarschijnlijk niet meer te hooren, maar even zeker alsCharthago ver delgd moest worden, moet die Zuiderzee droog. De argumenten voor de droogmaking behoeven hier niet besproken te worden. De Zuiderzee-vereeniging heeft ons op de Entos de beteekenis van haar werk prachtig duidelijk gemaakt en ons de getallen goed ingeprent. Er is over een tijdsverloop van ruim dertig jaren een bedrag mee gemoeid van bijna tweehonderd millioen guldens en 't eindresultaat is vruchtbaar land, grooter dan Zeeland en welvaart biedend aan meer dan een kwart millioen menschen. Bovendien als de Staat eigenaresse blijft van den grond, de gelegenheid voor aller belangrijkste proeven en ervaringen op economisch gebied, 't Is, om er naar te ver langen; misschien zouden we een begin kunnen maken met een restant j e van de oorlogsleening. Men heeft er zich wel eens over verwon derd, wanneer ik mij een voorstander betoonde van de droogmaking van de Zuiderzee. Als de groene knoppen, die er zoo volkomen als bladknoppen uit zien, dat een leek er niet aan denkt, dat daar binnen het raadsel van de wordende hazelnoot zal worden afgespeeld. Vlugger ga ik nu verder met mijn schat in de hand. Even nog stilstaan bij een anderen vriend de kornoelje; Ook daar is nog alles in rust, de knoppen zijn alle gesloten, even wintersch als de knopjes van den hazelaar, maar de takken steken frisch af tegen het winterbosch. Vlug pluk ik een tak van de kornoelje. En dan daar huis! Somber is nog de kamer en de komende avond hult meer nog in schaduwen de meubels, de stoelen en ornament. Ik wil leven brengen in die duisternis. Een klein tafeltje schik ik bij het raam, een groote bak of vaas erop, wat vochtig wit zand er in. Vlak voor het raam in den lichtsten hoek zet ik dat alles neer en neem mijn takken, die nog vochtig voelen van het bosch. Bloemen scmkken, planten plaatsen is een kunst veel te weinig beoefend! En bloemen zoo schaarsch in de stad, worden gepropt soms in een vaas zonder eenig effect. Waarom niet de natuur gebracht in ons huis? Haast bij elke stad is een veld, is een wei, is een bosch? En in die wei, in dat bosch wat een schatten van bloemen, van bladen en takken! ? Mijn elzetak zet ik in het zand en de katjes buigen omlaag de zacht stuivende hazelaar aan den anderen kant in het midden de kornoelje. Zoo laat ik ze staan tot den volgenden dag. En dan schijnt een heldere zon op mijn takken. Een welkomstgroet zijn de stralen der zon op de katjes! Vol kleuren van bruin en van groen en van geel zijn de katjes-en de kornoelje. Hoe anders is nu mijn kamer! Alles leeft, alles weerkaatst de zonnestralen ! Vandaag had ik mijn takken niet noodig om leven te brengen in de duisternis, maar mooi zijn ze, veel mooier dan ik dacht. En eiken dag zijn ze mooier, de elzen ontplooien de stijve schubjes, de katjes rekken zich, de knopjes van den hazelaar verbreken het vernis, dat ze sloot, de kor noelje breekt ook de knopschubben open. En meer, meer kleur komt er steeds in mijn takkenbouquet. Soms komen er weer donkere dagen, soms valt er haast geen licht in het vertrek, maar het is of de katjes elk lichtstraaltje vangen. En de somberheid, de eentonigheid keert niet weer in de kamer. Ik heb leven gebracht in mijn huis. De schubjes van de kornoelje breken open, en de hel gele meeldraden komen te voorschijn. Tot glinsterende koperen knoopjes schik ken ze zich samen, die meeldraden, en de takken blijven de dragers van die gouden sieraadjes; de hazelaartakken beginnen ook te stuiven. En bij den hazelaar treden nu werkelijk de vuurroode tongetjes naar voren; als kleine lekkende tongetjes blijven zij wachten tot het stuifmeel als zoete kost daarop valt. Een bij soemt door het geopende ven ster, zet zich op de katjes, draagt het gul den poeder over de tongetjes, schuivelt in de elzetakken tot het stuifmeel opvliegt, bezoekt ook de kornoelje overal levenwekkend, als bode van de lente. Veertien dagen, drie weken blijven mijn takken staan; iederen dag geven zij iets nieuws. Geven zij een andere kleur, soms beschenen door de tintelende zon, soms even verlicht door het dalende licht. A. BlENFAIT *ïtf *X* 'S* Een jaarvergadering Op de jaarvergadering van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, die 27 Januari j.l. werd gehouden in het hotel De Witte Brug te Scheveningen, werd de volgende motie aangenomen: De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht verwachtende, dat na de oorlogsuitbarstiüg van dezen zomer, bij de a.s. grondwetsher ziening de Nederlandsche bevolking eene natuurvriend, wandelaar en voorvechter voor het behoud van Natuurmonumenten moest ik er vlak tegen zijn, dat het mooie blonde zeetje met zijn schilderachtig strand plaats moet maken voor vier vette kleipolders en een groot rondom bedijkt zoetwatermeer. Dat voel ik natuurlijk dubbel en dwars, maar het kwart millioen welvarende men schen en vooral die proeven en ervaringen wegen mijns inziens toch het zwaarst. Inderdaad zal zeer veel moois en belang rijks onherroepelijk verloren gaan. 't Is wel nuttig, dit eens in bijzonderheden te bekijken, wellicht valt er iets te behouden, wellicht is er in die kleipolders de een of andere compensatie te verkrijgen. De biologen en hydrologen zullen de Zuiderzee met grooten spijt zien verdwijnen, want een zoo mooi begrensd studieveld vinden ze niet licht weer: een groote brak-waterplas met een zoutgehalte van omstreeks n procent, van de Noordzee gescheiden door de Wadden zee, die weer heel andere eigenschappen heeft. De IJsel brengt er een massa zoet water in en daar door ontstaan in den Noord oosthoek weer zeer bijzondere toestanden. Noch de Dollart, noch de Zeeuwsche of Zuidhollandsche stroomen kunnen hun ooit dat ver lies vergoeden. Daarentegen zal 't weer zeer interessant zijn om in de eerstvolgende halve eeuw gade te slaan hoe het IJselmeer gaande weg verzoet en welken invloed dat heeft op de planten en dieren, die thans in de Zuiderzee leven of die er zich gaandeweg zullen vestigen. 't Gaat daarbij om zeer subtiele verschillen, de overgang zal zeer geleidelijk plaats heb ben, er zal veel interessants gebeuren. Laat ons hopen dat het Rijk het Zoologisch station van de Dierkundige Vereeniging en de laboratoria aan de Universiteiten behoor lijk de gelegenheid en de middelen zal ver schaffen, om van dit reusachtig biologisch experiment zooveel mogelijk te profiteeren. Vroeger is in dit opzicht veel verzuimd. Dit voorloopig wat de zee zelf betreft en nu de oevers. Volgens de jongste plannen wordt het Pampus niet droog gemaakt en dat is voor Amsterdam heel prettig, want dat behoudt nu zijn Zuiderzee-oever bij het Gemeenlandshuis met het Nieuwe Diep, dat voor het aan te leggen Park aan de Zuiderzee krachtige poging zal doen om ook art. 57 en daarmede verwante artikelen in de Grond wet zoodanig te wijzigen, dat in het vervolg de uitspraak over oorlog of vrede ook bij de volksvertegenwoordiging berust; wijst er met nadruk op, dat indien deze poging mocht slagen, het dan meer dan ooit noodzakelijk is, dat ten opzichte van het kiesrecht man en vrouw in de grondwet worden gelijkgesteld, omdat anders over oorlog of vrede alleen door de mannelijke bevolking van Nederland zal worden beslist en bij deze, van zoo groot belang voor het ras zijnde beslissing, de stem van de moeders der natie zal worden gemist. De artikelen ran de Grondwet, hier be doeld, zijn voornamelijk de artt. 57, 58 en 59. Zij luiden: Art. 57. De Koning heeft liet opperbestuur der buitenlandsche betrekkingen. Art. 58. ])e Koning verklaart oorlog. Hij geeft daarvan onmiddellijk'kennis aan de beide Kamers der Staten-generaal, met bijvoeging van zoodanige mededeelingen, als Hij met net belang van den Staat bestaanbaar acht. Art. 59 (Ie alinea). De Koning sluit en bekrachtigt alle verdragen met vreemde mogendheden. Hij deelt den inhoud dier verdragen mede aan de beide Kamers der Staten-Generaal, zoodra hij oordeelt dat het belang van den Staat dit toelaat. Reeds werden ook in het buitenland meerdere stemmen gehoord, die in de toekomst aan de parlementen medezeggen schap willen zien toegekend in de buiten landsche aangelegenheden, waardoor ook de beslissing over oorlog of vrede niet meer uitsluitend zou berusten bij de regeering van een land. Het ligt voor de hand dat alleen reeds door dezen maatregel het ver klaren van oorlog minstens genomen zeer bemoeielijkt zou worden. Eveneens is het meer dan waarschijnlijk dat, nu in ons land de herziening van onze Grondwet aanstaande is, stemmen zullen opgaan om zich bij die gelegenheid niet uitsluitend te bepalen tot de kiesrechtparagraaf, doch tevens andere artikelen die niet meer passen voor den tegenwoordigen tijd, eene wijziging te doen ondergaan. Daarvoor komen dan in de eerste plaats wel in aan merking de hierboven genoemde artikelen 57, 58 en 59. Het meerendeel van de Nederlandsche vrouwen zou het ongetwijfeld toejuichen wanneer het dien weg opging bij de Grond wetsherziening ; althans op de zeer druk bezochte vergadering van Vrouwenkies recht" was men algemeen van dit gevoelen. In de toekomst zooveel mogelijk zorgen dat geen oorlog meer kan uitbreken, dit is iets waar iedere vrouw toe zou willen mede werken. Mocht het evenwel zoover komen, dat in de nieuwe Grondwet aan de Staten-Generaal medezeggenschap werd verleend in de bui tenlandsche aangelegenheden, speciaal bij het verklaren van oorlog, zoodat de volks invloed zich door middel van zijn vertegen woordiging te dier zake zou kunnen doen gelden, dan mopt het geheele volk daartoe worden in staat gesteld. Dit nu kan nooit gebeuren zoolang de vrouwen van het kies recht blijven uitgesloten. Het handhaven van de uitsluiting der vrouwen, zou bovenal in deze kwestie een hoogst onbillijke en ten opzichte van het algemeen belang ongewenschte maatregel zijn. De vrouwen en kinderen zijn het immers, die voor een overgroot deel de oorlogsrekening betalen. De vrouwen blijven in ellende en zorg achter; zij moeten vader en moeder en kostwinster voor de kinderen zijn, als de mannen ten strijde trekken. Bovendien, als de beste en krachtigste mannen door den oorlog aan het openbare leven, aan het productieve werken voor de gemeenschap worden onttrokken, zullen de vrouwen hun plaats hebben te vervullen, wil men tenminste niet al dat werk opdra gen aan de zwakken en de ouden onder de mannen. En zou men dan aan de vrouwen het recht onthouden om mede te beslissen of de grootste der rampen, de oorlog, over haar land zal losbreken ? Terecht wordt er dan ook in de hier boven vermelde motie op aangedrongen dat, mocht het bij de ophanden zijnde Grond wetswijziging dien kant uitgaan, het in de eerste plaats noodig is, om aan de vrouwen dezelfde Grondwettelijke rechten toe te ken nen als aan de mannen. Verzuimt men dit thans, dan wordt willens en wetens een IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII Schetsplan van de Zuiderzeepolders een voorname waterpartij zal leveren. Tot Muiden toe houden we open water en de trekvogels, die daar nu levendigheid brengen het meest in Februari en in Augustus zullen dat hoekje niet in den steek laten. We blijven dus ook het uitzicht houden op Durgerdam en Ransdorp, zooals het nu is en ook de groote Waterlandsche Zeedijk van Schellingwoude tot Monnikendam blijft onveranderd. Nu weet ik niet, of het polderpeil in Waterland zelf wijzigingen zal ondergaan. Ik zou denken van niet en daar mede kan dan meteen het voortbestaan ver zekerd zijn van de meertjes en moerassen, die liggen aan de binnenzijde van dien aiouden dijk. In den loop der tijden hebben daar verscheidene dijkbreuken plaats gehad en iedere doorbraak liet aan de binnenzijde een. diepe kolk achter waar de veengrond was weggespoeld door het naar binnen stortende water. Dergelijke breeken" of wielen" zijn bij dozijnen rondom de Zui derzee te vinden, sommige hebben zich gaandeweg uitgebreid tot echte meren, zoo als het Kinselmeer bij Durgerdam, andere zijn gaandeweg dichtgegroeid en vormen , fout begaan die voor jaren een onrecht vaardigheid bestendigt tegenover de helft der bevolking; bovendien schaadt men het algemeen belang, door terzelfder tijd dat men een wettelijke bepaling maakt om het volk medezeggenschap te geven in een der ge wichtigste staatsaangeïegenheden, deze be paling de helft harer kracht te doen verliezen door de meening der vrouwen niet tot uiting te laten komen in het geding. Waarlijk het was goed en noodig dat deze belangrijke aangelegenheid door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht werd onder de oogen gezien en ter sprake ge bracht F. S. VAN BALEN?KLAAR Wat de tijdschriften verhalen! Van tijd tot tijd willen we u mededeelen wat binnenlandsche en buitenlandsche tijd schriften weten te verhalen, welke nuttige, practische wenken ze weten te geven en wat al aardigs ze ons op verschillend gebied weten aan den hand te doen. De redactie van Jus Suffragii het orgaan van de International Woman Suffrage Alliance" heeft een schrijven gericht aan de bladen op het vasteland, welke betrekking hebben op het vrouwenkiesrecht, met verzoek hier van andere feministische bladen in kennis te stellen. In die brief komt o. a. het volgende voorstel voor: Bij het begin van de crisis brach ten wij u den wensch onzer presi dente, mrs. Chapman Catt over, dat wij allen zooveel mogelijk zouden verzamelen de berichten over de behandeling en, helaas dikwijls, mishandeling van vrouwen in oor logstijd, niet om die reeds nu open baar te maken, maar hiermee te wachten tot na afloop van den strijd. Nu lijkt het ons goed, indien een ieder, die in aanraking komt hetzij met vluchtelingen, hetzij met van den strijd terugkeerende soldaten of met vrouwen en moeders van soldaten, van de verhalen dezer lieden ge trouw aanteekening houdt, op die wijze veel stof verzamelende, belangrijk genoeg om te worden opgeteekend, ten einde een beeld te geven van het leven en de onder vindingen der vrouwen in deze treurige tijdsomstandigheden. Het ligt niet in ons voornemen dit alles later te publiceeren, wij zouden er een keus uit willen doen. Wilt gij dus zooveel mogelijk de vrouwen in uw land hiertoe opwekken, evenals de verschillende lichamen op het ge bied der vrouwenbeweging. Tevens bestaan er plannen om later een boek uit te geven over dit onder werp, en ook daarvoor zullen alle gegevens hierop betrekking hebben de, zeer welkom zijn. Het tijdschrift Het Kind geeft aar dige winteravondspelen voor kin deren. In Februari als de avonden nog lang zijn, kunnen ze te pas komen. Mevr. Muller van Brakel-Everts heeft er heel wat bijeen gebracht. Een spel dat zeer in de smaak zal vallen is het: RIJMWOORDEN VERTOONEN. Nadat twee personf n het vertrek hebben verlaten, bedenkt de rest van het gezelschap een woord, waarop vele andere woorden rijmen, bijv. boom. Een uit het gezelschap deelt daarop den buitenstaanden mee dat er een woord be dacht is rijmende op oom. Deze vertponen nu en pantomine" allerlei woorden rijrnend op oom, tot het juiste woord is gevonden. Tusschen twee vertooningen verlaten ze natuurlijk het vertrek om een volgend woord en de wijze van voorstellen af te spreken. Hoe vlugger er bedacht en hoe beknopter er vertoond wordt des te levendiger is het spel. Hierbij een voorbeeld: A en B zijn de twee buitenstaanden. Heeft men binnen het woord zoom bedacht dan vertoonen zij bijv. het volgende: A (in dit geval een meisje) wandelt coquet rond, een parasol over den schouder. Ze nu van die moerassen met trilbodem, waar de mooiste bloemen vanihet rietland groeien temidden van mos en varens. Nergens zijn die in ons land zoo mooi als juist tusschen Durgerdam en Monnikendam; het Barnegat, dat ongeveer halfweg ligt, spant de kroon. Met elkaar beslaan daar deze onlanden" verscheidene he'ktaren. Ze brengen weinig of niets op, maar zijn voor den wandelaar en den bioloog van groote waarde. Wij moeten er dan ook op bedacht zijn, even tueel voor hun behoud te waken. Voorbij Monnikendam begin de groote verandering. Daar komt de groote polder van Het Hoorr.sche Hop. De dijk begint aan den Janhagelhoek, sluit Marken in, gaat dan een dertigtal kilometers recht in Noord oostelijke richting om vervolgens om te bui gen naar den Blokkershoek bezuiden Enkhuizen. Vaarwel dus Marken en vaarwel Volendam, twee groote stukken toeristenspeelgoed minder.'t Zal velen spijten,hier gaat veel kleur verloren. Maar meer betreur ik het nog, dat we Hoorn als zeestad gaan verliezen en alle zeilers zullen dat met mij eens zijn. Het mooie zeefront van de stad wordt nu een polderfront, gelukkig zullen de ruime havens nog eenigszins een behoorlijk voorgrondje kunnen leveren voor den haventoren en voor de zeeslag-huisjes. Intusschen zullen de Heemschutters .in Hoorn wel volop te doen krijgen. Van Blokkershoek tot Medemblik blijft de oever bestaan als oever van het groote IJselmeer, dat toch nog altijd een opper vlakte zal hebben van meer dan acht Haar lemmermeren. Hoe het met Enkhuizen zal gaan ? Als veerplaats zal het aan beteekenis verliezen, want het treinverkeer wordt geleid over den Wieringer dam. Zal op het IJsel meer zelf een nieuw verkeer ontstaan en kan Enkhuizen daardoor als haven zelf be langrijk worden? Ik weet er niets van. Medemblik, dat thans op een schiereiland ligt, komt na de dropgmaking terecht in het diepst van een baai en 't zal wel aan be langrijkheid winnen, want minder dan nu, dat kan al haast niet. De lepelaars, die hier in de bocht vaak garnaaltjes komen visschen zullen voorloopig de baai nog wel blijven bezoeken, later 't zal weer zeer interessant kijkt naar rechts en links, struikelt echter over een voetenbankje, waarbij ze quasie haar rok stuk trapt. Groot verdriet. Nu komt B binnen, vraagt met gebaren naar de oor zaak van die tranen, beziet den rok en naait hem in een paar tellen. Groote vreugde van A. Samen af. Het aardige van dit spel is, dat het ge deelte van het gezelschap dat binnen blijft, niet alleen heeft toe te kijken, maar ook telkens moet raden welk woord er vertoond wordt." Nu wij toch aan de kinderspelletjes bezig zijn, komt ons in de gedachte hoe in de Vrouw en haar Huis Mej. Wessels eenige jaren geleden raad wist te geven voor kindervertooningen naar aanleiding van liedjes, hier de Miniatuurtjes" van Cath. van Rennes. Pantominische voorstellingen zijn over 't algemeen zeer geschikt voor de huiskamer, of liefst voor kamers en suite." Ze vereischen geen mooie kostuums noch veel decors. En wat 't prettigst is, de kinderen hebben er recht veel schik in en voeren de bewe gingen doorgaans zeer los en bevallig uit. De liedjes, pantominisch voorgesteld, wor den door een of meer stemmen bij de piano gezongen. Vijf kleine zusterkes Gekozen was het bekende Vijf Kleine Zusterkes. Een kamerschut onttrekt de kleine speelsters aan het oog. Het wordt wegge schoven en de vijf meiskes liefst afloopend in grootte zitten onbeweeglijk stil op een rij en blijven zoo zitten. Bij het volgende liedje Een dansje" uit hetzelfde bundeltje draaien zij zich en profiel" om en bij trala, trala" schudden ze op de maat precies rhythmisch, hun hoofdjes op en neer. Een dansje Ook was een dansje allén genomen. De 5 kinderen staan verdekt opgesteld. Als gezongen wordt: de eerste dat is Koosje", huppelt het grootste meisje naar binnen, achterom wenkend naar de tweede om k te komen. Achtereenvolgens komen steeds kleiner wordend de volgenden, en als het vijftal voltallig is, dansen ze in een kring, bij trala la la la la la telkens even op hun hurken doorzakkend. Bij 't wederkeeren van dezelfde melodie loopen ze hand aan hand, maken front vlak naast elkaar en springen bij 't laatste dans" gelijktijdig op met een hoofdknik en de handen op de knieën slaand. Dan gaan ze weer in een kring staan, de han den in de zij, voorovergebogen, druk pratend. IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIlllllUtMIII zijn, na tegaan, wanneer en waarom zul len ze een stapje verder gaan, aan gene zijde van den dijk. Dien dijk, daar spitsen we ons allemaal op, den grooten dijk van Ewyksluis over Wieringen naar Piaam in Friesland, het zooen-zooveelste wereldwonder, dertig kilometer lang en met dertig uitwateringssluizen naast elkaar, samen een breedte beslaand van een kilometer. Een heele kluif voor de ingenieurs en aannemers, later een heele kluif en een zeer smakelijke voor de wan delaars, de biologen, de geografen, voor ieder, die er van houdt, om in de natuur iets te zien gebeuren. Daar zal me wat gebeuren als de wateren, die de Noordwester door de zeegaten tusschen de Noord zee eilanden naar binnen jaagt, daar stuiten tegen het paalwerk en de steenglooiingen. Het zand en slib van de zuidelijke Wadden zal worden omgeroerd en op heel nieuwe manier neergelegd met nieuwe geulen, nieuwe slenken, nieuwe balgen. Langs den binnenberm zal 't kalmer toegaan, maar ook daar is aanslibbing te wachten. Wie weet, wat voor prachtige strandjes zich hier zullen vormen en hoe spoedig die dijk een voor land krijgt, dat de rechtheid van die dertigkilometerlijn zal maskeeren. Zeer zeker zal zich daar een belangwekkend planten- en dierenleven ontwikkelen, anders weer dan aan den Westkappelschen dijk en aan de Hpndsbossche zeewering of den Helderschen dijk. Voor de vogelwereld verwacht ik er veel bijzonders. Het zal er doodeenvoudig krioelen van doortrekkers en wintergasten, en vooral binnendijks de kleine strandvogeltjes zullen er weldra broedgelegenheid in overvloed vinden. De volgende week willen we den Oostoever bezien en de nieuwe polders zelf. JAC. P. THIJSSE T. te H. Pestvogels bezoeken ons land ieder jaar. Soms, en nog al dikwijls, zijn ze heel talrijk. De boodschap die ze brengen is niet van pest of oorlog, maar van over vloed en lust. Daarvan vertel ik later wel eens.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl