De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 14 februari pagina 6

14 februari 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Febr. '15. No. 1964 De Senembah-Maatschappij 1889?1914 Zonder uiterlijk feestyertoon herdacht de Senembah-Maatschappij" den dag, waarop vijf en twintig jaar geleden de Koninklijke goedkeuring op hare statuten werd verleend. Met het oog op de tijdsomstandigheden zonder uiterlijk vertoon, maar niettemin verscheen als feestgave aan hen, wier be langen met die der Maatschappij verbonden zijn, een keurig uitgevoerd historisch over zicht, opgesteld door den heer Dr. C. W. Janssen, die van den aanvang af als Direc teur de zaken heeft geleid. Dit overzicht geeft blijk van zooveel zorg voor het aan deze onderneming verbonden arbeiderspersoneel, dat het wenschelijk voorkomt er de aandacht op te vestigen. In 1871 verkregen de heeren H. Naeher en C. Grob ter Oostkust van Sumatra de beschikking over een vrij aanzienlijk grond gebied, dat, later uitgebreid, zich van het . gebergte tot aan de zee uitstrekt langs de oevers van de Bloemei-rivier. Aanvankelijk voornemens zich toe te leggen op de nootmuskaatkultuur, gingen zij later over tot den aanplant van tabak, en verkregen daar bij een zwaar en donker product, dat vele jaren goede prijzen maakte. Toen evenwel de smaak van het Europeesche publiek om sloeg naar de lichtere soorten, waarvoor de gronden van de firma minder geschikt bleken, achtten genoemde heeren de cultuur niet meer loonend, zoodat zij, mede om gezondsheidredenen, de ondernemingen van de hand wenschten te doen. De leiders van de Deli-Maatschappij", met welke de firma Naeher & Grob in zake lijke verhouding stond, betreurden dit besluit Chineesche koeliekongsie-etablissement (oud) Chineesche koeliekongsie-etablissement (nieuw) zeer. Zij toch waren van oordeel, dat door invoer van ander goed ook aan de gewij zigde eischen van de tabaksmarkt zou kunnen worden voldaan. Dit bracht hen er toe, voor te stellen de firma Naeher & Grob om te zetten in eene naamlooze vennootschap, van welke de Deli-Maatschappij een belangrijk gedeelte der aandeelen zou aankoopen. Deze voorslag werd aangenomen, zoodat op 11 September 1889 kon worden overgegaan tot de oprichting der Naamlooze Vennootschap Senembah-Maatschappij". Dit lichaam bedoelde dus eenvoudig te zijn een voorzetting van een flink opgezette particuliere firma; de voorgeschiedenis was niet van dien aard, dat men de verwach tingen hoog mocht spannen. Hare gronden behoorden gedeeltelijk lang niet tot de beste Deli-gronden en waren zeer verschillend van aard. Dit vorderde veel inzicht van het Europeesch personeel: iedere onderneming had hare eigen eischen van grondbewerking, bemesting en zaad. Een Tabaksveld iiiuiiiiimiii Pygmalion". Een komedie in 5 bedrijven van BERNARD SHAW. Het is een van de eigenaardigheden van wat men in Engeland de society" noemt een juist hollandsch woord, dit begrip precies weergevend, ontbreekt dat zij gretig zit te genieten en te grinneken in theaterzalen bij komedies, waarin zij zelve satyrisch in het zonnetje wordt gezet. In dit verschijnsel ligt, geloof ik, het succes van Shaw's tooneelwerk. Daar ik in 1905 naar Indië vertrokken ben en, met een tusschenpoos in China, bijna acht jaar ben weggebleven, heb ik het succes van Shaw op onze hollandsche plan ken niet kunnen volgen. Benige weken geleden zag ik, bij Rpoyaards" (zoo heet immers in de wandeling de N. V. Het Tooneel" ?) voor het eerst een tooneelwerk van Shaw, Fanny's Eerste Tooneelstuk", en deze kroniek schrijf ik den avond nadat ik Pygmalion" heb gezien. Al heb ik nu maar een klein stuk van Shaw's werk op het tooneel gezien het lezen van tooneelstukken acht ik onvoldoende ter beoordeeling toch meen ik wel zoo onge veer gevoeld te hebben wie deze bittere, felle, giftige, striemende, maar o! zoo geestige n ij das is. Zijn tooneelstukken, althans deze twee, zijn striemen, zweep slagen, kankeringen, schijnbaar cynisch, en bijna doorloopend geestig, maar misschien wel van een ziel, die fel hoonlacht, omdat hij niet weenen wil. Hij maakt bittere satyre, op het onechte, het leelijke, .het hypocriete yan de maatschappij en haar moraal, maar hij maakt zelf geen schoonheid van het echte, schoone, ware, waar de groote kunst van komt. Het publiek zit te smullen en te grinneken, omdat het in het Shawsche tooneel het leven van zijn eigen society" herkent, omdat het den tooneelschrijver in al het onechte en vpoze er van ziet wroeten, en omdat het er zijn eigen moraal, die het zich in zijn lastige conventies doet knellen, eens lekker in uit elkaar gereten en besnuffeld en begicheld ziet. Van Eeden zegt in zijn Hollandsche Dra matiek" (Studies V): Het publiek wil het leven herkennen en het leven is thans «iet zeer welgemaakt", en hij vergelijkt hetgeen ons thans als dramatische kunstwerken wordt voorgezet niet onaardig met een pan-athenaischen optocht van gebochelden en horrelvoetigen. Hij zegt ook nog in dit opstel, dat ik aanhaal omdat het zoo uit mijn eigen hart spreekt: En daarom hebben wij niet zoozeer behoefte aan tooneelschrijvers die ons pakken met hun brokken werkelijk heid, maar aan dichters, die in ons misvormd leven de gestalte van het edele, verhevene en harmonische weer levend trachten te maken." Nu geeft Shaw wel niet zoozeer een brok werkelijkheid" als een satyrische karikatuur er van, maar een dichter, die het verhevene en harmonische schept, is hij toch stellig niet. Intusschen brengt zulk werk toch k wel een stap nader tot het ideaal. Het gemis aan echtheid, aan schoonheid in de maat schappij en haar moraal voelen en aan de kaak stellen, is een opruimingswerk, waarna later misschien het opbouwen van het echte en schoone beginnen kan. Een moeilijkheid voor 't vertoonen van Shaw's werk lijkt mij het specifiek engelsche er van. Zou daarom bij Royaards" in Fanny's Eerste Tooneelstuk" alles zoo verhollandscht zijn? Dit stuk speelde wel is waar in Londen, maar behalve de prachtig getypeerde graaf O' Dowda van Royaards?al de menschen er in waren hollandsch. Zelfs Jan Musch wist van meneer Knox niet veel meer te maken dan een hollandsch burger mannetje, waar een engelsch bourgeoisie toch nog een heel ander type is. Ook de tooneelcritici daarin zal men in diégedaante, als toen in 't Paleis voor Volksvlijt, in Enge land tevergeefs zoeken. En thans is Shaws Pygmalion", zeer goed aangekleed" door Het Neerlandsch", opge voerd in Hollandsen hoofdsteden the topic of the day", hoewel, door de onbekendheid met Londensche society" toestanden, en de daarop slaande steken en hatelijkheden, veel van de specifiek Londensche aardig heden er uit verloren gaan. Een stuk, dat al dadelijk met iets noch nie dagewesenes" begint, namelijk met een echte regenbui op het tooneel, van heusch water, met een echte" auto daarna, en met allerlei onfatsoenlijke' woorden er in als dofgajes" en mollen" en misschien wel de clou" van het stuk ben je be lazerd?" is dan ook wel eenigszins voor bestemd om te trekken, Jammer, dat het hoofdmotief er uit niet zoo bijzonder waarschijnlijk en geloofwaardig is. Het is absoluut onwaar, dat, door wat lessen, van een ordinaire bloemenmeid een lady", een dame" zou zijn te maken. Men is lady" of men is het niet, zooiets is aan geboren, en door milieu ontwikkeld, en zoo dit ergens bewezen is, dan is het juist in Engeland. Zij, die meenen, dat met lesjes geven en in zoogenaamd maatschappelijk hoogere kringen brengen van een burger jongen een echte meneer en van een burgerjuffie een dame zouden te maken zijn, moeten maar eens in de indische maatschappij gaan rond kijken, die, im Groszen Ganzen, een parvenumaatschappij is, wemelend van zulke elemen ten. Geen twintig jaar lessen, geen twintig maatschappelijk hoogere rangen zijn er daar in geslaagd, van niet dat tot iet kwam een lady of een echten heer te maken. Alle respect voor Shaw, alle respectvoor zijn Prof. Higgins ook, maar al is zijn stuk geen brok werkelijkheid" maar satyre dat binnen zes maanden tijd uit de kariIn de hooger gelegen deelen moest men verkeersmoeilijkheden overwinnen; de lagere gronden werden voortdurend bedreigd met overstrooming. Maar het was of al deze bezwaren den ijver der leiders verhoogden; de financieele resultaten overtroffen verre de verwachting en thans neemt de Se nembah-Maatschappij" een plaats in onder de belangrijkste cultuurmaatschappijen van het gewest. * . * Met de bespreking van deze feestuitgave beoogen wij vooral in het licht te stellen hetgeen de Maatschappij gedaan heeft op sociaal gebied en in het bijzonder voor den gezondheidstoestand van hare arbeiders. Het invoeren van werkkrachten van elders maakte reeds in den aanvang van de Europeesche cultuur ter Oostkust van Sumatra de op richting van hospitalen tot afzondering van zieke koelies noodzakelijk. Nienhuys zelf heeft daarvan verteld, hoe na het in gebruik nemen van het eerste hospitaal het ziekencijfer onrustbarend toenam, maar hoe een eenvoudig dieet, bestaande in volkomen ont houding van alle lievelingsspijzen, velen den volgenden dag weder naar het werk deed terugkeeren. Aan dit eerste hospitaal was geen dokter verbonden; zelfs ontbraken het eerste jaar medicijnen. Toen de SenembahMaatschappij haar arbeid begon, was de jëugdperiode van de tabakscultuur reeds voorbij, zoodat ook de ziekenverpleging veel verbeterd was. De hospitaaldienst bestond uit een centraal hospitaal te Tandjong Morawa, den hoofdzetel van de Maatschappij, en drie hulphospitalen voor cholera-lijders, benevens n voorberi-beri-lijders, verspreid over de andere ondernemingen. Aan het hoofd van den dienst stond een geneesheer. Spoedig bleek dat hiermede niet kon vol staan worden. De Maatschappij leed in de eerstvolgende jaren onder haar werkkrachten groote verliezen door beri-beri en cholera; ook malaria en anaemie eischten vele slacht offers. Op de hooger gelegen ondernemingen vooral werd geklaagd over zwakte van de koelies, en hier kwam ook veel dysenterie voor. De Directie begreep dat, naast ver zorging der zieken, opsporing van de plaat selijke oorzaken van dezen onvoldoenden gezondheidstoestand geboden was. Zij slaagde erin zich de medewerking te ver zekeren van dr. W. Schüffner, die reeds spoedig na zijn aankomst in Deli kon vast stellen, dat de mijnworm oorzaak was van de zoo sterk heerschende bloedarmoede. Door bestrijding van dezen parasiet daalde het ziektecijfer aanmerkelijk. Ook tegen de andere ziekten werden krachtige maatregelen getroffen, terwijl de huisvesting der arbeiders nagegaan werd. De aan dit artikel toegevoegde afbeel dingen mogen als voorbeeld strekken van de verbeteringen op hygiënisch gebied. Zij stellen Chineesche koelieverblijven voor, zooals deze vroeger waren: bijna zonder licht en zonder luchtverversching, en zooals zij thans zijn: aan alle zijden voorzien van luiken, die des daags opengezet worden. De Senembah-Maatschappij heeft Schüffner in staat gesteld, niet alleen practisch, voor haar onmiddellijk nut, maar ook weten schappelijk te arbeiden, en toen het materiaal voor n onderzoeker te omvangrijk werd, aarzelde zij niet hem een medewerker ter zijde te stellen, dr. Kuenen, die later de leiding verkreeg van het Pathologisch Laboratorim te Medan, dat tot stand kwam door de samenwerking van de Deli-Maat schappij''en van de Senembah-Maatschappij" met hare jongere zuster, de Medan-TabakMij," die onder denzelfden Directeur en onder hetzelfde Bestuur staat. Ook hier wederom toonde de Senembah-Mij" haar ruime opvattingen, daar de werkzaamheden van dit Laboratorium geheel Deli ten goede komt. Schüffner en Kuenen hebben bewezen, dat het mogelijk is in een tropisch land onder een Oostersche arbeidersbevolking ook volgens Europeesche begrippen normalen ge zondheidstoestand te scheppen. Ongetwijfeld dacht dr. Van Loghem aan hun arbeid voor de Senembah-Mij, toen hij onlangs neer schreef, dat in Nederlandsch-Indië plaat selijk reeds resultaten bereikt zijn, die ver ontschuldiging voor slechte toestanden elders niet meer toelaten." Wij hebben hier de aandacht gevestigd op de bemoeiingen in zake de instandhou ding van de werkkracht der arbeiders. Maar ook in andere richtingen stelde de Directeur zich op een ruim standpunt. Oudgedienden onder de Chineesche koelies kunnen op kosten der Maatschappij naar hun land te rugkeeren, waarbij er voor gezorgd wordt, dat zij in het bezit van een flinke som geld zijn. Wat de Jayaansche werklieden betreft, stelt men er prijs op, dat zij in Deli blijven wonen; zij krijgen een huisje met erf en ontvangen maandelijksche toelage. Niet het minst wordt zorg gedragen voor de belan gen van het Europeesch personeel. Club gebouwen, ziekenhuis en herstellingsoord zijn daarvoor gesticht, terwijl een verplichte lijfrente-verzekering is ingevoerd, waarvoor de premie al weder grootendeels uit de kas der Maatschappij betaald wordt. De leiders van de Senembah-Mij" die hun aanvankelijk zoo bescheiden onderne ming niet alleen wisten op te werken tot een der voornaamste cultuurlichamen ter Oostkust, maar daarnaast medewerkten aan de bevordering van de welvaart van het geheele gewest, zullen met groote voldoe ning op het afgesloten tijdperk kunnen te rugzien. H. H. Z. Javanenkolonie Tangjong Morawa katuur van een bloemenmeid als Eliza (wie zag, tusschen twee haakjes, ooit zó'n ver wilderd beestje van een bloemenmeisje in geheel Londen?) een hertogin-achtige lady zou kunnen groeien is een absurditeit en, wat erger is, is een bewijs dat Shaw, in zijn izegrimmigheid, niet weet wat een echte lady" eigenlijk is. Er is daardoor in de geheele Eliza-figuur van het stuk iets onwaarschijnlijks, dat door geen spel is goed te maken. Die onwaar schijnlijkheid begint al met de bloemenmeid zélf, die beestengeluiden uitstoot. Zulk een type zal men in een Londensche wijk als die, waarin de St. Paulskerk staat, tevergeefs zoeken, en de onwaarschijnlijkheid blijft het geheele stuk dór bij, k wanneer zij, in een fijn, smart" toilet gekleed, in een salon over haar gemolde" tante spreekt. Neen, dan is mij de Dora Delaney uit Fanny's Eerste Tooneelstuk" liever, die hélemaal echt" is en van leven trilt, en vooral de onbetaalbare Juggins daarin, die zoo treffend het bewijs geeft van eigenlijk zoowat het omgekeerde uit Pygmalion", namelijk dat een gentleman van geboorte en opvoeding altijd een gentleman blijft, ook al wordt hij butler" of lakei of zooiets. Die Juggins, die een echte hertog is, en dat in zijn bediendenlivrei steeds blijft, omdat het gentleman-zijn evenmin afgeleerd als aangeleerd wordt, lijkt mij een heel wat echter, en dus levender schepping dan de beest-geluiden uitstootende bloemenmeid, die aanleert om hertogin te worden, en dan haar meidenaard en meidenmanieren afleert. Door de onwaar schijnlijkheid van die Eliza-metamorphose wordt vanzelf de satyre op de society, waarin zij komt, en op de daar heerschende moraal, minder treffend. Ook in Eliza's vader Doolittle is iets van dat onechte. Zijn bespiegelingen over de moraal en zoo zijn te ingewikkeld en te scherp uit zijn mond. Men voelt direct: hier spreekt niet Doolitlle, hier spreekt Shaw zelf, die zich van hem bedient om zijn hate lijkheden en paradoxen te luchten. En zulke trucs zijn altijd onbeholpen in een komedie, waarin iedere persoon een apart leven, een apart type moet zijn, maar geen spreekbuis voor den acteur. Om op het spel neer te' komen, ik heb genoten van Gimberg als Prof. Higgins. Be halve dat hij er wat jong uitzag voor een veertigjarige vind ik zijne creatie kostelijk. Het echt kwajongens-achtige en slordige, dat sommige geleerden hebben (prachtig vond ik het slecht zittende, telkens in den nek opkruipende jasje), het geheel opgaan in zijn hobby horse , het zich verkneuteren en groeien in zijn wetenschappelijke succesjes, was bizonder raak. Zijn stille spel (b.v. in de 5e acte, zittend in den stoel, en het telkens opkijken en genieten onder 't spreken van Eliza) was hier en daar bewonderens waardig. Komt het omdat ik een geleerde, volbloed stokpaard-ruiter, onder mijn vrien den heb, waar hij sprekend op leek in deze rol, tot in de minste gebaren toe? Dat ik de Elize van Mevr. Lobo Braakensiek een van de beste onder de actrices aan 't Neerlandsch niet zoo gewaardeerd heb, ligt misschien in de karikatuur, die het bloemenmeisje van Shaw in de Ie acte is, en die ietwat Schellevis-Mie-achtig uit een Revue lijkt, of misschien ook daaraan, dat, ondanks de schitterende toiletten en 't groote-damesachtige kapsel, deze Eliza mij tóch niet de illusie van een grande dame", van een lady uit de hooge engelsche aristocratie kon geven. Daartoe is nog iets mér noodig dan het toilet en de coiffure. En juist dat iets mér ontbrak, het bloemen meisje was nooit geheel weg, en de lady nooit geheel aanwezig. Heeft deze actrice misschien k het onmogelijke van Shaw's paradox gevoeld, dat uit zoo'n straatmeid ooit een volmaakte lady zou te maken zijn, en heeft dit onbewust haar opvatting van de rol geïnfluenceerd ? HENRI BOREL Mgr. Dr. Gisbert Brom f In leven Directeur van het Nederl. Historisch InstituutJte 'Rome. Een man van beteekenis, een edel mensch, een goed vriend is heengegaan. Zeer velen treuren om hem: zijn reeds zoo zwaar be proefde moeder, zijn familie, zijn talrijke vrienden, mannen en vrouwen van kunst en wetenschap hier en in het buitenland, allen, die met hem in aanraking kwamen. Ik kon hem weken achtereen gadeslaan als gastheer, gids, geleerde en directeur en vaak met hem spreken, toen ik in het voorjaar van 1912 te Rome vertoefde. Ons laatste samenzijn was in den zomer van 1913, toen ik hem in de groote vacantie te Utrecht bezocht en verscheidene uren van zijn opgewekt gezelschap genoot. Toen ik vertrok wenkte ik hem (ach, voor de laatste maal) uit den trein toe; sedert hebben wij nog wel menigen brief gewisseld, maar ik zag hem niet weder. Er kwamen berichten van minder goede gezondheid, ze werden onrustbarend, men begon bezorgd te worden, te twijfelen aan herstel... de treurmare van zijn dood maakte aan alles een einde. Nog maar vijftig jaar! Wat had hij nog... neen, wat heeft hij in zijn welbesteed leven veel voor velen gedaan! En hij deed 't altijd gaarne en goed, want hij was een hulp vaardig mensch, een onvermoeid werker; menschenkenner bij uitnemendheid, met veel illusies en de wilskracht om ze te verwe zenlijken. Zijn Instituut te Rome, dat was zijn lust, zijn glorie. Het was een genot daarover met hem te spreken. Hij was zoo gelukkig met de nieuwe woning (43 Via dei Greci): zij beantwoordt," zoo schreef hij in zijn laatste jaarverslag van 1913, in haar eenvoud aan redelijke eischen, is zeer gunstig gelegen en biedt voorloopig ruimte genoeg aan de boekerij... Met nieuwen moed en dankbaar voor den hoogen steun der Regeering, gaat dus het Nederlandsch Historisch Instituut zijn tiende levensjaar in." Helaas, er zou geen verslag meer van zijn hand verschijnen. Over het Instituut (zijn wording, werkzaamheid en toekomst) heb ik in 't najaar van 1912 een waardeerend woord geschreven. (Eigen Haard, 5 Oct. 1912). Nu staat het daar in de Eeuwige Stad in dezen droeven tijd, wel niet verlaten en hulpeloos, maar zonder leider. Over zijn levensgang en zijn werk, over zijn wetenschappelijken arbeid zullen zijn vakgenooten spreken. Zij zullen veel en velerlei hebben te loven. De mooiste en vruchtbaarste jaren van zijn leven liggen ginds in Italië, te Rome. Het Nederl. Historisch Instituut, stichting van prof. Blok, heeft aan Brom's energieke leiding ontzaglijk veel te danken. De Nederlandsche Regeering, vele mannen en vrouwen van kunst en wetenschap, die Rome bezochten, de talrijke vrienden en vereerders van dr. Brom, zullen zijn nage dachtenis het best eeren, wanneer zij zijn Instituut, dat Nederland tot eer strekt, blij ven steunen. Hooggeachte vriend Brom, we zullen u niet vergeten, maar als we weer in Rome komen en gij daar niet meer zijt...? Amst., 9 Febr. 1915 Prof. dr. J. W. BECK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl