De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 21 februari pagina 11

21 februari 1915 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Febr. '15. - No. 1965 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11. Amsterdam in verlegenheid (De Regeering, die maar geen Burgemeester benoemd) Nadruk verboden De hymne vaneden haat De voordracht van de hymne van den haat, weergegeven door den spion-teekenaar van The Bystander na een bezoek aan Wilhelmshaven gebracht. Onverbeterlijk (Punch) Minister Cort van der Linden AMSTERDAM: PIET, PIET, HOE KAN JE ME NU ZOOLANG LATEN STAAN. MOEST JE NU DE OUDE SCHOENEN WEGHALEN, VOOR JE MIJ DE NIEUWE BRENGEN KONDT? Morgen, vriendje! Een beetje buiig vandaag, niet ? IIIIMlmlHIIIIIIIillMMMIIII Redacteur: Dr. A. G. OLLAND Predikheerenkerkhof l, Utrecht Alle berichten,deze rubriekbetreffende.gelieve men te adresseeren aan bovenstaand adres. PROBLEEM No. 10 VAN SAMUEL GOLD, TE NEW-YORK ZWART 8 Beter is de gewone voortzetting 5. e5, Pfd7 6. Le7: De7: 7. Pb5, waarna wit door c3 en f4 zijn centrum kan behouden. 5 Le7xf6 6. e4?e5 Lf6?e7 7. Ddl?g4 Tegen den zet c5, die het centrum zal verbreken, heeft wit niets; daarom tracht hij op den koningsvleugel een aanval te krijgen. 7. 8. 9. 10. 11. 0-0 f 7-f 5 c7?c5 Pb8-c6 Lfl?d3 Dg4?h3 d4<c5 f2-f4? Hierdoor komt wit in moeilijkheden, de korte rochade wordt onmogelijk. De juiste zet is Pf3, maar ook dan staat zwart na Lc5: 12. 0-0, b6 en Lb7 iets beter. 11 Le7Xc5 12. Pgl?f3 Pge2 is al niet beter; bv. 12. Pge2,' Da5 13. Kfl (13. 0-0-0 dan d5-d4 en Da2:) Ld7 en de witte koning kan geen veilige plaats vinden. 12 Dd8-b6 Belet de beide rochades (0?0?0, dan Le3f en Lf4:) en dreigt Db2: met verlies van een stuk. (Stand der partij na 12 Dd8?b6) ZWART f g h a b e d e WIT Wit: Ka7, Tb5, Ld l en d4, Pa6 en f5. Zwart: Kc4, Dhl, Lc6, Pa5 en d7, pionnen b7, d3, f2 en h6. Wit geeft mat in twee zetten. Oplossing over 14 dagen. OPLOSSING PROBLEEM No. 9 VAN G. HEATHCOTE Wit: Kei, De3, Tc6 en f3, Pc4 en d3, pionnen a5 en d5. Zwart: Kc3, Tf6, Pa2en cl, pionnen b4enb5. 1. De3?e4, Kc3?b3, 2. Pd3?c5f. 1...., Kc3?c2, 2. Pd3Xb4f. 1...., Tf6Xc6, 2. Pd3Xclf. 1...., Tf6Xf3 2. Pc4-d2f. De overige varianten ter nasporing van den lezer. Een aardig probleem, voor een tweezet tamelijk lastig. Eenige oplossers hebben zich er dan ook door laten verschalken. Goede oplossing ontvingen wij van: W. Free te Groningen; S. de Vries te Zierikzee; G. A. C. te Antwerpen; J. G. Arnoldus te Middelburg; M. Dolman en J. S. te Zeist; H. J. Haas en L. O. te Utrecht en H. Beets te den Haag. Probleem No. 8 werd nog goed opgelost door H. de Jonge van Ellemeet te Genève. De volgende partij werd gespeeld in den winterwedstrijd der schaakclub Utrecht", (26 November 1914). FRANSCHE PARTIJ Wit Zwart (hr. A. E. van Foreest G. J. van Gelder 1. e2?e4 e7?e6 2. d2?d4 d7-d5 3. Pbl?c3 Wil men de afruilvariant, die licht remisespel geeft, vermijden, dan is dit wel de beste en meest gespeelde zet; ook Ld3 is nochtans correct. 3 Pg8?f6 4. Lel?g5 Lf8-e7 5. Lg5Xf6 ? i d e WIT g h 13. Tal?bl Het eenige; b3 is natuurlijk fout wegens 13.... Lb4 14. Kd2, d4. 13 Db6-b4 Dreigt DF4: en d4, welke dreigingen niet beide te pareeren zijn. 14. Dh3?h4 Lc5?e7 Om de dame naar een, voor den aanval op den koningsvleugel, minder gunstig veld te verdrijven. 15. Dh4?g3 d5-d4 16. a2 -a3 Db4?a5 17. b2?b4 Pc6Xb4 18. a3Xb4 Le7Xb4 19. 0-0 d4Xc3 Nu is wit twee pionnen achter en heeft als compensatie slechts het feit, dat de zwarte damelooper nog onontwikkeld is. Wit k'ijgt dan ook eenigen aanval. 20. Dgl?h4 Lc8-d7 21. g2?g4 Lb4?c5f 22. Kgl-hl Beter is Kg2. 22 Ld7-c6 23. Ld3-c4 Ta8-e8 24. g4 <f5 Dit wint de kwaliteit, wat echter niet voldoende is, daar de beide zwarte loopers prachtig geposteerd zijn en de witte f-pion bezwijken moet. 24 TfSXfS 25. Lc4?d3 Lc5?e3 26. Tb l-el De toren doet op de e-lijn niets; beter is Kg2, om zoo spoedig mogelijk het paard vrij te maken. 26 Le3-d2 27. Ld3Xf5 e6Xf5 28. Tel?al? Da5?b4? Beide partijen overzien de zeer eenvoudige voortzetting 29. Lf3:f, waarmee zwart een toren wint. 29. Khl-g2 Ld2Xf4 Ook Df4: is zeer sterk; bv. 30. Df4: Lf4:31. Ta7: Le5: (Ook 29.... Te5: was mogelijk. Red.) 30. Kg2-h3 Op Ta7: kan volgen 30 Dc5 31. Df4: Da7: 32. Df5: De3. of 31. T v> Le5:. 30 Te8-e6 (Stand der partij na 30 Te8?e6) ZWART *? a d e WIT f g 31. Dh4-d8f 32. DdSXfSf Nu dreigt 33.... 35. Kgl Tc2:. 33. Pf3-h4 34. Ph4Xf5 35. Pf5?g3 Db4?f8 Kg8Xf8 Th6f 34. Kg2 Th2:f Te6Xe5 a7?au De partij is thans, dank zij de pionnenovermacht, gemakkelijk voor zwart te winnen. 36. Tal-dl Ph5 gaat niet op, wegens 36... Te3f 37. Kg4? Ld7f. 36 Kf8?e7 37. Tfl-el Lc6-f3 38. TelXeSf Lf4Xe5 39. Tdt?d3 h7-h5 40. Td3?e3 Ke7*-e6 41. Pg3-e2 Lf3xe2 42. Te3Xe2 b7?b5 43. Te2?el a6?a5 44. Kh3?g2 Meer voor de hand ligt het, om door Tal of Tbl, te trachten de pionnen tegen te houden. Maar het zou niet baten, de pionnen winnen dan door den koning ondersteund, terwijl zij het nu alleen af kunnen. 44 b5?b4 45. Kg2-f3 a5?a4 46. Tel?al ? b4?b3 47. h2?h4 Op Ta4: volgt bc: en Lf4. 47 b3-b2 48. Tal-gl g5-g4f 49. Kf3?e4 a4-a3 geeft op. (Opmerkingen van den heer G. J. van Gelder). SCHAAKGEDACHTE De hoogste volmaaktheid in de kunst moet ook bij het schaken beschouwd worden als een onbereikbaar ideaal. Door voortdurende oefening kan men echter dit ideaal steeds nader treden. Hij, die niet slechts in den voorhof van Caissa's tempel wil vertoeven, maar ernstig er naar streeft door te dringen tot het aller heiligste, moet dagen- en wekenlang studeeren op de moeilijke vraagstukken, die het schaakspel biedt. Aan hem openbaren zich dan langzamerhand allerlei schoonheden, die onopgemerkt voorbijgaan aan duizenden van schaakliefhebbers en zelfs aan meesters. (G. MARCO, in de Wiener Schachzeitung) 12e Jaargang 21 Februari 1915 Redacteur: K. C. DE JONGE Van Woustraat 112", Amsterdam Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. CORRESPONDENTIE G. K. te A. Uwe oplossing van No. 18 was foutief. Wit kan geen winst bekomen. J. L. te G. Dank voor uwe problemen, die ik zal nazien. C. H. B. te d. B. Dank voor uw zeer waardeerend schrijven. Hoop u binnenkort per brief te antwoorden. P. v. R. te A, en anderen. Zooals u zult bemerkt hebben was de oplossinglokzet Lisser, niet de ontleding zooals door den heer L. uitgevoerd werd. OPLOSSING PROBLEEM No. 19 VAN DEN AUTEUR J. BOURQU1N Stand. Zwart: 7, 13, 17/19, 22, 27, 28, 36. Stand. Wit: 24, 31, 35, 37, 38, 42, 43. Wit: 37-32, 38-32 35-30, 30-25, 25: IJ Zwart: 28:39, 27:38 gedw. 35:27, 19:30 OPLOSSING BLADPROBLEEM VAN DEN AUTEUR S. ABRAM, A'DAM Stand. Zwart: 9, 12, 13, 15 18, 30. Stand. Wit: 24, 26/28, 32, 35, 37, 38. Wit_: 26-2!,_28-22, 27-21, 32j 3 Zwart: 30:19, Ï7: 267 26: 28 Dit is weder een probleem van den be kenden auteur, waarin het praktische spel volkomen is weergegeven. Tot tweemaal toe wordt aan zwart de keus van slaan gelaten. Wanneer zwart na 26-21 van wit zou slaan 17: 26 dan speelt wit 28-22. Slaat zwart na 28-22 van wit direct 17:28 dan slaat wit onmiddellijk 32:3. Dergelijke standen komen in het praktische spel voor en is de speler niet op de hoogte van die standen, dan gaat de geforceerde winst verloren, want hier zien wij de winst op een vrijwel geforceerde manier te voorschijn komen. Ons compliment aan den ontwerper. PROBLEEM No. 21 VAN DEN AUTEUR A. MEAUDRE Zwart (11 schijven l dam) l 6 11 10 21 26 31 3G 41 40 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Wit (11 schijven) Stand. Zwart: 2, 4, 8, 10/12, 17, 20, 26, 30, 31, dam op 15. Stand. Wit: 13, 22, 28, 33, 38, 39, 41, 42, 45/48. PROBLEEM No. 22 VAN DEN AUTEUR SONIER Zwart (11 schijven) l 6 11 16 21 26 31 36 41 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Wit (11 schijven) Stand. Zwart: 8, 10, 13, 14, 16,19/21,24, 26, 40. Stand. Wit: 22, 23, 27, 28, 32/34, 37, 38, 43,45. Oplossingen worden binnen 14 dagen ingewacht aan bovenstaand adres. Goede oplossingen ontvangen van P. van Rossum Jr., A'dam, van NOS. 17 en 18; G. Kerlen, A'dam, van No. 17; J. Luteijn, Groede, van NOS. 17 en 18; A. J. Oskam, Utrecht, van NOS. 17 en 18. Lokzet W. Lisser is alleen aangegeven door A. J. Oskam, Utrecht. CAUSERIE OVER HET PROBLEEMWEZEN (Vervolg) Wij zullen hierondereen probleem opnemen van van Embden", dat zeer zeker den naam van fantasieprobleem mag dragen. Stand. Zwart: 4, 5, 21, 24, 27, 32 en 8 dammen op 12, 18, 20, 22, 28, 30, 37 en 42. Stand. Wit: 13, 33, 36, 38, 39, 43, 46/48, dam pp 44. Wij gelooven dat er niemand zal zijn die dit een natuurlijken stand zal noemen. Bijna alle zwarte dammen zouden schijven kunnen zijn, behalve de dam op 18. De verhouding van het aantal stukken wordt daardoor eenigszins verminderd, maar toch heeft zwart een te groot aantal schijven. De oplossing van dit probleem is als volgt: Wit: 44-50. 46-41, 48:37, 36-31. 38-32 Zwart: 18:9, 37:46, 32:41, 27:3ö,?28:37 33-28. 50:48! 22T44" Dergelijke problemen geven nimmer het praktische spel weer en voldoen in geen geval aan de gestelde eischen. Dat wij evenwel zoo nu en dan een fantasieprobleem zullen opnemen, zal alleen geschieden om de schitterende slagwendingen. Wij komen nu tot de 4e soort n.l. problemen met naspel. Dit zijn ook slagproblemen, waar na den slag er nog enkele stukken over blijven, die bij de minste fout van wit remise zouden worden. Dit noemen wij dan het naspel. Heeft zwart bij slagproblemen gedwongen zetten, bij een naspel wordt dit anders, daar aan zwart geheele vrijheid van spelen gelaten wordt. Niettegenstaande die vrijheid zal zwart verliezen, mits wit de juiste zetten maakt. Elke afwijking die zwart kan doen noemt men varianten". (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl