De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 21 februari pagina 2

21 februari 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 Febr. '15. No. 1965 t r v -j 'j'.ni "i i- i '. L> tillen besmet. Ook schijnt het niet te zijn voorgekomen, dat bij de inneming van een stad de geheele bevolking over den kling werd gejaagd; hoogstens werden er eenige vrouwen en meisjes verkracht, dikwijls ook een aantal burgers gefusilleerd, omdat men geloofde dat uit een van de huizen was geschoten. Vooruit gaan wij dus nog altijd mits men het punt van vergelijking ver genoeg terugneemt; de Wandelende Jood zou kun nen constateeren, dat het in dezen oorlog minder schots toegaat dan in den tijd der Kruistochten en dat hij zelfs een buiten gewoon humane oorlog mag heeten, verge leken bij den inval der Hunnen in Europa. Alleen maar: de barbaarschheden, die in dezen oorlog niet worden bedreven, worden niet nagelaten, omdat men dit bij interna tionaal verdrag heeft afgesproken, maar omdat een mensen van onzen tijd tenzij hij een beest is ze niet meer begaan kan. Voor zoover de Haagsche conventies zich hebben bepaald tot het vaststellen van wat even goed zou worden nageleefd als er geen Haagsche conventies bestonden, houdt men zich er stipt aan. De rest: de conventies over (het leggen van mijnen, over het niet beschieten van onverdedigde steden, over het buitmaken van koopvaardijschepen, over al zulke oorlogsdaden dus, waarvan het bedrijven voordeel kan opleveren en die in onzen tijd nog niet algemeen als een gruwel worden gevoeld de rest is scheurpapier. Vooral de handel en scheepvaart van on zijdige mogendheden blijken in dezen oorlog geheel te zijn overgeleverd aan de wille keur en het eigenbelang van de oorlogvoe renden. Engeland heeft in dit opzicht den neutralen de meeste last en schade berok kend, omdat het ter zee het machtigst is. Het heeft van het begrip voorwaardelijke contrabande" zulk een definitie gegeven, "dat de handel van neutralen met Engeland's vijanden er in hooge mate door beperkt is geworden; het heeft de vaart op de Noord zee belemmerd door die zee tot militair ge bied te verklaren; het heeft, door het strooien van mijnen, bovendien een aantal onzijdige handelsvaartuigen en treiters tot zinken ge bracht. Wanneer Duitschland even machtig ter zee was geweest als Engeland, zou het die macht evenzeer hebben gebruikt om den handel op Engeland te fnuiken. Nu de Duit sche vloot zich schuil moet houden, heeft Duitschland tot dusverre den neutralen handel alleen bemoeilijkt door het leggen van mijnen, vooral door de onvoldoende aanwijzing van het door mijnen gevaarlijk gemaakte gebied. Tot dusverre. Want het zal anders worden. Morgen, den 18den Februari als deze woorden gedrukt staan, zal de lezer reeds meer weten van de toepassing van den Duitschen maatregel begint een nieuwe periode in den oorlog ter zee. Duitschland heeft, te beginnen met dezen datum, alle wateren langs de Engelsche kust, met inbe grip van het Kanaal, tot oorlogsgebied ver klaard en aangekondigd, dat het daar den strijd tegen de Engelsche oorlogshavens, de Engelsche oorlogs- en handelsvloot met alle middelen" zal aanbinden. Welke deze middelen zijn, is natuurlijk niet aangegeven. De groote duikbooten schijnen in de eerste plaats bestemd te zijn voor het voeren van den nieuwen oorlog;" ook luchtschepen en mijnen zullen er ver moedelijk in grootere mate dan tot dusverre bij te pas komen. Overigens zal het nieuwe" ook hierin bestaan, dat de Engelsche koop vaardijschepen door duikbooten in den grond worden geboord, zonder dat aan de bemanDe volkshuisvesting te Amsterdam in 1913 (Slot.) De steeds toenemende beteekenis der overeenkomstig ' de Woningwet toegelaten bouwvereenigingen te Amsterdam thans 18 in getal weerspiegelt zich in de be dragen der, uit 's Rij ks kas, onder gemeente lijke garantie verleende voorschotten. Het eersteblok vereenigingswoningen was in 1909 voltooid. Op 31 December 1913wastoegekend door Rijk en Gemeente f 6.288.000, en voorloopig alleen door de Gemeente f 1.830.000, terwijl bovendien aan de niet toegelaten Bouw-Mij, tot verkr. van Eigen Woningen", eveneens onder gemeentelijke garantie, door de Rijkspostspaarbank een voorschot was verleend van f 1.860.000. Op genoemd tijd stip waren voltooid 2024 vereenigingswo ningen, in aanbouw of op het punt van aanvang 1158 woningen en in voorberei ding bovendien 1702 woningen, ongeacht den voorgenomen bouw van het Tehuis voor ongehuwde arbeiders." Op eene enkele uit zondering na (n.l. de vereeniging De Arbei derswoning" met een in het verslag nog als voorloopig vermeld voorschot van f 1.135.000, die evenwel inmiddels tot aan bouw overging) vragen de bovenvermelde sommen geene offers uit de openbare kas. De rente en aflossing vloeien daarin terug in den vorm van annuïteiten. Door deze tegen over het Rijk en de Rijkspostspaarbank te waarborgen, aanvaardt de gemeente eenige, zij 't ook geringe, risico. Zij is echter door haar toezicht en door de bepalingen in de erfpachtsuitgifte van het terrein ruimschoots gedekt. Bovendien kan het haar als grondeigenaresse niet onverschillig zijn dat enkele groote afnemers als de woningbouwvereenigingen, op wier gestie zij bovendien over wegenden invloed kan uitoefenen, naar alle waarschijnlijkheid minder zorg en moeite zullen baren dan een groot aantal speculatie bouwers. Hebben de vereenigingen te Amsterdam aldus een groote werkzaamheid ontwikkeld, deze zal nog gedurende een reeks van jaren met kracht moeten worden voortgezet om den 'bestaanden woningnood te lenigen. Het overzicht der laatste acht jaren wijst weliswaar uit dat de vermeerdering van het aantal woningen met 9322, vrijwel overeen stemt met die welke door de bevolkings toename (40.605 zielen) benoodigd was, n.l. 9.023 stuks, gerekend naar den maatstaf eener bezetting van 4l/2 bewoner per woning welke uit de telling van Maart 1909 is afgeleid. Daarbij is echter geen rekening gehouden met den norm van 3 pCt. leegstaande wo ningen. Wij mogen bovendien niet uit het oog verliezen dat het cijfer der vermeerde ring van het aantal woningen geflatteerd is. Immers sedert 1910 is de onbewoonbaarverklaring verminderd, ja vrijwel stopgezet, tengevolge van den steeds nijpenden woning nood. Een groot aantal woningen, die feitelijk ning gelegenheid zal worden gegeven zich te bergen. Als oorlogsdaad van Duitschland tegen En geland raakt deze maatregel de neutralen niet. Zelfs kunnen zij zich onthouden van een oordeel over de vraag, in hoeverre de nieuwe maatregel volgens het geldende zeeoorlogsrecht geoorloofd is, want de vraag naar het rechtmatige van een oorlogsdaad wordt tegenwoordig door iemand, die met zijn tijd meegaat, niet meer gesteld. Maar de neutralen zelf dreigen gevaar te loopen door de nieuwe wijze van oorlog voeren ter zee. Duitschland heeft uitdrukke lijk medegedeeld, dat voortaan voor neutrale schepen de vaart in de Engelsche wateren evenveel gevaar zal opleveren, als wanneer zij hun koers namen te midden van een gevecht tusschen een Duitsche en een En gelsche vloot; alleen de weg benoorden Schotland zal veilig zijn. Hiermede schijnt dus te zijn bedoeld, in de eerste plaats dat Duitsche duikbooten soms bij vergissing ook een onzijdig handelsvaartuig zullen torpedeeren; vervolgens dat bommen uit luchtschepen geen scherp onderscheid tus schen oorlogvoerenden en onzijdigen zullen maken; eindelijk dat er in alle Britsche wa teren kwistig mijnen zullen worden gestrooid. Het is mogelijk, dat dit alles in de prak tijk medevalt; ook de afsluiting van de Noordzee door Engeland heeft althans voor de Nederlandsche scheepvaart niet zooveel nadeelige gevolgen gehad, als er in den beginne van werd gevreesd. De kans is niet uitgesloten, dat Duitschland opzet telijk de vaart op Engelsche havens als buitengewoon gevaarlijk afschildert, om de neutralen daarvan terug te houden en aldus den toevoer van allerlei benoodigheden aan Engeland af te snijden. In de eerstvolgende weken zal moeten blijken, in hoeverre het is staat is, zijn dreigement in daden om te zetten. Maar ook al zullen de daden minder krachtig blijken dan de woorden, de neu tralen kunnen zich in elk geval er op^voorbereiden, dat de nieuwe maatregelen de schade voor hun handel en scheepvaart weder zullen vermeerderen. Vooral nu Engeland van plan schijnt, zijne koopvaardijschepen onder neutrale vlag te laten varen, waar door de kans vermeerdert, dat Duitsche duikbooten eenvoudig elk vaartuig, dat zij in de Engelsche wateren aantreffen, in den grond zullen schieten, zonder voorafgaand onderzoek of de neutrale vlag terecht dan wel ten onrechte wordt gevoerd. In hoeverre dit alles mag, laten wij daar. De neutrale mogendheden, die bij de vaart in de Engelsche wateren het meeste belang hebben, zonden reeds een protest, zoowel aan Duitschland, wegens het beperken van de vrije vaart, als aan Engeland, wegens het voorgenomen misbruik van de neutrale vlag. Maar van protesten geldt hetzelfde als van de Haagsche conventies: ze zijn scheur papier. Tenzij blijke, dat het protest de voorbode is van een daad; tenzij de nieuwe wijze van oorlogvoeren zooveel verlies van menschenlevens en zooveel materieele schade aan de onzijdigen zal berokkenen, dat zij metterdaad en liefst gezamenlijk zich te weer zullen stellen tegen deze onge hoorde aanranding van het goeden recht der onzijdige scheepvaart. Dit zullen wij hebben af te wachten. Intusschen doet men in Duitschland erg zijn best om de neutralen zooveel mogelijk tegen Engeland op te zetten. Het is nog niet genoeg, dat Engeland de onzijdige vlag zal misbruiken, maar men wil doen gelooven, dat het nog ander bedrog zal plegen. Gisreeds hadden moeten zijn afgevoerd, is dus in gebruik gebleven. Sinds 1904 trof de onbewoonbaarverklaring in totaal 3726 woningen. Het hoogste cijfer werd in 1910 bereikt met 734 woningen. In 1911 en 1912 minderde dit aantal tot 296 en 401 deze voornamelijk ten behoeve van de Sanierung" van Uilenburg en de plannen der vereeniging Oud-Amsterdam in denjordaan) maar het daalde in 1913 tot 23 De stopzetting deronbewoonbaarverklaringen is misschien nog het meest te betreuren omdat aldus bestendigd blijft de bewoning der kelders, die in 1913 nog ten getale van 1643 in gebruik waren (waarvan niet minder dan 573 stuks in de nieuwe stad.) En dat veertig jaar nadat het onderzoek dat de Gezondheidscommissie in 1873 op verzoek van B. en W. instelde, tot de slotsom had geleid dat eenmaal de tijd behoort aan te breken, waarin aan het wonen in kelders geen kelder toch kan volkomen aan alle billijke gezondheids-vereischten voldoen zonder uitzondering een eind gemaakt wordt"! Veertig jaar zijn sinds verloopen, maar zelfs niet in die buurten waarin toenmaals reeds alle kelderwoningen onbewoonbaar werden geacht, is nog steeds niet aan den wensch der toenmalige Gezondheidscommissie vol daan. Zulks in weerwil eenerzijds de eischen die men aan eene woning stelt, stegen en anderzijds de toestand dier kelderwoningen, o. a. door progressief toenemende verwaarloozing en uitwoning, naar alle waarschijn lijkheid sinds 1873 over het algemeen ver ergerde. De stopzettingder onbewoonbaarverklaring is een hoogst betreurenswaardig nevenver schijnsel van den woningnood, die sinds lang zich aankondigde, maar in de laatste jaren zich in steeds scherper vorm open baarde in Amsterdam gelijk elders. Als norm wordt aangenomen dat 3 pCt. van het aantal woningen behoort leeg t staan. Dit percentage wordt echter in het verslagjaar te Amsterdam, gelijk trouwens ook in voorgaande jaren, slechts in enkele duurdere huurklassen bereikt. De andere huurklassen en daarbij juist die der volks huisvesting blijven er aanmerkelijk onder De aanbouw der laatste jaren, die bij in achtneming van den zooeven genoemden norm niet eens voor de bevolkingsver meerdering volstaat, heeft zeker niet het bestaande tekort uit vroegere jaren gedekt Door verschillende oorzaken is dit zelfs toe genomen. De snelle daling van het aantal onbewoonde woningen blijkt uit de vol gende halfjaarlijksche cijfers: December 1912 : 2016, Juni 1913: 1951, December 19131744. Vooral in de lagere huurklassen der eigenlijke volkswoningen klimt het tekort. In de huurklasse f2.?tot f 2 50 per week is onbewoond 0.29 pCt.; in die van f2.50 tot f3.?0.46 pCt.; in die van f3.- tot f3.50 0.47 pCt.; en in die van f3.50 tot f4 welke de bovenste grens der eigenlijke volks woning nadert, 1.05 pCt. De absolute tekorEnkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam, 20.000 Artsen erkennen dit schriftelijk. In Apothefcan n DroglBterlJen verkrijgbaar, Qrochürea bij het Gen. AgenUchap, Sarphaliatr. 34r Amiterdam. teren kon men in alle groote Duitsche bladen het volgende bericht met vette letters ge drukt vinden: de schepen van de Engelsche Harwich-lijn worden zoo overschilderd, dat zij op schepen van de Nederlandsche Batavier-lijn gelijken; de scheepsromp, ge deelten van het dek en de booten krijgen de kleuren van die lijn; ook de naam van het schip wordt overschilderd. Dit bericht kwam uit Rotterdam; maar te Rotterdam zelf is van dit alles niets bekend; aan de Harwich-booten, die daar liggen, is niets bijzonders te zien. Bovendien zou het over schilderen geen nut hebben, omdat naar de Nieuwe Rott. Cour, opmerkt een Harwich-boot al heel gemakkelijk te onder scheiden is van een Batavier-boot. Nog op andere wijze tracht men Enge land bij de neutralen zwart te maken. Volgens een telegram uit Hamburg verwacht men daar in scheepvaartkringen, dat Engelsche duikbooten opzettelijk eenige neutrale koopvaarders in den grond zullen boren, opdat men dit in de onzijdige landen voor het werk van Duitsche duikbooten zal houden en deze landen daardoor met Duitschland in conflict zullen komen! Dit schijnt een al te grof verzinsel; en wat er op volgt: dat Engeland een groot aantal bijzondere mij nen tegen Duitsche duikbooten heeft ge strooid, zal vermoedelijk ook wel de strek king hebben de neutralen af te schrikken van de vaart op Engeland en daardoor dit land van een deel van zijn toevoer te ver steken. Want dat is ten slotte het hoofddoel van den nieuwen maatregel: Engeland moet ge straft worden voor het uithongeren van Duitschland. Oog om oog, tand om tand! Indien Duitschland de macht heeft maar voorloopig mag dit worden betwijfeld om den toevoer van levensmiddelen aan Engeland te beletten, dan is het begrijpelijk, dat het met gelijke munt betaalt. Maar men heeft den laatsten tijd in Duitsche couran ten allerlei uitingen van zedelijke veront waardiging" kunnen lezen over het uithongersysteem, dat Engeland ten opzichte van Duitschland wil toepassen. Daarover willen wij ons n vraag veroorloven. Niet over het feit, dat Duitschland tegenover Engeland een maatregel wil nemen, dien het, tegen zich zelf aangewend, monsterachtig noemt aan de weerwraaktheorie zijn wij reeds ge wend. Maar over die zedelijke verontwaar diging" zelf. In den oorlog van" 1870 hebben de Duitschers sinds het laatst van September Parijs ingesloten. De bedoeling was: de stad uit te hongeren; de Kroonprins van Pruisen, Mpltke en Blumenthal meenden door dit middel het doel met de minste verliezen en het snelst te kunnen bereiken. Over de vraag, of men bovendien de stad nog zou ten in deze woninggroepen bedragen resp 256, 417, 486, 463 en 2bO stuks. Gepaard met dezen woniningnood gaat eene stijging der huren, waarover andere staten uit het verslag uitsluitsel geven. Het aantal woningen beneden de f3.?was bij eene stelselmatige opneming van 26,385 woningen in een drietal stadskwartieren tot eind 1913 met niet minder dan 1848 stuks afgenomen alleen door huuropslag. En sinds 1909 is over de geheele stad het aantal woningen beneden f 3. -. weekhuur verminderd met niet minder dan 4674 stuks. Het is moeilijk aan te nemen dat die huurstijging, welke gedeeltelijk rela tief zelfs zeer belangrijk is, afdoende ver klaard kan worden uit de vermeerderde lasten en bedrijfsonkosten der eigenaars. Zij moet voor een groot deel een terugslag zijn van den woningnood wiens effekt zij dus verergert. De geringe aanbouw van goedkoope wo ningen (beneden de f 2.50 is in 1913 niet gebouwd) weegt niet op tegen de veimin dering tengevolge van onbewoonbaarverkla ring, slooping of huurstijging. De stijging der eischen en bouwkosten sluit goedkoopen nieuwbouw uit. Wij moeten ons bij dit ver schijnsel neerleggen. Tot het jaar 1911 vormen de woningen van f 3.?tot f 3.50 weekhuur verreweg de voornaamste groep in den aanbouw; sedert echter die van f 3.5C tot f4.-. Beschouwen wij nu in het bijzonder het jaar 1913 dan blijkt een toename met 303: woningen, terwijl op grond van den genoem den maatstaf van 4>* bewoner per woning had kunnen worden volstaan met eene toe name van 1713 stuks in verband met de uit breiding der bevolking. Dit gunstige cijfe van 3033 woningen wordt verkregen doo van de vermeerdering tengevolge van nieuw bouw en verbouwing (4403) af te trekken de vermindering tengevolge van onbewoon baarverklaring, sloopingen verbouwing (1370 stuks). Deze aanmerkelijke vermindering moet in hoofdzaak worden gezocht in de oude stad en wel door cityvorming, aangezien in 191; de onbewoonbaarverklaringen slechts 23 wo ningen troffen. Deze cityvorming is onge twijfeld een uiterst krachtige steun ter opheffing van de ongewenschte opeenhooping der bevolking in de oudste stadsgedeelten Daar zijn door geleidelijke volbouwing en verhooging der huizen, door verwaarloozing en ouderdomsgebreken, toestanden ontstaan die zonder totale slooping wijksgewijs, zeer moeilijk zoodanig te verbeteren zijn dat zij opnieuw bevredigende woning-kondities bieden. De kern der oude stad (het gedeelte binnen Singel, Kloveniersburgwal en Gel derschekade) vertoont het sterkst die city vorming. Hare bevolking die in 1864 haar hoogtepunt bereikte met 46,089 bewoners bedroeg in 1904 nog slechts 28,461. Het overige gedeelte der oude stad binnen de Nassau- en Stadhouderskade, vertoonde haar grootste bevolking in 1889 met 266,617 inwoners, een aantal dat bij de volkstelling )ombardeeren, is in het Duitsche hoofdcwartier een« vinnige strijd ontbrand. Ten lotte is Parijs ook gebombardeerd; niet door de uitwerking van dit bombardement, maar door hongersnood heeft de^stad zich overgegeven. Vrage: als Engelands plan om Duitschand uit te hongeren, onzedelijk en mon sterachtig is, was het uithongeren van Parijs dan niet even onzedelijk en monsterachtig? 17 Februari 1915 G. W. KERNRAMP Gedachten over den oorlog i De demographie Op velerlei gebied van studie werkt de hans gevoerde oorlog hoogst ongunstig in. Wij behoeven maar te denken aan het ge stoorde onderwijs in België en Galicië, aan de uitsluiting van de leerlingen uit de vij andelijke landen in Duitschland, aan de moeilijkheden door den handel in chemicaliën ondervonden om het groote nadeel te be seffen, hetwelk de wetenschap door den strijd der volken heeft te lijden. Ook de studie der demographie is thans gestoord en het zal zoo spoedig na het sluiten van den vrede niet gelukken dit gewichtige vak weder op de oude hoogte te brengen. Door iet verwoesten van archieven en de stoornis in het maatschappelijk leven, die in en om de uitgestrekte slachtvelden is opgetreden zal het moeilijk of onmogelijk worden be trouwbare opgaven over geboorte en sterfte te verkrijgen uit streken der wereld, waarvan ons sedert tijden, laat ons zeggen gedurende 70 jaren, geregeld de cijfers bereikten. Maar ook in het land, waarin de oorlog niet ge voerd wordt en in de neutrale landen zal door den veranderden economischen toe stand menig maatschappelijk verschijnsel gewijzigd worden. De hier en daar zich weder verheffende geboortecijfers, zullen hun opwaartsche beweging misschien staken, misschien versnellen. Epidemieën zullen nu wellicht meer invloed op de volksgezond heid verkrijgen. Huwelijken zullen minder gesloten worden nu de arbeidsgelegenheid ontbreekt en in de oorlogvoerende landen, een groot gedeelte van huwbare mannen in het veld is. Toch moeten ons juist thans de sterftecoëfficienten en de geboortecijfers buiten gewoon belang inboezemen, maar wij moeten ons behelpen met de over de laatste jaren verkrijbare opgaven en wij kunnen niet met waarschijnlijkheid schatten, hoe die na den oorlog zullen veranderen. Het is wel niet waarschijnlijk, dat de gewoonten van Frankrijk b.v. na een overwinning zoo zouden gewij zigd worden dat het geboortecijfer tot 30 (per 1000 inwoners per jaar) blijvend zou stijgen, of dat de Russen na een nederlaag hun sterftecijfer tot 40 zouden zien aan zwellen, maar in dezen tijd van onwaar schijnlijkheden, die waarheid zijn geworden, moet toch alles wat de toekomst aangaat met nog grooter voorzichtigheid beschouwd worden dan toch reeds in rustige dagen noodzakelijk is. Ik onderstel dat, na schom melingen van meer of minder langen duur, de sterfte- en geboortecijfers weder hun gewonen loop zullen aannemen; of dit zal uitkomen, zal de toekomst leeren. Het geboorten-overschot, het verschil van geboorte- en sterftecijfers geeft in verband met het bevolkingscijfer een maat voor den vooruitgang van een volk, als demographische eenheid. Geen goede maat; als er geringe arbeidsgelegenheid in een land is of het slecht bestuurd wordt kunnen die overschotten naar elders wegvloeien, de van 1909 tot 239,719 was verminderd. Deze dalende tendenz is blijkens de staten van de woningverdeeling, sedert voortgezet. Was echter de aanbouw in de laatste jaren al niet voldoende in omvang, het gehalte der woningen verbetert. Het gezamentlijk percentage woningen met l, 2 en 3 vertrekken dat bij de volkstelling van 1909 nog 58.1 pCt. van het totaal aanial woningen bedroeg, (wij moeten hier bedenken, dat bij de volks telling bijv. een woning die bestaat uit woon kamer, keukentje en alkoof gerekend wordt te bestaan uit 3 vertrekken) is bij den nieuw bouw in 1913 gedaald tot 13.4 pCt. Het percentage woningen met 4 en 5 vertrekken, (bestaande bijv. uit woonvertrek, keuken en 2 of 3 slaapvertrekken, waarvan er een even tueel tot salon" dient) wijst daarentegen eene voortdurende stijging aan. Van den totalen woning-voorraad in 1909 bedroeg het 32 pCt, van den aanbouw in 1913 66.9 pCt. Dat zijn cijfers die spreken! Daarenboven hebben de bepalingen der bouwverordening het hare er toe bijgedragen nieuwe woningtypen in het leven te roepen die aan hooger eischen van gerief voldoen. De belangrijkste daarvan was het uitlokken van het self-contained tenement", d. w. z. de woning die door een afgesloten voor portaal geheel was gescheiden van de ge meenschappelijke ruimten van het perceel, zoodat, niet (als in de volkswoning der voor gaande periode) kamers, keukens, privaten ter bespotting van begrip huiselijkheid" in verbinding staan over een trappenhuis dat voor drie of meer woningen gemeenschap pelijk is. Zeer heilzaam voor het ontstaan van nieuwe typen is buitendien gebleken het verbod der ook hygiënisch zoo noodlottige alkoven-woning. Had in 1858 de Gemeente raad niet verworpen het voorstel zijner leden Heshuijzen, Insinger en Jolles om voor te schrijven den waarlijk niet overdreven eisch, dat iedere kamer onmiddellijk licht en lucht van buiten moest ontvangen, de amsterdamsche woningtoestanden hadden zich thans geheel anders voorgedaan. Die verwerping was een historisch moment van de Ie orde voor de ontwikkeling der volkshuisvesting. Zij werd eerst in 1905 ongedaan gemaakt. Maar volgens de volkstelling van 1899 telde alleen de nieuwe stad, 47987 vertrekken die niet in gemeenschap stonden met de buiten lucht d. w. z. alkoven en die, uitgesloten van zonbestraling en directe luchtverversching, even zoovele bedreigingen zijn der volksgezondheid. Tevens werd door de Bouwverordening van 1905 nog net intijds belet, dat de 4e bovenwoning in zwang kwam waarmede in de Frederik Hendrikstraat juist een begin was gemaakt. Had zij gelegenheid gevonden zich vast te nestelen, dan had men het type waarschijnlijkheid niet meer kunnen uitroeien, omdat aanstonds de grondprijzen algemeen gestegen waren in verhouding tot de grootere huuropbrengst der hoogere perceelen. Door Eberstadt is betoogd dat de grond emigratie ontneemt kracht aan het volk. Ook alweer niet een zuiver nadeel want handelsrelaties tusschen de t'huisgebleven bewoners en de geemigreerden verbeteren misschien weer de arbeidsgelegenheid in het vaderland. Italianen en Japanners b.v. hebben geldelijk ook voordeel van hun emi granten, die het in den vreemde bespaarde loon naar huis zenden. Over emigratie en immigratie zijn geen goede cijfers te vinden. Men moet zich behelpen met het verschil tusschen de vermeerdering door het geboor ten-overschot en den bij de tellingen ge bleken bevolkings-aanwas. De laatste cijfers aan March en v. Juraschek ontleend geven voor de oorlogvoerende landen (behalve Turkije) en enkele neutralen de cijfers per 1000 inwoners. <u o o a OJ o <u o .e tn c/) O i QJ tüD l *". i ^ *o !> ,«. i oj O <u t+I «i^ *" Rusl. zonder Finl.j Rumenië Bosnië [ Servië Hongarije Japan ' Italië l Oostenrijk i Pruisen | Finland j geheel Duitschl. Nederland Australië N. Zeeland Canada Gr.Brittan.enierl. België Frankrijk 46.8 29.8 17.0 : 43.4 22.9 20.5 41.4 27.4, 14.0 38.1:21.1 17.0 36.3!23.3 13.0 33.6 209 12.7 32.4 14.2 18.2 31.5:22.0! 9.5 29.8, 16.4' 13.4 29.11 16.5 12.6 28.3! 15.6; 12.7 27.9; 12.2 15.7 26.7 j 10.4 16.3, 26.2! 9.7' 16.5) 24.9] 14.0 10.9 239142 9.7 22.6] 14.8 7.8 19.0! 17.5 1.5 21.0 + 150 12.5 16.08.1 11.34.0 5.5 1.5 1.0 4.9 1.4 8.8 14.8 + 13.8 13.6 16.1 0.7 1.4 1.2 0.9 0.4 22.0+ 5.6 31.0 7.1 10.3 1.8 + 20.1 - 2.6 + 2.5 + 0.3 Iedereen kan op dit staatje zijn eigen commentaren maken. Voor uitvoerige be spreking er van is het hier niet de plaats. Slechts zij aangestipt dat Europeesch Rusland met zijn hoog geboortecijfer nog meer vreem delingen aantrekt dan het burgers afstaat aan Siberië (joden aan Amerika), dat GrootBrittanje met zijn gering geboorten-overschot nog bewoners aan het buitenland (voorna melijk de eigen colonies) afgeeft. Dat België en Frankrijk vreemdelingen aan trekken bij hun geringen natuurlijken was dom zal ons minder verwonderen dan dat Duitschland, Finland en Nederland bij be vredigende geboorten-overschotten immi granten lokken. Verder treft ons het geringe geboortecijfer in de Engelsche en Fransche landen. Het is, helaas, onmogelijk in cijfers het groote menschenreservoir, de NoordAmerikaansche republiek, te beschouwen. Het groote overschot van Zuid-Oost-Europa en Italië vloeit daarheen. Men schijnt dien stroom te willen keeren door den eisch, dat immigranten moeten kunnen lezen en schrij ven. Meer dan de helft der rekruten in Rumenië, 30 pCt. in Italië zijn analphabeten ; dit voorname bestanddeel der immigranten zal derhalve geweerd worden. De bevolkings statistiek in de Vereenigde Staten is hoogst onvolkomen. Geboortecijfers en sterftecijfers zijn lang niet van alle staten, die de fede ratie vormen, te verkrijgen en schattingen over de geboorte zijn bij de gebrekkige administratie der groote republiek ook al niet te vertrouwen. Hoeveel menschen er wonen, kan men te weten komen door de volkstellingen, die een sterken aanwas doen zien, maar hoeveel daarvan aan de geboorte, hoeveel aan de immigratie is toe te schrijven weet men niet. De geboortecijfers uit 4 prijs wordt afgeleid uit de toegelaten be bouwing, uit de daaruit voortvloeiende bevolkingsdichtheid (d.w.z. huuropbrengst) en dat niet omgekeerd, de hooge bouw in eerste instantie het resultaat is van duren grond. De gemeente zelf heeft een goed voor beeld gegeven tot vermindering der bevolkingsdichtheid door op hare terreinen aan de overzijde van het IJ het aantal bovenwoningen tot twee te beperken. Het geijkte amsterdamsche woningtype is evenwel nog steeds het perceel met huis en 3 bovenwoningen, dat in 1913 dan ook meer dan de helft (58.6 pCt.) van den woningaanbouw vormde. Dit percentage is echter gelukkig vergeleken bij de vorige jaren aanmerkelijk gedaald (in drie voorafgaande bedroeg het onderscheidelijk 80.7, 81.1 en 82), tengevolge van eene overeenkomstige toename van het aantal woningen in lagere huizen. Voor het eerst prijkt in het verslag over 1913 eene rubriek lage arbeiderswoningbouw." Daarmede is te Amsterdam een zeer be langrijke stap gezet in de goede richting, wier beteekenis dan ook ten volle erkend is in de uitnemende studie die een zoo be voegd beoordeelaar van het woningwezen als prof. dr. R. Eberstadt in het 2e deel zijner Neue Studiën ber Stiidtebau und Wohnungswesen", wijdde aan de hollandsche toestanden. Reeds omvat, blijkens het verslag over 1913, de aanbouw van lage arbeiderswonin gen 8.2 pCt. van het totale getal der nieuwe woningen. En het is niet onwaarschijnlijk dat in volgende jaren dit percentage zal stijgen, vooral wanneer de stichting van gemeentewege wordt bevorderd door pas sende terreinverkavelirig, en billijke uitzon deringsbepalingen in de bouwverordening in de trant waarop zulks ook in Duitschland geschiedt. Het zij terloops opgemerkt dat daartoe, afgezien van vele overige voordeelen die wij thans niet zullen nagaan, aanleiding schijnt te bestaan op grond der overweging dat deze woningen, gelijk voor de hand ligt, voor het gemeentelijk grondbedrijf het voor deel bezitten, van veel terrein te vragen. Immers, terwijl gemiddeld voor den nieuw bouw in 1913 per huis (perceel + erf) ge bruikt is 153 M2, en per woning 41 M2, ter rein (voor het geijkte 4-woninghuis slechts respectievelijk 116 M', en 29 M2.) stijgen deze cijfers voor den lagen arbeiderswoning bouw tot 218 M2, en 52 M2. De bevolkingsdichtheid bedraagt bij dezen bouw dus wei nig meer dan de helft van die bij bebou wing in den gebruikelijken trant. Het verschijnen van deze nieuwe rubriek in de staten toont aan dat het doel, hetwelk de directeur van het Bouw- en Woningtoezicht reeds in 1903 formuleerde: Waar echter wel naar gestreefd kan en moet worden is, dat het aantal woningen boven elkaar kleiner wordt dan het thans is, terwijl in elk geval belet moet worden dat het getal grooter wordt" geen utopie is geweest. j. H. W. LELIMAN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl