Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21 Febr. '15. No. 1965
t r v -j 'j'.ni "i i- i '. L>
tillen besmet. Ook schijnt het niet te zijn
voorgekomen, dat bij de inneming van een
stad de geheele bevolking over den kling
werd gejaagd; hoogstens werden er eenige
vrouwen en meisjes verkracht, dikwijls ook
een aantal burgers gefusilleerd, omdat men
geloofde dat uit een van de huizen was
geschoten.
Vooruit gaan wij dus nog altijd mits
men het punt van vergelijking ver genoeg
terugneemt; de Wandelende Jood zou kun
nen constateeren, dat het in dezen oorlog
minder schots toegaat dan in den tijd der
Kruistochten en dat hij zelfs een buiten
gewoon humane oorlog mag heeten, verge
leken bij den inval der Hunnen in Europa.
Alleen maar: de barbaarschheden, die in
dezen oorlog niet worden bedreven, worden
niet nagelaten, omdat men dit bij interna
tionaal verdrag heeft afgesproken, maar omdat
een mensen van onzen tijd tenzij hij een
beest is ze niet meer begaan kan. Voor
zoover de Haagsche conventies zich hebben
bepaald tot het vaststellen van wat even
goed zou worden nageleefd als er geen
Haagsche conventies bestonden, houdt men
zich er stipt aan. De rest: de conventies
over (het leggen van mijnen, over het niet
beschieten van onverdedigde steden, over
het buitmaken van koopvaardijschepen,
over al zulke oorlogsdaden dus, waarvan het
bedrijven voordeel kan opleveren en die in
onzen tijd nog niet algemeen als een gruwel
worden gevoeld de rest is scheurpapier.
Vooral de handel en scheepvaart van on
zijdige mogendheden blijken in dezen oorlog
geheel te zijn overgeleverd aan de wille
keur en het eigenbelang van de oorlogvoe
renden. Engeland heeft in dit opzicht den
neutralen de meeste last en schade berok
kend, omdat het ter zee het machtigst is.
Het heeft van het begrip voorwaardelijke
contrabande" zulk een definitie gegeven,
"dat de handel van neutralen met Engeland's
vijanden er in hooge mate door beperkt is
geworden; het heeft de vaart op de Noord
zee belemmerd door die zee tot militair ge
bied te verklaren; het heeft, door het strooien
van mijnen, bovendien een aantal onzijdige
handelsvaartuigen en treiters tot zinken ge
bracht.
Wanneer Duitschland even machtig ter
zee was geweest als Engeland, zou het die
macht evenzeer hebben gebruikt om den
handel op Engeland te fnuiken. Nu de Duit
sche vloot zich schuil moet houden, heeft
Duitschland tot dusverre den neutralen handel
alleen bemoeilijkt door het leggen van mijnen,
vooral door de onvoldoende aanwijzing van
het door mijnen gevaarlijk gemaakte gebied.
Tot dusverre. Want het zal anders worden.
Morgen, den 18den Februari als deze
woorden gedrukt staan, zal de lezer reeds
meer weten van de toepassing van den
Duitschen maatregel begint een nieuwe
periode in den oorlog ter zee. Duitschland
heeft, te beginnen met dezen datum, alle
wateren langs de Engelsche kust, met inbe
grip van het Kanaal, tot oorlogsgebied ver
klaard en aangekondigd, dat het daar den
strijd tegen de Engelsche oorlogshavens,
de Engelsche oorlogs- en handelsvloot met
alle middelen" zal aanbinden.
Welke deze middelen zijn, is natuurlijk
niet aangegeven. De groote duikbooten
schijnen in de eerste plaats bestemd te zijn
voor het voeren van den nieuwen oorlog;"
ook luchtschepen en mijnen zullen er ver
moedelijk in grootere mate dan tot dusverre
bij te pas komen. Overigens zal het nieuwe"
ook hierin bestaan, dat de Engelsche koop
vaardijschepen door duikbooten in den grond
worden geboord, zonder dat aan de
bemanDe volkshuisvesting te Amsterdam
in 1913
(Slot.)
De steeds toenemende beteekenis der
overeenkomstig ' de Woningwet toegelaten
bouwvereenigingen te Amsterdam thans
18 in getal weerspiegelt zich in de be
dragen der, uit 's Rij ks kas, onder gemeente
lijke garantie verleende voorschotten. Het
eersteblok vereenigingswoningen was in 1909
voltooid. Op 31 December 1913wastoegekend
door Rijk en Gemeente f 6.288.000, en
voorloopig alleen door de Gemeente f 1.830.000,
terwijl bovendien aan de niet toegelaten
Bouw-Mij, tot verkr. van Eigen Woningen",
eveneens onder gemeentelijke garantie, door
de Rijkspostspaarbank een voorschot was
verleend van f 1.860.000. Op genoemd tijd
stip waren voltooid 2024 vereenigingswo
ningen, in aanbouw of op het punt van
aanvang 1158 woningen en in voorberei
ding bovendien 1702 woningen, ongeacht den
voorgenomen bouw van het Tehuis voor
ongehuwde arbeiders." Op eene enkele uit
zondering na (n.l. de vereeniging De Arbei
derswoning" met een in het verslag nog
als voorloopig vermeld voorschot van
f 1.135.000, die evenwel inmiddels tot aan
bouw overging) vragen de bovenvermelde
sommen geene offers uit de openbare kas. De
rente en aflossing vloeien daarin terug in
den vorm van annuïteiten. Door deze tegen
over het Rijk en de Rijkspostspaarbank te
waarborgen, aanvaardt de gemeente eenige,
zij 't ook geringe, risico. Zij is echter door
haar toezicht en door de bepalingen in de
erfpachtsuitgifte van het terrein ruimschoots
gedekt. Bovendien kan het haar als
grondeigenaresse niet onverschillig zijn dat enkele
groote afnemers als de
woningbouwvereenigingen, op wier gestie zij bovendien over
wegenden invloed kan uitoefenen, naar alle
waarschijnlijkheid minder zorg en moeite
zullen baren dan een groot aantal speculatie
bouwers.
Hebben de vereenigingen te Amsterdam
aldus een groote werkzaamheid ontwikkeld,
deze zal nog gedurende een reeks van jaren
met kracht moeten worden voortgezet om
den 'bestaanden woningnood te lenigen.
Het overzicht der laatste acht jaren wijst
weliswaar uit dat de vermeerdering van het
aantal woningen met 9322, vrijwel overeen
stemt met die welke door de bevolkings
toename (40.605 zielen) benoodigd was, n.l.
9.023 stuks, gerekend naar den maatstaf eener
bezetting van 4l/2 bewoner per woning welke
uit de telling van Maart 1909 is afgeleid.
Daarbij is echter geen rekening gehouden
met den norm van 3 pCt. leegstaande wo
ningen. Wij mogen bovendien niet uit het
oog verliezen dat het cijfer der vermeerde
ring van het aantal woningen geflatteerd is.
Immers sedert 1910 is de
onbewoonbaarverklaring verminderd, ja vrijwel stopgezet,
tengevolge van den steeds nijpenden woning
nood. Een groot aantal woningen, die feitelijk
ning gelegenheid zal worden gegeven zich
te bergen.
Als oorlogsdaad van Duitschland tegen En
geland raakt deze maatregel de neutralen
niet. Zelfs kunnen zij zich onthouden van
een oordeel over de vraag, in hoeverre de
nieuwe maatregel volgens het geldende
zeeoorlogsrecht geoorloofd is, want de vraag
naar het rechtmatige van een oorlogsdaad
wordt tegenwoordig door iemand, die met
zijn tijd meegaat, niet meer gesteld.
Maar de neutralen zelf dreigen gevaar te
loopen door de nieuwe wijze van oorlog
voeren ter zee. Duitschland heeft uitdrukke
lijk medegedeeld, dat voortaan voor neutrale
schepen de vaart in de Engelsche wateren
evenveel gevaar zal opleveren, als wanneer
zij hun koers namen te midden van een
gevecht tusschen een Duitsche en een En
gelsche vloot; alleen de weg benoorden
Schotland zal veilig zijn. Hiermede schijnt
dus te zijn bedoeld, in de eerste plaats dat
Duitsche duikbooten soms bij vergissing
ook een onzijdig handelsvaartuig zullen
torpedeeren; vervolgens dat bommen uit
luchtschepen geen scherp onderscheid tus
schen oorlogvoerenden en onzijdigen zullen
maken; eindelijk dat er in alle Britsche wa
teren kwistig mijnen zullen worden gestrooid.
Het is mogelijk, dat dit alles in de prak
tijk medevalt; ook de afsluiting van de
Noordzee door Engeland heeft althans
voor de Nederlandsche scheepvaart niet
zooveel nadeelige gevolgen gehad, als er in
den beginne van werd gevreesd. De kans
is niet uitgesloten, dat Duitschland opzet
telijk de vaart op Engelsche havens als
buitengewoon gevaarlijk afschildert, om de
neutralen daarvan terug te houden en aldus
den toevoer van allerlei benoodigheden aan
Engeland af te snijden. In de eerstvolgende
weken zal moeten blijken, in hoeverre het
is staat is, zijn dreigement in daden om te
zetten.
Maar ook al zullen de daden minder
krachtig blijken dan de woorden, de neu
tralen kunnen zich in elk geval er
op^voorbereiden, dat de nieuwe maatregelen de
schade voor hun handel en scheepvaart weder
zullen vermeerderen. Vooral nu Engeland
van plan schijnt, zijne koopvaardijschepen
onder neutrale vlag te laten varen, waar
door de kans vermeerdert, dat Duitsche
duikbooten eenvoudig elk vaartuig, dat zij
in de Engelsche wateren aantreffen, in den
grond zullen schieten, zonder voorafgaand
onderzoek of de neutrale vlag terecht dan
wel ten onrechte wordt gevoerd.
In hoeverre dit alles mag, laten wij daar.
De neutrale mogendheden, die bij de vaart
in de Engelsche wateren het meeste belang
hebben, zonden reeds een protest, zoowel
aan Duitschland, wegens het beperken van
de vrije vaart, als aan Engeland, wegens
het voorgenomen misbruik van de neutrale
vlag. Maar van protesten geldt hetzelfde als
van de Haagsche conventies: ze zijn scheur
papier. Tenzij blijke, dat het protest de
voorbode is van een daad; tenzij de nieuwe
wijze van oorlogvoeren zooveel verlies van
menschenlevens en zooveel materieele schade
aan de onzijdigen zal berokkenen, dat zij
metterdaad en liefst gezamenlijk zich
te weer zullen stellen tegen deze onge
hoorde aanranding van het goeden recht der
onzijdige scheepvaart. Dit zullen wij hebben
af te wachten.
Intusschen doet men in Duitschland erg
zijn best om de neutralen zooveel mogelijk
tegen Engeland op te zetten. Het is nog niet
genoeg, dat Engeland de onzijdige vlag zal
misbruiken, maar men wil doen gelooven,
dat het nog ander bedrog zal plegen.
Gisreeds hadden moeten zijn afgevoerd, is dus
in gebruik gebleven.
Sinds 1904 trof de onbewoonbaarverklaring
in totaal 3726 woningen. Het hoogste cijfer
werd in 1910 bereikt met 734 woningen. In
1911 en 1912 minderde dit aantal tot 296
en 401 deze voornamelijk ten behoeve van de
Sanierung" van Uilenburg en de plannen
der vereeniging Oud-Amsterdam in
denjordaan) maar het daalde in 1913 tot 23
De stopzetting
deronbewoonbaarverklaringen is misschien nog het meest te betreuren
omdat aldus bestendigd blijft de bewoning
der kelders, die in 1913 nog ten getale van
1643 in gebruik waren (waarvan niet minder
dan 573 stuks in de nieuwe stad.) En dat
veertig jaar nadat het onderzoek dat de
Gezondheidscommissie in 1873 op verzoek
van B. en W. instelde, tot de slotsom had
geleid dat eenmaal de tijd behoort aan te
breken, waarin aan het wonen in kelders
geen kelder toch kan volkomen aan alle
billijke gezondheids-vereischten voldoen
zonder uitzondering een eind gemaakt wordt"!
Veertig jaar zijn sinds verloopen, maar zelfs
niet in die buurten waarin toenmaals reeds
alle kelderwoningen onbewoonbaar werden
geacht, is nog steeds niet aan den wensch
der toenmalige Gezondheidscommissie vol
daan. Zulks in weerwil eenerzijds de eischen
die men aan eene woning stelt, stegen en
anderzijds de toestand dier kelderwoningen,
o. a. door progressief toenemende
verwaarloozing en uitwoning, naar alle waarschijn
lijkheid sinds 1873 over het algemeen ver
ergerde.
De stopzettingder onbewoonbaarverklaring
is een hoogst betreurenswaardig nevenver
schijnsel van den woningnood, die sinds
lang zich aankondigde, maar in de laatste
jaren zich in steeds scherper vorm open
baarde in Amsterdam gelijk elders.
Als norm wordt aangenomen dat 3 pCt.
van het aantal woningen behoort leeg t
staan. Dit percentage wordt echter in het
verslagjaar te Amsterdam, gelijk trouwens
ook in voorgaande jaren, slechts in enkele
duurdere huurklassen bereikt. De andere
huurklassen en daarbij juist die der volks
huisvesting blijven er aanmerkelijk onder
De aanbouw der laatste jaren, die bij in
achtneming van den zooeven genoemden
norm niet eens voor de bevolkingsver
meerdering volstaat, heeft zeker niet het
bestaande tekort uit vroegere jaren gedekt
Door verschillende oorzaken is dit zelfs toe
genomen. De snelle daling van het aantal
onbewoonde woningen blijkt uit de vol
gende halfjaarlijksche cijfers: December
1912 : 2016, Juni 1913: 1951, December
19131744. Vooral in de lagere huurklassen der
eigenlijke volkswoningen klimt het tekort.
In de huurklasse f2.?tot f 2 50 per week
is onbewoond 0.29 pCt.; in die van f2.50 tot
f3.?0.46 pCt.; in die van f3.- tot f3.50
0.47 pCt.; en in die van f3.50 tot f4
welke de bovenste grens der eigenlijke volks
woning nadert, 1.05 pCt. De absolute
tekorEnkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam,
20.000 Artsen
erkennen dit schriftelijk.
In Apothefcan n DroglBterlJen verkrijgbaar, Qrochürea
bij het Gen. AgenUchap, Sarphaliatr. 34r Amiterdam.
teren kon men in alle groote Duitsche bladen
het volgende bericht met vette letters ge
drukt vinden: de schepen van de Engelsche
Harwich-lijn worden zoo overschilderd,
dat zij op schepen van de Nederlandsche
Batavier-lijn gelijken; de scheepsromp, ge
deelten van het dek en de booten krijgen
de kleuren van die lijn; ook de naam van
het schip wordt overschilderd. Dit bericht
kwam uit Rotterdam; maar te Rotterdam
zelf is van dit alles niets bekend; aan de
Harwich-booten, die daar liggen, is niets
bijzonders te zien. Bovendien zou het over
schilderen geen nut hebben, omdat naar
de Nieuwe Rott. Cour, opmerkt een
Harwich-boot al heel gemakkelijk te onder
scheiden is van een Batavier-boot.
Nog op andere wijze tracht men Enge
land bij de neutralen zwart te maken. Volgens
een telegram uit Hamburg verwacht men
daar in scheepvaartkringen, dat Engelsche
duikbooten opzettelijk eenige neutrale
koopvaarders in den grond zullen boren, opdat
men dit in de onzijdige landen voor het
werk van Duitsche duikbooten zal houden
en deze landen daardoor met Duitschland
in conflict zullen komen! Dit schijnt een al
te grof verzinsel; en wat er op volgt: dat
Engeland een groot aantal bijzondere mij
nen tegen Duitsche duikbooten heeft ge
strooid, zal vermoedelijk ook wel de strek
king hebben de neutralen af te schrikken
van de vaart op Engeland en daardoor dit
land van een deel van zijn toevoer te ver
steken.
Want dat is ten slotte het hoofddoel van
den nieuwen maatregel: Engeland moet ge
straft worden voor het uithongeren van
Duitschland. Oog om oog, tand om tand!
Indien Duitschland de macht heeft maar
voorloopig mag dit worden betwijfeld
om den toevoer van levensmiddelen aan
Engeland te beletten, dan is het begrijpelijk,
dat het met gelijke munt betaalt. Maar men
heeft den laatsten tijd in Duitsche couran
ten allerlei uitingen van zedelijke veront
waardiging" kunnen lezen over het
uithongersysteem, dat Engeland ten opzichte van
Duitschland wil toepassen. Daarover willen
wij ons n vraag veroorloven. Niet over
het feit, dat Duitschland tegenover Engeland
een maatregel wil nemen, dien het, tegen
zich zelf aangewend, monsterachtig noemt
aan de weerwraaktheorie zijn wij reeds ge
wend. Maar over die zedelijke verontwaar
diging" zelf.
In den oorlog van" 1870 hebben de
Duitschers sinds het laatst van September Parijs
ingesloten. De bedoeling was: de stad uit
te hongeren; de Kroonprins van Pruisen,
Mpltke en Blumenthal meenden door dit
middel het doel met de minste verliezen
en het snelst te kunnen bereiken. Over de
vraag, of men bovendien de stad nog zou
ten in deze woninggroepen bedragen resp
256, 417, 486, 463 en 2bO stuks.
Gepaard met dezen woniningnood gaat eene
stijging der huren, waarover andere staten
uit het verslag uitsluitsel geven. Het aantal
woningen beneden de f3.?was bij eene
stelselmatige opneming van 26,385 woningen
in een drietal stadskwartieren tot eind 1913
met niet minder dan 1848 stuks afgenomen
alleen door huuropslag. En sinds 1909 is over
de geheele stad het aantal woningen beneden
f 3. -. weekhuur verminderd met niet minder
dan 4674 stuks. Het is moeilijk aan te nemen
dat die huurstijging, welke gedeeltelijk rela
tief zelfs zeer belangrijk is, afdoende ver
klaard kan worden uit de vermeerderde
lasten en bedrijfsonkosten der eigenaars. Zij
moet voor een groot deel een terugslag zijn
van den woningnood wiens effekt zij dus
verergert.
De geringe aanbouw van goedkoope wo
ningen (beneden de f 2.50 is in 1913 niet
gebouwd) weegt niet op tegen de veimin
dering tengevolge van onbewoonbaarverkla
ring, slooping of huurstijging. De stijging
der eischen en bouwkosten sluit goedkoopen
nieuwbouw uit. Wij moeten ons bij dit ver
schijnsel neerleggen. Tot het jaar 1911
vormen de woningen van f 3.?tot f 3.50
weekhuur verreweg de voornaamste groep
in den aanbouw; sedert echter die van f 3.5C
tot f4.-.
Beschouwen wij nu in het bijzonder het
jaar 1913 dan blijkt een toename met 303:
woningen, terwijl op grond van den genoem
den maatstaf van 4>* bewoner per woning
had kunnen worden volstaan met eene toe
name van 1713 stuks in verband met de uit
breiding der bevolking. Dit gunstige cijfe
van 3033 woningen wordt verkregen doo
van de vermeerdering tengevolge van nieuw
bouw en verbouwing (4403) af te trekken
de vermindering tengevolge van onbewoon
baarverklaring, sloopingen verbouwing (1370
stuks).
Deze aanmerkelijke vermindering moet in
hoofdzaak worden gezocht in de oude stad
en wel door cityvorming, aangezien in 191;
de onbewoonbaarverklaringen slechts 23 wo
ningen troffen. Deze cityvorming is onge
twijfeld een uiterst krachtige steun ter
opheffing van de ongewenschte opeenhooping
der bevolking in de oudste stadsgedeelten
Daar zijn door geleidelijke volbouwing en
verhooging der huizen, door verwaarloozing
en ouderdomsgebreken, toestanden ontstaan
die zonder totale slooping wijksgewijs, zeer
moeilijk zoodanig te verbeteren zijn dat
zij opnieuw bevredigende woning-kondities
bieden. De kern der oude stad (het gedeelte
binnen Singel, Kloveniersburgwal en Gel
derschekade) vertoont het sterkst die city
vorming. Hare bevolking die in 1864 haar
hoogtepunt bereikte met 46,089 bewoners
bedroeg in 1904 nog slechts 28,461.
Het overige gedeelte der oude stad binnen
de Nassau- en Stadhouderskade, vertoonde
haar grootste bevolking in 1889 met 266,617
inwoners, een aantal dat bij de volkstelling
)ombardeeren, is in het Duitsche
hoofdcwartier een« vinnige strijd ontbrand. Ten
lotte is Parijs ook gebombardeerd; niet
door de uitwerking van dit bombardement,
maar door hongersnood heeft de^stad zich
overgegeven.
Vrage: als Engelands plan om
Duitschand uit te hongeren, onzedelijk en mon
sterachtig is, was het uithongeren van Parijs
dan niet even onzedelijk en monsterachtig?
17 Februari 1915 G. W. KERNRAMP
Gedachten over den oorlog
i
De demographie
Op velerlei gebied van studie werkt de
hans gevoerde oorlog hoogst ongunstig in.
Wij behoeven maar te denken aan het ge
stoorde onderwijs in België en Galicië, aan
de uitsluiting van de leerlingen uit de vij
andelijke landen in Duitschland, aan de
moeilijkheden door den handel in chemicaliën
ondervonden om het groote nadeel te be
seffen, hetwelk de wetenschap door den
strijd der volken heeft te lijden. Ook de
studie der demographie is thans gestoord
en het zal zoo spoedig na het sluiten van
den vrede niet gelukken dit gewichtige vak
weder op de oude hoogte te brengen. Door
iet verwoesten van archieven en de stoornis
in het maatschappelijk leven, die in en om
de uitgestrekte slachtvelden is opgetreden
zal het moeilijk of onmogelijk worden be
trouwbare opgaven over geboorte en sterfte
te verkrijgen uit streken der wereld, waarvan
ons sedert tijden, laat ons zeggen gedurende
70 jaren, geregeld de cijfers bereikten. Maar
ook in het land, waarin de oorlog niet ge
voerd wordt en in de neutrale landen zal
door den veranderden economischen toe
stand menig maatschappelijk verschijnsel
gewijzigd worden. De hier en daar zich
weder verheffende geboortecijfers, zullen hun
opwaartsche beweging misschien staken,
misschien versnellen. Epidemieën zullen nu
wellicht meer invloed op de volksgezond
heid verkrijgen. Huwelijken zullen minder
gesloten worden nu de arbeidsgelegenheid
ontbreekt en in de oorlogvoerende landen,
een groot gedeelte van huwbare mannen
in het veld is.
Toch moeten ons juist thans de
sterftecoëfficienten en de geboortecijfers buiten
gewoon belang inboezemen, maar wij moeten
ons behelpen met de over de laatste jaren
verkrijbare opgaven en wij kunnen niet met
waarschijnlijkheid schatten, hoe die na den
oorlog zullen veranderen. Het is wel niet
waarschijnlijk, dat de gewoonten van Frankrijk
b.v. na een overwinning zoo zouden gewij
zigd worden dat het geboortecijfer tot 30
(per 1000 inwoners per jaar) blijvend zou
stijgen, of dat de Russen na een nederlaag
hun sterftecijfer tot 40 zouden zien aan
zwellen, maar in dezen tijd van onwaar
schijnlijkheden, die waarheid zijn geworden,
moet toch alles wat de toekomst aangaat
met nog grooter voorzichtigheid beschouwd
worden dan toch reeds in rustige dagen
noodzakelijk is. Ik onderstel dat, na schom
melingen van meer of minder langen duur,
de sterfte- en geboortecijfers weder hun
gewonen loop zullen aannemen; of dit zal
uitkomen, zal de toekomst leeren.
Het geboorten-overschot, het verschil van
geboorte- en sterftecijfers geeft in verband
met het bevolkingscijfer een maat voor den
vooruitgang van een volk, als
demographische eenheid. Geen goede maat; als er
geringe arbeidsgelegenheid in een land is
of het slecht bestuurd wordt kunnen die
overschotten naar elders wegvloeien, de
van 1909 tot 239,719 was verminderd. Deze
dalende tendenz is blijkens de staten van
de woningverdeeling, sedert voortgezet.
Was echter de aanbouw in de laatste jaren
al niet voldoende in omvang, het gehalte
der woningen verbetert. Het gezamentlijk
percentage woningen met l, 2 en 3 vertrekken
dat bij de volkstelling van 1909 nog 58.1
pCt. van het totaal aanial woningen bedroeg,
(wij moeten hier bedenken, dat bij de volks
telling bijv. een woning die bestaat uit woon
kamer, keukentje en alkoof gerekend wordt
te bestaan uit 3 vertrekken) is bij den nieuw
bouw in 1913 gedaald tot 13.4 pCt. Het
percentage woningen met 4 en 5 vertrekken,
(bestaande bijv. uit woonvertrek, keuken en
2 of 3 slaapvertrekken, waarvan er een even
tueel tot salon" dient) wijst daarentegen
eene voortdurende stijging aan. Van den
totalen woning-voorraad in 1909 bedroeg
het 32 pCt, van den aanbouw in 1913
66.9 pCt. Dat zijn cijfers die spreken!
Daarenboven hebben de bepalingen der
bouwverordening het hare er toe bijgedragen
nieuwe woningtypen in het leven te roepen
die aan hooger eischen van gerief voldoen.
De belangrijkste daarvan was het uitlokken
van het self-contained tenement", d. w. z.
de woning die door een afgesloten voor
portaal geheel was gescheiden van de ge
meenschappelijke ruimten van het perceel,
zoodat, niet (als in de volkswoning der voor
gaande periode) kamers, keukens, privaten
ter bespotting van begrip huiselijkheid" in
verbinding staan over een trappenhuis dat
voor drie of meer woningen gemeenschap
pelijk is. Zeer heilzaam voor het ontstaan van
nieuwe typen is buitendien gebleken het
verbod der ook hygiënisch zoo noodlottige
alkoven-woning. Had in 1858 de Gemeente
raad niet verworpen het voorstel zijner leden
Heshuijzen, Insinger en Jolles om voor te
schrijven den waarlijk niet overdreven eisch,
dat iedere kamer onmiddellijk licht en lucht
van buiten moest ontvangen, de
amsterdamsche woningtoestanden hadden zich thans
geheel anders voorgedaan. Die verwerping
was een historisch moment van de Ie orde
voor de ontwikkeling der volkshuisvesting.
Zij werd eerst in 1905 ongedaan gemaakt.
Maar volgens de volkstelling van 1899 telde
alleen de nieuwe stad, 47987 vertrekken die
niet in gemeenschap stonden met de buiten
lucht d. w. z. alkoven en die, uitgesloten
van zonbestraling en directe
luchtverversching, even zoovele bedreigingen zijn der
volksgezondheid.
Tevens werd door de Bouwverordening
van 1905 nog net intijds belet, dat de 4e
bovenwoning in zwang kwam waarmede in
de Frederik Hendrikstraat juist een begin
was gemaakt. Had zij gelegenheid gevonden
zich vast te nestelen, dan had men het type
waarschijnlijkheid niet meer kunnen uitroeien,
omdat aanstonds de grondprijzen algemeen
gestegen waren in verhouding tot de grootere
huuropbrengst der hoogere perceelen.
Door Eberstadt is betoogd dat de grond
emigratie ontneemt kracht aan het volk.
Ook alweer niet een zuiver nadeel want
handelsrelaties tusschen de t'huisgebleven
bewoners en de geemigreerden verbeteren
misschien weer de arbeidsgelegenheid in
het vaderland. Italianen en Japanners b.v.
hebben geldelijk ook voordeel van hun emi
granten, die het in den vreemde bespaarde
loon naar huis zenden. Over emigratie en
immigratie zijn geen goede cijfers te vinden.
Men moet zich behelpen met het verschil
tusschen de vermeerdering door het geboor
ten-overschot en den bij de tellingen ge
bleken bevolkings-aanwas. De laatste cijfers
aan March en v. Juraschek ontleend geven
voor de oorlogvoerende landen (behalve
Turkije) en enkele neutralen de cijfers per
1000 inwoners.
<u
o
o
a
OJ
o
<u
o
.e
tn
c/) O
i QJ tüD
l *".
i ^ *o
!>
,«. i
oj O <u
t+I
«i^ *"
Rusl. zonder Finl.j
Rumenië
Bosnië [
Servië
Hongarije
Japan '
Italië l
Oostenrijk i
Pruisen |
Finland j
geheel Duitschl.
Nederland
Australië
N. Zeeland
Canada
Gr.Brittan.enierl.
België
Frankrijk
46.8 29.8 17.0 :
43.4 22.9 20.5
41.4 27.4, 14.0
38.1:21.1 17.0
36.3!23.3 13.0
33.6 209 12.7
32.4 14.2 18.2
31.5:22.0! 9.5
29.8, 16.4' 13.4
29.11 16.5 12.6
28.3! 15.6; 12.7
27.9; 12.2 15.7
26.7 j 10.4 16.3,
26.2! 9.7' 16.5)
24.9] 14.0 10.9
239142 9.7
22.6] 14.8 7.8
19.0! 17.5 1.5
21.0 +
150
12.5
16.08.1
11.34.0
5.5
1.5
1.0
4.9
1.4
8.8
14.8 +
13.8
13.6
16.1
0.7
1.4
1.2
0.9
0.4
22.0+ 5.6
31.0
7.1
10.3
1.8
+ 20.1
- 2.6
+ 2.5
+ 0.3
Iedereen kan op dit staatje zijn eigen
commentaren maken. Voor uitvoerige be
spreking er van is het hier niet de plaats.
Slechts zij aangestipt dat Europeesch Rusland
met zijn hoog geboortecijfer nog meer vreem
delingen aantrekt dan het burgers afstaat
aan Siberië (joden aan Amerika), dat
GrootBrittanje met zijn gering geboorten-overschot
nog bewoners aan het buitenland (voorna
melijk de eigen colonies) afgeeft. Dat
België en Frankrijk vreemdelingen aan
trekken bij hun geringen natuurlijken was
dom zal ons minder verwonderen dan dat
Duitschland, Finland en Nederland bij be
vredigende geboorten-overschotten immi
granten lokken. Verder treft ons het geringe
geboortecijfer in de Engelsche en Fransche
landen. Het is, helaas, onmogelijk in cijfers
het groote menschenreservoir, de
NoordAmerikaansche republiek, te beschouwen.
Het groote overschot van Zuid-Oost-Europa
en Italië vloeit daarheen. Men schijnt dien
stroom te willen keeren door den eisch, dat
immigranten moeten kunnen lezen en schrij
ven. Meer dan de helft der rekruten in
Rumenië, 30 pCt. in Italië zijn analphabeten ;
dit voorname bestanddeel der immigranten
zal derhalve geweerd worden. De bevolkings
statistiek in de Vereenigde Staten is hoogst
onvolkomen. Geboortecijfers en sterftecijfers
zijn lang niet van alle staten, die de fede
ratie vormen, te verkrijgen en schattingen
over de geboorte zijn bij de gebrekkige
administratie der groote republiek ook al
niet te vertrouwen. Hoeveel menschen er
wonen, kan men te weten komen door de
volkstellingen, die een sterken aanwas doen
zien, maar hoeveel daarvan aan de geboorte,
hoeveel aan de immigratie is toe te schrijven
weet men niet. De geboortecijfers uit 4
prijs wordt afgeleid uit de toegelaten be
bouwing, uit de daaruit voortvloeiende
bevolkingsdichtheid (d.w.z. huuropbrengst) en
dat niet omgekeerd, de hooge bouw in eerste
instantie het resultaat is van duren grond.
De gemeente zelf heeft een goed voor
beeld gegeven tot vermindering der
bevolkingsdichtheid door op hare terreinen aan
de overzijde van het IJ het aantal
bovenwoningen tot twee te beperken.
Het geijkte amsterdamsche woningtype
is evenwel nog steeds het perceel met huis
en 3 bovenwoningen, dat in 1913 dan ook
meer dan de helft (58.6 pCt.) van den
woningaanbouw vormde.
Dit percentage is echter gelukkig
vergeleken bij de vorige jaren aanmerkelijk
gedaald (in drie voorafgaande bedroeg het
onderscheidelijk 80.7, 81.1 en 82), tengevolge
van eene overeenkomstige toename van het
aantal woningen in lagere huizen. Voor het
eerst prijkt in het verslag over 1913 eene
rubriek lage arbeiderswoningbouw."
Daarmede is te Amsterdam een zeer be
langrijke stap gezet in de goede richting,
wier beteekenis dan ook ten volle erkend
is in de uitnemende studie die een zoo be
voegd beoordeelaar van het woningwezen
als prof. dr. R. Eberstadt in het 2e deel zijner
Neue Studiën ber Stiidtebau und
Wohnungswesen", wijdde aan de hollandsche
toestanden.
Reeds omvat, blijkens het verslag over
1913, de aanbouw van lage arbeiderswonin
gen 8.2 pCt. van het totale getal der nieuwe
woningen. En het is niet onwaarschijnlijk
dat in volgende jaren dit percentage zal
stijgen, vooral wanneer de stichting van
gemeentewege wordt bevorderd door pas
sende terreinverkavelirig, en billijke uitzon
deringsbepalingen in de bouwverordening
in de trant waarop zulks ook in Duitschland
geschiedt. Het zij terloops opgemerkt dat
daartoe, afgezien van vele overige voordeelen
die wij thans niet zullen nagaan, aanleiding
schijnt te bestaan op grond der overweging
dat deze woningen, gelijk voor de hand ligt,
voor het gemeentelijk grondbedrijf het voor
deel bezitten, van veel terrein te vragen.
Immers, terwijl gemiddeld voor den nieuw
bouw in 1913 per huis (perceel + erf) ge
bruikt is 153 M2, en per woning 41 M2, ter
rein (voor het geijkte 4-woninghuis slechts
respectievelijk 116 M', en 29 M2.) stijgen
deze cijfers voor den lagen arbeiderswoning
bouw tot 218 M2, en 52 M2. De
bevolkingsdichtheid bedraagt bij dezen bouw dus wei
nig meer dan de helft van die bij bebou
wing in den gebruikelijken trant.
Het verschijnen van deze nieuwe rubriek
in de staten toont aan dat het doel, hetwelk
de directeur van het Bouw- en Woningtoezicht
reeds in 1903 formuleerde: Waar echter
wel naar gestreefd kan en moet worden is,
dat het aantal woningen boven elkaar
kleiner wordt dan het thans is, terwijl in
elk geval belet moet worden dat het getal
grooter wordt" geen utopie is geweest.
j. H. W. LELIMAN