De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 28 februari pagina 1

28 februari 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

'B*. 1966 Zondag 28 Februari A°. 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRIIJGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris. Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar . 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels/1.25, elke regel meer ... Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ?0.25 ,0.30 .0.40 INHOUD Blz.l: Een KoninkrijkVan'Schurken... dór v. H. Oorlogsrecht, door H. Brugmans. Een geflatteerd ministerieel oordeel over lichamelijke, ontwikkeling, door mr. Venbie. Confetti. 2: Buitenlandsch Overzicht, door dr. G. W. Kernkamp.?Servische Toekomstidealen, door Dimitrije Mitrinovic. Uit de Parlementaire Sfeer, door Kamer-raad. Feuilleton: De ethische Zoon, door F. de Sinclair. 3: Het artillerieschip in den huldigen oorlog, door Neptunus". Twijfel, door S. Rozemond. 5: Voor Vrouwen, door Eiis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 6: Servische Kunst, door K.?Dramatische Kroniek, door Henri Borel. Muziek in de Hoofdstad, door Sem Dresden. 7: Jan Musch als Hille Bobbe", door Otto van Tusschenbroek. Kunst en Letteren: Carl Spitteler, door Van Eeden. Alexander Paassen, door L. H. Chrispijn Sr. 8: Van Rappard, Vaarzon Morel, door Plasschaert. Giuseppo Rubïno. Twee oorlogsbeelden, door Renéde Clercq. 9: Financieele en Economische Kroniek, door J. D. Santilhano en v. d. S. Tentoonst. van het Nat. Steuncomitévoor beeldende kunste naren in het Sted. Museum, door H. In het Wild, door Petronius. Uw tuin in 1915, door Geertruida Carelsen. Schaakspel, door dr. A. G. Olland. Damspel, door K. C. de Jong. Teekening van Joh. Braakensiek. Bijvoegsel door Joh. Braakensiek: De dierentemmer in verlegenheid. IIHHUHUMHHUIIIHIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIII IMIIIIIIIIIItltllllllllllllllllllllllllll Een Koninkrijk van Schurken.... Aldus heeft een Duitsch historicus, over Servië schrijvende, dezer dagen dit-land meenen te mogen betitelen. Gelukkige geleerdheid! Waarschijnlijk zou de insectoloog onder zijne collega's, nog wel bereid gevonden zijn er bij te verklaren: ...en van ongedierte!" De woorden zijn jjroot en goedkoop van 't jaar. En men weet dus, waar men aan toe is, wanneer men nog in het lot der Serven belang stelt. Toch is daartoe alle aanleiding. Er valt omtrent dit -land nog wel iets anders te zeggen ook. Dienaangaande heeft De Amsterdam mer in dit nummer eenige bijdragen omtrent Servië bijeengebracht, zulks naar aanleiding van het beroep om hulp in zijn grooten nood. Een beroep dat thans op de neutralen wordt gedaan, en waar mede ook hier te lande eene Nederland sche Commissie tot steun van het Ser vische Roode Kruis aanklopt. Een beroep om dokters, hospitaalbehoeften en levens middelen. ** * Servië's staat en leger moeten natuurlijk hun eigen weg weten te maken. De toestanden onder de bevolking evenwel schrijnen om anderer mee warigheid. Eene bevolking, thans voor de derde maal in twee jaren tijds, door een oorlog gemaltraiteerd, en in den tegenwoordigen veldtocht vreeselijker nog bezocht dan de Belgische", zooals een Amerikaansch blad schreef. Getroffen door verschrik kingen, waarvan het dossier der bekende enquête, door den Lausanner hoogleeraar Reiss ingesteld, de constateeringen, foto grafieën enz. heeft gebracht, met eene conclusie dat het schijnt alsof het vijan delijke leger geheele streken heeft willen extermineeren en verminken". In zake verzorging van zieken en voorkoming van algemeene besmettingen, is geen somberder beeld denkbaar, dan dat, wat spreekt uit een rondgezonden order van den Servischen Generalen Staf: De veldhospitalen moeten de grootst mogelijke spaarzaamheid met verband- en geneesmiddelen in acht nemen. Van geheel of ten deele genezenen wonden moeten de verbanden afgenomen,, om voor nieuwe of ernstiger wonden gebru ikt te worden, Pleister, verdoovende en desinfecteerende middelen zijn niet altijd verkrijgbaar". En men behoeft niet te vragen, hoe het dus zal gesteld zijn met eene opge jaagde populatie, aan zichzelve over gelaten, zonder naburen, waar ze, zooals dfe Belgen, steun vinden kan. * * Al ware de slechte reputatie eerlijk verdiend, waarmede-^Servië wordt zwart gemaakt, dan nog zou dit geen grond zijn, een ongelukkig volk den rug toe te keeren. Maar het heeft op deze aanwijzingen ook genoeg af te dingen. Zelfs wat het nog nimmer vergeten verwijt betreft van den koningsmoord op Alexander en Draga Maschin, brach ten na den vorigen oorlog van ginds teruggekomen Hollandsche geneesheeren de overtuiging mede: als een ander land dat van zijn vorstenpaar had moeten beleven, zou het er hun precies zoo zijn vergaan." Voor 't heden heeft Oostenrijk met Wit boek noch Roodboek het bewijs kunnen leveren, dat Servië den oorlog misdadig had aangehaald. Integendeel geven zoowel de sprekende onthullingen van den Italiaanschen oud-minister Giolotti omtrent Duitsch-Oostenrijksche oorlogsplannen in 1913, als de houding van Weenen tegen over den aanslag te Serajewo, en de geheele behandeling van het ultimatum", veeleer den indruk dat eer tegen het vermoeide Servië gelegenheid is gezocht en gemaakt. Nu spreekt men zoowaar van een schurkenrijk." Men kan k spreken, en velen die Servië kennen, spreken zoo, van een volk, dat zich honderd jaar terug, met den Zwarten George, grootvader van den tegenwoordigen koning aan 't hoofd, tot een eigen, democratisch en moedig boerenvolk heeft weten te vormen; dat sinds dien krachtig aan zijn vooruitgang heeft gearbeid; dat, klein in getal, eeuwigen druk had te weerstaan van eene stelsel matige economische tegenwerking van Oostenrijk en van zijn immer hardnekkigen Drang nach Osteri'. Al ligt het land dan ver, veel van dit alles klinkt ons toch ook nabij. En zeker nabij klinkt de vragende nood van een volk, dat er thans zooveel slechter aan toe is dan wij. v. H. Oorlogsrecht Wij neutralen hebben moeite de gedachten te verwerken, die de oorlog en de verschil lende oorlogvoerende machten bij ons op wekken en ook bij ons trachten op te wek ken. Moet men hen afzonderlijk gelooven, dan maakt de tegenpartij zich schuldig aan allerlei ongeoorloofde praktijken. Weerlooz burgers worden gedood; gewonden worden verminkt en afgemaakt; vrouwen worden geschonden; op lazaretten en hospitalen wordt geschoten; dum-dum-kogels worden gebruikt; gijzelaars worden genomen; open plaatsen worden beschoten; onbehoorlijke requisitiën worden opgelegd; de bevolking wordt aan honger en ellende prijs gegeven; heerlijke kunstwerken worden opzettelijk geschonden en vernield. Zoo luiden de klachten, die aanklachten worden. Wij weten beter dan de oorlogvoerenden zelf, wat zij- van deze dingen hebben te denken. Wij kunnen zeer goed gedocumen teerde feiten van beweringen onderscheiden. Wij weten dus zeer goed, dat er in dezen oorlog reeds nu zeer veel is gebeurd, dat in strijd is niet alleen met de eisenen van het formeele oorlogsrecht, door tractaten ge waarborgd, maar vooral met de eenvoudigste plichten van zedelijkheid en menschelijkheid. Het spreekt van zelf, dat men hier moet onderscheiden. De oorlog wordt nu eenmaal niet met wijwater gevoerd; de krijg is een hard bedrijf; de soldaat moet dingen doen, die hij in vredestijd zou nalaten ; alle menschelijke eigenschappen nemen grootere ver houdingen aan, zoowel ten goede als ten kwade. Maar ook hier zijn grenzen. In den ouden tijd, toen het eigen recht, het vuistrecht heerschte, mocht de krijgsman zijn tegenstander dooden, maar hij moest dat doen op eerlijke wijze en met ridderlijke wapenen. Dat onderscheid schijnt in den modernen tijd vergeten; er wordt op weinig nobele wijze gestreden; men maakt zonder gewetensbezwaar gebruik van alle wapenen, die de moderne techniek aan de hand doet. Men huivert bij de berichten, die ons bereiken. Er is thans oorlogsbedrijf, dat laag en verachtelijk is; den bedrijver daarvan zal de beschaafde wereld nog lange jaren met haar hoon vervolgen. Maar zij zal meer doen; zij zal wetten en traktaten vragen, waardoor zulke wandaden worden verboden. Zij zal misschien haar zin krijgen en haar wil doorzetten; zoo zullen de regelingen op papier weer met verscheidene worden vermeerderd. Want onze eeuw gelooft aan de zalig makende kracht van de wet, de verordening; zij laat liefst'zoo weinig mogelijk aan den mensen over. Wordt ergens een kwaad, een gebrek zelfs gevonden, men roept onmid dellijk om een wet, Zoo hebben wij steeds meer wetten gekregen, waarlijk niet alleen Naar Louis Raemaekers J. W. C TELLEGEN, de nieuwe Burgemeester van Amsterdam (tot nog toe Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht te Amsterdam) tot ons heil. Och arme! Alsof een wet, vooral een strafwet, niet altijd een onvol maakt en zelfs plomp werktuig was om het 'kwaad te beteugelen! Reeds de wijze Romeinen wisten het wel, toen zij vroegen, wat wetten zonder zeden beteekenden. Geen wet kan alle mogelijke en denkbare gevallen bestrijken; de wanhopige pogingen, die de wetgever ten onzent in den laatsten tijd aanwendt om in alles te voorzien, kweeken slechts omslachtige en onduidelijke wetten. Bovendien staat ieder artikel bloot aan scherpzinnige, ook aan spitsvondige, ten slotte kwaadaardige inter pretatie; soms wordt de wet uitgelegd ge heel in strijd met haar bedoeling. \ Maar dat alles is nog niet het ergste. In; den oorlog wordt de wet geïnterpreteerd' door de meest bevooroordeelde ondeskun digen, de militairen, en nog wel in de hitte van den strijd, als alle duivels losgelaten zijn. Dat wil zeggen, dat de bepalingen van het oorlogsrecht in den regel in de knel raken. Of liever, men houdt zich aan dat recht, voor zoover het met de belangen van den troep strookt, en werpt het voor. het overige ter zijde. Maar het gruwelijkste is, dat het fprmeele oorlogsrecht dikwijls in zijn toepassing veel bedenkelijker is dan men zich ooit heeft kunnen voorstellen en zelfs het omgekeerde veroorzaakt van wat men had beoogd. Een frappant voorbeeld is wel het verbod van burgers om aan den strijd deel te nemen. Het was een humane gedachte om den oorlog niet meer te doen zijn een strijd tusschen volken, maar tusschen legers. In verband daarmede werd bevolen het privaat bezit te eerbiedigen ; het werd verboden open en on verdedigde steden te beschieten; de handel van oorlogvoerenden en neutralen zou zoo veel mogelijk worden ontzien. Wat is er nu van deze humane gedachte geworden l Een schijn, een illusie, waaraan alle reëele grondslag ontbreekt. Den oorlog te beperken tot een strijd tusschen legers alleen is een onmogelijkheid; de feiten leeren, dat even goed en meer zelfs dan vroeger, land en volk als geheel in den oorlog worden medegesleept. Huizen worden verbrand, burgers gefusilleerd met een beroep op het oorlogsrecht. Als ergens op een ouden wal een zeventiende-eeuwsch kanon staat, heet de plaats versterkt en wordt dus naar oorlogsrecht gebombardeerd. En wat de zooveel mogelijk vrije handel der neutralen betreft, wat daarvan met een beroep op het oorlogsrecht terecht komt, weten wij Neder landers het best. En nu zal men, om dat alles te keeren, weer roepen om nieuwe, scherpere wetten en tractaten! Maar is het nu reeds niet volkomen duidelijk, dat men er niet komt met nieuwe paragrafen en artikelen? Of liever, dat wij daarmede steeds achteruit gaan ? Hoe meer bepalingen men maakt, hoe meer wordt het oorlogsrecht een zaak van spitsvoudige redeneering, van handige casuïstiek. Een bedenkelijke en verderfelijke verzwakking van de oorlogsmoraal is daar van het gevolg. Wie zich gedekt weet door een wetsartikel, laat de moraal zoo spoedig glippen. De verantwoording door een ruim genomen paragraaf heft de verantwoorde lijkheid voor het geweten op. Daarom geen nieuw oorlogsrecht! Geen scherpere codificatie! Wat dan wel? Hoogere moraal! Betere menschen! Maar deze her vorming is veel moeilijker dan het ineen zetten van een wet of een tractaat. Maar niettemin moet deze verheffing der menschheid komen en zij zal ook komen. Het laatstewoord der Europeesche beschaving zij geen formule. H. BRUOMANS Geweld en Gracie Citaten van vór den oorlog blijken in grooten kring belangstelling te wekken. Geen wonder ook, zij slaan vaak zoo wonderlijk op feiten en woorden van het oogenblik. Nu, de Amsterdammer" weet er nog genoeg. Hier volgt alweer een treffend. Den 21sten Juni 1913, schreef de Duitsche Rijkskanselier, Bethmann Holweg, aan Prof. Karl Lamprecht(die het terstond publiceerde): Wij Duitschers zijn een jong volk, en hebben wellicht nog te veel het naïeve geloof in het geweld. Wij onderschatten de betere middelen, en weten nog niet, dat wat door geweld ver kregen is, nooit door geweld kan worden behouden. Voor enkele dagen heeft Edmond Rostand bij de oprichting eener Fransche vereeniging voor kultuurpropaganda, van rimpérialisme de l'idée," gesproken, en gezegd: c'est au moment qu'on veut redoubler de force, qu'il faut redou bier de grace? Voor die zijde van het imperialisme schijnen wij, Duitschers, nog niet rijp te zijn." Sprach es... und ... IIIIIIIIMIllmlIIIMIIIIIIIIIlmlIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIHfinlIIIIIMIIMIIIIMimlM Een geflatteerd ministerieel oordeel over lichamelijke ontwikkeling Blijkens het in de dagbladen gepubliceerde Regeeringsantwoord ' heeft Z.E. de Minister van Oorlog zich tegenover de Eerste Kamer der Staten Generaal als volgt uitgelaten: Met behulp van gymnastiek onderwijzers werd de lichamelijke opleiding in de depots krachtig ter hand genomen en het is den Mnister aangenaam te kunnen verklaren, dat de reet uten door het onderricht dezer onderwijzers snelle vorderingen in de lichamelijke ontwik keling hebben gemaakt. Ik acht het in het belang van den toekomst van de lichamelijke opvoeding in ons !and en daarmede dus in het belang van onze weermacht, met alle kracht te protesteeren tegen eene dergelijke optimistische uitlating van de Regeeringstafel. Ik geloof niet, dat ik in eerbied tegenover den Minisier te kort schiet, wanneer ik het feit constateer, dat Z.E., bij het uitspreken van een oordeel over dergelijke aangelegen heden, af moet gaan op mededeelingen van anderen, waaronder militaire autoriteiten, die op een hoogst enkele uitzondering na onbevoegd zijn om een oordeel over een zoo bij uitstek technische aangelegenheid uit te spreken. Het verwijt van tot onwaar heid leidend optimisme richt zich dan ook niet tot den Minister maar tot diens adviseurs. Wanneer men weet, dat de gymnastiek onderwijzers slechts gedurende drie weken bij de depots werkzaam zijn geweest de in het Regeeringsantwoord onmiddellijk op de aangehaalde zinsnede volgende alinea*) mocht abusievelijk den indruk geven, dat de hulp der gymnastiek onderwijzers 4 maanden had geduurd dan behoeft het geen betoog, dat er geen sprake van kan zijn geweest, dat eenig merkbaar resultaat is kunnen worben bereikt! Zelfs al neemt men aan, dat n de gymnastiek n de gymnastiek-onderwijzers van de allerbesie qualiteit zijn geweest (en ook hier zat kaf onder het koren), dan neg is het voor ieder onbevoor oordeeld mensen, welke eenige notie heeft van lichamelijke ontwikkeling, duidelijk, dat, waar de lichamelijke opvoeding van de overgroote meerderheid der jongelui gedurende 18 of 19 jaar geheel of zoo goed als geheel verwaarloosd i*, thans in drie weken geen resultaten bereikt kunnen worden, n'en d plaise de optimistische beweringen van wien dan ook. Dat Z.E. in het Regeeringsantwoord kon spreken van snelle vorderingen", is dan ook alleen te verklaren doordat Z.E. daarbij door zijne adviseurs zeer onjuist is voorgelicht. Het is mij uit betrouwbare bron bekend, dat de bevoegde personen, waarover Z.E. in het leger beschikt en waaronder in de eerste plaats de directeur der militaire gymnastiekschool de aangewezen man is om den Minister voor te lichten, in deze aan gelegenheid niet zijn geraadpleegd. De onjuiste voorlichting waarvan de Minister het slachtoffer is geworden, kan dan ook worden verklaard door onbevoegdheid zijner adviseurs; den Minister zij dan ook aanbe volen gebruik te maken van de deskundige en onbevooroordeelde krachten, die in het leger te vinden zijn. * * * Ik weet wel, dat wellicht de recruten na die drie weken, in staat kunnen zijn geweest tot het mooi gelijk" uitvoeren van enkele, uit een militair oogpunt niets beteekenende z.g. vrije oefeningen, tot het springen over een touwtje en waarschijnlijk zelfs een weinig minder stijf waren, maar daar komt het niet op aan! Een dergelijk resultaat moge eenigen indruk maken op leeken en in alle eerbied veroorloof ik mij ook den Minister onder de leeken op dit gtbied te rangschikken het is en blijft een schijnresultaat. Waar het op aankomt bij de lichamelijke opvoeding van den soldaat, is dat zijn physiek weerstandsvermogen vol doende ontwikkeld zijn, d.w.z dat hart en longen systematisch zijn geoefend, zijne *) Na etn verblijf van vier maanden In de dt^ots zijn de recruten ingedeeld bij de veldtroepen, alwaar bijzondere maatregelen zijn genomen om hun opleiding te voltooien, ene. Inzendingen voor deze rubriek g lieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confetti". Ook de woede der geleerden is niets nieuws. Pasteur zond in 1871 aan de Uni versiteit van Bonn het diploma van zijn eeredoctoraat terug: Ik kan het gezicht van dit perkament niet uitstaan," schreef de groote ontdekker erbij, en hoezeer ik u allen, professoren, acht, is het voor mij onuitstaanbaar als virum clarissimum ge noemd te worden, onder den voor mijn land afschuwelijken naam van Koning Wilhelm. Ik zend mijn diploma terug als een bewijs van de verontwaardiging, die zijne barbaarschheid en schijnheiligheid, waardoor twee groote natie's elkaar vermoorden,bij eenen Franschen geleerde wekken." Natuurlijk gaf de Bonner Academie daar van weer goed terug. Zij drukte aan Pasteur officieel hare volkomen verachting" uit. Waarmede de wetenschappen weer gered waren! Met een schrikkelijk bericht bracht het Handelsblad veler zenuwen in de war. De militairen trekken zich terug," stond er met dikke letters boven. De militairen, dat konden immers alleen de Nederlandsche zijn! Dus: muiterij; desertie? O, jammervol einde van onze roemruchte en nooit volprezene mobilisatie. 't Gold echter alleen, maar waarom er dit niet bij gezet? een terugtrekken van de militaire voetbalclub uit de competitie! Amsterdam bezit thans eene historische paraplu. Het is de paraplu, die de pre sident der Handelmaatschappij liet staan (ook deze Homerus is blijkbaar somwijlen verstrooid \) bij een gevierd partijgenootraadslid; die (de paraplu) daarna werd ge stolen ; en daarna werd teruggevonden; en daarna den eerlijken steler eenige maanden gevangenis kostte. Zoo bracht zij n in den regen, n in de krant, en n in de doos. Wien is zij nu 't waardevolst: den trekker, den houder, of den nemer ? Het meeste weet Italië toch aan den oorlog te smullen. Daar beginnen de burgers eerst nog eens er onderling over te vechten, of het land zal gaan vechten. Zoo kan het mes van twee kanten snijden! digestie-organen behoorlijk functioneeren dank zij eene degelijke ontwikkeling der betrokken spieren enz. enz. Maar dit alles kan niet worden bereikt in drie weken en een eventueele minieme vooruitgang in dit opzicht zou het is eigenlijk overbodig dit nog te zeggen toch niet te constateeren zijn zonder bijzondere deskundige hulpmiddelen. Het wordt waarlijk tijd dat onze Regeering de oogen worden geopend; door geflatteerde beschouwingen over hoogst treurige toe standen en afwezige resultaten op het gebied der lichamelijke opvoeding helpt men de zaak niet vooruit. Te lang hebben wij ons reeds met schijnresultaten tevreden gesteld en het wordt dan ook hoogtijd, dat er eens krachtig geprotesteerd wordt tegen het verbloemen der naakte waarheid. Het werkzaam stellen van de gymnastiekonderwijzers bij het Leger heeft een massa geld gekost (er zijn 20 onderwijzers werk zaam geweest gedurende die drie weken; dit grapje heeft Rijk dus rond ? 20.000 ge kost) een bedrag dat vrijwel is weggegooid, en de adviseurs, welke deze maatregel had den voorgesteld, moesten dus de uitgave van dat bedrag verantwoorden. Dat zij dit echter op zoo onbeholpen wijze zouden doen, was moeilijk'te voorzien. De noodzakelijk heid om, het koste wat het wil, aan de kadernood te gemoet te komen, zoude vol doende verklaring van dezen maatregel heb ben gegeven. De adviseurs hebben blijkbaar niet gevoeld, dat zij thans den Ministervan Oorlog eene bewering in den mond gaven, die lijnrecht in strijd is met's Ministers streven, om de zaak der lichamelijke voprgeoeferidheid te bevorderen. Immers, indien het wer kelijk waar was, dat in drie weken snelle vorderingen" konden worden gemaakt, dan ware het niet noodig, de lichamelijke op voeding van de Nederlandsche Jeugd op degelijke wijze te organiseeren, dan ware her niet noodig, de voorgeoefendheid te bevorderen, dan ware het niet noodig, groote sommen aan verschillende sport-bonden ajs subsidies te verstrekken, onder voorwendsel, dat zij bijdragen tot het verhoogen van de lichamelijke ontwikkeling der aanstaande soldaten ! Dan kon men dat immers in het Leger zelf wel doen in een week of wat en... dan zou het veel goedkooper zijn! Mr. VENBII

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl