De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 28 februari pagina 7

28 februari 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

28 Febr. '15. No. 1966 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Jan Musch als Hille Babbe" (?De Heks van Haarlem", Dr. F. v. Eederi) Op den avond van de generale repetitie van de Heks van Haarlem", het nieuwe stuk van Dr. van Eeden, heb ik Musch in de kleedkamers van het Paleis voor Volks vlijt opgezocht om een paar krabbels te maken, welke hierbij gereproduceerd zijn. Wie hem in a Midsummernight dream" als Puck" gezien heeft, kan zich indenken hoe vele mogelijkheden zich voor dezen voortreffelijken acteur openen in deze nieuwe rol van : Hille Babbe, de door Hals vermaarde vrouw uit hét volk, het duivelachtig wijf" hier ten tooneele gevoerd en leven inge blazen. En zoo was het dan, dat ik de transfor matie zou bijwonen van onzen Musch, zoo als wij hem thuis kennen, onzen huismusch" in... heks Hille, de drankzuchtige afgeslobberde Babbe. Doch eerst moesten kraag en rokken eens flink over den vullen vloer, van het kleedhok gewreven, want het zag er alles te nieuw uit. Er moest toon in zijn, en Annie, het aardige kleedstertje, kwam met enkele jakken aandragen waar tenslotte een van okergele kleur uit werd gekozen, al vond Musch dit jak wat te veel Vermeer" en het moest meer afhangen, slobberen, zooals al wat hij aan trok : dan maar morgen den rug doorknip pen en er een stuk innaaien." Een paar doeken als boezem en daar stond hij met zijn wonderlijk karakteristieken kop zonder pruik en zonder geschminkt te zijn voor mij in zijn gele jak met blauw schort en wijnrooden rok op goudgele pantoffels. Nu het kraagje nog even vuiler maken en de muts. En daar lag hij den vloer te dweilen ermede als een echte onvervalschte Amsterdamsche werkster! Intusschen al maar af-en aanloopen van andere spelers en er kwam iemand heuseh vragen dan nog even de kinderen te helpen, die hem in 't stuk moe ten uitschelden en jouwen en zingen, en spoedig klonk, hol in de groote ruimte tusschen kleedkamers en topneel, tusschea de schermen en coulissen en den warrelboel van touwen en koorden, het geschreeuw van de jonge spelers, en boven dat alles klonk Hille's stem. Het ging best met de kinderen. Dus nu gauw aan 't schminken, de pruik opgezet en onder 't fluiten van een recht anachronistisch long way Tipperary" werd uit het palet van schmink en vet en mastik en zwarte strijkvernis, waar enkele tanden mede werden weggeschilderd, de heksenkop geboren en was de steeds heftig smoelen trekkende Hille daar! Plots maakte zij een kuitenflikker, dien ik IIIIIIIIIMIIMIinillllllllllllllllltHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllllllllllllllllllllimilllllUI llltllllllMIIIMM i^^+^~'^^^tG&?^2 ?KUN/T] ' Carl Spitteler Om zich zelf gaat België ons niets aan, om zijn noodlot echter zeer veel. Dat aan België onrecht werd gedaan heeft de dader zelf eerst vrijmoedig bekend. Later heeft Kaïn Abel zwart gemaakt om er zelf witter uit te zien. Ik voor mij vind het zoeken naar documenten in de zakken van het stuip trekkende slachtoffer een geestelijke stijlfout. Het offer worgen was meer dan genoeg, het nog te belasteren was te veel. Een Zwitser die aan de belastering der arme Belgen zoude meedoen, zou zich, behalve aan eene onbeschaamdheid, ook nog aan gedachteloos heid schuldig maken. Want op juist dezelfde wijze zouden ook tegen ons de bewijsjes van schuld te voorschijn kruipen, als men ons te lijf wilde. Bij de krijgsmunitie be hoort echter helaas ook de gal." Alduseen redevoering van den Zwitserschen schrijver Carl Spitteler, (gehouden inde Neue Helvetische Gesellschaft", Gruppe Zürich, 14 Dec. 1914.) *** Carl Spitteler is geboren den 24 April 1845 in Liestal bij Basel. Toen hij vier jaar oud was verhuisde zijn vader (Staatsambtenaar) naar Bern. Hier bezocht hij voor het eerst de school, daarna te Basel. Ten slotte ver huisde zijn gezin weer naar Liestal, vanwaar uit hij dagelijks per trein naar Basel reisde om de school en later de universiteit te bezoeken. Ook studeerde hij in Zürich en Heidelberg, eerst jutidisehe, later theologi sche faculteit. Hij promoveerde in Basel in 1871. Onmiddellijk daarna vertrok hij naar Rusland als gouverneur bij de familie van ^en russischen generaal van finsch-zweedsche nationaliteit. Na acht jaren in Rusland ver toefd te hebben, werd hij naar Zwitserland teruggeroepen door zijn moeder, die door den dood van zijn vader alleen achterge bleven was. Hier werd hij eerst leeraar aan een hoo gere burgerschool voor meisjes te Bern, daarna aan het Fransche gymnasium te Neuville, daarna redacteur van de Grens post" in Basel (1885). Vervolgens leefde hij eenigen tijd als onafhankelijk" schrijver, echter door armoede en zorg gedruk, te Basel. In 1890 werd hij feuilletonredacteur van de Neue Zürcher Zeitung" en leeft ein delijk als werkelijk onafhankelijk auteur sinds 1892 te Luzern. Hij is met een hollandsch meisje gehuwd, Marie v. d. Hpoff, die in Bern zijn leerlinge is geweest. Uit dit huwelijk zijn twee doch ters geboren. * . ? Als een groot man, een groot dichter, iiijna zeventig jaren oud geworden is, zonder zijn jeugdige kracht te verliezen en daarbij nog steeds zonder naar waarde ge kend en geëerd te worden, dan wordt het wel tijd om zijn naam zoo vaak moogelijk te noemen en op zijn beteekenis aandachtig te maken. Er leeven maar zeer weinig menschen van Spitteler's caliber. En er zijn veel als groote mannen en dichters van den eersten rang gevierd geworden, die Spitteler niet tot de knie reiken. Hij heeft een paar van de allerzeldzaamste en kostelijkste eigenschappen, in die juiste verhouding, die noodig is om iemand het recht te geven groot" genoemd te worden. Dat wil zeggen, hem een leidende macht toe te kennen in de moeijelijke tocht der menschheid. Hij heeft die wijsheid van hoogeren aard die meer is dan kennis, intuïtie en scherp zinnigheid. Een wijsheid, die wij zelfs bij zeel* machtige persoonlijkheeden als Nietzsche of Tolstoy niet in die mate aanweezig vinden. Hij heeft de vrijheid van geest en de vastheid van richting, die de hoogste vroom heid uitmaakt en meer is dan plichtmatig heid, braafheid of beminnelijkheid. En bij deeze twee hooge kwaliteiten heeft hij datgeene wat dan meestal als het weezenlijke van den dichter wordt beschouwd het taalvermogen, het onmiddellijk kunnen verklanken van zijn weezen in zuivere zeggingslust. De eerste twee eigenschappen maken hem tot een groot man, de laatste daarbij tot een groot dichter. En er zijn er, van dat postuur, altijd maar zóweinig geweest dat wij dankbaar moogen zijn hem nog bij tijds onze waardeering en erkentelijkheid te kunnen betuigen, eer zijn geest zich aan ons verkeer onttrekt. Ik heb nog altijd berouw dat ik in Ruskin's leeven, toen hij nog helder was en ontfankelijk voor sympathie, geen beedevaart heb ondernoomen om hem de hand te drukken. En ik neem mij stellig voor, zoodra de oorlog het reizee niet5 nger belemmert, den man te gaan begroeten wiens werken mij al sints tien jaren tot vreugde zijn geweest. Nog altijd wordt Spitteler niet genog ge kend en gewaardeerd. Ook in Duitschland niet, hoewel hij, de Zwitser, toch tot de Duitsche dichters gereekend wordt. Reeds voor veele jaren, kort na het verschijnen van zijn groot epos, Olympischer Frühling, trachte ik ineen der voornaamste Duitsche tijdschriften een artikel oover Spitteler te plaatsen, maar te vergeefs. Hoewel zijn eerste werk Prometheus und Epimetheus" al in 1881 verscheenen was, had dit tijdschrift nog nooit een enkel woord oover hem en zijn werk gezegd. Ik vergeleek hem toen bij een eenzame palmboom op een koraal-eiland, die midden in het lage struweel groeit. Van uit zee haar op 't tooneel heb zien herhalen, onver getelijk voor wien dit eens gezien heeft. Leg nu even je sigaar neer, Hille, laat mij teekenen, even maar"; dan moet Musch weg naar het tooneel en haast ik mij naar de duistere zaal waar enkele toeschouwers en spelers zitten en ook de schrijver van het stuk. Dan zien wij Royaards tusschen het spelen in aldoor aan het werk als regisseur en niets ontgaat hem. Nu eens is het een zinswending waarop verkeerde klemtoon valt, dan weer een te spoedig openen van de deur of een weinig gracielijke stand van een der spelers, totdat wij de straat jeugd hooren juichen en jouwen en door het open venster zien wij dan, slaand en trappend naar de tergende bengels, Hille. Hals ontfermt zich over haar, roept haar joviaal binnen Dan, als de deur opent: daar is zij, de Heks van Haarlem! Het is of heel het tooneel zich vult en dit is dan ook de groote kracht van elk waarachtig acteur: het vullen van de ruimte om zich heen, het beheerschen van het IMIIIIMMIIIIIIIlmillllMMMIIIIIMmlIHlmlIIIIIHIIHIIIIIIIHIlmlIlllllllllml ziet men hem maar aan land kan niemand hem vinden, door het digte lage geboomte. De reeden van deze onbekendheid ligt in de onwrikbaar vaste, rustige, geduldige natuur van den man. Hij heeft nooit toena dering gezocht, maar steeds afwachtend gearbeid, naar eigen aard en neiging, totdat men van zelve bij hem kwam. Dit beteekent geen onverschilligheid, want hij toont vaak genoeg zijn gevoeligheid voor de miskenning, en zijn erkentelijkheid voor de toch maar schamele waardeering die hij vond. Maar hij staat in zijn werk vér, zér ver van de banale massa, en hij heeft nooit door onbeheerschte verbittering de aandacht ge trokken der beoordeelaars, die door een dergelijk gerucht wel eens opmerkzaam willen worden, als de waarheid en de schoon heid hen voorbij zijn gegaan zonder indruk te maken. Spitteler heeft nooit, zooals Multatuli, Nietzsche, Shaw, gepoogd de massa door min of meer pralende zelfbetuigtng en vin nige schimpreedenen tot beeter inzicht te brengen. Misschien is daardoor ook niet een inniger contrast ontstaan tusschen hem, den sterken, trotschen enkeling en de meenigte die zijn schoonheid en wijsheid zoozeer behoeft. Misschien is ook daardoor nooit de drama tische gave in hem ontwikkelt. Hij heeft nooit iets van beteekenis voor 't theater ge schreven, voor zoover ik weet. Daartoe moet men contact en wrijving zoeken in de kudde. Maar daardoor heeft hij ook een zoo ge weldig werk kunnen maken, van zoo rustige, blijmoedige, vreugdevolle hoogheid, als de Olympischer Frühling" in een zoo ver warde, troebele onrustige tijd als de onze. Toen ik voor zeven jaren dit verwonder lijke werk in handen kreeg, was het mij een raadsel hoe iemand thans zooveel verheeven geduld kon bezitten, om zoo te arbeiden zonder daarbij ook maar het geringste spoor van dweepzucht of overspanning, van al te sterke concentratie te vertoonen. Hier was een werker met middeneeuwsche toewijding, en met twintigste-eeuwsche geestesvrijheid en natuurkennis. Het moest een wonder heeten, ook al ware het een minder schoon en wijs gedicht geweest. En diezelfde man schreef het proza-gedicht vol diepen zin Prometheus en Epimetheus", het schoonste boek van echten oorspronklijken zeggings-melos, van muzikalen stijl dat de Duitsche literatuur van de laatste kwart-eeuw heeft voortgebracht, Nietzsche's Zarathustra, dat later geschreeven is, niet uitgeslooten. En ook de teere, kleurige, schalksche Vlinder-dichten Schmetterlinge", die men kan teekenen met Spittelers eigen reegels: Man spurt ein Leben, Beben und Bewegen den Weiten fluch durchweint von Gottes Segen. En als zijn laatste werk van beteekenis Imago", een fijne, uiterste diepe en juiste ziels-studie een der diepste boeken oover de sexueele Eroos die ik ken. * * Wij geeven hier Spittelers portret, en een fragment uit een Reede die hij voor zijn landgenooten gehouden heeft oover het Zwitsersche Standpunt", waarin hij kort en forsch het onrecht in Belgiën gepleegd veroordeelt. Hiermee ben ik echter oover Spitteler lang niet uitgepraat. Hij verdient als een der grootste centraal-lichten in onze huidige literaire constellatie uitvoerig behandeld te worden. Want wij willen, in alle literairkritische beschouwingen, de standaard niet te laag neemen, al moeten we daartoe wat verder van huis gaan. VAN EEDEN tooneel. Dan zien wij spoedig de karak teristieke houding en het gebaar, op een der teekeningen weergegeven, waarvan Musch mij zeide, dat hij in elke rol welke hij te spelen krijgt n meest typeerend, n meest karakteriseerend gebaar zoekt, en als dan Hille een van haar talrijke grollen er uit gooit, dan keert zij zich om en slaat met de gebalde vuist van de rechterhand achteruit, terwijl zij met de linker naar voren wijst, giechelend met haar scherpsten lach en het is mij alsof zij zóineens op een bezemsteel de breede schouw uit zal vliegen naar den Heksen-sabbath. De groote kracht van Musch ligt in typeering, in de greep welke hij doet in het leven, en het is, zooals een der mede spelers mij zeide: of zijn oogen met eiken rol dien hij speelt een andere kleur aan nemen." En als ik huiswaarts keer, klinken deze woorden mij aldoor in de ooren... Laren, 19-2-1915 OTTO VAN TUSSENBROEK Alexander Paassen 1865?1915 Het tooneel is het perron van het S. S. station te Deventer, 14 December 1880, 's morgens kwart voor negenen. Willem van Zuylen komt op mij toeloopen met een Rotterdamsch Nieuwsblad" inde hand Chris, lees dat even." Ik neem de courant over en lees het volgende: Willem van Zuylen heeft uitdrukkelijk verklaard, zich tegen het plan (Het Rotterdamsch tooneelgezelschap, directie Legras van Zuylen en Haspels, op te lossen in dat van de Kon. Ver. het Ned. Tooneel) te zullen verzetten en het uiterste te willen wagen om hier, te Rotterdam, een zelfstandig gezelschap te willen behouden, waarvoor enkele der voornaamste leden van het gezelschap hun medewerking reeds hebben toegezegd. Wij kijken elkaar aan, ik kreeg een flinken stoot tegen den schouder en Van Zuylen zei, overtuigend: Jij mot ook mee Chris." Dat denk je maar," gaf ik ten antwoord, ik blijf onder leiding van Legras. Bovendien, hoe zul je een troep bij elkaar krijgen die tegen het Neerlandsch op kan ?" De trein komt binnen, Van Zuylen sleept mij naar een compartiment, waar geen andere artiesten zaten en daar begint hij, innerlijk vast besloten, door te slaan: Chris jij gaat mee ... Lous (de tegenwoordige mevrouw Van Korlaar) heb ik ook al. Wim (nu Directeur-Gerant bij de Kon. Vereeniging) wordt mijn administrateur." Maar je regisseur?" riep ik uit, Die heb ik ook," antwoordde Van Zuylen en lachte. Hij las op mijn gezicht, dat ik er geen woord van geloofde, en toen begon hij: Hoor eens, Chris, wij houden er alle twee van, de lui beet te nemen en hun wat grapjes wijs te maken, maar in zaken kun je mij net zoo goed vertrouwen als ik jou. En als ik je nu zeg, dat ik over geld kan beschikken, dat ik goede artiesten heb en een uitstekend regisseur, dan ga je mee. En wat het Neer landsch je betaalt, betaal ik ook." Ik heb toen beloofd mede te werken voor het behoud van een eigen Rotterdamsch gezelschap. Van af dat oogenblik stonden de dagbladen vol over de nieuwe plannen, voor het volgend speelseizoen en de grootste verrassing daarbij was, dat Van Zuylen als regisseur had benoemd: de heer Alex Paassen, photograaf te A., die tevens het emplooi zou vervullen van karakterspeler. De jongeren waren gebluft, niemand onder hen kende hem. De ouderen van dien tijd wisten te ver tellen, dat Lex Paassen vroeger wel acteur was geweest en ook eenig talent had, maar (werd er steeds direct aan toegevoegd) niet zooals zijn broer Rosier, o neen En als regisseur kenden zij hem heelemaal niet... Ik informeerde nader, doch alles wat ik te weten kwam was, dat Xander Paassen 42 jaar moest zijn, dat hij in 1857 begonnen was bij een Fransch gezelschap te Amsterdam, direc teur Lavergne, dat hij een tournee had ge-" maakt met CélineMontalandvan hetThéatre Frangais, dat hij bij Roobol en Tjasink, en Jan Eduard de Vries was geweest, maar nu al tien jaar niet meer had gespeeld en zaken man was geworden*... De lang verwachte maand Augustus, waarin de repetities zouden beginnen, was daar. Van Zuylen besloot de wintercam pagne te openen met vriend Frits, omdat de meeste hoofdrollen daarin gekend waren. Verder zouden wij er De Gril" bijspelen. De jubilaris van thans stond in 1881 voor een zeer zware taak. Hij toch moest debuteeren met een der paraderollen van zijn broer Rosier, en wel met de Rebbe in Vriend Frits". Zijn eerste woorden waren : Bij een stuk wat zoo is ingespeeld, zal ik als regis seur niet veel kunnen doen; bovendien heb

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl