Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAP VO OR.NEDERLAND
28Febr. '15. - No. 1966
Alexander Paassen
(als Chrysalde in de Geleerde Vrouwen")
ik mijn handen vol aan den Rabbijn, wil
ik mijn broer geen schande aandoen Op
2 September had de eerste voorstelling plaats
en het spel was voor het publiek, de pers en
de confraters een openbaring. Allen waren
het er over eens, dat de Rabbijn van de
beide broeders een creatie was waarop men
trotsch kon zijn.
Toen van Zuylen na anderhalf jaar den
strijd moest opgeven, werd zijn zaak opge
lost in een N. V. Nieuwe Rotterdamsche
Schouwburgmpij en Paassen benoemd tot
directeur met van Korlaar als administrateur.
Om redenen, die hier niet besproken hoeven
te worden, gaven de heeren aandeelhouders
er den brui van en speelden wij als
sociëtaires en partage door, onder dezelfde leiding.
Na veel tegenspoed spatte ook dit troepje
uiteen, maar Paassen bleef te Rotterdam en
maakte dus van af 1881 tot 1913 een
engagementsreis over de drie Rotterdamsche
schouwburgen. September 1914 werd Xander
verbonden aan het gezelschap Royaards.
* *
*
Er zijn heel weinig tooneelspelers, die zooals
vele andere kunstenaars, niettegenstaande te
leurstellingen, iets van hun leven weten te
maken, die, in stille afzondering meeleven
met hun tijd, kracht putten uit de teleurstel
lingen voor den strijd om het bestaan, die
geen reclame maken, omdat zij tevreden zijn de
hen opgelegde taak naar behooren te kunnen
rolbrengen. Tot die weinigen reken ik Alex.
Paassen. Allen die hem meer intiem kennen,
bewonderen hem om zijn veelzijdige ont
wikkeling, zijn vastberadenheid en zijn ka
rakterkracht, om zelfs een vaste innerlijke
overtuiging met zich om te dragen, zonder
die ooit aan iemand op te dringen. En toch
heeft zijn meestal passieve houding niets te
maken met onverschilligheid, want ik heb
wel eens bemerkt aan het nerveus trekken
van zijn rechter mondhoek, het werken der
nekspieren en het beven zijner hand, hoeveel
moeite het hem moest kosten zijn
zelfbeheersching te bewaren.
Wist Paassen gaarne partij te trekken
van de kleine dingen die het leven vroolijk
maken en zijn levensvreugd sloeg over op
allen die met hem in aanraking kwamen.
Zoo wist hij ook te lijden en te dulden bij
de grootste smart, zooals bij den dood van
zijn zoon Alex, den talentvollen kunstenaar
die in den bloei des levens is weggerukt.
Welk een geestkracht in die oogenblikken!
Daarom dwingt hij als mensch en kunste
naar onzen eerbied af en ik draag de vaste
overtuiging met mij om, ,dat wij allen, col
lega's en publiek weten te begrijpen wat wij
moeten doen om Paassen op zijn gouden
jubileum de hulde te bewijzen die hem
rechtens toekomt.
L. H. CHRISPIJN Sr.
*
*
Van Rappard
BIJ DE Bois, HAARLEM
Deze tentoonstelling ontstond wel grooten
deels doordat, in den laatsten tijd, de Brieven
van Vincent ook de figuur van dezen vriend
meer in 't licht der oplettendheid brachten.
Het is zeker, dat deze verzameling geen
geheel geeft ; er moet allerlei niet aanwezig
zijn. Toch is ze gedeeltelijk beleerend, ge
deeltelijk meer dan dat.
Van Rappard was als figuurschilder een,
die de menschen der ambachten schilderde:
spinsters, steenendraagsters, tegelschilders,
naast die der kleine zittende bedrijven, het
schrijvertje", een arm hooggezeten klerkje.
Hij verschilt in deze dingen ten eenenmale
van Vincent. Hij is aarzelender ; fijner van
MIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU
Gedachten en herinneringen
over Servië
Nu er in deze dagen in ons land meer
belangstelling begint te komen voor Servië
en voor de Serven n er zich ook ee^i com
missie heeft gevormd, welke zich heeft
voorgenomen dat volk te hulp te komen en
begonnen is daarvoor gelden in te zame
len, acht ik het mij een aangename taak
in ruimeren kring iets te vertellen van dat
kranige volk, dat den worstelstrijd met
Oostenrijk heeft aangebonden, om zijne oude
Czarenrijk, dat het vroeger heeft bezeten,
om zijn oude landen, waar nog altijd zijn
taal zuiver gesproken wordt, te heroveren
en tot het oude Groot- Servië te hereenigen.
Te meer acht ik mij verplicht de Serven
iets beter onder mijn landgenooten bekend
te maken, waar ik zoo menigmaal in mijn
omgeving totale onbekendheid met dat volk
opmerkte hetgeen niet te verwonderen
is doch welke onbekendheid zich uitte
in de opvatting, dat de Serven nog zoowat
heele of halve wjlden, koningsmoordenaars,
zijn, zonder eenige cultuur, zonder eenige
organisatie, zonder orde in den staat enz.
En niets is minder waar.
In de eerste plaats dan : Wat wil Servië en
wat wil Oostenrijk?
Zooals ik boven reeds zeide, vormden de
Serven in vroeger eeuwen, vór den inval
der Turken, een zeer groot rijk, omvattende
Bosnië, Herzegpwina, Zuid-Dalmatië, Mon
tenegro, Sandsjak Novi Bazar en het tegen
woordige Servië.
De Turken veroverden dit geheele land,
trek; bescheidener van persoon; en in andere
richting, schoolscher onderlegd dan van Gogh.
Hij mist het uitbarstende van Vincent; hij
is hier nooit zoo groot noch zógegrepen
door den demon der schilderkunst. Er zijn
geen groote krachten in dit werk (in 't
algemeen), maar n opmerkzame zedigheid
vindt ge hier en daar. Zij hebben, hij en
Vincent, malkander beïnvloed, zooals dat
altijd tusschen vrienden gaat. Het zou daarom
merkwaardig zijn de brieven te kunnen
lezen (schrijven en antwoord) tusschen hen
gewisseld.
Natuurlijk moeten deze dan nog met de
noodige psychologie gehanteerd worden,
want dit geschiedt niet altijd.
Op deze tentoonstelling vindt ge schil
derijen, aquarellen en teekeningen, naast
graphisch werk (niet volledig). De
waterverfteekeningen behooren tot de beste uitingen
hier te vinden als gewoonlijk bij veel
Hollanders. De Tegelschilders (een aquarel
uit '82) heeft boven 't schilderij van 't zelfde
onderwerp zelfs dat voor, dat zij niet als
het schilderij, te veel insisteert op de koppen
alleen; heeler daardoor is. Het schrijvertje"
uit 91 (ook een aq.) is bekorend, hoewel
natuurlijk niet groot. Naast deze twee wer
ken, die 't bezien zeker waard zijn, blijken
een drietal teekeningen van een Oliphantte
prijzen; vooral de grootste treft door juiste
karakteriseering van 't dier; van 't lichaam
etc. Bij deze zijn te vermelden een naakt,
een steenendraagster; schepen op helling
(uit 80): Loosdrecht; een dame, v. R's vrouw
zittend; jongenskop; klompenmakerij;
volkstypen, twee zieke vrouwtjes, een atelier met
een man, een breiend vrouwtje enz.
Van Rappard is hier iemand, die in de
schilderkunst, zoo hij ware blijven leven,
hollandsch van type, toch iets af zonderlij ks
zou hebben doen zien.
In de jaren tusschen 1880-1885 bestond
er een vriendschap tusschen Vincent van
Gogh en van -Rappard. In de Kritieken
publiceerde ik een aantal brieven. Daar
deze lastig te bereiken zijn, geef ik van hen
hier den korten inhoud.
I. v. R. was ziek; hij gaf bloed op, Vin
cent wou naar hem toe, maar wist niet of
hij welkom was en toegelaten kon worden.
v. R. wou decoraties maken, V. raadt hem
aan geen krachten te spillen. Hij is benieuwd
welken weg v. R. zal kiezen.
II. v. R. schrijft Vincent over den
weefstoel, etc.
III. Etten 12-9-1881. Deze gaat over het
willen werken van R. op een Akademie.
Vincent ziet er bezwaren tegen. Hij zegt
dat het beter is dat v. R. als hij tot over
de ooren verliefd raakt opeen Dame nature
of réalité.
IV. V. vraagt van R. buiten te komen;
tevens zijn Terschellingsche vrouwen en
't Wevertje mee te brengen.
V. v. R. krijgt een zilveren medaille te
Londen (voorde Spinster?) V. mist krachten
in v. R's latere werken; hij denkt met ge
noegen terug :an v. R's bezoek.
VI. V. is verblijd door een brief van v. R.
over Drenthe; er zijn schetsjes in den brief
o.a. van een kerkhof.
VII. Gaat over houtsneden.
VIII. Juist toen Vincent ging drukken (een
litho) krijgt hij een brief van v. R. Vincent
wenscht v. R. weer beterschap toe.
IX. Vincent zendt aan v. R. vogelnesten,
een mandvol. Hij schrijft over Delacroix.
Hij gaat te keer tegen de
pleisterteekenaars op de Akademie.
X. Vincent komt geanimeerd terug van
een bezoek aan v. R. Hij vraagt hem weer
(naar Etten?) te komen.
PLASSCHAERT
>ï< * *
Vaarzon Morel te Utrecht
Morel is het best, wanneer hij met het
minst aan kleur werkt. Eigenaardiger wijze
heeft deze schilder, die zich beperken moest
tot een sober kleurenspel (ik zou haast
schrijven tot het monochrome); tot psycho
logie (dit is eigentlijk geen beperking) en
tot het stoffe-schilderen, met den moed van
een verwarde zich gekeerd naar de fleurige
openluchtschilderingen der modergen, en tot
de tooneelen van den avend in de bars"
en draaimolens, voor welke laatste hij
schrilte mist in de psychische bepaling en
teederheid van intonatie in de kleuren, die
zwevend dan zijn. Dit is te betreuren, want
in werk uit zijn jeugd toont deze schilder
een niet onwerkelijke kracht met schilde
ringen in het betoomder, grijze, gamma en
de ziels-bepalingen van gebrekkigen, van
bijna bultenaars en van gauw-uitgeleefde
jeugd deden meer verwachten dan hij gaf.
In het oog van een dier wist hij en weet
hij nog de karakteriseering te geven. Om
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiHitiiimiiiiiiiii
evenals ze de andere deelen van den Balkan
onder hun heerschappij brachten.
En lange eeuwen zuchtten de Serven
onder het Turksche juk.
Herhaaldelijk hebben ze de hulp van Oosten
rijk ingeroepen om hen te helpen zich te be
vrijden en aan het einde van de 18de eeuw
scheen het wel of Oostenrijk daaraan gevolg
zou geven. Maar er kwam niet veel van en
de vrijheidsoorlog, welken de Serven ge
voerd hebben in 1804 onder leiding van den
grootvader van den tegenwoordigen koning
Peter, den eersten Kara-George, hebben ze
geheel zelf moeten uitvechten.
Ook verder hebben ze geheel op eigen
krachten gedreven. En naarmate die krachten
grooter werden, kwam meer en meer het
ideaal van een herboren Groot-Servië op
den voorgrond en de verwezenlijking van
dit ideaal, van het herstel van hun oude
vaderland, dit is het, wat de Serven willen.
Oostenrijk nu wil herstel van het oude
Czarenrijk met alle macht tegengaan, omdat
het zeer wel begrijpt, dat het een machtigen
nabuur zou krijgen.
Van de periode, waarin Servië nog weinig
krachtig was, maakte het gebruik, om de
beide landstreken Bosnië en Herzegowina
los te maken' van het Turksch bestuur en
eenvoudig te annexeeren.
Deze daad liet geen twijfel toe omtrent de
toekomstplannen van Oostenrijk-Hongarije,
en de Serven begrepen nu zeer goed, dat
wapengeweld voor hen kon beslissen tus
schen hereeniging met hun oude provincies
of vernietiging van hun eigen volksbestaan.
Onmiddellijk na die annexatie zijn ze aan
dit alles zijn hier de teekeningen der dieren,
paarden (niet alle) en gnoë etc. (het een
voudigst van kleur) het best.
PLASSCHAERT
* * *
Giuseppe Rubino
Van den heer Jhr. mr. Victor de Stuers
ontvangen wij het volgende schrijven:
De bezoekers van de Italiaansche Opera
herinneren zich ongetwijfeld den
voortreffelijken orkest-directeur Giuseppe Rubino,
die hier te lande gedurende twee seizoenen
geheel zijn kracht ten beste gaf om zangers,
zangeressen en orkest tot een waarlijk uit
muntend geheel op te voeren.
De arme man is onlangs krankzinnig ge
worden en wordt thans te Milaan in een
gesticht verpleegd! Zijne vrouw met twee
kindertjes en een derde in het verschiet, is
broodeloos. Er is geen familie die helpen
kan. Hulp is dringend, dringend noodig.
Wij vertrouwen dat menigeen iets zal
willen afzonderen om dezen nood te lenigen
en de heer De Stuers (Parkstraat 32 te
'sGravenhage is gaarne bereid de giften te
ontvangen voor het goede doel.
Ingekomen Boekwerken
Dr. H. J. SMIT. De opkomst van den han
del van Amsterdam. Onderzoekingen naar
de economische ontwikkeling der stad tot
1441. A. H. Kruyt, Amsterdam.
W. A. A. VAN BINSBERQEN, van Goor's
Miniatuur Deensch (Noorsch) Woordenboek.
G. B. v. Goor Zonen, Gouda.
FRANS VERSCHOREN, Jeugd. Mij. voor
goede en goedkoope lectuur.
HELENE SWARTH, Verzen. Mij. voor goede
en goedkoope lectuur.
ANNA VAN GOGH-KAULBACH, Opgang,
Meulenhoff en Co., Amsterdam.
PHILIP MAURO: 666 Het getal des menschen,
316 pag. Prijs ing. f 1.75, geb. f2.25. Kam
pen, J. H. Kok.
Dr. F. A. STOETT, Nederlandsche Spreek
woorden. Uitdrukkingen en gezegden, afl.
2/10, 3e druk. Zutfen, W. J. Thieme & Cie.
Stadsrekening van Leiden (1390?1434).
Uitgegeven door mr. MEERKAMP v. EMBDEN,
deel II (1424-1434) 560 pag., f 5.50.
Amsterdam, Joh. Muller.
Twee oorlogsbeelden
door
RENÉDE CLERCQ
DE OOGST.
Aren rijpen, menschen rijpen,
Naast den maaier stapt de dood.
Wee het kroost voor krijg geboren !
Paarden trappelen in het koren,
Op den oogst volgt hongersnood.
Aren rijpen, menschen rijpen,
Dood en halm zal man omgrijpen!
DE ANGST.
Oorlog teistert. Alleroorden
Loert de dood op buit.
Krachtigen schrikken, heiligen moorden,
De wereld brandt haar eigen uit.
Arbeid, armoed, ziekte en zorgen
Verdwijnen vór den enen angst:
De nachten duren; de nachten langst.
Wat brengt de morgen ?
nMIIIIIIMIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllHMIIIIIIlllllllltlMIIIHIIIIItlllll
het werk gegaan en met ongekende energie
en vaderlandsliefde hebben ze zich voorbe
reid voor hun groote taak. En wie het
Servische leger tijdens de Balkan-oorlogen
in zijn verrichtingen heeft kunnen gadeslaan,
kan niet anders dan diepen eerbied koeste
ren voor een dergelijke organisatie, tevens
uiting van volmaakte opoffering en vader
landsliefde. Een bevolking van 3.000.000 zie
len bracht een leger op den been van 400.000
man en dit leger moest gevoerd worden
over afstanden van 400 en meer K.M. langs
een spoorbaan met enkel spoor. Dag en
nacht gingen eindelooze treinen aan ons
voorbij, maar het vervoer was onberispelijk;
ongelukken kwamen niet voor. Had men
gewonden te vervoeren, dan stond op het
aangevraagde oogenblik de ziekenwagen
klaar; alles klopte als een bus. En waar ik
als deskundige buitengewoon over ver
rukt was, dat was over de volmaakie orga
nisatie van het Roode Kruis, waar de Ne
derlandsche in menig opzicht ten achter
stond.
Het terugverlangen van onze Nederland
sche zusters en medici naar het Servische
oorlogsterrein bij het uitbreken van den
huldigen oorlog is daar, om te bewijzen,
dat er van Servië en de Serven een groote
attractie uitgaat.
Ook op ander als militair gebied, is Servië
werkelijk geen staat van halve wilden meer.
In Belgrado waar een Universiteit met
beperkt aantal faculteiten bestaat - is reeds
belangrijke wetenschappelijke arbeid ver
richt, o a. door prof. Coyitsch op geologisch
gebied.
l
I. MIJER, Dammen, 64 pag., f 0.25. Gouda,
G. B. v. Goor & Zonen.
K. G. GOEDEWAAGEN, Onze geldmarkt.
Januari 1915. Amsterdam, J. H. de Bussy.
Dr. G. W. KERNKAMP, De Earopeesche
Oorlog, IV. De ziekte der Duitsche geleer
den, 126 pag., f 0.40. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink - ~
> pag.,
& Zn.
IIIMIIIHIIMIIIIIIIIIMIMnilirillMIIHHIIIIHIIIIIIMiniinilMIinilHIUHHltnilllHIHUIIIIUMIinillllllllltlMltMIIIMHIIMIIIIinillllIllllltlllttlllKllltlllltllllHy
IN DEN SILVEREN
MOLENBEECKER,
CORNS. CHOORL
KALVERSTRAAT
ALLEEN 32
TEL. 2149
XTRA SORTEERING
DAMESTASSCHEN MET
ZILVEREN BEUGELEN LEDEREN
TASCH IN DIVERSE KLEUREN
VOORDEELIG - STERK - ONGEMEEN.
E;
T BINNENHUIS
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN VERSIERING
DER WONING
DIRECTEUREN
JAC VAN DEN BOSCH
EN W. GIEBEN
GE.D:COMMIS57
MPBERLAGE EN L SIMONS
RAADHUISSTRAAT 48-50 AMSTERDAM
i. V. TECHNISCH BUREAU v/h MOENS & BECK,
AMSTERDAM, ROKIN 122.
Importeurs TUL
Haringgraatstaal.
Brandvrij materiaal voor plafonds, vrijstaande wan
den, trapbeschietingen, enz. in Kerken, Scholen,
Kantoorgebouwen, Fabrieken, Schouwburgen, Woon
huizen, Boerderijen, Stallen, enz.
Monsters en nieuwe prospectus-prijscourant wor
den op aanvraag gratis toegezonden.
MODELliAMERS.
Kennisgevingen voor
Verloving en Ondertrouw
Invitatlën. Programma's
Dankbetuigingen, Menu's
Loxepaplcr en Corr Kaarten
Artlatiek Siempelw'k
BOEK. t.< STEENDRUK*%f
B. van Mantgem
H*ft*»«^mrel«r
Slnt»< S82 toet aabtrul «mst.
Directeuren: Q. PELT J. Jzn., H. F. HERTENS BI.
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f l.65 per kwartaal.
IIHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIfll
Het heele land is in cultuur, al kon deze
wel is waar intensiever zijn.
Door het gansene land loopen goede ver
keerswegen en het spoorwegnet breidt zich
hoe langer hoe meer uit.
Flinke stoombooten onderhouden den
dienst langs de groote rivieren.
De rijke hulpbronnen van het land wor
den allerwege in exploitatie gebracht. Servië
bezit steenkool, goud, koper, zilver, kwik
zilver, hout.
Allerlei fabrieken ziet men verrijzen. Ik
zag b.v. een volmaakt moderne suikerfabriek
en een katoen- en een glasfabriek.
Het land heeft prachtige bronnen, welke
voor de Karlsbader en Mariënbader bronnen
niet onderdoen, en van staatswege zijn deze
plaatsen dienstbaar gemaakt aan de gezond
heid van het volk.
Merkwaardig mag het zeker ook wel
heeten, dat Servië een vraagstuk heeft
weten op te lossen, dat bij ons nog tot de
puzzles behoort en soms de schrik is van
het platte land. Ik bedoel het vraagstuk
van de Zigeuners.
Ik zag al dra onder mijn gewonde patiënten
lieden, die het bekende Zigeunertype ver
toonden, doch niettemin goede soldaten
waren.
Mij bleek toen, dat in Servië de Zigeuners
in bepaalde kwartieren wonen, hun door de
Regeering aangewezen. Ze verstoren er in
geen enkel opzicht de staatsorde; ze maken
het de bevolking niet lastig; ze voorzien er
in hun eigen onderhoud door landbouw. Ik
heb de Zigeunervrouwen geregeld het land
zien bearbeiden.
Groot was de verwondering der Servische
dames en heeren, toen ik hun vertelde, hoe
bij ons te lande dat ongure volkje zich nog
maar al te vaak aan alle wetten onttrekt.
Aan hen, die meenen, dat Serven nog
slechts halve wilden zijn en koningsmoor
denaars, wil ik ook dit nog zeggen: Als
men in tegenwoordigheid is van Servische
dames en heeren, krijgt men volstrekt niet
den indruk minderwaardige menschen tegen
over zich te hebben. De Servische officier
bv. is een heer in optima forma: beleefd,
vriendelijk, voorkomend. En keurig is zijn
uniform.
Wel deinst men een oogenblik terug, als
ze de deur binnenkomen, die reuzengestalten,
omdat wij, Westerlingen, zulke prachttypen
van menschen nauwelijks kennen.
Het is waar: ze hebben hun koning en
koningin vermoord. Doch is dit feit eenig
in de geschiedenis? En dan om dit feit
goed te beoordeelen, moet men ook de zaak
wat beter begrijpen. Zal men er een geheel
volk naar beoordeelen ? Zal men inderdaad
daarnaar een oordeel vormen, zonder vol
komen met de politieke toestanden, de aan
leidingen tot den doodslag, de motieven,
waaruit de daden handelden, rekening te
houden ?
Zeker is wel, dat de Serviërs even krach
tig staan in hunne zedelijke begrippen, als
wij hopen, dat met ons het geval is.
Met dit kleine opstel over Servië heb ik
ook een kleine poging willen aanwenden
om wat meer sympathie te wekken voor
dat land.
Hilversum. H. KOPPESCHAAR