Historisch Archief 1877-1940
5
w ?i
*
.1.1 j.i i.i.l.,;. J <?,!.<- ,i./ _j ).( j j J j
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
..!...! J, J. .'.L1,,1 ' ! l J J.
7 Maart '15. No. 1967
Wanneer ge met verbazing en eenzekere
afgunst konstateert, wat in het Koninkrijk",
waar de regering weinig of niets doet
voor de Poolse zaak, het particulier initiatief
vermag, welke offers men voor nationale
ondernemingen over heeft, dan zal uw
Poolse vriend dadelik gaan spreken van het
zwaard van Daraokles, dat iedere enigszins
op de voorgrond tredende Pool ziet hangen
boven zijn eigen hoofd en boven het werk,
dat hem lief is. En zo was het al mense
geslachten lang. Men moet maar eens
luisteren naar de verhalen van die velen,
die in 1863 kind waren en toen hun vaders
zagen wegsleuren uit hun woning, om naar
Siberië verbannen te worden, men denke
aan de jongste Russiese revolutie met zijn
constitutie en oekaz van geloofsvrijheid, en
wat |is daarna niet gebeurd? Nog vers in
het geheugen ligt de afscheiding van het
«Koninkrijk" van 't zogenaamde Cholmse gou
vernement, welks grens in allerlei windingen
zo getrokken is, dat er zo weinig mogelik
katholieken en zo weinig mogelik Polen in
zouden zijn, en de overname door het
rijk van de Warschau-Weense spoorlijn,
waardoor duizenden Poolse gezinnen brode
loos werden.
Hoe komt het dan, dat de Polen niet
opstaan? Wel, ten eerste omdat een weer
loze bevolking dat bezwaarlik doen kan,
als er een millioenen-leger in het land
staat, ten tweede, omdat men bij vroegere
gelegenheden zwaar leergeld heeft betaald
en tans een onzekere kans niet wagen
wil, ten derde omdat de
Nationaaldemokratiese partij en de Adelspartij nog
steeds hun heil zien in loyale aansluiting
bij Rusland men denke aan het manifest
van 't zgn. Poolse Nationale Komitee" van
'25 November 1914; dat deze twee par
tijen echter de stemming van 't volk zouden
weergeven, is uitgesloten, en 't blijkt nog
ten overvloede uit de stemmen yom
unterirdischen Polen", die herhaaldelik door de
Oostenrijks-Poolse pers gepubliceerd worden
en alle sporen van authenticiteit dragen.
Dat men aan de proklamatie van de
grootvorst-legerbeyelhebber weinig waarde hecht,
dat is begrijpelik: immers wat is er ge
worden van de beloften der revolutie
jaren, die nog zo kort achter ons liggen?
Wel is van bevoegde zijde gezegd, dat
ekonomies Polen zo eng bij Rusland behoort,
dat samengaan met Duitsland onmogelijk is.
Doch bij een volk, dat zo onrechtvaardig
door de historie behandeld is als de Polen,
spelen historiese idealen, spelen liefde en
haat een relatief grote rol naast ekonomiese
overwegingen en feiten. 2)
Galicië, waarover tans een enkel woord
gezegd dient te worden, staat ekonomies
en sociaal in menig opzicht achter bij het
Koninkrijk" en de Duitse Ostmark" en
men kan wel eens de bewering horen, dat
de Galiciese Polen het minst benijdens
waardige lot hebben. Maar wie zo redeneert,
negeert weer geheel de psychiese faktoren.
Sedert 1866 is Oalicië politiek tot zeer grote
hoogte autonoom, men leeft er in een Poolse
sfeer, zonder politieke druk, waar het patri
ottisme vrq kan opbloeien en vrij zich kan
uiten. En op de handelingen van de
Oostenrijks-Hongaarse monarchie hebben de Poolse
volksvertegenwoordigers een grote invloed.
Nooit heeft de regering op de autonomie
van Galicië, op de eens aan het Polendom
toegestane rechten inbreuk gemaakt, en de
Pruisiese en Russiese onderdanen, die hun
zomervakantie in Zakopane doorbrengen,
keren naar huis terug met het gevoel, dat
men als Pool alleen in Galicië vrij ademen
kan. In Galicië wonen ook talrijke uitge
wekenen uit Rusland, waarvan velen zwaar
beproefd zijn geweest door de strafmethoden,
die het tsarisme toepast op politieke e.a.
veroordeelden. Vandaar dat een Pool licht
er toe komt, Oostenrijk als de bakermat der
vrijheid te beschouwen. En het is zeer be
grijpelik, dat in deze Europese krisis de
eerste daad van Poolse zijde van Galicië
is uitgegaan. Die daad bestond daarin, dat
een kleine schare legionisten" op 6 Augustus
1914 de Russiese grens heeft overschreden :
dat was de eerste uiting van de begeerte
der Oostenrijkse Polen, om zelf mee te
werken aan de bevrijding.
Tans tellen die Poolse legioenen, georga
niseerd door J. Pilsudski, reeds tienduizenden,
ze zijn ingedeeld bij het Oostenrijkse leger.
De opperleiding, tevens van de hele
GaliciesPoolse beweging, berust bij het Opperste
Nationale Komitee (Naczelny Komitet
Narodpwy), dat zich 16 Aug. 1914 heeft georga
niseerd, door de eendrachtige samenwerking
van alle Poolse- partijen. Dit Komitee heeft
tans, naar de legioenen-krant Wiadomosci
polskie" in haar 12/13 nr. van l Februarie
meedeelt, een besluit van reusachtige
betekenis genomen: de uitbreiding van zijn
werkzaamheid over de landen van het
Koninkrijk Polen (d.i. Russies Polen)."
Wat stelt zich deze vrijheidsbeweging
DE ETHISCHE ZOON
DOOR
F. DE SINCLAIR
(Slot)
Een fijne winternevel hing in de stille
kale boomen; recht voor zich uit zag ze
de bovengevels in de bocht van de gracht
rozig verlicht; meeuwen zwierden om een
bijt in het grijs bevroren water.
't Was heel stil op de grachten, maar in
de verte zag ze over de brug van de
Leidschestraat de menschenstroom komen en
verdwijnen; ze hoorde 't belgetjingel van al
de verlichte trams en zag de blauwe vonken
spatten langs de trolleydraden. Hoe meer
ze dat alles naderde, des te vroolijker scheen
haar het leven daar: het was of alle
menschen, die daar liepen, plezier hadden;, er
gonsde door die heele beweging heen een
blijde luidruchtigheid van onbestemde op
wekkende geluiden. En eensklaps voelde
ze zich uit die stilte kade opgenomen
in dat feestige geroezemoes, nu deed ze
ook mee.
Ze hield haar stap wat in, bleef dadelijk
voor? Te oordelen naar verschillende toe
spraken, toasten, courantartikels wenst men
zich een toekomstig Polen onder Frans
Jozef, en verbonden aan de
OostenrijksHongaarse monarchie. Natuurlik zal het
veroverde en nog te veroveren stuk van
Rusland daar het grootste deel van vormen.
Van Pruisies-Polen zwijgt men wijselik:
het is natuurlik niet te verwachten, dat de
bondgenoot dit aan Oostenrijk zal afstaan.
Maar de plannen zijn heel vaag en men
bezondigt zich betrekkelik weinig aan de
fout van de huid te verkopen, voor de beer
geschoten is. De bruisende stroom van het
enthusiast idealisme gaat op zijn doel af,
zonder zich te bekommeren om wat tans
bijzaak is.
Denken we aan die gelijkenis van
Mickiewicz, de enige patriot, die waardig gekeurd
is te rusten in de burcht-kathedraal van
Krakau, naast de Poolse koningen van de
gouden eeuw: men vindt ze in hoofdstuk
XX van de Boeken der Poolse Pelgrimage":
zij die vragen: hoe groot zal ons land
zijn ? hoe zal 't geregeerd worden ?", zij
gelijken op die doktoren, die bij een zieke
vrouw werden geroepen. De een wilde haar
genezen naar de methode van Brown, de
ander naar die van Hanemann. Toen zei
de zoon van de vrouw: geneest haar hoe
dan ook, als gij haar maar beter maakt!
Maar de geneesheren wilden het niet eens
worden, op generlei wijze wou de een voor
de ander wijken. Toen riep de zoon met smart
en wanhoop uit: O mijn moeder! En de vrouw
ontwaakte op die stem van de zoon en genas."
Als gij allen zonen zijt van het vader
land en niet geneesheren, dan heeft
ieder van u in zijn ziel de zaadkorrel der
toekomstige wetten en de maat der toe
komstige grenzen."
Wat zal er van Polen worden ? Een utopie
zou het zijn, als we aan de mogelikheid
dachten, dat de belanghebbende rijken, in
de eerste plaats Rusland en Duitsland, vrij
willig zouden meewerken tot de stichting
van een onafhankelik Groot-Polen. Immers
een dergelijk altruïsme, dat in de omgang
tussen individuen wel eens voorkomt, is in
de omgang der volken en rijken ook na
deze oorlog niet voor waarschijnlik te houden.
Wanneer er eens een herboren Rusland
uit de chaos .van nu te voorschijn kwam,
een Rusland, waar de hoge kwaliteiten
van de Russiese mens niet meer werden
overwoekerd door een Russies staats
wezen zoals dat vór de oorlog was, dan
zou een vriendschappelik samenleven van
de twee grote Slaviese volken, d!e Russen
en Polen heten, voor beide de waarborg zijn
vooreen gelukkiger toekomst. Maar een derge
lijke herschepping van Rusland is niet minder
een utopie, en nergens is die overtuiging zo
sterk als onder de Polen. Als zij gegrond
is en we hebben niet het recht er aan te
twijfelen, hoezeer ook tans de Russiese
samenleving uiting geeft aan haar medelijden
met de van alles beroofde burgers van
WestPolen , dan zou de gunstigste oplossing
zijn: een losmaking van het Koninkrijk Polen
van Rusland; immers nog altijd is waar
hetgeen Nicolaas I reeds gevoeld heef t: dat
het samenleven van een westelike
kuituurnatie als de Polen met een autokraties ge
regeerd Russies volk niet mogelik is, zonder
dat een van beide te gronde gaat.
Wat zou 't resultaat van deze oorlog wezen?
Wellicht een geheel ander dan iemand tans ver
moedt. Of Polen vrij zal worden of niet,wie kan
het zeggen ? Maar wie met Poolse vrienden
intiem heeft omgegaan, die durft de over
tuiging te hebben, dat, ook al levert deze
oorlog niet de gewenste resultaten pp, Polen
niet verloren is", dat het zal blijven leven
in de harten van millioenen mensen, en dan
blijft waar, wat Mickiewicz zeide: Een
ieder van u heeft in zij»ziel de zaadkorrel
der toekomstige wetten en de maat der toe
komstige grenzen."
Prof. dr. N. VAN WIJK
1) Zie G. Cleinow, Die Zukunft Polens, I,
(Leipzig 1908) blz. 119, en't daar geciteerde.
2) Zie G. Cleinow in het Januarie-nummer
der Neue Rundschau van 1915, vooral de
kanttekeningen daarbij in het voortreffelike
Weense weekblad Polen" I, 60 v.'
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifniiiiniiii
Sinds veertien dagen tracht een
EngelschFransch eskader zich een doortocht te banen
door de Dardanellen, een zeeëngte, die ruim
70 K.M. lang en gemiddeld nog geen 4 K.M.
breed is. Mijnenvelden versperren het vaar
water; aan de Europeesche zoowel als aan
de Aziatische zijde liggen forten en batterijen;
de Turken hebben allen tijd gehad om zich
staan voor het Liberty-magazijn, waar ze
blouses zag en andere dingen, die haar pret
tige belangstelling trokken.
Achter haar ging het praten en stappen
en het tramgeronk onafgebroken voort. Ze
liep weer door, opgewekt in 't vooruitzicht
dat 't nog een heel eind was naar Sinkel.
Maar dan moest ze ook onverbiddelijk weer
terug naar de Keizersgracht; ze zag zich
alweer staan op de stoep bij de tantes,
hoorde de bel, kwam in de gang, in de
kamer, waar Dominee Terwind nog wel aan
de madera zou zitten. . Het gas zou op zijn
en de drie gezichten zouden haar aanstaren
en ze voelde bij voorbaat de stil-afkeurende
stemming, die er zweven zou om de koude
begroetingswoorden.
Nooit had ze zoo fel gevoeld en begrepen,,
wat ze gemist had in haar meisjesjaren, toen
ze op 't gymnasium ging, dan nu in deze
eerste vacantie, na haar ontbolstering aan
de academie.
Een kloosterleven leek haar een gruwel,
maar iri een klooster was, ondanks de botte
nutteloosheid, tenminste nog de naïeve poëzie
van een emotieloozen vrede, vol kinderlijke
devotie, doch haar leven bij de tantes, dat
was een hel geweest, een hel van bekrom
penheid, van orthodoxe zelfvergoding en
stelselmatige vreugdebanning. Ze voelde het
weer zösterk, zoo dubbel hevig, nu ze
dpminéTerwind had teruggezien, hoe ze
die twee vrouwen en dien man haatte.
Want ondanks de braveerendedoortastend
heid van zooeven, om toch te gaan, voelde
ze maar al te zeer hoe hinderlijk de druk
dier omgeving toch haar stemming be
nop den aanval voor te bereiden en hunne
verdedigingsmiddelen zoo sterk mogelijk te
maken.
Een aanvankelijk succes is door de
Engelsch-Fransche vloot reeds behaald. De
aan den ingang der Dardanellen gelegen
forten en batterijen zijn door de zware
scheepskanonnen reeds vernietigd; troepen
zijn aan wal gezet om bezit te nemen van
de door de Turken ontruimde sterkten; de
mijnen in het vaarwater zijn over een lengte
van 5 K.M. geruimd; de vloot is zoover
opgestoomd.
Maar dit is slechts het begin van de
onderneming. De grootste moeilijkheden
komen nog; verderop liggen de sterkste
forten en wordt de zeestraat nog smaller;
het zal noodig zijn groote troepena?deelingen
te ontschepen om het groote werk van de
vloot voor te bereiden en te ondersteunen.
Bovendien schijnt haar actie zeer afhankelijk
te zijn van het weer, dat in de laatste week
niet gunstig was.
De Engelsche en de Fransche regeering zijn
natuurlijk volkomen bekend met de hache
lijkheid van de kans om den doortocht van
de Dardanellen te forceeren. Zij hebben de
bezwaren niet onderschat en 22 groote
pantserschepen en 20 torpedojagers voor fle
onderneming beschikbaar gesteld; aan boord
van de vloot moet zich een vrij groot lan
dingsleger bevinden; de noodige water
vliegtuigen en mijnenruimers vergezellen
het eskader.
Wat is het doel van dezen tocht, die den
bondgenooten zware verliezen kan kosten
en waarvan de uitslag zeer onzeker is ?
Het meest voor de hand ligt de veronder
stelling, dat de vaart door de Dardanellen
maar straks ook door den Bosporus!
vrij moet woiden gemaakt om aan Rusland
den toevoer van oorlogsbenoodigdheden te
verzekeren en tevens den uitvoer van koren
uit de havens der Zwarte Zee mogelijk te
maken. Rusland heeft reeds geweldige ver
liezen aan oorlogsmateriaal geleden en zijne
eigen wapenfabrieken kunnen niet in vol
doende mate in de behoefte daaraan voor
zien. De haven van Archangel, waarheen in
het begin van den oorlog vele
benoodigdheden voor het Russische leger werden
aangevoerd, ligt reeds eenige maanden dicht
en komt vooreerst nog niet open. De
Duitsche vloot zorgt ervoor, dat Rusland
over de Oostzee geen toevoer krijgt: zoo
blijft, wanneer de nood nijpt, alleen de
mogelijkheid open om den voorraad voor
het Russische leger aan te vullen door het
forceeren van de zeeengten, die de verbinding
tusschen Zwarte en Middellandsche zee
vormen.
Maar ook al is de toevoer van wapenen
aan Rusland het eerste doel, zoo de onder
neming slaagt, zal nog veel meer worden
bereikt dan dit. De Engelsch-Fransche vloot
begon de beschieting van de
Dardanellenfortea juist in de week, toen de
DuitschOostenrijksche legers overwinningen behaal
den aan de beide flanken van het Russische
front, toen de Duitschers de Russen terug
drongen tot aan de fortenlinie langs Njemen,
Bohr en Narew,' en'de Oostenrijkers de
Boekowina heroverden. Die successen moeten
van invloed zijn geweest op de houding van
Roemenië en andere Balkan-Staten, bij wie
de geneigdheid verondersteld wordt om zich
bij de Triple-Entente aan te sluiten mits
het haar niet te zeer tegen loopt! Gelukt
het echter aan de Engelsch-Fransche vloot
om zich een weg te banen door de Dar
danellen en de Zee van Marmora binnen te
varen, dan ligt Constantinopel weerloos
vór haar.
In de Turksche wereld zou dit een ge
weldige ontroering brengen: men heeft daar
toch reeds weinig reden tot tevredenheid
over de resultaten, die het meedoen aan den
oorlog voor Turkije heeft opgeleverd; de
vredespartij zou zich dan zeker krachtig doen
gelden. De verschijning van een
EngelschFransche vloot voor Constantinopel zou het
begin kunnen zijn van het einde der Turksche
heerschappij in Europa; de Balkan-Staten,
die tot dusverre onzijdig bleven, zouden dan
geen toeschouwer meer kunnen blijven en
partij moeten kiezen. Maar evenzeer zou
Italië, waar de regeering nog altijd het
oogenblik niet gekomen acht om hare be
doelingen te openbaren, door het welslagen
der Engelsch-Fransche onderneming tegen
Constantinopel worden gedwongen om kleur
te bekennen.
De actie van de Engelsch-Fransche vloot
in de Dardanellen en de wisseling der oor
logskansen aan het Russische front ver
plaatsen hoe langer hoe meer de aandacht
naar het Oostelijk oorlogsterrein. Voor de
gebeurtenissen in het Westen is die aan
dacht reeds afgestompt door de regelmatige
onbeduidendheid der dagelijksche berichten,
van hoeveel jammer en ellende zij ook de
summiere samenvatting mogen zijn. Nieuwe
prikkels zijn hier noodig om de verslapte
belangstelling op te wekken.
vloedde en dit besef maakte haar bitterheid
nog grooter.
Als ze zich maar eens wreken kon!
Och, maar ze had geen vat op die
menschen of ze moest vervallen in een beslist
onheusche weerstreving, en ze was immers
juist gekomen om erkentelijkheid te veinzen
voor het vroeger genotene.
Maar ze zou toch wel heel gaarne een
felle ergernis geven.
Aan de tantes, maar bovenal aan domin
Terwind met zijn Jacobus, dat ethische mis
punt van een zoon.
Ergernis!
Ze bedacht dat de tantes hevig afkeerig
waren van snoepen.
Met een plotselinge bruuskheid stoof ze
een confiseurswinkel binnen, kocht pralines
en borstplaat. De juffrouw presenteerde
bonbons; ze nam er een en zuigend pp
een groote rumboon kwam ze, geestelijk
opgelucht, weer terug in het roezige straat
leven.
Toen ze terugkwam van de Nieuwendijk
en den Dam overstak, speelde't carrillon op
't Paleis vijf uur; wel gloorde in de lucht
nog wat violettenglans, maar in de stad
was de avond gekomen.
De lantaarns en booglampen brandden
en uit de winkels en café's stroomde het
gouden en witte licht naar buiten.
Ze stapte wat haastiger aan, aarzelde een
oogenblik of ze maar niet liever langs den
stillen Voorburgwal zou loopen, waar ze
zooveel sneller vooruit kon komen; ook
dacht ze er aan, dat 't beter was de tram
Voor zulk een nieuwen prikkel heeft het
Duitsche oorlogsvernuft gezorgd. Dezer
dagen kon men lezen, dat het jongste middel
om den vijand te lijf te gaan, is: het be
spuiten van de loopgraven met brandende
benzine. Waarom ook niet? Brandwonden
zijn doodelijke wonden, mits slechts een
voldoende huidoppervlakte verbrand wordt,
en het doel van den oorlog is immers, den
tegenstander onschadelijk te maken. Ook
mag het in zekeren zin een klassiek middel
worden genoemd; toen de Spanjaarden
indertijd de stormladders tegen de muren
van Alkmaar zetten, stonden de Alkmaarsche
vrouwen gereed om hun kokende olie over
het hoofd te gooien. Over drie honderd jaar
zal de Duitsche jeugd misschien evenmin
huiveren bij het verhaal van de brandende
benzine, als wij het deden, toen wij op
school naar het verhaal van het beleg van
Alkmaar luisterden.
Behalve de benzine is er slapte van nieuws
op het Westelijk oorlogstooneel. Ook ter zee.
Met den duikbootenoorlog wil het nog niet
recht vlotten. Indertijd hebben wij mede
gedeeld, dat een Engelsen admiraal-in-ruste
aan de koopvaardijschepen den
gemoedelijken raad gaf om geen notitie te nemen
van de duikbooten"; het schijnt bijna, alsof
de duikbooten hetzelfde doen met de koop
vaardijschepen. Schijnt, schrijven wij; want
wie staat er ons voor in, dat zij den achter
stand niet dubbel en dwars hebben ingehaald,
wanneer deze regels onder de oogen van
den lezer komen?
Intusschen hebben de Engelsche en Fran
sche regeering den duikbootenoorlog reeds
beantwoord met een represaille: alle waren
verbeurd verklaard, die uit Duitschland ko
men, voor Duitschland bestemd zijn, of
aan Duitschers toebehooren. Carthago
delenda est.
Carthago moet verwoest worden zoo
besloot ook Shaftesbury in Februari 1673
de redevoering, waarmede hij het Lager Huis
bezwoer, 14 ton gouds toe te staan voorde
uitrusting' eener vloot, die Holland ten onder
moest brengen. Maar het Hollandsche Car
thago liet zich niet verwoesten; bij de ban
ken van Schooneveld en bij Kijkduin deden
de Ruyter en Tromp dea Engelschman
afdeinzen.
Toch ondervond de Hollander van dien
tijd de bedreiging van den Engelschman
allereerst in zijne beurs. Vlak na de rede
voering van Shaftesbury kreeg hij een
belastingbillet thuis, waarvan de aanhef
(belastingbilletten waren toen 'minder eentonig
van stijl dan thans en gaven zich ook meer
moeite den belastingplichtige in de geest
driftige stemming te brengen, waarin hij zijne
penningen willig offert) aldus luidde: Alzoo
de vijanden van dezen Staat van meening
ende geresolveerd zijn een machtige
scheepsvloot toe te rusten, om daarmede
deze landen te water op het
alderkrachtigste aan te grijpen ende aa« te tasten,
ende in het werk te stellen en uit te
voeren het voornemen, dat zij open
lijk betuigen te hebben van dezen geheelen
staat ten eenenmale te willen ruïneeren ende
te gronde te werpen, daarin niet nen steen
op den anderen te laten en alle de inge
zetenen van den lande tot een zeer ellendige
slavernij te brengen, zooals de Romeinen in
oude tijden die van Carthago hebben
getracteerd" nu dan, met deze krachtige
herinnering aan de woorden van Shaftesbury
werd de Hollander aangespoord om % per
cent van zijn vermogen te offeren.
Vermoedelijk zal ook thans Duitschland
niet vernietigd worden door Engeland's
Carthago delenda. Maar dat Engeland een
machtige scheepvloot" heeft uitgerust om
hem ten eenenmale te ruineeren", zal ook
de Duitscher bemerken in zijn beurs, in
zijne maag bovendien. Dat het in Duitsch
land begint te nijpen aan levensmiddelen
om van andere benoodigdheden te zwijgen
is nu wel duidelijk geworden. De porties
brood worden toegemeten; de prijs der aard
appelen is al zeer gestegen; de tweede
oorlogsleening komt opnieuw de beurzen
lichten.
De Duitscher kan zich intusschen troosten,
dat in Engeland de prijzen van allerlei
levensmiddelen ook zeer zijn gerezen, en
dat de oorlog ook daar geld kost: bijna 2
millioen pond Sterling per dag, heeft Asquith
laatst voorgerekend, of, volgens de lagere
schatting van Lloyd George, maar 450 mil
lioen pond in het jaar.
Ook kan hij zich verheugen, dat dezelfde
minister Lloyd George in een rede, die
hij Zondag 1.1. voor zijne kiezers in Wales
hield den vaderlandslievenden geest,
waardoor de Duitscher de hem opgelegde
offers willig draagt, den
aardappelbroodgeest", iooals Lloyd George het noemde,
aan de Engelschen ten voorbeeld heeft gesteld.
Hij twijfelde er niet a n, of die gezind
heid werd ook wel bij zijne landgenooten
gevonden; maar bij hen moest zij eerst
worden aangepord. De Engelschman is in
den regel een beetje schuw om zich een
te pakken. Maar de Kalverstraat was zoo
prettig vol.
Ze bezweek voor de verzoeking om juist
in dit avondlijke licht nog even van die
vroolijke drukte mee te genieten.
Ze was niet bang voor brutale blikken
en straks, in 't heengaan, was ze een paar
keer gegroet door studenten van haar jaar
uit Leiden en dat vond ze wel aardig, al
had ze er even om gebloosd.
Eenmaal erin vond ze' het nu toch wat
beklemmend in de volte, het steeg wat
duizeligmakend naar haar hoofd en ze
voelde bepaald spijt dat ze bij de Paleis
straat maar niet rechtsaf was geslagen.
Want ze kon nu niet vlug loopen en als ze
trachtte anderen voor te komen dan ver
beeldde ze zich, dat dit jagen overal sterk
de aandacht trok.
Dus schuifelde ze wat zenuwachtig mee,
achter haar humde iemand zachtjes: het
trok niet dadelijk haar aandacht, maar toen
ze bij Gerzon nog even door de etalage
geboeid werd, hoorde ze dat gehum weer
en ze zag, dat een meneer vlak naast haar
ging staan, bijna tegen haar aan, terwijl
hij haar brutaal fixeerde.
Ze liep dadelijk verder, maar voelde, dat
hij volgde.
Even kreeg ze een onbehagelijk gevoel
van' angst, maar dan glimlachte ze bij zichzelf.
Wat kon dat individu haar voor kwaad
doen temidden van deze vroolijke
menschenmenigte in de helder verlichte stad?
Daar humde hij weer.
Ze bepeinsde, dat dit dan nu zeker de
manier was, waarop heeren de kennismaking
held te toonen; je moet hem er eerst om
vragen."
Inderdaad heeft het Engelsche volk wat
aanporring noodig. Vermoedelijk zal deze
oorlog het dien dienst bewijzen. Flink wakker
geschud, kan het den Duitscher niet slechts
evenaarden, maar ook overtreffen.
3 Maart 1915.
G. W. KERNKAMP.
Ongewenschte militaire bemoeiing
Zooals reeds herhaaldelijk door de dag
bladen is medegedeeld, stelt in plaatsen
waar de staat van beleg geldt en dus de
militaire autoriteit bevoegd is, deze voor
het houden van spreekbeurten, aan de spre
kers voorwaarden.
In 't bijzonder is aan sociaal-democratische
sprekers de eisch gesteld: schriftelijke belofte
dat gij niet op minder eerbiedige wijze over
de Koningin zult spreken, of het militaire
gezag, de krijgstucht of de neutraliteit aan
randen.
Anders: gén vergadering.
Wij achten dezen militairen maatregel ten
zeerste ongewenscht.
Niet natuurlijk, omdat wij de sprekers
de gelegenheid zouden willen zien aangrij
pen, wél kleinachtend over het hoofd des
lands, of over de gewichtige militaire lands
belangen te handelen.
De betrokkenen, die immers neigin
gen van staatsgevaarlijkheid ook tot dusverre
niet aan den dag gelegd hebben, kunnen
zich evenwel, naar de wetten des lands
aansprakelijk weten, terwijl bovendien, als
het erg loopt, de bevoegdheid tot ontbin
ding der vergadering bestaat.
Voor 't overige zijn er gewichtige
practische beginselen mede gemoeid, om
onder de gegeven omstandigheden het vrije
gedachteleven in ons ,land niet onder zoo
formeele preventieve, militaire inmenging
te stellen.
Ten eerste ziet men hier wel het begin,
maar niet het eind, en wordt eene over
spanning van het militaire gezag gevoed,
die in den chronischen, gemoedelijken en
slechts voor bijzondere doeleinden
ingestelden staat van beleg van thans, zich niet
moest voordoen.
Ten tweede wordt daardoor ook de
BOOdige waardeering voor dit gezag bij niet
weinigen, voor inbreuk op de ingeburgerde
rechtsinstellingen nog al fijngevoelig, in
gevaar gebracht.
En ten derde behoort ook voor het alge
meen het traditioneele recht van het vrije
woord, met meer ontzag omgeven te blijven,
dan aldus geschiedt.
Bedenkt men hoezeer miskenning van dit
alles nog verder en later na kan werken,
dan zal men ook ernstig betreuren, dat zelfs
de Minister van Oorlog zich blijkens zijne
thans afgelegde verklaring, bij deze maat
regelen van den Opperbevelhebber maar zoo
gemakkelijk heeft neergelegd.
V. H.
Upton Sinclair
We hebben tot nog toe op de internationale
tribune laten spreken drie Oostenrijkers,
n Noordduitscher, n Franschman, drie
Engelschen en een Belg. Thans geven we
't woord aan den bekenden amerikaanschen
schrijver Upton Sinclair. Hij is nog een jong
man van buitengewone productiviteit. Het
eerste boek, waarmee hij naam maakte, heette
The Journal of Arthur Stirling", een boek
dat zich voordeed als de biographie van
een jong schrijver, die geen uitgever kon
vinden en daarom zelfmoord pleegde. Het
boek werd langen tijd als echt beschouwd
en heeft groote verdienste als litterair werk.
Een boek van nog hooger waarde heet
Manassas" en beschrijft den amerikaanschen
burgeroorlog op buitengewoon plastische
en treffende wijze. Het boek doet denken
aan Zola's Debacle", maar staat er in vele
opzichten boven. Manassas" was bedoeld
als het eerste deel van een trilogie, den
geheelen oorlog omvattend. De beide laatste
deelen bleven helaas ongeschreven, door
gebrek aan waardeering van de zijde van
het amerikaansche publiek. Zijn grootsten
roem verwierf Sinclair echter met het ook
in Holland welbekende boek The Jungle",
dat beschouwd wordt als een aanklacht
tegen de vleeschfabrieken in Chicago,
aanknoopen met die lichtzinnige soort meisjes.
Als de tantes en dominéTerwind eens
wisten, hoe ze hier nu liep met zoo'n grie
zelig type achter zich aan !
Zijn gezicht had ze niet gezien; een
groote dikke man was het, dat wist ze.
Nu ineens hoorde ze zijn stap niet meer,
ook niet dat vervelende dringerige gehum ; 't
maakte haar toch rustiger; dat gevoel van
gevolgd worden, was erg enerveerend.
Ze ging den Heiligenweg op; daar was
het minder vol en kon ze vlugger door
stappen.
Een plaat voor een boekwinkel trok haar
aandacht; ze bleef even staan en keek.
Toen schrok ze.
Want ineens stond die man weer naast
haar.
Ze zag hem nu in zijn gezicht; hij lachte,
zei zacht iets, wat ze niet verstond; ze
wendde zich snel om, liep gejaagd voort.
Wat een ellendeling om zoo vol te hou
den, en wat een ongunstig type was het ook!
In 't volle licht, dat uit de winkelkast
stroomde, had ze zijn tronie gezien; een
dik gladgeschoren gezicht was het, tamelijk
rood, de lippen dik en wat vooruit gestoken ;
kleine glurende oogen onder kleurlooze
wenkbrauwen.
Ineens werd het besef in haar wakker,
dat ze dat gezicht kende.
Maar waar en wanneer had ze dien man
vroeger gezien ?
Dan, al voortjagend kwam plotseling een
vermoeden bij haar op, dat haar zoo ver
raste, dat ze halfluid zei: zou het waar
achtig ... ?"