De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 7 maart pagina 2

7 maart 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

5 w ?i * .1.1 j.i i.i.l.,;. J <?,!.<- ,i./ _j ).( j j J j DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ..!...! J, J. .'.L1,,1 ' ! l J J. 7 Maart '15. No. 1967 Wanneer ge met verbazing en eenzekere afgunst konstateert, wat in het Koninkrijk", waar de regering weinig of niets doet voor de Poolse zaak, het particulier initiatief vermag, welke offers men voor nationale ondernemingen over heeft, dan zal uw Poolse vriend dadelik gaan spreken van het zwaard van Daraokles, dat iedere enigszins op de voorgrond tredende Pool ziet hangen boven zijn eigen hoofd en boven het werk, dat hem lief is. En zo was het al mense geslachten lang. Men moet maar eens luisteren naar de verhalen van die velen, die in 1863 kind waren en toen hun vaders zagen wegsleuren uit hun woning, om naar Siberië verbannen te worden, men denke aan de jongste Russiese revolutie met zijn constitutie en oekaz van geloofsvrijheid, en wat |is daarna niet gebeurd? Nog vers in het geheugen ligt de afscheiding van het «Koninkrijk" van 't zogenaamde Cholmse gou vernement, welks grens in allerlei windingen zo getrokken is, dat er zo weinig mogelik katholieken en zo weinig mogelik Polen in zouden zijn, en de overname door het rijk van de Warschau-Weense spoorlijn, waardoor duizenden Poolse gezinnen brode loos werden. Hoe komt het dan, dat de Polen niet opstaan? Wel, ten eerste omdat een weer loze bevolking dat bezwaarlik doen kan, als er een millioenen-leger in het land staat, ten tweede, omdat men bij vroegere gelegenheden zwaar leergeld heeft betaald en tans een onzekere kans niet wagen wil, ten derde omdat de Nationaaldemokratiese partij en de Adelspartij nog steeds hun heil zien in loyale aansluiting bij Rusland men denke aan het manifest van 't zgn. Poolse Nationale Komitee" van '25 November 1914; dat deze twee par tijen echter de stemming van 't volk zouden weergeven, is uitgesloten, en 't blijkt nog ten overvloede uit de stemmen yom unterirdischen Polen", die herhaaldelik door de Oostenrijks-Poolse pers gepubliceerd worden en alle sporen van authenticiteit dragen. Dat men aan de proklamatie van de grootvorst-legerbeyelhebber weinig waarde hecht, dat is begrijpelik: immers wat is er ge worden van de beloften der revolutie jaren, die nog zo kort achter ons liggen? Wel is van bevoegde zijde gezegd, dat ekonomies Polen zo eng bij Rusland behoort, dat samengaan met Duitsland onmogelijk is. Doch bij een volk, dat zo onrechtvaardig door de historie behandeld is als de Polen, spelen historiese idealen, spelen liefde en haat een relatief grote rol naast ekonomiese overwegingen en feiten. 2) Galicië, waarover tans een enkel woord gezegd dient te worden, staat ekonomies en sociaal in menig opzicht achter bij het Koninkrijk" en de Duitse Ostmark" en men kan wel eens de bewering horen, dat de Galiciese Polen het minst benijdens waardige lot hebben. Maar wie zo redeneert, negeert weer geheel de psychiese faktoren. Sedert 1866 is Oalicië politiek tot zeer grote hoogte autonoom, men leeft er in een Poolse sfeer, zonder politieke druk, waar het patri ottisme vrq kan opbloeien en vrij zich kan uiten. En op de handelingen van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie hebben de Poolse volksvertegenwoordigers een grote invloed. Nooit heeft de regering op de autonomie van Galicië, op de eens aan het Polendom toegestane rechten inbreuk gemaakt, en de Pruisiese en Russiese onderdanen, die hun zomervakantie in Zakopane doorbrengen, keren naar huis terug met het gevoel, dat men als Pool alleen in Galicië vrij ademen kan. In Galicië wonen ook talrijke uitge wekenen uit Rusland, waarvan velen zwaar beproefd zijn geweest door de strafmethoden, die het tsarisme toepast op politieke e.a. veroordeelden. Vandaar dat een Pool licht er toe komt, Oostenrijk als de bakermat der vrijheid te beschouwen. En het is zeer be grijpelik, dat in deze Europese krisis de eerste daad van Poolse zijde van Galicië is uitgegaan. Die daad bestond daarin, dat een kleine schare legionisten" op 6 Augustus 1914 de Russiese grens heeft overschreden : dat was de eerste uiting van de begeerte der Oostenrijkse Polen, om zelf mee te werken aan de bevrijding. Tans tellen die Poolse legioenen, georga niseerd door J. Pilsudski, reeds tienduizenden, ze zijn ingedeeld bij het Oostenrijkse leger. De opperleiding, tevens van de hele GaliciesPoolse beweging, berust bij het Opperste Nationale Komitee (Naczelny Komitet Narodpwy), dat zich 16 Aug. 1914 heeft georga niseerd, door de eendrachtige samenwerking van alle Poolse- partijen. Dit Komitee heeft tans, naar de legioenen-krant Wiadomosci polskie" in haar 12/13 nr. van l Februarie meedeelt, een besluit van reusachtige betekenis genomen: de uitbreiding van zijn werkzaamheid over de landen van het Koninkrijk Polen (d.i. Russies Polen)." Wat stelt zich deze vrijheidsbeweging DE ETHISCHE ZOON DOOR F. DE SINCLAIR (Slot) Een fijne winternevel hing in de stille kale boomen; recht voor zich uit zag ze de bovengevels in de bocht van de gracht rozig verlicht; meeuwen zwierden om een bijt in het grijs bevroren water. 't Was heel stil op de grachten, maar in de verte zag ze over de brug van de Leidschestraat de menschenstroom komen en verdwijnen; ze hoorde 't belgetjingel van al de verlichte trams en zag de blauwe vonken spatten langs de trolleydraden. Hoe meer ze dat alles naderde, des te vroolijker scheen haar het leven daar: het was of alle menschen, die daar liepen, plezier hadden;, er gonsde door die heele beweging heen een blijde luidruchtigheid van onbestemde op wekkende geluiden. En eensklaps voelde ze zich uit die stilte kade opgenomen in dat feestige geroezemoes, nu deed ze ook mee. Ze hield haar stap wat in, bleef dadelijk voor? Te oordelen naar verschillende toe spraken, toasten, courantartikels wenst men zich een toekomstig Polen onder Frans Jozef, en verbonden aan de OostenrijksHongaarse monarchie. Natuurlik zal het veroverde en nog te veroveren stuk van Rusland daar het grootste deel van vormen. Van Pruisies-Polen zwijgt men wijselik: het is natuurlik niet te verwachten, dat de bondgenoot dit aan Oostenrijk zal afstaan. Maar de plannen zijn heel vaag en men bezondigt zich betrekkelik weinig aan de fout van de huid te verkopen, voor de beer geschoten is. De bruisende stroom van het enthusiast idealisme gaat op zijn doel af, zonder zich te bekommeren om wat tans bijzaak is. Denken we aan die gelijkenis van Mickiewicz, de enige patriot, die waardig gekeurd is te rusten in de burcht-kathedraal van Krakau, naast de Poolse koningen van de gouden eeuw: men vindt ze in hoofdstuk XX van de Boeken der Poolse Pelgrimage": zij die vragen: hoe groot zal ons land zijn ? hoe zal 't geregeerd worden ?", zij gelijken op die doktoren, die bij een zieke vrouw werden geroepen. De een wilde haar genezen naar de methode van Brown, de ander naar die van Hanemann. Toen zei de zoon van de vrouw: geneest haar hoe dan ook, als gij haar maar beter maakt! Maar de geneesheren wilden het niet eens worden, op generlei wijze wou de een voor de ander wijken. Toen riep de zoon met smart en wanhoop uit: O mijn moeder! En de vrouw ontwaakte op die stem van de zoon en genas." Als gij allen zonen zijt van het vader land en niet geneesheren, dan heeft ieder van u in zijn ziel de zaadkorrel der toekomstige wetten en de maat der toe komstige grenzen." Wat zal er van Polen worden ? Een utopie zou het zijn, als we aan de mogelikheid dachten, dat de belanghebbende rijken, in de eerste plaats Rusland en Duitsland, vrij willig zouden meewerken tot de stichting van een onafhankelik Groot-Polen. Immers een dergelijk altruïsme, dat in de omgang tussen individuen wel eens voorkomt, is in de omgang der volken en rijken ook na deze oorlog niet voor waarschijnlik te houden. Wanneer er eens een herboren Rusland uit de chaos .van nu te voorschijn kwam, een Rusland, waar de hoge kwaliteiten van de Russiese mens niet meer werden overwoekerd door een Russies staats wezen zoals dat vór de oorlog was, dan zou een vriendschappelik samenleven van de twee grote Slaviese volken, d!e Russen en Polen heten, voor beide de waarborg zijn vooreen gelukkiger toekomst. Maar een derge lijke herschepping van Rusland is niet minder een utopie, en nergens is die overtuiging zo sterk als onder de Polen. Als zij gegrond is en we hebben niet het recht er aan te twijfelen, hoezeer ook tans de Russiese samenleving uiting geeft aan haar medelijden met de van alles beroofde burgers van WestPolen , dan zou de gunstigste oplossing zijn: een losmaking van het Koninkrijk Polen van Rusland; immers nog altijd is waar hetgeen Nicolaas I reeds gevoeld heef t: dat het samenleven van een westelike kuituurnatie als de Polen met een autokraties ge regeerd Russies volk niet mogelik is, zonder dat een van beide te gronde gaat. Wat zou 't resultaat van deze oorlog wezen? Wellicht een geheel ander dan iemand tans ver moedt. Of Polen vrij zal worden of niet,wie kan het zeggen ? Maar wie met Poolse vrienden intiem heeft omgegaan, die durft de over tuiging te hebben, dat, ook al levert deze oorlog niet de gewenste resultaten pp, Polen niet verloren is", dat het zal blijven leven in de harten van millioenen mensen, en dan blijft waar, wat Mickiewicz zeide: Een ieder van u heeft in zij»ziel de zaadkorrel der toekomstige wetten en de maat der toe komstige grenzen." Prof. dr. N. VAN WIJK 1) Zie G. Cleinow, Die Zukunft Polens, I, (Leipzig 1908) blz. 119, en't daar geciteerde. 2) Zie G. Cleinow in het Januarie-nummer der Neue Rundschau van 1915, vooral de kanttekeningen daarbij in het voortreffelike Weense weekblad Polen" I, 60 v.' iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifniiiiniiii Sinds veertien dagen tracht een EngelschFransch eskader zich een doortocht te banen door de Dardanellen, een zeeëngte, die ruim 70 K.M. lang en gemiddeld nog geen 4 K.M. breed is. Mijnenvelden versperren het vaar water; aan de Europeesche zoowel als aan de Aziatische zijde liggen forten en batterijen; de Turken hebben allen tijd gehad om zich staan voor het Liberty-magazijn, waar ze blouses zag en andere dingen, die haar pret tige belangstelling trokken. Achter haar ging het praten en stappen en het tramgeronk onafgebroken voort. Ze liep weer door, opgewekt in 't vooruitzicht dat 't nog een heel eind was naar Sinkel. Maar dan moest ze ook onverbiddelijk weer terug naar de Keizersgracht; ze zag zich alweer staan op de stoep bij de tantes, hoorde de bel, kwam in de gang, in de kamer, waar Dominee Terwind nog wel aan de madera zou zitten. . Het gas zou op zijn en de drie gezichten zouden haar aanstaren en ze voelde bij voorbaat de stil-afkeurende stemming, die er zweven zou om de koude begroetingswoorden. Nooit had ze zoo fel gevoeld en begrepen,, wat ze gemist had in haar meisjesjaren, toen ze op 't gymnasium ging, dan nu in deze eerste vacantie, na haar ontbolstering aan de academie. Een kloosterleven leek haar een gruwel, maar iri een klooster was, ondanks de botte nutteloosheid, tenminste nog de naïeve poëzie van een emotieloozen vrede, vol kinderlijke devotie, doch haar leven bij de tantes, dat was een hel geweest, een hel van bekrom penheid, van orthodoxe zelfvergoding en stelselmatige vreugdebanning. Ze voelde het weer zösterk, zoo dubbel hevig, nu ze dpminéTerwind had teruggezien, hoe ze die twee vrouwen en dien man haatte. Want ondanks de braveerendedoortastend heid van zooeven, om toch te gaan, voelde ze maar al te zeer hoe hinderlijk de druk dier omgeving toch haar stemming be nop den aanval voor te bereiden en hunne verdedigingsmiddelen zoo sterk mogelijk te maken. Een aanvankelijk succes is door de Engelsch-Fransche vloot reeds behaald. De aan den ingang der Dardanellen gelegen forten en batterijen zijn door de zware scheepskanonnen reeds vernietigd; troepen zijn aan wal gezet om bezit te nemen van de door de Turken ontruimde sterkten; de mijnen in het vaarwater zijn over een lengte van 5 K.M. geruimd; de vloot is zoover opgestoomd. Maar dit is slechts het begin van de onderneming. De grootste moeilijkheden komen nog; verderop liggen de sterkste forten en wordt de zeestraat nog smaller; het zal noodig zijn groote troepena?deelingen te ontschepen om het groote werk van de vloot voor te bereiden en te ondersteunen. Bovendien schijnt haar actie zeer afhankelijk te zijn van het weer, dat in de laatste week niet gunstig was. De Engelsche en de Fransche regeering zijn natuurlijk volkomen bekend met de hache lijkheid van de kans om den doortocht van de Dardanellen te forceeren. Zij hebben de bezwaren niet onderschat en 22 groote pantserschepen en 20 torpedojagers voor fle onderneming beschikbaar gesteld; aan boord van de vloot moet zich een vrij groot lan dingsleger bevinden; de noodige water vliegtuigen en mijnenruimers vergezellen het eskader. Wat is het doel van dezen tocht, die den bondgenooten zware verliezen kan kosten en waarvan de uitslag zeer onzeker is ? Het meest voor de hand ligt de veronder stelling, dat de vaart door de Dardanellen maar straks ook door den Bosporus! vrij moet woiden gemaakt om aan Rusland den toevoer van oorlogsbenoodigdheden te verzekeren en tevens den uitvoer van koren uit de havens der Zwarte Zee mogelijk te maken. Rusland heeft reeds geweldige ver liezen aan oorlogsmateriaal geleden en zijne eigen wapenfabrieken kunnen niet in vol doende mate in de behoefte daaraan voor zien. De haven van Archangel, waarheen in het begin van den oorlog vele benoodigdheden voor het Russische leger werden aangevoerd, ligt reeds eenige maanden dicht en komt vooreerst nog niet open. De Duitsche vloot zorgt ervoor, dat Rusland over de Oostzee geen toevoer krijgt: zoo blijft, wanneer de nood nijpt, alleen de mogelijkheid open om den voorraad voor het Russische leger aan te vullen door het forceeren van de zeeengten, die de verbinding tusschen Zwarte en Middellandsche zee vormen. Maar ook al is de toevoer van wapenen aan Rusland het eerste doel, zoo de onder neming slaagt, zal nog veel meer worden bereikt dan dit. De Engelsch-Fransche vloot begon de beschieting van de Dardanellenfortea juist in de week, toen de DuitschOostenrijksche legers overwinningen behaal den aan de beide flanken van het Russische front, toen de Duitschers de Russen terug drongen tot aan de fortenlinie langs Njemen, Bohr en Narew,' en'de Oostenrijkers de Boekowina heroverden. Die successen moeten van invloed zijn geweest op de houding van Roemenië en andere Balkan-Staten, bij wie de geneigdheid verondersteld wordt om zich bij de Triple-Entente aan te sluiten mits het haar niet te zeer tegen loopt! Gelukt het echter aan de Engelsch-Fransche vloot om zich een weg te banen door de Dar danellen en de Zee van Marmora binnen te varen, dan ligt Constantinopel weerloos vór haar. In de Turksche wereld zou dit een ge weldige ontroering brengen: men heeft daar toch reeds weinig reden tot tevredenheid over de resultaten, die het meedoen aan den oorlog voor Turkije heeft opgeleverd; de vredespartij zou zich dan zeker krachtig doen gelden. De verschijning van een EngelschFransche vloot voor Constantinopel zou het begin kunnen zijn van het einde der Turksche heerschappij in Europa; de Balkan-Staten, die tot dusverre onzijdig bleven, zouden dan geen toeschouwer meer kunnen blijven en partij moeten kiezen. Maar evenzeer zou Italië, waar de regeering nog altijd het oogenblik niet gekomen acht om hare be doelingen te openbaren, door het welslagen der Engelsch-Fransche onderneming tegen Constantinopel worden gedwongen om kleur te bekennen. De actie van de Engelsch-Fransche vloot in de Dardanellen en de wisseling der oor logskansen aan het Russische front ver plaatsen hoe langer hoe meer de aandacht naar het Oostelijk oorlogsterrein. Voor de gebeurtenissen in het Westen is die aan dacht reeds afgestompt door de regelmatige onbeduidendheid der dagelijksche berichten, van hoeveel jammer en ellende zij ook de summiere samenvatting mogen zijn. Nieuwe prikkels zijn hier noodig om de verslapte belangstelling op te wekken. vloedde en dit besef maakte haar bitterheid nog grooter. Als ze zich maar eens wreken kon! Och, maar ze had geen vat op die menschen of ze moest vervallen in een beslist onheusche weerstreving, en ze was immers juist gekomen om erkentelijkheid te veinzen voor het vroeger genotene. Maar ze zou toch wel heel gaarne een felle ergernis geven. Aan de tantes, maar bovenal aan domin Terwind met zijn Jacobus, dat ethische mis punt van een zoon. Ergernis! Ze bedacht dat de tantes hevig afkeerig waren van snoepen. Met een plotselinge bruuskheid stoof ze een confiseurswinkel binnen, kocht pralines en borstplaat. De juffrouw presenteerde bonbons; ze nam er een en zuigend pp een groote rumboon kwam ze, geestelijk opgelucht, weer terug in het roezige straat leven. Toen ze terugkwam van de Nieuwendijk en den Dam overstak, speelde't carrillon op 't Paleis vijf uur; wel gloorde in de lucht nog wat violettenglans, maar in de stad was de avond gekomen. De lantaarns en booglampen brandden en uit de winkels en café's stroomde het gouden en witte licht naar buiten. Ze stapte wat haastiger aan, aarzelde een oogenblik of ze maar niet liever langs den stillen Voorburgwal zou loopen, waar ze zooveel sneller vooruit kon komen; ook dacht ze er aan, dat 't beter was de tram Voor zulk een nieuwen prikkel heeft het Duitsche oorlogsvernuft gezorgd. Dezer dagen kon men lezen, dat het jongste middel om den vijand te lijf te gaan, is: het be spuiten van de loopgraven met brandende benzine. Waarom ook niet? Brandwonden zijn doodelijke wonden, mits slechts een voldoende huidoppervlakte verbrand wordt, en het doel van den oorlog is immers, den tegenstander onschadelijk te maken. Ook mag het in zekeren zin een klassiek middel worden genoemd; toen de Spanjaarden indertijd de stormladders tegen de muren van Alkmaar zetten, stonden de Alkmaarsche vrouwen gereed om hun kokende olie over het hoofd te gooien. Over drie honderd jaar zal de Duitsche jeugd misschien evenmin huiveren bij het verhaal van de brandende benzine, als wij het deden, toen wij op school naar het verhaal van het beleg van Alkmaar luisterden. Behalve de benzine is er slapte van nieuws op het Westelijk oorlogstooneel. Ook ter zee. Met den duikbootenoorlog wil het nog niet recht vlotten. Indertijd hebben wij mede gedeeld, dat een Engelsen admiraal-in-ruste aan de koopvaardijschepen den gemoedelijken raad gaf om geen notitie te nemen van de duikbooten"; het schijnt bijna, alsof de duikbooten hetzelfde doen met de koop vaardijschepen. Schijnt, schrijven wij; want wie staat er ons voor in, dat zij den achter stand niet dubbel en dwars hebben ingehaald, wanneer deze regels onder de oogen van den lezer komen? Intusschen hebben de Engelsche en Fran sche regeering den duikbootenoorlog reeds beantwoord met een represaille: alle waren verbeurd verklaard, die uit Duitschland ko men, voor Duitschland bestemd zijn, of aan Duitschers toebehooren. Carthago delenda est. Carthago moet verwoest worden zoo besloot ook Shaftesbury in Februari 1673 de redevoering, waarmede hij het Lager Huis bezwoer, 14 ton gouds toe te staan voorde uitrusting' eener vloot, die Holland ten onder moest brengen. Maar het Hollandsche Car thago liet zich niet verwoesten; bij de ban ken van Schooneveld en bij Kijkduin deden de Ruyter en Tromp dea Engelschman afdeinzen. Toch ondervond de Hollander van dien tijd de bedreiging van den Engelschman allereerst in zijne beurs. Vlak na de rede voering van Shaftesbury kreeg hij een belastingbillet thuis, waarvan de aanhef (belastingbilletten waren toen 'minder eentonig van stijl dan thans en gaven zich ook meer moeite den belastingplichtige in de geest driftige stemming te brengen, waarin hij zijne penningen willig offert) aldus luidde: Alzoo de vijanden van dezen Staat van meening ende geresolveerd zijn een machtige scheepsvloot toe te rusten, om daarmede deze landen te water op het alderkrachtigste aan te grijpen ende aa« te tasten, ende in het werk te stellen en uit te voeren het voornemen, dat zij open lijk betuigen te hebben van dezen geheelen staat ten eenenmale te willen ruïneeren ende te gronde te werpen, daarin niet nen steen op den anderen te laten en alle de inge zetenen van den lande tot een zeer ellendige slavernij te brengen, zooals de Romeinen in oude tijden die van Carthago hebben getracteerd" nu dan, met deze krachtige herinnering aan de woorden van Shaftesbury werd de Hollander aangespoord om % per cent van zijn vermogen te offeren. Vermoedelijk zal ook thans Duitschland niet vernietigd worden door Engeland's Carthago delenda. Maar dat Engeland een machtige scheepvloot" heeft uitgerust om hem ten eenenmale te ruineeren", zal ook de Duitscher bemerken in zijn beurs, in zijne maag bovendien. Dat het in Duitsch land begint te nijpen aan levensmiddelen om van andere benoodigdheden te zwijgen is nu wel duidelijk geworden. De porties brood worden toegemeten; de prijs der aard appelen is al zeer gestegen; de tweede oorlogsleening komt opnieuw de beurzen lichten. De Duitscher kan zich intusschen troosten, dat in Engeland de prijzen van allerlei levensmiddelen ook zeer zijn gerezen, en dat de oorlog ook daar geld kost: bijna 2 millioen pond Sterling per dag, heeft Asquith laatst voorgerekend, of, volgens de lagere schatting van Lloyd George, maar 450 mil lioen pond in het jaar. Ook kan hij zich verheugen, dat dezelfde minister Lloyd George in een rede, die hij Zondag 1.1. voor zijne kiezers in Wales hield den vaderlandslievenden geest, waardoor de Duitscher de hem opgelegde offers willig draagt, den aardappelbroodgeest", iooals Lloyd George het noemde, aan de Engelschen ten voorbeeld heeft gesteld. Hij twijfelde er niet a n, of die gezind heid werd ook wel bij zijne landgenooten gevonden; maar bij hen moest zij eerst worden aangepord. De Engelschman is in den regel een beetje schuw om zich een te pakken. Maar de Kalverstraat was zoo prettig vol. Ze bezweek voor de verzoeking om juist in dit avondlijke licht nog even van die vroolijke drukte mee te genieten. Ze was niet bang voor brutale blikken en straks, in 't heengaan, was ze een paar keer gegroet door studenten van haar jaar uit Leiden en dat vond ze wel aardig, al had ze er even om gebloosd. Eenmaal erin vond ze' het nu toch wat beklemmend in de volte, het steeg wat duizeligmakend naar haar hoofd en ze voelde bepaald spijt dat ze bij de Paleis straat maar niet rechtsaf was geslagen. Want ze kon nu niet vlug loopen en als ze trachtte anderen voor te komen dan ver beeldde ze zich, dat dit jagen overal sterk de aandacht trok. Dus schuifelde ze wat zenuwachtig mee, achter haar humde iemand zachtjes: het trok niet dadelijk haar aandacht, maar toen ze bij Gerzon nog even door de etalage geboeid werd, hoorde ze dat gehum weer en ze zag, dat een meneer vlak naast haar ging staan, bijna tegen haar aan, terwijl hij haar brutaal fixeerde. Ze liep dadelijk verder, maar voelde, dat hij volgde. Even kreeg ze een onbehagelijk gevoel van' angst, maar dan glimlachte ze bij zichzelf. Wat kon dat individu haar voor kwaad doen temidden van deze vroolijke menschenmenigte in de helder verlichte stad? Daar humde hij weer. Ze bepeinsde, dat dit dan nu zeker de manier was, waarop heeren de kennismaking held te toonen; je moet hem er eerst om vragen." Inderdaad heeft het Engelsche volk wat aanporring noodig. Vermoedelijk zal deze oorlog het dien dienst bewijzen. Flink wakker geschud, kan het den Duitscher niet slechts evenaarden, maar ook overtreffen. 3 Maart 1915. G. W. KERNKAMP. Ongewenschte militaire bemoeiing Zooals reeds herhaaldelijk door de dag bladen is medegedeeld, stelt in plaatsen waar de staat van beleg geldt en dus de militaire autoriteit bevoegd is, deze voor het houden van spreekbeurten, aan de spre kers voorwaarden. In 't bijzonder is aan sociaal-democratische sprekers de eisch gesteld: schriftelijke belofte dat gij niet op minder eerbiedige wijze over de Koningin zult spreken, of het militaire gezag, de krijgstucht of de neutraliteit aan randen. Anders: gén vergadering. Wij achten dezen militairen maatregel ten zeerste ongewenscht. Niet natuurlijk, omdat wij de sprekers de gelegenheid zouden willen zien aangrij pen, wél kleinachtend over het hoofd des lands, of over de gewichtige militaire lands belangen te handelen. De betrokkenen, die immers neigin gen van staatsgevaarlijkheid ook tot dusverre niet aan den dag gelegd hebben, kunnen zich evenwel, naar de wetten des lands aansprakelijk weten, terwijl bovendien, als het erg loopt, de bevoegdheid tot ontbin ding der vergadering bestaat. Voor 't overige zijn er gewichtige practische beginselen mede gemoeid, om onder de gegeven omstandigheden het vrije gedachteleven in ons ,land niet onder zoo formeele preventieve, militaire inmenging te stellen. Ten eerste ziet men hier wel het begin, maar niet het eind, en wordt eene over spanning van het militaire gezag gevoed, die in den chronischen, gemoedelijken en slechts voor bijzondere doeleinden ingestelden staat van beleg van thans, zich niet moest voordoen. Ten tweede wordt daardoor ook de BOOdige waardeering voor dit gezag bij niet weinigen, voor inbreuk op de ingeburgerde rechtsinstellingen nog al fijngevoelig, in gevaar gebracht. En ten derde behoort ook voor het alge meen het traditioneele recht van het vrije woord, met meer ontzag omgeven te blijven, dan aldus geschiedt. Bedenkt men hoezeer miskenning van dit alles nog verder en later na kan werken, dan zal men ook ernstig betreuren, dat zelfs de Minister van Oorlog zich blijkens zijne thans afgelegde verklaring, bij deze maat regelen van den Opperbevelhebber maar zoo gemakkelijk heeft neergelegd. V. H. Upton Sinclair We hebben tot nog toe op de internationale tribune laten spreken drie Oostenrijkers, n Noordduitscher, n Franschman, drie Engelschen en een Belg. Thans geven we 't woord aan den bekenden amerikaanschen schrijver Upton Sinclair. Hij is nog een jong man van buitengewone productiviteit. Het eerste boek, waarmee hij naam maakte, heette The Journal of Arthur Stirling", een boek dat zich voordeed als de biographie van een jong schrijver, die geen uitgever kon vinden en daarom zelfmoord pleegde. Het boek werd langen tijd als echt beschouwd en heeft groote verdienste als litterair werk. Een boek van nog hooger waarde heet Manassas" en beschrijft den amerikaanschen burgeroorlog op buitengewoon plastische en treffende wijze. Het boek doet denken aan Zola's Debacle", maar staat er in vele opzichten boven. Manassas" was bedoeld als het eerste deel van een trilogie, den geheelen oorlog omvattend. De beide laatste deelen bleven helaas ongeschreven, door gebrek aan waardeering van de zijde van het amerikaansche publiek. Zijn grootsten roem verwierf Sinclair echter met het ook in Holland welbekende boek The Jungle", dat beschouwd wordt als een aanklacht tegen de vleeschfabrieken in Chicago, aanknoopen met die lichtzinnige soort meisjes. Als de tantes en dominéTerwind eens wisten, hoe ze hier nu liep met zoo'n grie zelig type achter zich aan ! Zijn gezicht had ze niet gezien; een groote dikke man was het, dat wist ze. Nu ineens hoorde ze zijn stap niet meer, ook niet dat vervelende dringerige gehum ; 't maakte haar toch rustiger; dat gevoel van gevolgd worden, was erg enerveerend. Ze ging den Heiligenweg op; daar was het minder vol en kon ze vlugger door stappen. Een plaat voor een boekwinkel trok haar aandacht; ze bleef even staan en keek. Toen schrok ze. Want ineens stond die man weer naast haar. Ze zag hem nu in zijn gezicht; hij lachte, zei zacht iets, wat ze niet verstond; ze wendde zich snel om, liep gejaagd voort. Wat een ellendeling om zoo vol te hou den, en wat een ongunstig type was het ook! In 't volle licht, dat uit de winkelkast stroomde, had ze zijn tronie gezien; een dik gladgeschoren gezicht was het, tamelijk rood, de lippen dik en wat vooruit gestoken ; kleine glurende oogen onder kleurlooze wenkbrauwen. Ineens werd het besef in haar wakker, dat ze dat gezicht kende. Maar waar en wanneer had ze dien man vroeger gezien ? Dan, al voortjagend kwam plotseling een vermoeden bij haar op, dat haar zoo ver raste, dat ze halfluid zei: zou het waar achtig ... ?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl