De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 7 maart pagina 7

7 maart 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

7 Maart '15. No. 1967 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Platenatlas bij de Nederlandsche literatuur geschiedenis De heeren M. A. P. C. Poelhekke en dr. C. (G. N. de Vooys hebben bij de firma J. B. Wolters te Groningen een Platenatlas bij de Nederlandsche literatuurgeschiedenis uitgegeven, die wel onze aandacht verdient. Om te beginnen moeten wij evenwel constateeren, dat de titel te beknopt en daar door onjuist is; bedoeld is natuurlijk een platenatlas bij het onderwijs in de geschie denis der Nederlandsche letterkunde, wat wel omslachtig is en ook niet mooi klinkt, maar precieser weergeeft, wat het boek wil zijn en dan ook is. s*Want wij mogen wel dadelijk vastleggen, dat deze atlas volkomen aan de bedoeling beantwoordt. De bewerkers hebben de be-l doeling uiteengezet in de voorrede en tevens het programma gegeven, waarnaar zij hebben gewerkt. Zij hebben het voor handen materiaal in zeven groepen ge splitst, juister want de volgorde in den atlas is terecht in hoofdzaak de chronologi sche zij hebben de stof naar zeven gezichtspunten verzameld. Zij hebben in de eerste plaats verzameld stukken, die de wording en het uiterlijk van het boek representeeren; daarbij hebben zij weinig zeggende titelbladen, zooals de bekende geschiedenis van Ten Brink ze heeft weg gelaten. Vervolgens geven zij proeven van boekillustratie, voornamelijk door gelijktijdige kunstenaars; zoo komt ook het verband aan het licht, dat er bestaat tusschen Cats en van de Venne, Asselijn en Troost, Kneppelhout en Ver-Huell, Bosboom Toussant en Rahussen, Conscience en Wappers, Gorter en Roland Holst; ook de illustra tors van hun eigen werk, Luyken, Hofdijk, Cremer, Vosmaer, van Loon, komen zoo tot hun recht. Dan komen de portretten van represen tatieve persoonlijkheden. Hier is naar be perking gestreefd, zoodat alleen karakte ristieke en artistieke portretten zijn ge geven. Principieel zeker terecht; maar of hier de praktijk geen andere eischen stelt, schijnt niet twijfelachtig. Vervolgens worden gegeven afbeeldingen uit de omgeving, waar in de schrijver leefde. Natuurlijk vinden wij hier allerlei over tooneelvertooningen en tooneelinrichting. Dan handschriften, die een denkbeeld kunnen geven van de werkwijze van dichters en schrijvers. Eindelijk meenden de verzamelaars te moeten geven een aantal afbeeldingen op het gebied van schilderkunst en bouwkunst om aan te toonen, dat de ontwikkeling van deze even wijdig loopt en meermalen illustratief is bij de ontwikkeling van de literatuur. Tegen dezelaatste rubriek hebben wij wel eenig bezwaar. Wij begrijpen, dat de heeren Poelhekke en de Vooys ertoe zijn gekomen ook iets te geven van de andere terreinen der Nederlandsche beschaving, die zeker met dat der letter kunde in nauw verband staan. Maar men geeft hier allicht te veel of te weinig, wat in dit geval op hetzelfdeneerkomt.Want G. A. BJ{EDE1^00DS S P A A N S C HE N BRABANDER JEROLIMO, AULULARIA van PLAÜTÜS, Dat is, WARE NAR MET DE POT, «^ p. . ^ Gcrymd door c. H o o Gefpeeld op d ' Amfteïdamfche Schouwburg. De laatfte Druk. t'A. M S T B R. D A M, Gedrukt by B R. o E R JANSZ BOU,M AN,Boekverl«joper't \tater, byde Ka;>el-ftceg. ANNO i66z. * Titelblad van Bredero's Spaansche Brabander" (1617) merkwaardig om de afbeelding der beide hoofdpersonen Jerolimo" en Robbeknol" Te Amftcldam, by de Erfden: van Jacot Lefcaitie, op den Middcldam, iiacflde Vismarkt, in'tjaei 169$-. Titelblad van een late uitgave van Hooft's Warenar", waarop Warenar" zijn pot met geld op het ellendige kerckhof" begraaft (1695) Wij lagen allen onze Injftruroenten neder, en vormden een kring om laar, en het Clavier: Het muziekpartijtje uit de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart", van Wolff en Deken (1782) Illustratie van J. W. Kaiser bij Potgieter's Liedekens van Bontekoe" (1840) wat hebben de leerlingen aan de enkele af beeldingen van schilderijen en gebouwen, waarbij het verband met de letterkunde al thans niet voor de greep ligt ? En wordt dat weinige daardoor niet overtollig? Dit bezwaar daargelaten, voldoet de atlas in het algemeen bijzonder. Met smaak is alles verzameld en ook gerangschikt; aan de technische uitvoering is zeer zeer veel zorg besteed. De jongelui van tegenwoordig krijgen leermiddelen in handen, waarvan wij niet hebben kunnen droomen. Zulk een atlas moet het aardigste prentenboek zijn, dat men aan gymnasiasten en hoogere burgers kan geven. Zoo ongemerkt leeren zij zien en tevens opmerken; zij worden daarbij ge steund door de aanteekeningen, die overal, gelukkig niet te uitvoerig, worden gegeven. Ook zijn de verzamelaars bij hun arbeid in den regel zeer gelukkig geweest. Zij hebben inderdaad gegeven wat merkwaardig en karakteristiek was. Waar geen Nederlandsen exempel was te geven, zpoals bij het middeleeuwsch tooneel, kozen zij terecht een buitenlandsch. Slechts hier en daar kan men aarzelen met zijn instemming. Wat doet in een platen atlas der Nederlandsche letterkunde een afbeelding van Plantijn's winkel? Behoort een gewoon vertaald getijdenboek tot de Nederlandsche letterkunde ? Moet de Wandelende Jood, nog wel naar een houtsnede uit het begin der vorige eeuw, hier ook al optreden ? Behoort Hoffman von Fallersleben hier eigenlijk wel thuis niet tegenstaande al zijn verdiensten voor onze middeleeuwsche letterkunde ? Maken de liedjes van Matthias Claudius deel uit der Nederlandsche letterkunde, al zijn zij dan ook door Tollens vertaald ? Zoo zouden nog meer vragen zijn te doen. Maar zij doen den indruk niet te niet, dat wij hier een uit nemend verzorgd en voortreffelijk uitgevoerd wetenschappelijk prachtwerk voor onshebben, waarmede wij n de bewerkers n den uit gever en ten slotte niet het minst onze jeugd mogen gelukwenschen. BRUGMANS Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen., Illustratie bij Hier. v. Alphen De Pruimeboom" llimlIIIIHIIlminmlIllllnmflnlHItMtHimMIlmHIHMIIHMIlmlMM IIIIIIIMIIIIIIIllllllMIIMIIIIIIHItllllMIIIHHIIIMIIIIIIIttimlIlllHIIIIIIHmlIIIIIIIIMIHIIIttlllHIIIIIIUIII Ant. Derkzen van Angeren BIJ ElSENLOEFFEL AMSTERDAM Van Angeren etst zoowel de figuur als het landschap. Het stadsgezicht trekt hem; met ijver-legt hij zich toe op de weergave van de deelen der schepen, van de rijkversierde voorstevens, die hij als stillevens ziet. Hij zoekt, inwoner van Rotterdam geworden, het spoelend spel der golflijnen en der water beweging ; geestig verdeelt hij in menige notitie op de plaat de watervlakten door de donkere rompen. Dit zijn de onderwerpen die ge bij hem vindt. Hoe is van Angeren's zicht op deze dingen van zijne beschouwing ? De figuur heeft hij, een tijdlang zeker, in den eersten vollen drift zijner uiting tragisch gezien, tragisch gevoeld, tragisch gewild. Hij heeft toen de vrouwen ge-etst (in een gedempt gamma) die, pas gestorven, haar gezichten, als moede dieren, naar den muur keerden en een zwaren eenvoud toonde hij bij lijdend wezen. Hij maakte toen de vrouw met het schonkige gezicht, die in haar shawl staat als in een dik, rouw-rijk, kleed, en die niet teontkennengrootschheid steeds opnieuw vertoont. Ik meende dat hij hierin verder zou gaan; er waren veel psychische vondsten te doen, en ik zag in hem den etser van de cadavers der moede menschen, die in het wijde licht der groote operatiezalen lagen, stoutmoedig en meedoogenloos vertoonden ontkleed, onthuld door dat licht en toch ver sierd met den bizarren trots en eenzaamheid van den dood. Dit werk, dat hem wachtte (en wacht?) heeft hij tot nu toe niet ge maakt; deze schoonheid ontging hem. Gansch? Niet geheel stierf deze trek in hem; tragisch zijn tot nu toe de slapende figuren altijd bij hem. De menschen liggen, als weggewprpen, afgekeerd van het leven neer, en ze zijn, als zijn dooden waren, moede dieren in een gedachteloozen slaap. Bij deze beschouwing behoorden zijn Zonnebloemen". Barbara van Houten heeft n keer deze bloemen wellicht rijker gemaakt, maar van Angeren heeft ze, lenig ze modelleerend, met begaafdheid ge zien als zijn gestorvenen. Het Landschap, dat hij in die periode maakte, overtrof niet wat hij nu maakt. De scholende oefening is hierin duidelijk. De bekoring van de lijn is groot. Niet de vorm (de drie afmetingen), door licht en schaduw gegeven, is bij Van Angeren het volledigst; in lijnen kan hij zuiverder hem, in een schrijvenden trek, uitdrukken. Hij heeft de graphische schoonheid van den etser aan :zich. Hij voelt zich geheel vrij wanneer hij zich zó, op die immer wakkre gave, kan laten gaan. En daar-uit zijn deze laatste jaren een groot getal etsen ontstaan, die, niet alle diepzinnig, dikwijls frisch zijn, dikwijls meer, en zoo goed als altijd eigen. B. Deze tentoonstelling bij Eisenloeffel geeft Van Angeren geheel. Ge vindt hier de tragische figuren, die ik prees; de zonne bloemen, de landschappen, het riviergezicht, de interieurs, het eene subtiele zelfportret, dat indertijd geheel zijn wezen uitdrukte. Ge vindt hier een juisten eerbied voor 't eigen werk, die niet aan anderen, willekeurigen haast, 't drukken overlaat, maar zich zelf aan de pers zet en aan 't vliegwiel draait, opdat de afdruk juist zou geven, wat de etser won. Ge vindt hier dus zoo zuiver mogelijk geconstateerd uit alle zijne perioden hoe hij was, werd, en is. Ge vindt hier en daar zijn fout (geen sterk modélë); ge vindt overal een spontaneïteit en een lijnen gratie. Ge vindt een subtiele, ontroerde, die zich eerder en beter in 't zwart-en-wit der etskunst uit kan drukken dan in schilderwerk en waterverfteekening. Ge vindt een talent van een werkelijken teekenaar, die een voudig, en eigen aard volgend, zich geeft en die diep genoeg is van geest om te wekken tot beschouwing en vlot genoeg van wezen en techniek om te bekoren. PLASSCHAERT *** De Vries Lam IN VOOR DE KUNST", UTRECHT Ge vindt in dit werk van de Vries Lam noch de rijk-geschakeerde kleur noch het wijd- en weidsch-deinend spel der lijnen. De geest overwint de stof niet, en dit maakt het werk, hoewel eigenaardig, niet tot iets belangrijks. De schilderijen en waterverfteekeningen vertoonen een persoonlijkheid, maar die kracht mist, en iets zich kops wat ze niet voldoende vol-einden kon. Hiermee zijn niet de snel-geschilderde impressies gemeend van stad en buiten, maar die werken, die zich voordoend als schilderijen (bezonken n-heden), te schamel zijn van inhoud om als zoodanig te kunnen gelden. Lam wilde in deze voorstellingen van de kleurige kleine Hollandsche steden, van ach terbuurten, en havens breedheid, liever nog zij gezegd grootschheid vertoonen bij een voud. Hij zocht dit in een gering aantal, dus groote, vlekken kleur van ne waarde, telkens tegenover dergelijke andere gesteld, maar noch was de inhoud van zijn kleur daartoe voldoende noch was de kleur daartoe zuiver genoeg (zij is te dikwijls troebel). Tot het beste werken behooren hier, in Utrecht, die werken, die winter- en herfst tijd voorstellen. Daar is doorschijnendheid in, en voldoende lenigheid in het modélé. PLASSCHAERT Dankmeyer (ESHER SURREY) DEN HAAG Dankmeyer is een schilder, wiens werk vol is van een gemakkelijk scherp-opgejaagde ontroering. Hij is zenuwrijker dan de Bock (wiens invloed hij ondervond); zijn kleur v/ijst dit aan. Deze kleur is brillanter; zij heeft gewaagde groepen, en stoutmoedige oranjes, vooral in den laatsten tijd. Het is in deze periode of alles zich in hem verhevigt. De werkwijze is natuurlijk analoog aan deze snelle opgejaagdheid. Zij maskeert haar toets niet, noch haar soms haast gediviseerd kleuren-spel. Zij is oprecht en dadelijk, maar niet beheerscht. Dit is het te-kort in dezen schilder. En dit te-kort is niet klakkeloos op te heffen. Toeleg hierop is niet mogelijk. Dit ging tegen den aard. Dankmeijer leeft van een bloemrijk impressionisme, vol ken merken van spontaneïteit. Er is echter teederheid in het werk. De luchten, zedig soms, soms vlietend van schakeering wijzen dit uit en toonen dit aan. Op zijn best is deze schilder (ziehier zijn Zoneffecten etc.) een fleurig schilder; impressionist; een spontane, wiens kleur rijk genoeg is, om soms hem, naast te haastig en te ongeordend werk, te waardeeren. PLASSCHAERT K * 5f Studie en Schilderij I Het is opmerkingswaard, hoe tegenwoordig aan de studie meer waarde wordt toegekend dan voorheen. Niet alleen door een deel van het publiiek en niet het minst met kunstzin begaafde deel maar ook door de schilders. Ik bedoel niet enkel de waarde der studie, als materiaal te hunner leering maar vooral de... handelswaarde. Of de oude meesters buitenstudies plach ten te maken, durf ik niet bevestigen. In elk geval zijn ze niet tot ons gekomen en ik herinner mij geen landschappen uit de oude school, gestoffeerd met schilderende figuren. Wel met personen voorzien van een schetsboek. Pen- en potloodteekeningen, buiten gemaakt, zijn ons bij massa's uit vroegere eeuwen overgeleverd. De voormannen der Haagsche school schilderden wél buiten. De meesters uit de Barbizon-school waren hun ook in deze tot opwekkend voorbeeld. Het terug naar de natuur" kon als strijdkreet tegen het academische gelden als hun kunstbeginsel. Alleen, zij beschouwden de buitenstudie met een ander oog, dan de latere schilders. Tenminste onze groote meesters, Israëls, de Marissen, Mauve e.a., betrachtten haar uit sluitend als materiaal tot eigen leering en gebruik. De studies kwamen niet uit het atelier. Tenzij vrienden en kennissen er de hand op wisten te leggen. De argeloosheid van onze groote meesters ging zoo ver, dat zij pas na de vrienden en kennissen er zich van bewust werden, dat een studie van hun hand en die zij in hun onschuld, op verzoek, van hun handteekening voorzagen verkoopwaarde had. In welk een mate ze voor waardeloos werden gehouden, verraadde reeds het feit, dat ze niet eens op doek, maar op papier (een weliswaar voor olie verfschildering gepraepareerd papier) werden geschilderd. De eerste, voor zoover ik weet, die van zijn schilderstudies een tentoonstelling heeft ingericht, is Th. de Bock geweest, de eerste ook, die ze in een geprijsden catalogus ten verkoop aanbood, in Arti in 1887. Het is geen louter toeval, dat De Bock hier is voorge gaan. Hij was ontegenzeggelijk een begaafd schilder en zijn werk is mij zeer lief. Tot de tweede generatie van de moderne Haag sche school behoorende, stond hij onder den directen invloed der meesters, die haar heb ben ingewijd. Van hun glorie straalt de weer schijn op zijn werk af. Waar deze meesters hunne kunst, van den grond af hadden opge bouwd, door eigen kracht en niet zonder strijd, zich ontworstelend aan de traditie (door eigen kracht maar toch gestuwd door invloeden en stroomingen van buiten), kon De Bock dadelijk zijn voordeel doen met wat zijn onmiddellijke voorgangers en tijdgenooten zich hadden veroverd. Hij leefde en werkte, als ware 't onder hunne hoede en dat dit invloed heeft gehad op zijn vorming, zijn ontwikkeling, zijn groei, kan niet bevreemden. In kracht, in sterkte, is hij de mindere gebleven van zijn meesters. En hoewel zijn werk een eigen stempel draagt, is zijn kunstenaarsnatuur niet tot een zoo diepe bezonkenheid gekomen, als die zijner groote voorgangers, wier geest in den zwaarder strijd om met zich zelf tot klaarheid te komen, heviger is beroerd geworden. Om kort te gaan: toen De Bock zijn studies het publiek kwam aanbieden, gaf hij daarmede onwillekeurig de draagkracnt aan van zijn talent. Het was alsof hij wilde zeggen : In mijn studies spreek ik mij het geluk kigst uit. Ik bezit niet in voldoende mate de machtige beheersching van de stof, de geestelijke bezonkenheid, om schilderijen voort te brengen, waarin de elementen uit de natuur zijn verwerkt tot een in zichzelf volkomen eenheid, met een onwrikbaar evenwicht in de kleurverhouding en de ver deeling der massa's, zó, dat ze, in weerwil van den samenhang en de logische ont wikkeling der deelen, nochtans in volle vrijheid schijnen te zijn geboren; nergens de makelij doen bespeuren, maar in alles zijn, gelijk zij niet anders wezen mogen!" Inderdaad: in De Bocks schilderijen is menigwerf iets gecomposeerds, iets zwaars, iets ondoorschijnends, iets massiefs. Zijn studies daarentegen, bezitten een zuiverheid en pittigheid van kleur, en tegelijk een prach tige gedragenheid van klank in het kleurakkoord, waarop zij zijn gebouwd, die er een ongemeene bekoring van doen uitgaan. Daar bij toonde De Bock een fijnen smaak in het kiezen van de gevallen, die hij op het doek bracht en bij uitstek het talent om zijn sujet, het brok natuur, dat hem inspireerde, af te ronden; aan zijn studies een zekere compleetheid te geven, die ze, in de lijst gezet, een allervoordeeligst aspect verleenen. Een studie, een buitenstudie, neemt allicht iets in zich op van de frischheid van het buiten, onder welks directe inwerking zij ontstaan is, waarbij dan ook de gelukkige invloed komt van het tot hooge spanning opgevoerde schildervermogen, dat zich nood zakelijk uitspreekt in de uitstorting op het doek van den indruk van het natuureffect, hetwelk snel gepakt wil zijn, omdat het snel vervliegt. In de buitenstudie geeft de kun stenaar zich in zijn zuivere drift. De buiten lucht waait er door; het buitenlicht schijnt er in. Aan het in het atelier vervaardigde schilderij heeft in niet geringe mate het handwerk deel; het handwerk, dat alleen bij de groote meesters de genieën los is van het ambachtelijke omdat het van hun scheppingskracht een onderdeel is, er mee is saamgegroeid; de natuurlijke uiting is van hunnen schildersgeest en als zoodanig mede den stijl van hun werk bepaalt. Maar vooral, wie buiten schildert, zit er om zoo te zeggen: midden in! Hij voelt het buiten; de natuur omluwt hem; haar koude of warme adem strijkt hem langs de slapen. Het gaat van buiten naar binnen. In het atelier is het andersom. De kunstenaar is er op zich zelf aangewezen. Het moet alles uit hem schijnen ; van binnen naar buiten ! H. L. BERCKENHOFF Boekenveiling Van 15 tot 24 Maart zal bij de firma Burgersdijk en Niermans Templum Salomonis" te Leiden eene omvangrijke auctie plaats hebben. De catalogus (4900 nrs.) vermeldt een bijzonder belangrijke verzameling kostbare periodieken.standaard werken, nieuwere hand boeken, zeldzame uitgaven en curiosa op het gebied der geneeskunde en aanverwante vakken, chemie, pharmacie, wis- en natuur kunde, zeevaart, krijgswetenschap, dier- en plantkunde, landbouw en delfstofkunde, p. m. afkomstig uit de nalatenschappen van wijlen D. G. W. Bruinsma, arts, bekend hygiënist en landbouwkundige, prof. Jonathan Hutchinson, arts te Londen; D. B. J. Goossens, leeraar in de physica aan de H. B. S. te Leiden enz. De bezichtiging is 12 en 13 Maart.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl