Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Maart '15. No. 1968
3o. het feit, dat behalve de sub 2 ge
noemde mindere vraag voor de behoeften
van den eigen handel, de handel met de
vijandelijke staten, waarvoor in den regel
belangrijke financieele accomodaties gevor
derd werden thans geheel stil staat en
die accomodatie dus niet vereischt wordt;
4o. het in werking treden van de nieuwe
Amerikaansche bankwet, waardoor Amerika
in s(aat gesteld wordt niet alleen in haar
eigene credietbehoeften, die vroeger hoofd
zakelijk te London moesten bevredigd worden,
uit eigen middelen te voorzien, maar boven
dien nog financieele faciliteiten kon verleenen
aan andere landen, die anders op de
Londensche markt waren aangewezen;
5o. de beperking van beurstransactiën,
die eene sterke inkrimping van het voor de
behandeling dier transactiën benoodigde
marktkapitaal tengevolge had;
60. de bijna algeheele staking van uit
giften van buitenlandsche fondsen, terwijl
bovendien in zekere mate bestaande buiten
landsche fondsen op vervaltijd afgelost zijn.
7°. het feit, dat de uitgifte der groote
Britsche oorlogsleening van 350 millioen
(ruim vier milliard guldens) slechts weinig
geld aan de markt onttrokken heeft, omdat
de opbrengst daarvan weder onmiddellijk
besteed is tot aankoopen van voorraden en
dus weder naar de markt teruggevloeid is.
Zooals reeds hierboven opgemerkt, gelden
deze zeven omstandigheden in meerdere of
mindere mate ook voor andere markten en
dus ook 'voor de onze. Vooral de sub 2,
5, 6 en 7 genoemde punten, zijn Ongetwijfeld
van grooten invloed op de schijnbare ruimte
aan onze geldmarkt. Wel kan van hier niet
gewaagd worden, als van Londen, dat de
invoerhandel bijna uitsluitend ten behoeve
der regeering geschiedde, maar de wijzi
gingen in onzen buitenlandschen handel
sedert het intreden van den oorlogstoestand
hebben toch ten aanzien der geldmarkt een
soortgelijk effect gehad. Terwijl toch in nor
male tijden de handel in het buitenland voor
een deel met crediet-verstrekking moest
geschieden, heeft zich thans een enorme
uitvoerhandel in levensmiddelen en andere
benoodigdheden ontwikkeld, die in hoofdzaak
a contant of zelfs bij vooruitbetaling ge
schiedt en dus aanmerkelijk geringere eisenen
aan de geldmarkt stelt.
De beperking van beurstransactiën is
omdat onze beurs niet dezelfde Internationale
beteekenis heeft als de Londensche mis
schien niet van zoo sterken invloed geweest
als daar, maar is toch een factor van be
teekenis. Wel zijn door de blokkade van
loopende prolongatieposten groote bedragen
meer blijvend vastgehouden, maar wat er
van de oude posten afgelost is, is slechts
voor een klein deel herbelegd, eensdeels om
dat de geldgevers kieskeuriger zijn geworden
bij het uitzetten van gelden, maar hoofdzakelijk
omdat bij de bestaandeonzekerheid, de lust om
nieuwe speculatieve engagementen aan te
gaan zeer gebreideld is. M. a. w. de min
der goede debiteuren kunnen en de goede
willen thans geene faciliteiten erlangen.
Ofschoon de uitgifte van nieuwe buiten
landsche fondsen hier te lande niet officieel
stop gezet ,is was er toch ook hier sedert
Augustus van buitenlandsche emissiën van
eenige beteekenis geen sprake, terwijl boven
dien de sedert ingevoerde maatregel, waarbij
stukken na l Januari gezegeld niet
leverbaar verklaard .zijn, er toe zal mede
werken om den aanvoer van reeds bestaande
buitenlandsche fondsen, langs de gewone
arbitrage-kanalen, zoo niet geheel onmogelijk
te maken, dan toch aanmerkelijk te reduceeren.
En wai de uit de regelmatige aflossingen
van bestaande leeningen vrij komende gel
den betreft, dit is een factor, waarvan de
beteekenis niet onderschat mag worden. Het
heeft mij aliijd eenigszins bevreemd, dat,
terwijl toongevende buitenlandsche finan
cieele bladen, als the Economist en de
Moniteur des Interets Materiels op gezette
tijden overzichten gaven van de nieuwe
emissiën kapitaalsvastlegging voor het
jaar, men nimmer getracht heeft statistieken
te verzamelen omtrent de vermindering van
Gedraag je netjes
Het is er; het, waarop ons volk reeds zoo
lang heeft gewacht; het boek, waaruit je
kunt leeren, hoe kinderen en dus ook groote
menschen zich behooren te gedragen. Ach
ja, ons volk is berucht om de wijze, waarop
het zich in gezelschap gedraagt; onze jeugd
gooit menschen, die een beetje ongewoon
gekleed .zijn met dingetjes na, waarvan de
geur verre van verkwikkend is. Niet alleen
in de achterbuurten, maar ook in de fat
soenlijke, ja zelfs deftige wijken van onze
steden en dorpen loopt men te hoop, als een
man met een Turksche muts of een vrouw
met sandalen rondwandelt en zelfs onze
toch al zoo bekende Javaantjes van de Maat
schappij Nederland moeten, helaas, nogal
te veel ondervinden, dat een goed gewasschen
bruine huid hier te lande minder bewon
deraars heeft dan de meest verwaarloosde
blanke dito. Het najouwen, het met steenen
of vuil gooien, het hinderen van fiets- en
autorijders is meer inheemsch dan een van
ons allen lief is.
Knappe en minder knappe koppen hebben
zich afgetobd om aan dat kwaad een einde
te maken en de slechte manieren van onze
jeugd door een meer begeerlijke welge
manierdheid te doen vervangen. Een
Tuchtunie is zelfs opgericht, die de Kamers en
den Minister van Binnenlandsche Zaken te
hulp roept, om Barbaarsch Nederland"
u weet nog wel van Harderwijk verleden
jaar met die Fransche auto van dat wei
nig verheffende epitheton te bevrijden. Maar
de middelen door deze Tuchtunie aangegeven,
o.a. een circulaire van den Minister van
Binnenlandsche Zaken aan school-, kerk- en
gemeentebesturen, als waarop is aangedron
gen, schijnen niet doeltreffend genoeg te zijn.
Wie zal ons Nederlanders nu toch van al die
narigheid verlossen ? heeft menig
welmeenend man en vrouw zich zeker herhaaldelijk
afgevraagd, ongeloovig dat ooit deze in
vertwijfeling geslaagte zucht niet meer op
de lippen zou behoeven te komen.
Maar thans, het wonder is geschied. De
firma P. Visser Azn. te Haarlem, gezegend
zij haar naam, heeft een boekje uitgegeven,
waaruit onze leerzame jeugd, zooals dat in
ouderwetsche geschriftjes heette, zich de
welgemanierdheid kan eigenmaken.
Werd hierboven de naam der firma ge
zegend, drievoud gebenedijd is natuurlijk
de naam van de schrijfster; een naam, die
weldra op de lippen van alle opvoeders,
onderwijzers, ouders enz., enz. zal zweven
schuld door uitloting of verplichten inkoop,
in den loop van het jaar. Ik zelf heb wel
eens getracht, een dergelijke statistiek op te
maken, maar kon het werk bij gemis aan
volledige gegevens niet voltooien. Toch ben
ik, voor zooverre ik uit de mij bekende
gegevens kan nagaan, tot de overtuiging
gekomen, dat er jaarlijks voor minslens een
milliard guldens maar vermoedelijk zeer
veel meer aan diverse schuldsoorten
geamortiseerd wordt.
Men kan dus nagaan, van welke beteekenis
die schulddelgingen moeten zijn in tijden,
wanneer de aldus vrijkomende gelden niet
weder voor herbelegging in aanmerking
komen.
Wat eindelijk het sub 7 genoemde punt
aangaat, hoewel vermoedelijk niet precies in
dezelfde mate, is dat ook van toepassing op
onze leening van f 275 millioen. Hetgeen
daarvan aan den eenen kant aan de markt
onttrokken is, wordt daaraan weder aan den
anderen kant toegevoerd door de afbetaling
van het schatkistpapier en het wekelijks ten
gevolge van de mobilisatie weder in omloop
gebrachte geld. Reeds nu is het saldo tot
f 51 ys millioen ingekrompen. Straks zal het
wel weder wat aangevuld worden uit de
opbrengst derNederlandsch-Indische leening,
maar uit de, deze week voor het eerst ver
schenen, wekelijksche opgaaf blijkt, dat er
behalve in de gewone behoeften ook nog
moet voorzien worden in ca. 29 millioen
toegezegde voorschotten aan gemeenten en
provinciën.
Blijkt uit het bovenstaande, hoe de
oeconomie van de door den oorlogstoestand
ontstane financieele behoeften tengevolge
heeft, dat hetgeen met de eene hand aan de
markt ontnomen wordt, daaraan weder met
de andere hand wordt toegevoerd de groote
vraag is en blijft, hoe zal dit alles weder
recht gezet worden, wanneer de vrede ge
sloten is? Hoe zal de inflatie van ruilmiddelen,
thans door regeeringen en centrale banken
in de hand gewerkt, moeten ingekrompen
worden en hoe zullen wanneer dan tegelijker
tijd nieuwe en groote eischen aan de geldmarkt
gesteld moeten worden, om de door den
oorlog geslagen wonden te herstellen, en het
normale oeconomische raderwerk weer aan
den gang te brengen, die eischen bevredigd
kunnen worden?
J. D. SANTILHANO
VII
Gewend aan het Forum Romanum; blanke
en purperen en violette gewaden;
vleeschlevende lijven; zon, zon go^d-glorende over
groene cypressen en wit-marmeren zuilen,
voel ik mij hier als een natte kat.
Het is Maart en middag. Kil-natte sneeuw
druilt neer. Grauw weifelt het daglicht en
de straten zijn trieste gangen tusschen muren
van doode hnizen, waarin de ramen droef
staren. De mannen donker en met beenen
strak van broekspijpen; de vrouwen vorm
loos onder zwartekoepels van regenschermen;
alle als poppen, die zijn opgewonden.
't Is een nachtmerrie. Geen watm-levende
kleuren, als ginds in Rome, noch het rythme
der natuurlijke beweging, in welke de men
schen lust hebben. Onwezenlijk al die sigaren
winkels en wonderlijke, uit zich zelf voort
glijdende, sierlooze tram-bonken. Onwezenlijk
het stille donkere water in de grachten en
de kale boomgedaanten, in rijen, als ge
vangenen.
Ik werk de stad af, gelijk gij Amster
dammers Parijs met een Baedeker neemt.
Men heeft mij ook gezegd een avond te gaan
naar het Concertgebouw, voor ingewijden
kortweg Gebouw geheeten. Om niet altijd
een bende jongens achter mij aan te hebben,
als de naam van eene, die ons volk de
heerlijkste diensten heeft bewezen, wier
werken en streven reeds bij 't leven met
een foto in alle geïMustreerde tijdschriften,
met een prentbriefkaart, met een naam voor
een of ander gebakje, in n wourd met
alles wat men voor zulk een auteur over
heeft, moet worden beloond.
Deze naam is die van Jonkvrouwe H. A.
Rappard. Zij heeft het boekje geschreven,
dat tot titel draagt: Gedraag je netjes!"
Een zekere meneer Blekkink, hoofd eener
school te Leiden, zooals hij onderteekent,
heeft het geesteskind der jonkvrouwe aan
de wereld voorgesteld meteenige welwillende
woorden, waaruit echter twijfel spreekt, of
hij zelf het boekje wel zoo heel mooi vindt.
Hij zegt n.l. in zijn voorwoord:
Niemand toch zal de waarde van goede
manieren in twijfel trekken, of haar aanprij
zing bij de kinderen van ons volk overbodig
achten. Slechts over de wijze, waarop men
daarbij te werk zal moeten gaan, kan men
met de schrijfster van meening verschillen.
Men kan zicli op het standpunt stellen, dat
goede manieren niet uit een boekje, maar
uit het leven zelf geleerd moeten worden.
Dit mag tot zekere hoogte waar zijn, zeker
is het evenwel ook, dat in vele gezinnen
het aankweeken ven goede manieren achter
wege blijft, en dan komt het mij wenschelijk
voor, dat de school het ontbrekende zooveel
mogelijk aanvult. En dit is de bedoeling van
dit werkje."
Zeker, geachte heer Blekkink, over de wijze,
waarop goede manieren moeten geleerd
worden is heel wat te zeggen en nu lijkt
de eenigszins eenzijdige manier", zooals
gij zelf het verder noemt, mij allerminst
geschikt, om het doel te bereiken. Toen ik
het boekje doorgeworsteld had, had ik zulk
een wee gevoel, dat ik dreigde van louter
lessen in netheid onpasselijk te worden.
Wat wil de schrijfster toch in haar boekje
van honderd bladzijden druks in haar er
barmelijk laag-bij-den-grondsch stijltje aan
onze kinderen leeren ? Ik weet het niet. Wie
de dertien lesjes doorgelezen heeft, moet,
dunkt mij, bijna even wijs zijn, als toen hij
begon.
Het begint met Moeders spaarpot." Een
jongen vindt er een pretje in, de deuren der
huizen met een stuk krijt te bekladden. Een
heer heeft dat een paar maal tot zijn erger
nis gezien en gaat wat hij veel eer had
moeten doen op den bengel af, wien hij
dan o.a. toevoegt: ik ben blij, dat ik ein
delijk besloten ben een eind aan je schandelijk
De Wetenschap in het dagelijksche leven:
Het is de taak der wetenschap het welzijn der menschen te verhoogeu. Dit doet zij
onder anderen door, na nauwkeurig onderzoek, betrouwbare gegevens omtrent de waarde
van voedings- en genotmiddelen te verspreiden. Door de warme aanbeveling welke de
MA1ZEHA DURYEA
sedert mér dan een halve eeuw ongevraagd van de mannen der wetenschap ontving, heeft
dit product in het Nederlandsbhe huisgezin het volste burgerrecht verkregen.
Ben practische huisvrouw raadpleegt, vooral in den tegenwoordigen duren tijd, het
nuttige MAIZBNA DUBYBA Kookboekje, samengesteld door eene deskundige op het gebied
van kooken en huishouden.
Dit boekje wordt op aanvraag aan onderstaand adres gratis en franco toegezonden.
Corn. Products Co. S. A. Amsterdam.
heb ik mijn tunica afgelegd voor een
pandjespak, zwart met van achter-onder twee smaller
wordende repen, die fladderen kunnen en
waarin van onderen-binnen zakken, in welke
een enkele oude heer een zakdoek of
sigarenkoker bergt, die hij, indien noodig, er niet
zonder moeite en preoccupatie uitgrabbelt.
Het pandjes-pak geeft aan de mannelijke
gedaante iets van een vogel; kraanvogel als
het lichaam gedragen wordt door lange
beenen; gans, indien de beenen kort zijn
en het lichaam met een z.g. kippebuikje
uitpuilt.
Zulk een pandjespak draagt de plebejer,
zoowel als de patriciër, maar de patriciër
laat het uit, als de plebejer er in trekt. Het
stelsel is ingewikkeld. De beste.de aristo's,
draagt het pandje op een morgen-wandeling
en in dagelijksche bezigheid of
flesschentrekkerij, terwijl de vulgaris, gepand naar
een concert gaat, waar de homo patricius
die eerste of derde klasse reist of desnoods
beestenwagen, maar nooit tweede klasse
juist verschijnt of in zijn gewoon huisjasje,
het z.g. colbert-model, of in een z.g. smo
king, eveneens een soort billetikkertje, maar
met een breeden borst, wit-geplaveid met
een soort strak-gesteven glimmende plaat.
De verschillen zijn daarom zoo subtiel,
omdat men het hier zelf meer in de hand
heeft bij welke klasse of, stand men zich
wil indraaien. Vele, als zij niet op de vin
gers gekeken worden, grasduinen in een
hoogere maatschappelijke klasse en de kof
fiehuis-slaaf of barbiersjongen gaan op hun
vrijen dag naar een koffiehuis in een andere
buurt, laten de kellners vliegen als bezete
nen en beloonen hen daarna munificentissime.
Er zijn hier ook veel meer standen en
rangen. Zij zijn ook minder duidelijk
geteekend en afgeheind en hebben meer
tusschenen overgangsvormen. Behalve dan wellicht
de opperste tienduizend als het er zoo
veel zijn die zich, als de laatste der
Mohikanen scherper schrap zetten en elkaar
beter in de peiling kunnen houden.
Men kan hier met zijn eene been in den
eenen stand staan en met het andere in een
hoogere of lagere klasse, evenals hier ook
vele menschen, op alle manieren opgekale
faterd, met het eene been in het graf staan.
Staande in een lagere klasse kijkt men
tegen de hoogere met ontzag op en
van uit de hoogere geeft men iemand uit
de lagere een trap. Het dunkt mij, dat op
deze beurtelingsche wijze zich de fusio der
klassen metterdaad voltrekt.
Ook werkt men zich vaak tot een
hoospel te maken." En verder: denk je dat
een huiseigenaar zoo maar het geld heeft
om iedere week een deur over te verven,
als de een of andere kwajongen haar be
dorven heeft ?" Zoo blijft de heer, die een
hooggeplaatst ingezetene" blijkt te zijn,
nog een paar bladzijden doorzeuren, zonder
dat dit eenigen indruk op den ondeugenden
Piet maakt.
Laat ons erkennen, dat hier de schrijfster
zelfkennis blijkt te hebben. De volgende
week zal Piet echter bekeerd worden. Als
hij naar huis gaat, ziet hij een oploopje,
waarbij zijn moeder een hoofdrol speelt.
En nu kan ik de verleiding niet weerstaan,
om het slot van dit verhaal voor een deel
af te drukken:
Wat is er aan de hand, moe ?" vroeg hij
nieuwsgierig.
Ach, jongen, kijk nu toch eens, wat die
akelige jongens gedaan hebben," was
juffrouw's Poorters antwoord, terwijl zij naar
haar huisdeur wees, waarop met wit
krijt een paar diepe krassen waren gemaakt.
Piet durfde niets te zeggen en keek zwij
gend naar de beschadigde deur, terwijl zijn
moeder zich opnieuw tot haar buurvrouwen
wendde. Weet je wat nu het nare ervan
is ? dat mijn man nog een daalder meebe
taald heeft voor het verven van die deur in
het afgeloopen voorjaar."
En je mantel dan," zei mijn man, als
wij er nu een daalder afnemen, krijg je
het geld nooit bij elkaar; er zit toch
pas twee gulden vijftig in." O, dat komt
wel terecht," zei- ik, want ik wist, dat hij
het vreeselijk vond, als zijn huis er niet
knap uitzag en toen gaf hij toe en in Mei
is de deur geverfd. Dat is nu juist acht
weken geleden en kijk nu eens, is het niet
om te huilen ? Je zoudt die jongens ik weet
niet wat doen!"
Intusschen was Piet stil weggeslopen.
De woorden van den heer Verbeek hadden
hunne uitwerking op hem gemist en hem
onverschillig gelaten, maar nu, nu hij de
bedorven deur zag, waarvoor zijn moeder
haar gespaarde geld had gegeven, nu drong
het opeens tot hem door, wat hij gedaan
had. Hij liep naar den waterkant, stak de
hand in den zak, haalde er een pijpje krijt
uit, dat hij juist dien middag had gekocht
om er zijn vernielingswerk mee voort te
zetten, en wierp het in de gracht."
Jonkvrouwe H. A. Rappard, dat dit zaaltje
niet zoo mooi is, zal ik u niet het meest
ten kwade duiden, maar dat gij u verbeeldt,
geren stand op, maar tuimelt dan weer
omlaag, omdat je zuster trouwt met een
diamantslijper of je oom zich vergrijpt aan
de kas van een ander of aan een meisje uit
een tingel-tangel.
Men raakt ook in een hoogeren rayon
door een geaffecteerde spraak, een paar bruine
schoenen, een span paarden of omdat je
dochtertjes gaan op een bijzondere gouden
meisjesschool op een van de grachten; of
ook wel door brutaliteit of vernuft.
Schijnt het aan den eenen kant niet moei
lijk een ander een loer te draaien tot met
twee of drie klasse-graden toe; anderzijds
is het dikwijls een kortstondige vreugde.
omdat bij velen zich een instinct ontwikkeld
heeft om als het ware te ruiken in welke
kaste ge thuis behoort. Ge kunt u nog zoo
veel moeite geven om bepaalde vrienden en
familieleden te verdonkeremanen, men ziet
aan uwe overhemdsknoopjes, aan eene aar
zeling, aan te ver gedreven minzaamheid,
voornaamheid, vrijheid, dat ge tracht een
of meer standen te smokkelen.
Ik heb er gadegeslagen, die in het zweet
huns aanschijns zich opgewerkt hadden tot
distinctie en met zorg een groep vrienden
gefokt hadden, als een stal renpaarden, die
hun slechts glans konden bijzetten. Zij waren
op het punt een benting te nemen, maar op
het laatste oogenblik moesten zij wijken,
omdat zij niet op de soiree of receptie bij
de waren geweest of omdat zij niet
durfden liegen, dat zij de wel eens
ontmoet hadden.
. Aldus mijmerende ben ik niet verder ge
komen dan de deur van het Gebouw. Het
stomme blok steen zonder melodische lijn
tracht feestelijk te doen door veel licht, dat
door de venstervakken naar buiten in het
donker uitbreekt. Van alle kanten beenen
menschen haastig toe op de lichtopening
beneden. Rijtuigen bespannen met paarden
ratelen voor, maar meer nog auto's, wagens
zonder dieren, die ineens stil staan en doen
denken aan onthoofde schepselen.
PETRONIUS.
Rijm-Kronyck
I. L'art de la dentelle
(Naar aanleiding van een Conférence
bij Hirsch)
... Zooals een zoete voorjaarswind
de dorre twijgen komt doorwaaien,
... zoo klinkt zijn stem de tea-room door,
terwijl zeer gracelijk zijn fraai
iets van het leven van de gewone burger
en armere menschen te weten, en daarom
zulke dwaasheid als hierboven staat, laat
afdrukken, is toch al te erg. Dat gij dan
bovendien nog meent, daarmee n jongen
van zijn krasziekte te genezen, doet zien,
dat gij misschien wel eens het woord op
voeden gehoord hebt, maar van de zaak
even weinig begrip hebt, als Piet van het
kwaad, dat hij met zijn pijpje krijt deed.
Wij kunnen natuurlijk niet al de lesjes
zoo uitvoerig behandelen en wij zouden
ook vreezen het debiet voor den uitgever
te bederven. De volkszonden die verder
o.a. worden bestreden zijn: het niet uit den
weg gaan op straat voor een oudere persoon;
het niet-rechts houden op drukke wegen,
het op en van de tram springen, als de
wagen nog niet stil staat; het niet vegen
der voeten; het in een koektrommeltje grijpen,
als een ander nog bezig is, en nog eenige
andere.
Ja, hier moet ik toch nog even stilstaan.
Het omgaan met koekjes en taartjes schijnt
van het hoogste belang te zijn, want daarop
wordt eenige malen teruggekomen. Men
oordeele. Op blz. 33 lezen wij:
Hebben jullie zin om wat te snoepen ?"
vervolgde zij.
Als 't u blieft, mevrouw," antwoordden
beiden als uit n mond, waarop mevrouw
een trommeltje met koekjes te voorschijn
haalde en dit de meisjes voorhield. Lucie
stak de hand uit om een koekje te nemen,
maar Toos, die bang was, dat Lucie juist
dat ne verlangde, waarop zij zelf haar
zinnen had gezet, wachtte niet tot Lucie
klaar was, maar greep tegelijk met haar in
het trommeltje.
Foei, Toosje," kon mevrouw niet nalaten
te zeggen, waarop Toos een vreeselijke
kleur kreeg.
Ik ben blij, dat je zelf voelt, hoe onbe
hoorlijk het is, wat je daar deedt," vervolgde
mevrouw. Je moeder heeft je toch zeker
wel geleerd, dat men nooit tegelijk met een
ander iets uit een trommeltje, of uit een
schaal, of wat ook, nemen mag?"
Als de kinderen thuis komen, ontwikkelt
zich een gesprek, waarin hef volgende
voorkomt:
Je wilt toch niet zeggen, dat je tegelijk
met Lucie in het trommeltje hebt gegrepen?"
riep haar moeder verschrikt. Toos, Toos,
dat heb ik je nu toch zoo dikwijls onder
het oog gebracht. Nu zie je, wat er van komt,
als je niet oaar moeder luistert, dan moet
je het van een vreemde hoorcn. Zal je het
en welverzorgd-beringde hand
met 't ragfijn Brusselsch kant-kleed speelde,
en, suizend, als een lichte tocht,
zijn mond het causerietje kweelde.
Daar vór hem, waar de lampen glansen
op thee, kristal en appeltaart,
daar is 't publiek van Amstels vrouwen,
dat, zichtbaar vol ontzetting, staart
naar 't wufte, middelmatig schoone,
getijgerdaste jongemensch,
dat zoo pikant van kant kan spreken !...
Zoo vaag en grillig is de grens
van het reëele en de sage...
't is, of de vrouwenkleerenheer
de trage massa op wil dragen,
tot in een ijle kanten-spheer.
De dunne draad van zijn gedachten
rukt speels aan 't dood en zwaar gewicht,
van 't Hollandsch-zware en soliede,
dat in hun aller trekken ligt...
Dan zwijgt de man; het flonkerdraadje,
dat henv aan zijn publiek verbond,
knapt af... geëindigd is het praatje,
en zwaar rust op den zachten grond
des tearooms heel het oersoliede
der huisvrouw, en der brave lieden.
Dan komt de heer des modehuizes,
een traan in 't oog een handdruk bieden
aan den begaafden orateur.
Eén korte lichtstraal is getooverd
in 't hart der Amsterdamsche vrouw...
... de causerie heeft haar veroverd.
En Mr. Staart, zwaar van schreden,
gaat heen met zijne metgezellen,
der Belgen steun, het Toonbeeld van
de ware lard" de la dentelle.
En als een geest uit vroeger dagen
daalt Six de breede treden af...
... het is of ons zijn oogen vragen:
... vanwaar die onverdiende straf?
Straks zal hij thuis de kraag beschouwen,
die forschen mannenhals omplooit,
... en die bij Hirsch met thee en koekjes
en suikerpraatjes wordt bestrooid.
MELIS STOKE
iiiiiiiiiiniiiliiiiiiilMimi
Inhoud van Tijdschriften
De Levende Natuur, Maart '15: G. Wolda,
Kuituur van in 't wild levende vogels 1913
1914. Jac. P. Thijsse, Een verkenning in
Brabant.
nu nooit meer vergeten, Toosje ?" vroeg zij
het meisje op haar schoot trekkende. Denk
er dus aan: voeten vegen en nooit tegelijk
met een ander iets uit een trommeltje
nemen."
Jonkvrouw van Rappard, wat denkt gij
wel, dat de kinderen zullen zeggen, die zulk
een langdurig gekwebbel gelezen hebben
ik heb nog veel geschrapt over een zoo
onbeteekenende fout.
Verschooning, mejonkvrouw, voor 't woord
gekwebbel; het mocht u weer een reeks
lesjes in de pen geven voor een tweede
deeltje van Gedraag je netjes".
Op blz. 61 in een lesje over een school
feest, lezen wij:
Ik heb ook zoo iets ondervonden," ver
telde nu de vriendin, mevrouw Van Vuren.
Een van de meisjes, o, daar gaat zij juist,
dat meisje in de blauwe jurk, nam, voordat
ik het kon verhinderen en voordat haar buur
meisje nog klaar was, eerst met de eene hand
een taartje van den schotel en toen met de
andere nog een. Wat zeg je van zoo'n gul
zigheid ?"
Het lesje: Een prettige Zondag" brengt
natuurlijk weer taartjes.
Toen zij nog midden in hun spel waren,
verscheen mevrouw Schuier aan de tuindeur
en vroeg of de kinderen niet wat wilden
uitrusten en een glaasje limonade drinken,
voordat zij den langen terugtocht gingen
aanvaarden.
Kijk," zeide tante Dien een poosje later
met trots tot juffrouw Klaassen,,, kijk nu
eens hoe netjes onze kleine Dien zich ge
draagt. Emma zette haar mond, nog vet van
haar taartje, aan haar glas, maar Dien deed
dat niet, zij veegde behoorlijk met haar
zakdoek eerst haar mond af, zoodat er geen
vuile rand aan het glas kwam."
Wie is de taartjesbakker, die ons een
nieuw gebakje Gedraag je netjes" levert ?
Dat al de jongens en meisjes, die zich
netjes gedragen, beloond worden, spreekt
vanzelf; nu eens wordt er een huisknecht,
men zou zeggen, wat vreemde idealen houdt
mejonkvrouwe Van Rappard er op na
dan weer krijgen een paar een gouden tientje,
omdat ze met een dichten mond gegeten
hebben, maar wie van blz. l tot blz. 100
gelezen heeft en daarna in plaats van Ge
draag je netjes" niet het een of ander heel
niet gepaste woord heeft uitgestopten, is
van een vergevingsgezinder karakter dan ik.
TH. M. KETELAAR