De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 14 maart pagina 10

14 maart 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Maart '15. No. 1968 3o. het feit, dat behalve de sub 2 ge noemde mindere vraag voor de behoeften van den eigen handel, de handel met de vijandelijke staten, waarvoor in den regel belangrijke financieele accomodaties gevor derd werden thans geheel stil staat en die accomodatie dus niet vereischt wordt; 4o. het in werking treden van de nieuwe Amerikaansche bankwet, waardoor Amerika in s(aat gesteld wordt niet alleen in haar eigene credietbehoeften, die vroeger hoofd zakelijk te London moesten bevredigd worden, uit eigen middelen te voorzien, maar boven dien nog financieele faciliteiten kon verleenen aan andere landen, die anders op de Londensche markt waren aangewezen; 5o. de beperking van beurstransactiën, die eene sterke inkrimping van het voor de behandeling dier transactiën benoodigde marktkapitaal tengevolge had; 60. de bijna algeheele staking van uit giften van buitenlandsche fondsen, terwijl bovendien in zekere mate bestaande buiten landsche fondsen op vervaltijd afgelost zijn. 7°. het feit, dat de uitgifte der groote Britsche oorlogsleening van 350 millioen (ruim vier milliard guldens) slechts weinig geld aan de markt onttrokken heeft, omdat de opbrengst daarvan weder onmiddellijk besteed is tot aankoopen van voorraden en dus weder naar de markt teruggevloeid is. Zooals reeds hierboven opgemerkt, gelden deze zeven omstandigheden in meerdere of mindere mate ook voor andere markten en dus ook 'voor de onze. Vooral de sub 2, 5, 6 en 7 genoemde punten, zijn Ongetwijfeld van grooten invloed op de schijnbare ruimte aan onze geldmarkt. Wel kan van hier niet gewaagd worden, als van Londen, dat de invoerhandel bijna uitsluitend ten behoeve der regeering geschiedde, maar de wijzi gingen in onzen buitenlandschen handel sedert het intreden van den oorlogstoestand hebben toch ten aanzien der geldmarkt een soortgelijk effect gehad. Terwijl toch in nor male tijden de handel in het buitenland voor een deel met crediet-verstrekking moest geschieden, heeft zich thans een enorme uitvoerhandel in levensmiddelen en andere benoodigdheden ontwikkeld, die in hoofdzaak a contant of zelfs bij vooruitbetaling ge schiedt en dus aanmerkelijk geringere eisenen aan de geldmarkt stelt. De beperking van beurstransactiën is omdat onze beurs niet dezelfde Internationale beteekenis heeft als de Londensche mis schien niet van zoo sterken invloed geweest als daar, maar is toch een factor van be teekenis. Wel zijn door de blokkade van loopende prolongatieposten groote bedragen meer blijvend vastgehouden, maar wat er van de oude posten afgelost is, is slechts voor een klein deel herbelegd, eensdeels om dat de geldgevers kieskeuriger zijn geworden bij het uitzetten van gelden, maar hoofdzakelijk omdat bij de bestaandeonzekerheid, de lust om nieuwe speculatieve engagementen aan te gaan zeer gebreideld is. M. a. w. de min der goede debiteuren kunnen en de goede willen thans geene faciliteiten erlangen. Ofschoon de uitgifte van nieuwe buiten landsche fondsen hier te lande niet officieel stop gezet ,is was er toch ook hier sedert Augustus van buitenlandsche emissiën van eenige beteekenis geen sprake, terwijl boven dien de sedert ingevoerde maatregel, waarbij stukken na l Januari gezegeld niet leverbaar verklaard .zijn, er toe zal mede werken om den aanvoer van reeds bestaande buitenlandsche fondsen, langs de gewone arbitrage-kanalen, zoo niet geheel onmogelijk te maken, dan toch aanmerkelijk te reduceeren. En wai de uit de regelmatige aflossingen van bestaande leeningen vrij komende gel den betreft, dit is een factor, waarvan de beteekenis niet onderschat mag worden. Het heeft mij aliijd eenigszins bevreemd, dat, terwijl toongevende buitenlandsche finan cieele bladen, als the Economist en de Moniteur des Interets Materiels op gezette tijden overzichten gaven van de nieuwe emissiën kapitaalsvastlegging voor het jaar, men nimmer getracht heeft statistieken te verzamelen omtrent de vermindering van Gedraag je netjes Het is er; het, waarop ons volk reeds zoo lang heeft gewacht; het boek, waaruit je kunt leeren, hoe kinderen en dus ook groote menschen zich behooren te gedragen. Ach ja, ons volk is berucht om de wijze, waarop het zich in gezelschap gedraagt; onze jeugd gooit menschen, die een beetje ongewoon gekleed .zijn met dingetjes na, waarvan de geur verre van verkwikkend is. Niet alleen in de achterbuurten, maar ook in de fat soenlijke, ja zelfs deftige wijken van onze steden en dorpen loopt men te hoop, als een man met een Turksche muts of een vrouw met sandalen rondwandelt en zelfs onze toch al zoo bekende Javaantjes van de Maat schappij Nederland moeten, helaas, nogal te veel ondervinden, dat een goed gewasschen bruine huid hier te lande minder bewon deraars heeft dan de meest verwaarloosde blanke dito. Het najouwen, het met steenen of vuil gooien, het hinderen van fiets- en autorijders is meer inheemsch dan een van ons allen lief is. Knappe en minder knappe koppen hebben zich afgetobd om aan dat kwaad een einde te maken en de slechte manieren van onze jeugd door een meer begeerlijke welge manierdheid te doen vervangen. Een Tuchtunie is zelfs opgericht, die de Kamers en den Minister van Binnenlandsche Zaken te hulp roept, om Barbaarsch Nederland" u weet nog wel van Harderwijk verleden jaar met die Fransche auto van dat wei nig verheffende epitheton te bevrijden. Maar de middelen door deze Tuchtunie aangegeven, o.a. een circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken aan school-, kerk- en gemeentebesturen, als waarop is aangedron gen, schijnen niet doeltreffend genoeg te zijn. Wie zal ons Nederlanders nu toch van al die narigheid verlossen ? heeft menig welmeenend man en vrouw zich zeker herhaaldelijk afgevraagd, ongeloovig dat ooit deze in vertwijfeling geslaagte zucht niet meer op de lippen zou behoeven te komen. Maar thans, het wonder is geschied. De firma P. Visser Azn. te Haarlem, gezegend zij haar naam, heeft een boekje uitgegeven, waaruit onze leerzame jeugd, zooals dat in ouderwetsche geschriftjes heette, zich de welgemanierdheid kan eigenmaken. Werd hierboven de naam der firma ge zegend, drievoud gebenedijd is natuurlijk de naam van de schrijfster; een naam, die weldra op de lippen van alle opvoeders, onderwijzers, ouders enz., enz. zal zweven schuld door uitloting of verplichten inkoop, in den loop van het jaar. Ik zelf heb wel eens getracht, een dergelijke statistiek op te maken, maar kon het werk bij gemis aan volledige gegevens niet voltooien. Toch ben ik, voor zooverre ik uit de mij bekende gegevens kan nagaan, tot de overtuiging gekomen, dat er jaarlijks voor minslens een milliard guldens maar vermoedelijk zeer veel meer aan diverse schuldsoorten geamortiseerd wordt. Men kan dus nagaan, van welke beteekenis die schulddelgingen moeten zijn in tijden, wanneer de aldus vrijkomende gelden niet weder voor herbelegging in aanmerking komen. Wat eindelijk het sub 7 genoemde punt aangaat, hoewel vermoedelijk niet precies in dezelfde mate, is dat ook van toepassing op onze leening van f 275 millioen. Hetgeen daarvan aan den eenen kant aan de markt onttrokken is, wordt daaraan weder aan den anderen kant toegevoerd door de afbetaling van het schatkistpapier en het wekelijks ten gevolge van de mobilisatie weder in omloop gebrachte geld. Reeds nu is het saldo tot f 51 ys millioen ingekrompen. Straks zal het wel weder wat aangevuld worden uit de opbrengst derNederlandsch-Indische leening, maar uit de, deze week voor het eerst ver schenen, wekelijksche opgaaf blijkt, dat er behalve in de gewone behoeften ook nog moet voorzien worden in ca. 29 millioen toegezegde voorschotten aan gemeenten en provinciën. Blijkt uit het bovenstaande, hoe de oeconomie van de door den oorlogstoestand ontstane financieele behoeften tengevolge heeft, dat hetgeen met de eene hand aan de markt ontnomen wordt, daaraan weder met de andere hand wordt toegevoerd de groote vraag is en blijft, hoe zal dit alles weder recht gezet worden, wanneer de vrede ge sloten is? Hoe zal de inflatie van ruilmiddelen, thans door regeeringen en centrale banken in de hand gewerkt, moeten ingekrompen worden en hoe zullen wanneer dan tegelijker tijd nieuwe en groote eischen aan de geldmarkt gesteld moeten worden, om de door den oorlog geslagen wonden te herstellen, en het normale oeconomische raderwerk weer aan den gang te brengen, die eischen bevredigd kunnen worden? J. D. SANTILHANO VII Gewend aan het Forum Romanum; blanke en purperen en violette gewaden; vleeschlevende lijven; zon, zon go^d-glorende over groene cypressen en wit-marmeren zuilen, voel ik mij hier als een natte kat. Het is Maart en middag. Kil-natte sneeuw druilt neer. Grauw weifelt het daglicht en de straten zijn trieste gangen tusschen muren van doode hnizen, waarin de ramen droef staren. De mannen donker en met beenen strak van broekspijpen; de vrouwen vorm loos onder zwartekoepels van regenschermen; alle als poppen, die zijn opgewonden. 't Is een nachtmerrie. Geen watm-levende kleuren, als ginds in Rome, noch het rythme der natuurlijke beweging, in welke de men schen lust hebben. Onwezenlijk al die sigaren winkels en wonderlijke, uit zich zelf voort glijdende, sierlooze tram-bonken. Onwezenlijk het stille donkere water in de grachten en de kale boomgedaanten, in rijen, als ge vangenen. Ik werk de stad af, gelijk gij Amster dammers Parijs met een Baedeker neemt. Men heeft mij ook gezegd een avond te gaan naar het Concertgebouw, voor ingewijden kortweg Gebouw geheeten. Om niet altijd een bende jongens achter mij aan te hebben, als de naam van eene, die ons volk de heerlijkste diensten heeft bewezen, wier werken en streven reeds bij 't leven met een foto in alle geïMustreerde tijdschriften, met een prentbriefkaart, met een naam voor een of ander gebakje, in n wourd met alles wat men voor zulk een auteur over heeft, moet worden beloond. Deze naam is die van Jonkvrouwe H. A. Rappard. Zij heeft het boekje geschreven, dat tot titel draagt: Gedraag je netjes!" Een zekere meneer Blekkink, hoofd eener school te Leiden, zooals hij onderteekent, heeft het geesteskind der jonkvrouwe aan de wereld voorgesteld meteenige welwillende woorden, waaruit echter twijfel spreekt, of hij zelf het boekje wel zoo heel mooi vindt. Hij zegt n.l. in zijn voorwoord: Niemand toch zal de waarde van goede manieren in twijfel trekken, of haar aanprij zing bij de kinderen van ons volk overbodig achten. Slechts over de wijze, waarop men daarbij te werk zal moeten gaan, kan men met de schrijfster van meening verschillen. Men kan zicli op het standpunt stellen, dat goede manieren niet uit een boekje, maar uit het leven zelf geleerd moeten worden. Dit mag tot zekere hoogte waar zijn, zeker is het evenwel ook, dat in vele gezinnen het aankweeken ven goede manieren achter wege blijft, en dan komt het mij wenschelijk voor, dat de school het ontbrekende zooveel mogelijk aanvult. En dit is de bedoeling van dit werkje." Zeker, geachte heer Blekkink, over de wijze, waarop goede manieren moeten geleerd worden is heel wat te zeggen en nu lijkt de eenigszins eenzijdige manier", zooals gij zelf het verder noemt, mij allerminst geschikt, om het doel te bereiken. Toen ik het boekje doorgeworsteld had, had ik zulk een wee gevoel, dat ik dreigde van louter lessen in netheid onpasselijk te worden. Wat wil de schrijfster toch in haar boekje van honderd bladzijden druks in haar er barmelijk laag-bij-den-grondsch stijltje aan onze kinderen leeren ? Ik weet het niet. Wie de dertien lesjes doorgelezen heeft, moet, dunkt mij, bijna even wijs zijn, als toen hij begon. Het begint met Moeders spaarpot." Een jongen vindt er een pretje in, de deuren der huizen met een stuk krijt te bekladden. Een heer heeft dat een paar maal tot zijn erger nis gezien en gaat wat hij veel eer had moeten doen op den bengel af, wien hij dan o.a. toevoegt: ik ben blij, dat ik ein delijk besloten ben een eind aan je schandelijk De Wetenschap in het dagelijksche leven: Het is de taak der wetenschap het welzijn der menschen te verhoogeu. Dit doet zij onder anderen door, na nauwkeurig onderzoek, betrouwbare gegevens omtrent de waarde van voedings- en genotmiddelen te verspreiden. Door de warme aanbeveling welke de MA1ZEHA DURYEA sedert mér dan een halve eeuw ongevraagd van de mannen der wetenschap ontving, heeft dit product in het Nederlandsbhe huisgezin het volste burgerrecht verkregen. Ben practische huisvrouw raadpleegt, vooral in den tegenwoordigen duren tijd, het nuttige MAIZBNA DUBYBA Kookboekje, samengesteld door eene deskundige op het gebied van kooken en huishouden. Dit boekje wordt op aanvraag aan onderstaand adres gratis en franco toegezonden. Corn. Products Co. S. A. Amsterdam. heb ik mijn tunica afgelegd voor een pandjespak, zwart met van achter-onder twee smaller wordende repen, die fladderen kunnen en waarin van onderen-binnen zakken, in welke een enkele oude heer een zakdoek of sigarenkoker bergt, die hij, indien noodig, er niet zonder moeite en preoccupatie uitgrabbelt. Het pandjes-pak geeft aan de mannelijke gedaante iets van een vogel; kraanvogel als het lichaam gedragen wordt door lange beenen; gans, indien de beenen kort zijn en het lichaam met een z.g. kippebuikje uitpuilt. Zulk een pandjespak draagt de plebejer, zoowel als de patriciër, maar de patriciër laat het uit, als de plebejer er in trekt. Het stelsel is ingewikkeld. De beste.de aristo's, draagt het pandje op een morgen-wandeling en in dagelijksche bezigheid of flesschentrekkerij, terwijl de vulgaris, gepand naar een concert gaat, waar de homo patricius die eerste of derde klasse reist of desnoods beestenwagen, maar nooit tweede klasse juist verschijnt of in zijn gewoon huisjasje, het z.g. colbert-model, of in een z.g. smo king, eveneens een soort billetikkertje, maar met een breeden borst, wit-geplaveid met een soort strak-gesteven glimmende plaat. De verschillen zijn daarom zoo subtiel, omdat men het hier zelf meer in de hand heeft bij welke klasse of, stand men zich wil indraaien. Vele, als zij niet op de vin gers gekeken worden, grasduinen in een hoogere maatschappelijke klasse en de kof fiehuis-slaaf of barbiersjongen gaan op hun vrijen dag naar een koffiehuis in een andere buurt, laten de kellners vliegen als bezete nen en beloonen hen daarna munificentissime. Er zijn hier ook veel meer standen en rangen. Zij zijn ook minder duidelijk geteekend en afgeheind en hebben meer tusschenen overgangsvormen. Behalve dan wellicht de opperste tienduizend als het er zoo veel zijn die zich, als de laatste der Mohikanen scherper schrap zetten en elkaar beter in de peiling kunnen houden. Men kan hier met zijn eene been in den eenen stand staan en met het andere in een hoogere of lagere klasse, evenals hier ook vele menschen, op alle manieren opgekale faterd, met het eene been in het graf staan. Staande in een lagere klasse kijkt men tegen de hoogere met ontzag op en van uit de hoogere geeft men iemand uit de lagere een trap. Het dunkt mij, dat op deze beurtelingsche wijze zich de fusio der klassen metterdaad voltrekt. Ook werkt men zich vaak tot een hoospel te maken." En verder: denk je dat een huiseigenaar zoo maar het geld heeft om iedere week een deur over te verven, als de een of andere kwajongen haar be dorven heeft ?" Zoo blijft de heer, die een hooggeplaatst ingezetene" blijkt te zijn, nog een paar bladzijden doorzeuren, zonder dat dit eenigen indruk op den ondeugenden Piet maakt. Laat ons erkennen, dat hier de schrijfster zelfkennis blijkt te hebben. De volgende week zal Piet echter bekeerd worden. Als hij naar huis gaat, ziet hij een oploopje, waarbij zijn moeder een hoofdrol speelt. En nu kan ik de verleiding niet weerstaan, om het slot van dit verhaal voor een deel af te drukken: Wat is er aan de hand, moe ?" vroeg hij nieuwsgierig. Ach, jongen, kijk nu toch eens, wat die akelige jongens gedaan hebben," was juffrouw's Poorters antwoord, terwijl zij naar haar huisdeur wees, waarop met wit krijt een paar diepe krassen waren gemaakt. Piet durfde niets te zeggen en keek zwij gend naar de beschadigde deur, terwijl zijn moeder zich opnieuw tot haar buurvrouwen wendde. Weet je wat nu het nare ervan is ? dat mijn man nog een daalder meebe taald heeft voor het verven van die deur in het afgeloopen voorjaar." En je mantel dan," zei mijn man, als wij er nu een daalder afnemen, krijg je het geld nooit bij elkaar; er zit toch pas twee gulden vijftig in." O, dat komt wel terecht," zei- ik, want ik wist, dat hij het vreeselijk vond, als zijn huis er niet knap uitzag en toen gaf hij toe en in Mei is de deur geverfd. Dat is nu juist acht weken geleden en kijk nu eens, is het niet om te huilen ? Je zoudt die jongens ik weet niet wat doen!" Intusschen was Piet stil weggeslopen. De woorden van den heer Verbeek hadden hunne uitwerking op hem gemist en hem onverschillig gelaten, maar nu, nu hij de bedorven deur zag, waarvoor zijn moeder haar gespaarde geld had gegeven, nu drong het opeens tot hem door, wat hij gedaan had. Hij liep naar den waterkant, stak de hand in den zak, haalde er een pijpje krijt uit, dat hij juist dien middag had gekocht om er zijn vernielingswerk mee voort te zetten, en wierp het in de gracht." Jonkvrouwe H. A. Rappard, dat dit zaaltje niet zoo mooi is, zal ik u niet het meest ten kwade duiden, maar dat gij u verbeeldt, geren stand op, maar tuimelt dan weer omlaag, omdat je zuster trouwt met een diamantslijper of je oom zich vergrijpt aan de kas van een ander of aan een meisje uit een tingel-tangel. Men raakt ook in een hoogeren rayon door een geaffecteerde spraak, een paar bruine schoenen, een span paarden of omdat je dochtertjes gaan op een bijzondere gouden meisjesschool op een van de grachten; of ook wel door brutaliteit of vernuft. Schijnt het aan den eenen kant niet moei lijk een ander een loer te draaien tot met twee of drie klasse-graden toe; anderzijds is het dikwijls een kortstondige vreugde. omdat bij velen zich een instinct ontwikkeld heeft om als het ware te ruiken in welke kaste ge thuis behoort. Ge kunt u nog zoo veel moeite geven om bepaalde vrienden en familieleden te verdonkeremanen, men ziet aan uwe overhemdsknoopjes, aan eene aar zeling, aan te ver gedreven minzaamheid, voornaamheid, vrijheid, dat ge tracht een of meer standen te smokkelen. Ik heb er gadegeslagen, die in het zweet huns aanschijns zich opgewerkt hadden tot distinctie en met zorg een groep vrienden gefokt hadden, als een stal renpaarden, die hun slechts glans konden bijzetten. Zij waren op het punt een benting te nemen, maar op het laatste oogenblik moesten zij wijken, omdat zij niet op de soiree of receptie bij de waren geweest of omdat zij niet durfden liegen, dat zij de wel eens ontmoet hadden. . Aldus mijmerende ben ik niet verder ge komen dan de deur van het Gebouw. Het stomme blok steen zonder melodische lijn tracht feestelijk te doen door veel licht, dat door de venstervakken naar buiten in het donker uitbreekt. Van alle kanten beenen menschen haastig toe op de lichtopening beneden. Rijtuigen bespannen met paarden ratelen voor, maar meer nog auto's, wagens zonder dieren, die ineens stil staan en doen denken aan onthoofde schepselen. PETRONIUS. Rijm-Kronyck I. L'art de la dentelle (Naar aanleiding van een Conférence bij Hirsch) ... Zooals een zoete voorjaarswind de dorre twijgen komt doorwaaien, ... zoo klinkt zijn stem de tea-room door, terwijl zeer gracelijk zijn fraai iets van het leven van de gewone burger en armere menschen te weten, en daarom zulke dwaasheid als hierboven staat, laat afdrukken, is toch al te erg. Dat gij dan bovendien nog meent, daarmee n jongen van zijn krasziekte te genezen, doet zien, dat gij misschien wel eens het woord op voeden gehoord hebt, maar van de zaak even weinig begrip hebt, als Piet van het kwaad, dat hij met zijn pijpje krijt deed. Wij kunnen natuurlijk niet al de lesjes zoo uitvoerig behandelen en wij zouden ook vreezen het debiet voor den uitgever te bederven. De volkszonden die verder o.a. worden bestreden zijn: het niet uit den weg gaan op straat voor een oudere persoon; het niet-rechts houden op drukke wegen, het op en van de tram springen, als de wagen nog niet stil staat; het niet vegen der voeten; het in een koektrommeltje grijpen, als een ander nog bezig is, en nog eenige andere. Ja, hier moet ik toch nog even stilstaan. Het omgaan met koekjes en taartjes schijnt van het hoogste belang te zijn, want daarop wordt eenige malen teruggekomen. Men oordeele. Op blz. 33 lezen wij: Hebben jullie zin om wat te snoepen ?" vervolgde zij. Als 't u blieft, mevrouw," antwoordden beiden als uit n mond, waarop mevrouw een trommeltje met koekjes te voorschijn haalde en dit de meisjes voorhield. Lucie stak de hand uit om een koekje te nemen, maar Toos, die bang was, dat Lucie juist dat ne verlangde, waarop zij zelf haar zinnen had gezet, wachtte niet tot Lucie klaar was, maar greep tegelijk met haar in het trommeltje. Foei, Toosje," kon mevrouw niet nalaten te zeggen, waarop Toos een vreeselijke kleur kreeg. Ik ben blij, dat je zelf voelt, hoe onbe hoorlijk het is, wat je daar deedt," vervolgde mevrouw. Je moeder heeft je toch zeker wel geleerd, dat men nooit tegelijk met een ander iets uit een trommeltje, of uit een schaal, of wat ook, nemen mag?" Als de kinderen thuis komen, ontwikkelt zich een gesprek, waarin hef volgende voorkomt: Je wilt toch niet zeggen, dat je tegelijk met Lucie in het trommeltje hebt gegrepen?" riep haar moeder verschrikt. Toos, Toos, dat heb ik je nu toch zoo dikwijls onder het oog gebracht. Nu zie je, wat er van komt, als je niet oaar moeder luistert, dan moet je het van een vreemde hoorcn. Zal je het en welverzorgd-beringde hand met 't ragfijn Brusselsch kant-kleed speelde, en, suizend, als een lichte tocht, zijn mond het causerietje kweelde. Daar vór hem, waar de lampen glansen op thee, kristal en appeltaart, daar is 't publiek van Amstels vrouwen, dat, zichtbaar vol ontzetting, staart naar 't wufte, middelmatig schoone, getijgerdaste jongemensch, dat zoo pikant van kant kan spreken !... Zoo vaag en grillig is de grens van het reëele en de sage... 't is, of de vrouwenkleerenheer de trage massa op wil dragen, tot in een ijle kanten-spheer. De dunne draad van zijn gedachten rukt speels aan 't dood en zwaar gewicht, van 't Hollandsch-zware en soliede, dat in hun aller trekken ligt... Dan zwijgt de man; het flonkerdraadje, dat henv aan zijn publiek verbond, knapt af... geëindigd is het praatje, en zwaar rust op den zachten grond des tearooms heel het oersoliede der huisvrouw, en der brave lieden. Dan komt de heer des modehuizes, een traan in 't oog een handdruk bieden aan den begaafden orateur. Eén korte lichtstraal is getooverd in 't hart der Amsterdamsche vrouw... ... de causerie heeft haar veroverd. En Mr. Staart, zwaar van schreden, gaat heen met zijne metgezellen, der Belgen steun, het Toonbeeld van de ware lard" de la dentelle. En als een geest uit vroeger dagen daalt Six de breede treden af... ... het is of ons zijn oogen vragen: ... vanwaar die onverdiende straf? Straks zal hij thuis de kraag beschouwen, die forschen mannenhals omplooit, ... en die bij Hirsch met thee en koekjes en suikerpraatjes wordt bestrooid. MELIS STOKE iiiiiiiiiiniiiliiiiiiilMimi Inhoud van Tijdschriften De Levende Natuur, Maart '15: G. Wolda, Kuituur van in 't wild levende vogels 1913 1914. Jac. P. Thijsse, Een verkenning in Brabant. nu nooit meer vergeten, Toosje ?" vroeg zij het meisje op haar schoot trekkende. Denk er dus aan: voeten vegen en nooit tegelijk met een ander iets uit een trommeltje nemen." Jonkvrouw van Rappard, wat denkt gij wel, dat de kinderen zullen zeggen, die zulk een langdurig gekwebbel gelezen hebben ik heb nog veel geschrapt over een zoo onbeteekenende fout. Verschooning, mejonkvrouw, voor 't woord gekwebbel; het mocht u weer een reeks lesjes in de pen geven voor een tweede deeltje van Gedraag je netjes". Op blz. 61 in een lesje over een school feest, lezen wij: Ik heb ook zoo iets ondervonden," ver telde nu de vriendin, mevrouw Van Vuren. Een van de meisjes, o, daar gaat zij juist, dat meisje in de blauwe jurk, nam, voordat ik het kon verhinderen en voordat haar buur meisje nog klaar was, eerst met de eene hand een taartje van den schotel en toen met de andere nog een. Wat zeg je van zoo'n gul zigheid ?" Het lesje: Een prettige Zondag" brengt natuurlijk weer taartjes. Toen zij nog midden in hun spel waren, verscheen mevrouw Schuier aan de tuindeur en vroeg of de kinderen niet wat wilden uitrusten en een glaasje limonade drinken, voordat zij den langen terugtocht gingen aanvaarden. Kijk," zeide tante Dien een poosje later met trots tot juffrouw Klaassen,,, kijk nu eens hoe netjes onze kleine Dien zich ge draagt. Emma zette haar mond, nog vet van haar taartje, aan haar glas, maar Dien deed dat niet, zij veegde behoorlijk met haar zakdoek eerst haar mond af, zoodat er geen vuile rand aan het glas kwam." Wie is de taartjesbakker, die ons een nieuw gebakje Gedraag je netjes" levert ? Dat al de jongens en meisjes, die zich netjes gedragen, beloond worden, spreekt vanzelf; nu eens wordt er een huisknecht, men zou zeggen, wat vreemde idealen houdt mejonkvrouwe Van Rappard er op na dan weer krijgen een paar een gouden tientje, omdat ze met een dichten mond gegeten hebben, maar wie van blz. l tot blz. 100 gelezen heeft en daarna in plaats van Ge draag je netjes" niet het een of ander heel niet gepaste woord heeft uitgestopten, is van een vergevingsgezinder karakter dan ik. TH. M. KETELAAR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl