De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 14 maart pagina 5

14 maart 1915 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

'4 Maart '15. No. 1968 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Jonkvrouwe A. van Hogendorp Overleden 5 Maart 1915 Zij heeft gewerkt zoolang het dag was. Met Jonkvrouwe A. van Hogendorp is een vrouw heengegaan, die door zeer velen in den lande ten diepste zal worden betreurd. Zij was werkzaam op zóvelerlei gebied, dat slechts met korte trekken een overzicht kan worden gegeven van haar groote en onvermoeide werkkracht. Reeds als kind leerde haar moeder haar voor anderen vooral van minderbedeelden te leven, en, volwassen is haar die deugd steeds eigen gebleven. Toen dan ook in de maand September van het jaar 1883 het jaarlijksch congres van de Fédération Britannique continentale et générale nu genaamd Fédération Abolitioniste plaats had in den Haag, en de bekende strijdster tegen de onzedelijkheid Josephine Butler pleitte voor gelijke moraal voor man en vrouw, werd de overledene een vurige aanhangster van die leer. Van nu af was zij met haar zuster, mevrouw Douairière Klerck van Hogendorp de mede lijdende en liefdevolle helpster om alles wat gevallen en diep gezonken was op zedelijk gebied, op te heffen en terug te brengen op het pad der deugd. Josephine Butler had een ernstig woord gesproken tot de vrouwen van Nederland. Na haar vertrek kwamen eenige dames te zamen en het resultaat er van was, dat in Mei 1884 de Vrouwenbond tot Verhoo'ging van het Zedelijk Bewustzijn werd opgericht. Tot aan haar dood was de overledene presidente van de Haagsche afdeeling, zoo als mevrouw Klerck die was van het hoofd bestuur. Niet direct, maar indirect kan men als uitvloeisel van het werken van onzen Bond, en het openbaar optreden tegen alles wat laag en gemeen is (wat niet alleen de be handeling van jonge meisjes, maar ook die van kinderen in zich sluit), de Kinderwetten, de Wet op het onderzoek naar het vader schap, de Zedewetten, strafbaarheid der sou teneurs, de Zedepolitie,' het Benoemen van vrouwelijke ambtenaren bij de politie, enz., beschouwen. Jonkvrouwe Van Hogendorp was gelukkig als een der ideeën door haar en haar zuster te berde gebracht ingang vonden, innig overtuigd, dat het ware geluk enkel te vinden is in een onberispelijk, zedelijk leven! mnumiiiii i nmiiimn i i UMI i minim URt Voorjaarsvroegellng En 't alderminste blomgestrooi is altijd lief, is altijd leven." Onze eerste lentebloemen zijn maar heel nederigjes. De kleurige crocus en het blanke sneeuwklokje mogen hier niet meetellen, dat zijn oorspronkelijk geen Nederlandsche wilde planten. Het sneeuwklokje mag er eenigszins op lijken, want we vinden het soms heel onverwacht langs dijken en wegen, maar ge kunt er zeker van zijn, dat het daar is geko men door tusschenkomst van den mensen, al is 't dan meestal ook onopzettelijk. De crocus en nog een paar andere vreemdelin gen, zooals de sneeuwroem en de scilla's zijn ook bezig, om uit de tuinen een slip pertje te maken in de vrije natuur en-ze hebben zelfs meer kans van slagen dan de sneeuwklokjes, doordat ze, mits ongestoord, een belangrijke hoeveelheid goede zaden voortbrengen, die gemakkelijk worden ver spreid en gereedelijk ontkiemen. Het zou dan ook weinig moeite kosten, om in de groote parken en bosschen een aangename, schijnbaar spontane voorjaarsbontheid te verkrijgen; de Haarlemmerhout levert daar van reeds in menig opzicht een aardig voorbeeld. Indien we nu echter onze woeste gronden gaan bezoeken, onze akkers en onze weiden dan is daar in 't begin van Maart van lentepracht en lenteweelde nog niet veel te zien. Alleen sommige boomen en heesters maken een dapper vertoon, de els is heel behangen met groote katjes, die veel sterker van kleur zijn dan die van den hazelaar. De abeelen vertoonen hoog in hun kronen dikke bloeiproppen, die zich dra zullen ontwikkelen tot groote donkerroode katjes en de espen gaan hun nog voor met een fijne zilverachtige franje. Wilgen volgen spoedig: een groote donkere waterwilg, volop in bloei met man nelijke katjes is inderdaad een voorwerp vol praal en kracht, hetzij hij zich verheft uit de zwarte moerassen, hetzij hij een plaats heeft gevonden in 't bosch, tusschen de donkere onbebladerde twijgen. Van bloemen op den grond hebben we nu als hoofdfiguren het glanzige speenkruid, dat dit jaar door al de duisternis wat laat zijn mooie gele sterren opent, een werkelijk deftig boschbloempje dat zich verloopen heeft langs de wegen en in de weiden. Een Maar ook op velerlei ander gebied was zij werkzaam. Haar wensch was, aan alles mede te werken ten nutte van het algemeen. Toen het Stationswerk hier te lande een aanvang nam, wilde de overledene gaarne dat, waar elders de Union (Vereeniging tot behartiging der belangen van jonge meisjes) die taak op zich nam, onze Bond den Haag zou bewerken. Alzop gebeurde en terwijl nu de katholieke Vereeniging Voor jonge Meisjes.de Staatspoor bezet houdt, zoo hebben wij de Hollandsche spoor, de electrische en stoomtrams voor onze rekening. Dat het Stationswerk veel arbeid en kosten met zich brengt, kan men wel denken, maar de resultaten zijn gelukkig voldoende. Ons Tehuis in de Naaldwijksche straat heeft al heel wat dankbare meisjes ge herbergd. Toen in het najaar 1906 in de Avondpost" eenige artikelen over het bestaan van onge oorloofde woekerpraktijken van de hand van den heer Zeger de Beijl verschenen, werd jonkvrouw Van Hogendorp door de ondergeteekende, secr. der Haagsche af d., op die artikelen attent gemaakt. Terstond was de presidente bereid haar medewerking te verleenen en kort daarna had ten haren huize een bespreking plaats. met de heeren Zeger de Beijl, en Van Paasschen, directeur van de Avondpost" en de ondergeteekende. Het initiatief werd op dien avond geno men tot het bijeenroepen van belangstellen den en reeds op den 17den September had een protestmeeting plaats in den Dierentuin die zeer goed bezocht was, en ten gevolge had dat de door het Kamerlid dr. Bos ge presideerde vergadering, het besluit nam de Vereeniging tot Bestrijding van den Woeker op te richten. Om gezondheidsredenen was jonkvrouwe Van Hogendorp verhinderd in het bestuur zitting te nemen, doch als erkenning harer verdiensten, werd zij bij het 5jarig bestaan der Vereeniging tot eerelid benoemd. Zoo zou ik kunnen voortgaan met het vermelden van alle goede zaken waarvan nu het resultaat reeds is verkregen, waar zij de ontwerpster was, en waaraan zij den stoot heeft gegeven. Jarenlang en tot aan haar dood bleef zij, hoewel haar gezondheid veel te wenschen overliet, de teugels van het bestuur der Haagsche afdeeling in handen houden. Na den dood van haar zuster nam zij ook zitting in het hoofdbestuur. Tot op het laatst toe schreef zij maande lijks een artikel over het feit van de maand in het door de Haagsche afd. uitge geven weekblaadje Hulp in de Huishouding", en die artikelen tintelden van geest en vernuft. En zoo is zij dan heengegaan en met weemoed staren wij haar na. Haar verlies laat een groote leegte achter bij al degenen voor wie zij een hulp en toevlucht was en die bij haar, met haar schitterend verstand en haar hart vol toewijding steeds raad en hulp vonden. H. VAN DE MOER, Secr. Haagsche Afd. Vrouwenb. t. verh. Zed. Bew. Van Vlaandren's vrouwen La dentelle Beige bij Hirsch ! Dat was hét feit van de afgeloopen week in de dameswereld! Welk een groote schare verdrong zich reeds den eersten dag in zalen en couloirs van het gebouw op het Leidscheplein, waarvan de etalagekasten op zoo smaakvolle wijze met kant gesierd, den aandacht van den voorbijganger tot zich trokken. andere vriend van licht en warmte is het klein hoefblad, het beruchte onkruid, dat aan wegkanten en op akkers en ruigten nu op bleeke schubbige stengels gele zonnetjes doet stralen. De bloempjes zijn mooi ge noeg, maar de schunnigheid van hun stand plaats en het ongekleede van hun voorkomen maken hen weinig indrukwekkend, evengoed als hun compagnons het kleine kruiskruid en de paarse doovenetel. Met deze zijn we al aangekomen bij een aantal bloempjes, die nu in groote menigte bloeien, maar waarvan op kille, buiige dagen niets en bij zonnig weer maar weinig te zien is. 't Ligt anders niet aan de hoeveelheid; wie in deze dagen een groen, weinig begrasd plekje oplettend beziet, vindt daar bloem aan bloem, witte sterretjes met tien punten, met acht punten, met vijf punten en ook dwerg bloempjes zachtblauw en violet. Ouden van dagen kunnen ze zonder loupe al haast niet duidelijk meer onderscheiden, maar toch zijn die bloemen allemaal de aandacht dubbel waard. De tienpuntige is de onverwoestbare sterremuur, de achtpuntige is de voorjaars vroegeling, die vroeger ook wel hongerbloempje werd genoemd, de vijfpuntige is een hoornbloempje, de blauwtjes zijn een vergeetmijnietje en een veronica. Eigenlijk verdienen ze allemaal evengoed den naam van voorjaarsvroegeling als van hongerbloempje, want ze zijn tevreden met den schraalsten grond, alleen de sterremuur stelt nog eenige eischen op 't gebied van stikstofvoedsel. De andere echter groeien in het barre zand en weten daaruit toch nog hun plantenlichaampje op te bouwen, met blad en bloem en vrucht en laten dan meteen zien, hoe klein een hongerende plant wel wezen kan. Voorjaarsvroegeling, twee dwergvormen van verschillend type Kleeding van de maand A Jongenspakje van witte serge met gekleurde biesjes. B Japon van groen velours de chasse. Overkleed van zwart satijn, af gezet met skungs. Maison Hirsch had zich in feestdos ge tooid. De entree-hall prijkte met de Belgi sche kleuren, rood, geel, zwart. Van af de hoogste tage hing het in flikkerlichten glanzend satijn naar omlaag. Bovenaan man den vol bloeiende gele tulpen, en medeolaranken slingerend omlaag op het fel kleurige doek. Dan, het Belgische wapen en de kroon. Beneden de kanten! Het oeuvre van de Bel gische vrouw, geklost en genaaid in tranen, in elk draadje een gedachte medegevlochten tot heil van den geliefde in het leger, of een herinnering aan een beminde doode. Hoe hard kan het lot zijn! Is er zelfs wel troost in den arbeid te vinden voor al dat vermoedelijk in stilte gedragen leed? Doch broodsgebrek stond voor de deur en ze hebben gearbeid die vrouwen, voor behoud van haar zelf, van man en kinderen. En de mooie kanten, men zond ze naar ons Nederland en we waren er trotsch op, wij vrouwen, dat wij konden helpen, dat wij goed konden doen al was het van verre. De kanten waren vele! Hoe was er ge klost om te geven die prachtige charpes in point de Milan met grof en fijn naaldwerk-réseau; om te doen zien hoe men te Brugge, een van België's kantcentra de oude traditie getrouw bleef en kant kloste z kostbaar, zóteer, zólicht als in het sprookje van het ontstaan van de kloskant, toen in het nachtelijk uur de spin haar schit terend dradenwebbe spon op het zwarte kleed van een aan den weg liggende, sla pende arme vrouw. Welk een schat van kantwerk hier bijeen! Zal ik u alle kantnamen opnoemen? Zal ik u verhalen van de Brusselsche, van de Milaneesche en Venise kanten, van de denVoorjaarsvroegeling, een middenstander" De echte voorjaarsvroegeling dan, Erophila verna is zijn wetenschappelijke naam, heb ik hier zien groeien op volmaakt barre zandhellingen, het heele plantje een paar milli meter hoog, waarvan de helft nog kwam voor rekening van het enkele witte bloempje. Merkwaardig genoeg wordt dat bloempje aan de dwergplantjes haast even groot als aan de exemplaren, die op beter grond tieren en die wel met hun rijk vertakte bloemtros een decimeter hoog worden of zelfs meer. Zulke groote voorjaarsvroegelingen vindt men o.a. in parken en tuinen tusschen de heesters, ze staan dan mannetje aan man netje en met elkaar vormen dan al de witte bloempjes een lichte sluier bovenden grond, tenminste als de zon schijnt, want ze zijn nog gevoeliger voor licht en warmte dan crocus en sneeuwklokjes. Nu met al die guurheid vertoonen zij hun bloemen nauwelijks. Zij zijn wel gereed, om te bloeien, maar ze houden hun bloemstengels nog gebogen, zoodat de ongeopende bloempjes nog zoo dicht mogelijk bij de aarde zijn. Gaat nu de zon schijnen, dan strekt die bloemstengel zich vrij snel en onder de hand gaan ook de vier kelkblaadjes uiteen wijken terwijl de kroonblaadjes uit groeien en zich buitenwaarts spreiden, zoodat binnen een uur het uiterlijk van zoo'n vroegelingenplekje geheel veranderen kan. Er zijn zes meeldraadjes in elke bloem, die openen meteen hun helmknoppen, zoo dat ze ruig zien van 't stuifmeel en een stam per vertoont een rond stempeltje, met lange papillen bezet, waaraan dat stuif meel blijft kleven. Onder de bloem blin ken de honigklieren en de bijen, door 't zelfde zonnetje naar buiten gelokt, weten die heel goed te vinden. Snuggere bijen, ze vliegen de heele helling af, de neus telle de Lierre, borduursel op tule in een ongekend-rijke en weelderige florale ornamenteele compositie ; van de vele kraagjes, van de zakdoekjes, van de torchon en Cluny meter-kanten, van alles en nog meer ? Laat ik er van afzien. Bij het verschijnen van dit blad is de voorraad ontegenzeggelijk geheel verkocht. De tentoonstelling toch had een succes fou" ! Gisteren, Maandag 8 Maart den eersten dag, was zij in volle fleur. Bloe men en groen sierden de hall. De tearoom was gevuld Inet een uitgelezen publiek. De geestige conférence l'Art et la Dentelle" gehouden door Mons. G. de Solpray, zette luister bij. Het gansche huis Hirsch straalde in een zee van licht, in keur van toiletten, en de prachtige kanten, hier, ginds, overal, waren een genot voor de oogen. Ze waren alle geprijsd. Er waren er van honderden en nogmaals honderden guldens; er waren er van enkele dubbeltjes. En het publiek verdrong zich, om de kasten, om de vitrines om te aanschouwen en te koopen. Heden Dinsdag 9 Maart in den laten namiddag, waren reeds nagenoeg alle dure werkstukken verkocht en verdwenen. Ook de mooie Milaneesche charpe van ? 250 die ik steeds weder had bewonderd, had reeds een eigenares gevonden. Op de technisch-merkwaardige sprei in Venise-naaldkant prijkt alleen nog het vendu", naar ik meen voor den prijs van ?1500. De torchon en Cluny-kanten, de tal rijke kraagjes, de zakdoekjes in Brusselsche en Brugsche kant, ze zijn voor het meerendeel weg, tenminste de fraaie exemplaren. Alleen vele charpes en strooken in dentelle de Lierre golven in haar teerheid van af de hooge standaards en onze Sluische kantwerkstertjes en Belgische vrouwtjes klossen en naaien haar prachtige kant ten aanzien van de dwarrelende menschenschare, in het volle licht van de electrische knopbranders. Zóheeft Amsterdam de dentellières van het arme België geholpen en de Vlaamsche vrouwen, zij hebben wederkeerig den nood ten onzent gelenigd, de firma Hirsch toch staat een deel der opbrengt af voor het Algemeen en het Belgische Steuncomité. ELIS. M. ROGGE Vrouwenberoepen in onzen tijd DE HOTELNAAISTER In Holland is de hotelnaaister nog onbe kend, in Amerika echter niet, daar is zij een veel begeerd persoon. Wie heeft niet ondervonden hoeveel de kleeren op reis te lijden hebben, hoe er altijd knoopjes of haakjes ergens afspringen, bandjes breken, hoe een stootkant tornt, een strook van een rok wordt afgetrapt en dergelijke misères meer. Hoe dikwijls ontdekt men niet on verwacht gaatjes in handschoenen of kousen, die dan maar weer in de koffer worden gestopt of ook wel, o foei! eenvoudig z aangetrokken ; want op reis heeft men ge woonlijk geen tijd en lust dergelijke kleinig heden te repareeren. In dezen nood voorziet de hotelnaaister. Des morgens doet zij haar ronde, gewapend met een grooten naaizak die van alles voorzien is en herstelt de kleine ongerechtigheden die men voor haar heeft klaargelegd. Dikwijls wordt het wasschen van handschoenen er ook bij waar genomen ; dit werkje wordt echter tehuis gedaan. In de hotelkamer hangt een tariefje der onkosten van de meest voorkomende reparaties, zoodat men desnoods het geld vooruit kan klaarleggen. Ook in groote pensions is zulk een dienende geest van veel nut. E. S. Wie helpt ons, door in deze rubriek in 't kort een en ander mede te deelen over vrouwenarbeid op verschillend gebied? E. M. R. vlak bij den grond, genoegen nemend met de kleine honigdruppeltjes die deze dwergbloemen hun bieden. En komen nieuwe buien opzetten, dan vluchten de bijen naar hun woning, terwijl de vroegelingbloempjes zich sluiten. De kroonblaadjes zijn intusschen zooveel gegroeid, dat ze niet meer tnsschen de kelkblaadjes kunnen wegkruipen en hun toppen steken nu uit als kleine witte tongetjes. Ook 't bestoven stampertje groeit snel uit, zoolang 't weer nog gunstig is, bij vorst staat opeens alles weer stil. De stampers rijpen tot vruchtjes, die hebben bij verschillende vroegelingsplantjes verschillenden vorm, soms zijn ze bijna bolrond, een andermaal langwerpig of eivormig en daar is weer een heel verhaal aan vast. Ook in de bladeren bestaat groote ver scheidenheid. Mijn hongerlijders in 't barre zand meenden te moeten volstaan met vier of zelfs twee smalle blaadjes, weinig breeder dan dik. Die lagen vlak op 't witte zand en in de felle zon en daarvoor was 't wel noodig, dat hun groen geheel verborgen ging onder een beschuttende laag van anthokijaan, de kleurstof, die in de planten beschermend optreedt tegen de schadelijke werking van het te felle licht. Ook de bloeistengel en de kelkblaadjes waren donker paars. De welvarende bewoners van de kweek bedden echter maken heele rozetten, soms wel van een halven decimeter middellijn en bestaande uit dozijnen van bladeren. Die hebben weer velerlei vormen, de onderste; de oudste zien er zoowat net uit, als die van de hongerlijders, maar verder op worden Vertakt haar van een blad van voorjaarsvroegeling Wat de tijdschriften verhalen Daar is het Maandblad tegen de Vervalschingen, dat ons, weer aan den hand van een Duitsch blad, wijzer maakt omtrent het linoleum. Volgens de laatste onder zoekingen toch bezit dit de niet gering te achten eigenschap om bacteriën die er op komen te dooden. Die vernietiging van bacteriën wordt bespoedigd door het linoleum dikwijls nat te maken. Dweilt men het dus dagelijks, dan kan men vrij zeker zijn dat vele ziektekiemen snel daarop dood gaan. Zelfs de hardnekkigste bacillensoorten die vrij lang weerstand bieden, zouden dan binnen n dag vernietigd zijn. Bij druk beloopen linoleum werd zelfs geconstateerd dat het 's morgens vroeg bijna geheel kiemvrij was. Vermoedelijk is de oorzaak hiervan te zoeken in de lijnolie. Deze slechts sedert kort ondekte eigen schap is een aanbeveling te meer om het bij de woninginrichting toe te passen. In De Vegetarische Dode verhaalt Dr. A. Lorand ons hoe wij moeten ontbijten. Het is rationeel, zoo wordt ons medegedeeld, om bij het ontbijt evenals Engelschen en Amerikanen meer te eten (dan in sommige streken van Duitschland), doch geen vleesch, maar havermout en een ei (als men hard werken moet desnoods twee eieren). Voor het ontbijt gebruike men n of twee sinaas appelen of druiven, ook kersen, honig of vruchtengelei, naar gelang de tijd het meebrengt. In de Vereenigde Staten worden bij het ontbijt geregeld uit tarwebloem of maïsmeel bereide spijzen genuttigd. Heel smakelijk zijn nog de daar bijna algemeen gebruikte platte pannekoeken uit maïs- of boekweitmeel bereid, goed van boter voorzien en bedekt met een siroop van den ahornboom (maple-sirup). Wij zouden de maple-sirup best kunnen vervangen door honig, of honig vermengd met vruchtensiroop en op die wijze zouden wij in zulke maïsmeelkoeken een ideaal voedsel vinden, want zij bevatten eiwit, vet en suiker. Ons Kookboek VOOR DE LUNCH EEN SMAKELIJK UITZIEND EITJE Toast een boterhammetje (niet te dun en uit het midden van het brood gesneden, daar het niet te klein moet zijn), snijd er dunnetjes de korstjes af en bestrijk het met boter. Open een ei, het wit en het geel separeerend, maar zorgdragend den dooier niet te breken. Klop het wit met een tikje zout tot een stijf schuim, doe het schuim als een bergje op het stuk toast" en leg dan de dooier, ook met een tikje zout bestrooid er in het mid den bovenop. Zet het geheel nog even in den oven (ikzelf zet het onder den open gas vlam), tot het witte bergje een harde opper vlakte heeft, met een paar bruine puntjes. Wij noemen dit hier in Amerika: Een ei in een nestje". Het ziet er snoezig uit en het klaarmaken vereischt alleen maar wat handigheid. FR. v. E.?W. Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden: Koninginneweg 93, Haarlem. * * * ze grooter, rijker aan vormen, en ruig van beharing. Nu we de loupe toch eenmaal bij de hand hebben, bekijken we die beharing wat meer van nabij en vinden langs de bladranden en op de bladoppervlakte zelf glasheldere vertakte haren, ook alweer van velerlei vorm. Meestal zijn de bladeren van die groote planten behoorlijk groen, ook vertoonen ze wel roodbruine vlekken, zooals we die ook vinden bij perzikkruid, bij klaver en sommige boterbloemen. Wie zoo'n dwergplant van het zand naast een rijk ontwikkeld exemplaar uit den tuin ziet, zou meenen met twee verschillende soorten te doen te hebben, indien de bloemen niet zoo sprekend op elkaar geleken. Toch is aan den dag gekomen, dat er achter de groote variabiliteit van den voorjaarsvroe geling nog heel iets anders stak dan de invloed van verschil in voeding en andere levensomstandigheden. Wanneer we zaden nemen van de verschillende vormen en die uitzaaien onder dezelfde omstandigheden dan zal, 't is waar, zaad van een dwergplantje even flinke groote planten kunnen opleveren, maar andere verschillen blijven bestaan en zoo is Jordan tot de overtuiging gekomen, dat alles wat door Linnacus inder tijd Draba verna is gedoopt en thans Erophila verna heet, een complex is van verschillende nauw verwante plantensoorten, die met elkaar door bastaardeering allerlei overgangsvormen hebben tot stand gebracht, die den indruk gaven, dat men te doen had met n enkele plantensoort met groote variabiliteit. Door zorgvuldige cultuur zijn echter de verschil lende elementaire soorten" behoorlijk vast te stellen, wat, naar ik meen, voor ons land nog niet is geschied. Natuurlijk heeft men ook andere plantensoorten aan een dergelijk onderzoek onderworpen en het bleek al spoedig, dat de meeste, die vroeger door hun variabiliteit den plantenbeschnjver tot wanhoop hadden gebracht, alweer gesplitst kunnen worden in elementaire soorten, zooals de beruchte bramen, de havikskruiden, vrouwenmantellje en ettelijke grassen. De plantkunde is er niet makkelijker of een voudiger op geworden maar de waarheid heeft er bij gewonnen, want men krijgt nu een heel anderen kijk op de gewichtige vraagstukken van erfelijkheid en evolutie. Daar wordt nu in de heele wereld noest en geduldig aan gewerkt in proeftuinen en laboratoria en 't is voor ons Nederlanders weer een heele voldoening, dat de groote impuls daartoe is uitgegaan van het werk van onzen Hugo de Vries, wiens mutatie leer nauw samenhangt met de kennis van die elementaire soorten. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl