Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Maart '15. No. 1968
DE OORLOG EN HET OOSTEN
IX Toenadering
P' Een crisis, als waarin het aan de spits van
de beschaving staande deel van de
menschheid zich thans bevindt, doet aan het dag
licht treden allerlei menschelijke gedragingen,
die bij een vreedzamen gang van zaken op
den achtergrond geraakten of in verborgen
banen waren geleid. Zulk een crisis doet
omzien naar alle middelen, die in den strijd
Generaal-majoor de Maharadja Sir
Pertab Singh, aanvoerder van
Indische troepen in Europa
om het bestaan kunnen worden dienstig ge
maakt ter ontkoming aan de vernietiging en
voor het doen ten ondergaan van den tegen
stander. Naast de schoonste vruchten van
wetenschap en techniek worden de listen en
de lagen gebruikt, die de natuurmensch
aanwendt bij het bemachtigen van zijn prooi
en het verweer tegen zijn vijand. Zoowel
de animale volkskracht" als het archaïsche
denken" vertoonen duidelijk de eigenschap
pen, die aan vroegere beschavingsstadiën
van den mensch herinneren, en die weer
klinken in het gemoed van den nog niet op
hoogen trap van ontwikkeling staande indi
viduen. De waardeering van alles, wat de
oorlog doet zien, houdt, afgescheiden van
zijne motieven, nauw verband met de ver
houding, waarin men den beschavingstoestand
der strijders denkt tot vroegere, door som
migen reeds tot het verleden gewaande, on
beschaafde instincten, die thans mede wor
den in dienst gesteld ten behoeve van de
ideeele belangen, welke iedere oorlogvoe
rende partij in haar vaandel heeft geschreven.
Voor die belangen wordt dan alles te nutte
gemaakt: economische, sociale, financieele,
intellectueele, moreele en lichamelijke eigen
schappen, welke in hoedanigheden van ras,
omgeving en historie haren oorsprong heb
ben. Het in het gevecht brengen van de
beschaving en van het ruwe geweld van
vroegere kultuurtoestanden levert den
dualistischen grondslag voor allerlei uitingen,
die zeer in het oog loopende tegenstellingen
vormen; de opoffering van het hoogste wat
de beschavingsmensch bezit, het leven, naast
het blind gehoorzamen aan
hoogergeplaatsten; het feodale militair-despotische bestuur
in overwonnen gebiedsdeelen naast de hoog
ste zelfverloochening bij het verzorgen van
gewonden.
Maar boven alles uit blijkt dan hoe aan
de geheele menschheid is ingeschapen de
neiging om eerder ongunstig over zijnen
evenmensch te denken en dat eerst bij den
hoogsten beschavingstoestand kentering is
ontstaan ten gunste van de waardeering van
de eigenschappen van dien evenmensch.
Met het terzijde stellen van andere gees
telijke beschavingsproducten wordt bij den
strijd om het leven ook aan die humane
waardeeringsstem geheel of gedeeltelijk het
zwijgen opgelegd en men beziet haast
iederen sterveling uit den vreemde met achter
docht en haat.
llllllllllinillllMIMMIUIIMIIIIIIIIIMIMIIilllll IMIIII
Twee Amsterdamsche bruggen
Door B. en W. is voorgestelden door den
Raad aanvaard een nieuw denkbeeld: het
openbaar tentoonstellen van een bouwkundig
ontwerp in voorbereiding, ten einde aan
belangstellenden in het stadsschoon gelegen
heid te geven zich vór de vaststelling uit
te spreken. Eene methode die, hoewel zij
eenerzijds in beginsel zeker alle waardeering
verdient, aan den anderen kant toch aanlei
ding geeft tot menige bedenking en tot
twijfel of het beoogde doel langs dezen weg
zal worden bereikt. Vooral indien door het
publiek' levendige belangstelling mocht
worden geuit in den vorm eener openbare
gedachtewisseling, die ten aanzien van een
zoo subjectief vraagstuk doorgaans meer
verwarring dan opheldering geeft.
Het experiment is genomen met de beide
"ontwerpen die de aesthetische adviseur der
Publieke Werken, de architekt J. M. van der
Mey, opstelde voor de bruggen welke bij
verbreeding der Vijzelstraat zullen noodig
zijn bij Singel en Heerengracht.
De verbreeding van de brug over het
Singel brengt geene ingrijpende wijziging
in den bestaanden toestand. De gedachte
van den heer Van der Mey, om de lange
horizontale lijn van de overspanning te
neutraliseeren door den bouw van een kleine
kiosk, die tevens een tegenhanger vormt tot
den Munttoren waartegen de brug aan de
andere zijde steunt, is zeer gelukkig. Mits:
de ontwerper bij de uitwerking zich niet door
den rijkdom van zijn fantasie laat meesleepen
tot eene gekunstelde detailleering, welke zijn
belangwekkend werk veelal vertoont. D
opmerking dat de bedoelde kiosk het ver
keer zou belemmeren, kunnen wij op grond
van de situatie-teekening niet beamen. Wel
springt de kiosk iets op het trottoir voor,
maar zij staat buiten den loop". En zelfs
als inderdaad mocht blijken dat die voor
sprong eenig beletsel was, dat in het
ergste geval nog niet groot kan zijn dan
nog zou men dit ter wille van de aesthetische
voordeelen moeten aanvaarden bij wijze van
schikking.
Het andere der beide tentoongestelde ont
werpen, dat van de brug over de Heeren
gracht welke tevens als model zou dienen
voor de bruggen die bij voortzetting der
Vijzelstraat-verbreeding over Keizers- en
Prinsengracht zullen noodig zijn lijkt
ons daarentegen niet geslaagd. In eene
memorie van toelichting zet de ontwerper
zijn gedachtengang uiteen, evenwel zonder
ons dien aannemelijk te maken. Hij eindigt:
Resumeerende is het voorgestelde ontwerp
te beschouwen als een compromis tusschen
tegen elkaar indruischende belangen: de
eischen van het moderne verkeer, zoowel
te water als te land, en den wensch het
oude typisch Amsterdamsche brugstadsbeeld
zooveel mogelijk te bewaren."
De hier ontworpen voorstelling kunnen
wij niet deelen. Immers, het is eene illusie
van den heer Van der Mey indien hij meent
dat zijn ontwerp een compromis zou zijn.
Van het traditioneele Amsterdamsche brug
stadsbeeld" is er .met den besten wil niets
meer in terug te vinden dan de eindjes
ijzeren leuning op den wallekant, die zich
in dit voor hen vreemde milieu niet thuis
zullen gevoelen.
Maar ook zonder naar een compromis te
streven, zou de brug een gelukkiger effekt
kunnen hebben. Bedenkelijk is, dat zij voor
het oog geen samenhangend geheel vormt,
maar als het ware in drie stukken is gesplitst.
Dit brengt vooral bij de betrekkelijk kleine
breedte der gracht, een hinderlijk
onrustigen indruk en verbrokkeling te weeg, die
niet samenstemt met den, in weerwil van
afwisseling en verscheidenheid toch over
wegend rustigen aard van het grachtenschoon.
De steenen vleugels, als landhoofd oneven
redig groot, als doorvaart te klein, staan
buiten verhouding tot het geheel en eene
dichte balustrade van metselwerk verhoogt
den indruk hunner massieviteit. Al is eene
dergelijke steenen balustrade ook in Amster
dam eertijds toegepast, o. a. blijkens de
afbeelding van de Grimnessersluis in het
juist verschenen jaarboek van
Amstelodamum", zij behoort zeker niet tot het
typische brugstadsbeeld".!
De ijzerkonstruktie boven de midden
opening dubbel mager schijnend door de
Wie, o vreemdelingen, zijt gij? Vanwaar
doorklieft gij de zeehaan?
Zijt gij voor zaken gekomen of zwierft gij
met geene bedoeling
Over de zee, als de roovers dat doen?
Zoodanigen immers
Zwerven, hun lijf er aan wagend en anderen
brengend tot onheil.
Hom. Od. III, 71 (Vosmaer).
Van alle kanten worden de tegenstanders
als barbaren aangemerkt en in de oogen
van de inboorlingen der koloniën vsrtoont
de hun steeds als eene hooger beschaafde
voorgehouden maatschappij, die zij als n
geheel zagen, het schouwspel van jammer
lijke verdeeldheid en ontrouw aan het hun
opgehangen beeld der beschaving.
De kunstwerken, waarop de beschaafde
natiën prat gaan, vernielen zij dan; beloften
en verdragen worden geschonden, terwijl
toch contractbreuk voor Inlandsche grooten
immer tuchtiging of terzijdestelling
beteekende; gemeenschappen boeten voor de
misdragingen van enkelen, zooals primitieve
maatschappijen dat ook te zien geven. Het
vernielen van zooveel mogelijk
menschenlevens strekt dan tot eere, terwijl toch de
eerste les van eene beschaafde natie aan
onbeschaafde volken is de waarde van het
leven der menschen hoog te schatten; mate
rialistische overwegingen van broodnijd en
concurrentengewin blijken sterker dan ban
den van familie of afkomst of ras.
Ziedaar het dualisme der onbeschaafde
maatschappijen weder op den troon gezet
in al zijne schakeeringen. Bij den primitieven
mensch is dat regel; ten opzichte van
vreemden geldt niet de onderlinge zede
der verwanten: eerlijkheid, naastenliefde,
goede trouw. Ten aanzien van vreemde en
vijand heerscht een andere moraal, aan
vreemden mag men hebzuchtig alles vragen
of ontnemen, hen bestelen heet list, hen
vermoorden wordt heldenfeit. Zeeroof, op
onbekende schepen gepleegd, is geoorloofd,
ee vreemde bemanningen zijn vogelvrij;
het primitieve oorlogsrecht kent geen ge
nade voor de mannen en beschouwt de
vrouwen als buit.
Wanneer dan de krijg eischt, dat al de
in den mensch sluimerende krachten tot
het uiterste worden ingespannen, de primi
tiefste instincten en de hoogste
menschelijkheidsschatten, dan geeft zij te aanschou
wen het groteske beeld van menschelijke
gedragingen, dat ook weder deze oorlog
aan de wereld vertoont. Dat beeld stemt
den beschaafd zich noemende tot beschei
denheid ; dat beeld doet den onbeschaafd
genoemde de vraag stellen of dan de'afstand
tot de hem in een wijd verschiet voorge
houden beschaving wel zoo ver is; dat
beeld weerkaatst een lichtstraal op de brug,
die over de kloof van onbeschaafdheid tot
hooger kuituur kan worden geslagen.
En hiermede stemt het overeen met andere
verschijnselen, zooals de afgeloopen
vredesjaren in bonte verscheidenheid te zien gaven.
Neem maar als voorbeeld het
wereldparlement der godsdiensten van September 1893
te Chicago. Daar presideerde kardinaal Gib
bons eene vergadering van anderhalf hon
derd geestelijke waardigheidsbekleeders uit
de geheele wereld; bisschoppen, protestan
ten van allerlei gading, rabijnen.
Mohamedanen, Buddhisten, Brahmanen, Hindoes,
Japanners; het was een bonte mengeling
van lieden uit alle landen, die hier van
hunne godsdienstige inzichten kwamen ge
tuigen. En duidelijk trad aan het licht, dat
onder die verschillen de gelijke strooming
van behoefte aan godsvereering aanwezig
was niet alleen, maar ook, dat bij die een
heid de verscheidenheid op den achtergrond
geraakte.
Zoo bij dat godsdienstig kongres, zoo bij
zijn tegendeel, de tegenwoordige
volkerenberoering, die de menschen van heinde en
van ver bijeenbrengt om elkander te vernielen.
Zij beide doen den overeenkomstigen alge
meen menschelijken ondergrond te voorschijn
komen; zij beide vertoonen gelijke hoogten
en laagten in de menschelijke gedragingen.
Maar waar is dan bij hen, die wij als lager
beschaafd beschouwen, de edele zijde van
den menschenkamp? De opoffering van het
individu voor de gemeenschap, de alles
beheerschende liefde voor het vaderland, het
bewustzijn voor hooge idealen in den dood
te gaan?
Laten, wij, Westerlingen, voorzichtig zijn;
laten wij ons eens herinneren de oorlogs
daden der Japanners van voor weinige jaren,
toen men een zelfopoffering zag, een
eeredienst van het vaderland, die menigeen in
Europa deed zeggen, dat een zoover gedre
ven vaderlandsliefde bij ons onmogelijk zou
zijn. En laten wij eens denken aan de Servants
of India, wier genootschap de aan
BritschKolonel de Maharadja van Bikaner,
aanvoerder van Indische troepen
in Europa
Indië bewezen diensten vereenzelvigt met
aan Gode gebrachte hulde. Laten wij,
WestEuropeanen, minder hoovaardig gaan voor
staan op onze beschaving omdat bij ons
sommige beschavingsplanten tot groei kwa
men, die ginds nog kwijnen of slechts in
kiem aanwezig zijn, Want bij goede waar
neming zullen wij in het Oosten ook weder
kultuurvormen aantreffen, die in onze
materieele maatschappij niet tot goeden wasdom
kwamen. Onze veelheid van weten" is
waarschijnlijk niet de echte wijsheid welke
een zuivere struktuur der ziel" alleen
geven kan.
J. C. v. E.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMinniiiiiiniuiniiiiiiiiiiiiiiiniiiininiiiMiiiiiiinHiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiMMUiMHttMiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiiiiiMiiiiiiiiitu
Ontwerp van de brug over de Heerengracht
Ontwerp van de brug bij de Munt
tegenstelling tot haar welgedane buren
had tot tijdelijke herstelling of ter vervanging
van een ingestorten of voor de scheepvaart
opgeruimden boog kunnen zijn ingevoegd,
in den trant waarop sommige oude bruggen
een houten juk in haar bovenrij vertoonen.
Het geheel is niet vrij te pleiten van zekere
plompheid en is ook in deze zoo
on-Amsterdamsch mogelijk. De traditioneele bruggen
immers, ook de gewelfde, onderscheiden zich
door sierlijkheid van lijnen en vrij lichte
konstruktie.
De grondoorzaak van dit alles is de wensch
om bogen toe te passen, als waren uitsluitend
deze kenmerkend voor de oude bruggen.
Ter wille van dit boogmotief zijn zelfs
twee der drie openingen te laag geworden
om als doorvaart te dienen. Hiermede reeds
lijkt dit ontwerp veroordeeld. En in weerwil
van deze opoffering is nog geen boog
mogelijk, die met de sierlijke welving van
het oude type kan worden vergeleken. Mede
in verband met de groote breedte van de
brug zullen ^de ontworpen bogen zich als
donkere tunnels voordoen, terwijl de gewelf
kruin der oude bruggen ligt boven ooghoogte
van dengeen die op de gracht wandelt en
dus onder de gewelven aankijkt.
Terecht zegt de ontwerper in zijn memorie
dat de ronding der oude bruggen voor het
huidige landverkeer een overwegend prak
tisch bezwaar oplevert en hij had er volledig
heidshalve kunnen bijvoegen dat zij bovendien
voor het verkeer te water geen noodzakelijk
heid meer is. Land- en waterverkeer zijn
in beteekenis van rollen verwisseld. Het
eerste moest zich eertijds voegen naar den
eisch van het laatste dat een brug met
groote doorvaarthoogte vroeg en ter wille
waarvan de hooge bruggen werden gebouwd.
Er is nu een ander oud-Amsterdamsch
bruggen-type dat in de gegeven omstandig
heden meer kansen op een bevredigend
compromis had gegeven: de oude balkbrug
met hare rechtlijnige overspanning gelijk er
nog meerdere bestaan.
Ongetwijfeld heeft het onvermijdelijk ge
mis der ronding tot gevolg dat, bij gebruik
making der bestaande pijlers, de openingen
een gedrukten indruk maken. Maar dit be
zwaar zal zich nog sterker doen gevoelen
wanneer de gracht in n spanning overbrugd
wordt, hetgeen echter voor de scheepvaart
zeker geen eisch is.
Hoe ongezochter en eenvoudiger een brug
zich voordoet zoowel in artistieken als in
konstruktieven zin en hoe minder zij dus
de aandacht vraagt, hoe beter past zij in
het karakter van het stadsbeeld, waarin de
onderdeden zich bescheiden op den achter
grond houden opdat de groote, monumentale
opzet van het geheel des te beter kan spreken
Waar overwelving blijkt te leiden tot prak
tische moeilijkheden zonder dat zij kan ten
goede komen noch aan de schoonheid noch
aan de traditie, is het raadzaam van haar
af te zien en als dan een kompromis moet
worden gezocht eerder het type der oude
balkbrug te volgen dan met kunstgrepen een
welfbouw te forceeren. De daaruit voort
vloeiende verbrokkelde onrustige oplossing
bevredigt nog minder dan de als type althans
vrij neutrale en weinig opvallende vlakke
bruggen die bijkans alle grachten over
spannen en waarbij alleen pogingen om ze
te versieren of interessanter te maken een
storenden indruk maken.
De meest voor de hand liggende, haast
schreven wij nuchtere, oplossing, zonder
eenige bijgedachte, belooft bij deze bruggen
de wenschelijkste te zijn, welke n volkomen
modern is n valt in de lijn der traditie,
omdat zij, even als deze, op den gebruiks
eisen gebaseerd is. J. H. W. LELIMAN