De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 21 maart pagina 1

21 maart 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S»1969 Zondag 21 Maart A°. 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A, VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRJUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris, Abonnement' per 3 maanden f \ 65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar . 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels / 135, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . . /0.25 . . .0.30 . . . 0.40 . INHOUD Blz. t: Volkenrecht,door H. Brugmans. Militair gezag geen militair bewind, door v. H. De positieoorlog van voorheen en thans, door Habé. Confetti. Buitenlandsch Overzicht, door dr. G. W. Kernkamp. 2: Engelsche Prize Court-jurisdictie. Kunst en Letteren: P. Dupont, W. Sluiter, door Plasschaert. Feuilleton: Onguur Avondje, II, door Minca Verster-Bosch Reitz. 3: Internationale Tribune: John Galsworthy. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. De Suikerindustrie op Java, door dr. H. C. Prinsen Geerligs. Muziek in de Hoofdstad, door Sem Dresden.. 7: Graaf Witte, door K. Dramatische Kroniek,door Henri Borel. Bij 't licht van de Oorlogsvlam, door Fred. v. Eeden. 8: De afstand van Helgoland aan Duitschland, door M. G. de Boer. 9: Financ. en Econom. Kron., door J. D. Santilhano. Tentoonst. Steuncomité.door H. .10: Studie en Schilderij, II, door H. L. Berckenhoff. Teek. van G. van Raemdonck. Onze Puzzles. 11: Ned.-Indië Eerste Eigen Leening, door Joh. Braakensiek. Spreekzaal. Schaakspel, door dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek, door K. C. de Jonge. Bijvoegsel door Johan Braakensiek: De verwisseling aan het Duitsche ge zantschap in den Haag. VOLKENRECHT Het volkenrecht komt in dezen oorlog wel zeer in de engte; de vraagt rijst zelfs, of het nog wel bestaat, althans, of het na dezen zwaren nood nog genoeg levenskracht zal hebben overgehouden om weer te herleven. Het is als een moreele schok door de wereld gegaan, toen de mede door den Koning van Pruisen gewaarborgde neutraliteit van België door Duitschland met ruwe hand werd geschonden; het verwekte bittere verontwaardiging, toen de Duitsche rijkskanselier minachtend sprak van een vod papier, het traktaat van 1889, waaraan men niet meer gebonden was, zoo dra de levensbelangen van Duitschland op het spel stonden. Daarmede scheen de basis van goede trouw, waarop de verhouding der mogendheden steunde, hopeloos vernietigd; het volkenrecht scheen met dit minachtende woord onder te gaan. Is dat inderdaad het geval? Kan men inderdaad aannemen, dat tractaten slechts scheurpapier zijn en dat dus op deze over eenkomsten geen internationale rechts regels meer kunnen worden gebouwd ? Het is gezegd en de gewone burger, die zich met rechtsnormen en rechts vormen niet al te moeilijk maakt, die als goed Nederlander een ingeschapen maling aan juristerij" heeft, zal wel weer hebben geconstateerd, dat het met dat volkenrecht toch niets gedaan is. Het komt mij voor, dat deze onder schatting een gevolg is van vroegere overschatting. Onze tijd hecht zeer aan wetten; als in Solons tijd, als in de dagen van Appius Claudius roept men om geschreven wet ten. Er kan nauwelijks een misstand of misbruik aan den dag komen, of men roept om een wet om zulk een euvel te Beteugelen; men vertrouwt weinig op de stille kracht der stijgende moraliteit. Die al te groote waardeering van het ge schreven recht is ook overgeplant op de internationale verhoudingen; men hecht overgroote waarde aan overeenkomsten tusschen verschillende staten; men ver trouwt zelfs machtconflicten tusschen verschillende staten te kunnen beslech ten door een arbitrale uitspraak, een rechterlijk vonnis. Daarbij wordt evenwel een zeer geijHchtige, zelfs domineerende factor over fret hoofd gezien. Wij zullen ons niet verdiepen in de vraag, welke de verhoud'ng is tusschen macht en recht en, welke van de twee primair, welke secun dair is. Maar dit staat ook in den moder nen rechtstaat toch wel vast, dat beide onafscheidelijk bij elkander behooren en dat zij ieder afzonderlijk geen redelijk bestaan hebben. Recht zonder macht leidt tot anarchie: macht zonder recht wordt tirannie; van beide geeft de geschiedenis talrijke voor beelden Welnu, deze heilzame combinatie van macht en recht ontbreekt in het volken recht, .in het algemeen in de verhou dingen der staten geheel. Maar een andere factor komt nog daarbij. Reeds de Oudheid begreep dat een tractaat niet eeuwig kon duren; de Grieken sloten vredesverdragen voor tien, twintig, veertig jaren. In latere eeuwen nam de eerbied voor de tractaten belangrijk toe; zij werden plechtig gesteld onder de hoede van de Heilige Drievuldigheid en verkregen daardoor een gewijd karakter; in overeenstemming daarmede werden zij ook met zware eeden bezworen ; in dien eed lag ook de hechtheid van het tractaat; wie het schond, maakte zich schuldig aan meineed. Toch waagde men het erop, zoo het tractaat onder geheel andere omstandigheden niet meer voldeed. Want het gaat natuurlijk met tractaten als met wetten; zij verouderen zeer snel en worden dan in plaats van een steun een dwang. En nu kan men een wet door de staatsmacht handhaven ; wie niet hooren wil, moet ook hier voelen. Maar op het gebied der internationale verhoudingen ontbreekt iedere macht en iedere dwang; vandaar, dat stilzwijgend dan ook wordt aangenomen, dat een tractaat slechts zoo lang geldt, als de contracteerende partijen er hun belang in zien het te handhaven; zoo zij het al handhaven in vrede, dan nemen zij toch alle maatregelen om het onwelgevallige tractaat door oorlog of oorlogsdreiging te vernietjgen. De voorbeelden daarvan liggen in onzen tijd voor het grijpen: men denke aan Ruslands Zwarte Zee-politiek, aan Oostenrijks Balkan-politiek, aan Frankrijks Marpkko-politiek, aan Engelands Afrikapolitiek. Dat tijdelijk karakter van iedere inter nationale overeenkomst heeft men bij de beoordeeling en waardeering van het volkenrecht veelal uit het oog verloren. Men heeft gemeend in de internationale tractaten wetten van Perzen en Meden te bezitten en beschouwde de wereld als n rechtstaat. Dat dezen rechtstaat een levenselement, de macht, ontbrak, zag men over het hoofd. Inde lacrymae. Vandaar de groote teleurstelling. Die teleurstelling had men zich kunnen be sparen en moge men zich in de toekomst besparen, zoo men het tijdelijk, zelfs voorloopig karakter van alle internationale verhoudingen, groepeeringen, overeen komsten in het oog houdt. Als de nood aan den man komt, blijkt als van ouds het perkament niet bestand tegen het staal. Het is alleen de vraag, of die nood inderdaad aanwezig is. Want al erkent men ook het tijdelijk karakter van een tractaat, dat het bindt, zoolang er geen levensbelangen door worden geschaad, ligt niet alleen voor de hand, maar is ook noodig voor de rustige ontwikkeling der staten. En met deze beperking geldt natuurlijk ook het volkenrecht. Alleen maar men zij voorzichtig met er niet al te zwaar op te steunen. Want nood leert bidden, maar ook nog iets anders. H. BRUGMANS Militair gezag, geen militair bewind Er doen zich werkelijk bedenkelijke symptpnen voor van glad onjuiste machtsopvat ting, bij de autoriteiten, die in verschillende deelen des lands onder den staat van beleg, het militair gezag uitoefenen. Een gevaar, dat en in n in zijn doorwerking, n in zijn nawerking, moet worden geweerd. Wij hebben voor ons liggen eenige nummers van het blaadje Algemeen Wel zijn", dat dezer dagen door de militaire overheid te Groningen is geschorst gewor den. Het blijkt, dat dit blad sterk van vredes-idealen is vervuld; alsmede van afschuw tegen de barbaarsche methoden van den krijg. Deze wiijft het in't bijzonder aan de DuitoChe oorlogsvoering aan. Zooals Kwik en Kwak over militairisme" zitten te keuvelen, kan men onder de braafste, gemiddelde Nederlanders hooren filosofeeren. Wij willen er intusschen niet op ingaan of de redakteur gelijk heeft of niet, en of zijn wijze van schrijven instemming verdient. Doch bij eiken lezer moet de indruk deze zijn: van niet in te zien, waarom hier spe ciaal de militaire autoriieit met hare censuurbevoegdheid tegen zulke uitlatingen in het geweer komen moest. Voor zoover het dan noodig is, er tegen te reageeren, zou dit im mers, gelijk de regel is, gevoegelijk aan het oordeel der gewone burger-justitie kunnen zijn overgelaten, die waar het pas geeft de strafbepalingen tegen in gevaar brengen van de neutraliteit, of tegen beleediging van vreemde vorsten, ook wel weet te vinden en' te hanteeren. En in wier functie voor de burgerij toch een betere waarborg tegen bemoeizucht en nzijdigheid ligt. Er steekt reeds iets abnormaals in, dat in vollen tijd van vrede en rust, geheele ge deelten van Nederland thans verkeeren in een rechtstoestand waarbij de werkzaamheid van alle burgerlijke overh- den, en de wer king van alle burgerlijke rechten, onder mi litair bevel is gesteld. Het kan daarom niet vaak en niet uit drukkelijk genoeg worden uitgesproken: dat deze wettelijke instelling van het mili tair gezag, onder den staat van beleg, nog niet beteekent: militaire dictatuur; dat de militaire overheid slechts zoover in den normalen stand van zaken behoort in te grijpen, als door militaire- en defensie doel einden gemotiveerd wordt; dat de algemeen e verantwoordelijkheid voor het bestuurswezen en voorde handhaving van recht, rust en zeden, niet op haar weg is komen te liggen; en dat zij zich zooveel mogelijk van inmenging moet onthouden in de regeling der gewone burgerlijke zaken, welke nu eenmaal haar vak niet is. Opmerkelijk was ook het bericht over een zaak, die dezer dagen voor den militairen rechter is gekomen, en waarin onder Zeist een Overste, uithoofde van zijne militaire bestuursmacht", den gemeente-veldwachter in 't cachot had laten opsluiten, omdat deze civiele beambte het had gewaagd, zonder voorafgaand verlof van hem, Overste, zijn gewonen plicht te doen, door er aanmer king op te maken, dat het paard van dien Overste op een voor paarden verboden pad liep. Tot zulke dingen komt het, als het attenliesein niet ijlings gegeven wordt. Moge men het er dus maar eenmaal over eens zijn, dat onder onzen tegenwoordigen staat van beleg het burgerlijke leven zoo veel mogelijk zijn eigen weg kan, en moet blijven gaan. Dan zal zeker niemand aan wat overigens van militaire zijde voor militaire doeleinden noodig wordt geacht, een stroobreed in den weg leggen; en het integendeel met vertrouwen aanvaarden. Maar anders loopt het scheef. v. H. De positieoorlog van voorheen en thans (Van onzen militairen medewerker) De langdurige positiekrijg, welke nu reeds maanden in Noord-Frankrij k woedt en die voor zoo velen in de wereld eene ontgoo cheling was, vindt zijn oorzaak in de groote uitwerking der hedendaagsche vuurwapenen. Op grond hiervan zou men hem dus als een ?ieuw verschijnsel op het gebied der krijgs kunde kunnen beschouwen. Toch is dit niet zoo. De tactiek toch wordt niet beïnvloed door de absolute uitwerking der vuurwapenen, doch door de verhouding welke er tusschen deze laatste en de strijdvormen bestaat. Stijgen de verliezen boven een zeker maxi mum, dan komt de troep op het wijkpunt en ontruimt zij het gevechtsveld. Houden dus de gevechtsvormen met dit feit geen rekening, of beter gezegd zijn zij niet in staat de kwetsbaarheid zoo te verminderen, dat de verliezen beneden die van het wijk punt blijven, dan zal onherroepelijk deaanvalskracht verminderen, om eindelijk vrijwel geheel op te houden. De troep neemt dan zijn toevlucht tot het zoeken van kunst matige dekkingen en de stelling oorlog ver schijnt. Reeds meermalen deed zich in den loop der eeuwen het geval voor, nog het laatst in het einde der 18e eeuw, toen de uitwer king van het opkomende vuurgevecht de toenmalige linietactiek onmogelijk maakte. Deze linietactiek, welke onder Frederik den Groote zijn hoogste glanspunt bereikte, be stond hierin, dat de troep op twee of meer gelederen, dicht aaneengesloten voorwaarts ging, voorwaarts gedreven door de achter de gelederen marcheerende onderofficieren. Zoo lezen wij in de voorschriften van den grooten Koning: Wenn ein Soldat sich wahrend des Treffens nach der Flucht unsehen sollte, und zwar ein Fuss breit aus der Linie sich begiebet, soll der hinter selbem stehende Under-Officier selben mit dem Kurzgewehre auf der Stelle durchstechen und massacriren". De soldaat moest in die tijden seine Offuiere mehr fürchten als die Gefahren, denen er ausgesetzt wird," want de soldaten weil sie dem Staat mit nichts weiter attachiret sind, versuchen bey der ersten Gelegenheit wieder wegzulauffen;" op eergevoel, vaderlandsliefde enz. kon dus geen beroep worden gedaan. De toenmalige vuuruitwerking liet echter deze dichte troepenmassa meestal niet meer toe, het tegenwoordige tirailleurgevecht kon echter niet worden in gevoerd, wijl daarbij de manschappen zou den deserteeren. De Oostenrijkers waren de eersten die de waarde van het vuurgevecht duidelijk inzag'-n en vooral hunne artillerie sterk ver meerderden. Frederik schrijft dan ook over hunne bewunderenswerthe Artillerie, welche beinahe schon allen, ohne andere Unterst tzung, genügen würde, um ein angreifi-ndes Heir zuiück zuweisen, zu zerstreuen und zu vernichten," en ziet den toekomstigen oorlog donker in. Ja, hij is vast besloten ,,den Krieg in den ebenern Theil von Schlesien, also in das eigene Land hineinzuziehen, um den Oesterreichern die Gelegenheit zum Aufsuchen festerGebirgs-stellungenzu nehmen." Toch bracht ook dit plan hem geen geluk. De linietactiek had uitgediend en alleen de macht van zijn naam bespaarde hem in den avond van zijn leven de bitterheid het werk van zijn leven uiteen te zien vallen. De oorlog kenmerkte zich in die tijden eveneens door het bezetten van stellingen en, daar men deze niet durfde aanvallen, door marschen om den vijand uit zijn stel ling te manoeuvreeren. Wat is er in later jaren niet gespot met deze pruiken-tactiek, welke de grondwaarheden der krijgskunst, d.w.z. het Kriegführen heisst angreifen" miskende. Hoe scherp werd daar dan het genie van Napoleon tegenover gesteld, die steeds den vijand vernietigde, en hoe werd de staf over die oude tactiek gebroken. Maar tevens, hoe gaf men daarbij blijk de oogen te sluiten voor de waarheid, dat er een on afscheidelijk verband bestond tusschen strijd wijze en legervorming. Immers het verspreide gevecht, hetwelk feitelijk den grondslag vormde der Fransche tactiek, was alleen mogelijk met een leger, dat bestond uit burgers, die de wapens voerden uit over tuiging, en die niet bij iedere gelegenheid trachten weg te loopen, d.w.z. alleen met een leger eener geheel nieuwe maatschappij. Springen wij thans een tijdperk van een eeuw over, dan komen wij weder te staan voor het zelfde feit. Zuid-Afrika, wie her innert zich niet meer den strijd der Boerenrepublieken tegen het krachtige Engeland. Hoe werd weder de staf gebroken over de Britsche troepen, die niet in staat waren de boerenstellingen te nemen, en hoe werd ge twijfeld aan den moed der Britsche soldaten. Wij herinneren aan den strijd toenmaals in de militaire literatuur gestreden. En toch was dit verschijnsel ook toen aan niets an ders toe te schrijven dan aan de wanverhou ding tusschen strijdvorm en vuuruitwerking. Intusschen, de Boerenoorlog eindigde en na een korte beroering, die zich in enkele militaire voorschriften afteekende, bleef alles ongeveer bij het oude. De zoogenaamde" lessen uit den Boerenoorlog hadden hun tijd gehad, alles bleef vrijwel bij het oude. Wel gaf de Russisch-Japansche oorlog weder stof tot strijd, doch deze was niet zoo hevig. De rust keerde spoediger terug, immers een dergelijke oorlog was met Europeesche troepen in Europeesche terreinen onmogelijk. Alleen de samenwerking der infanterie en artillerie kwam iets meer hoofdzakelijk echter op het pap er tot zijn recht. Het gevecht van het hoofdwapen de infan terie bleef vrijwel op dezelfde wijze geregeld. En nu kwam de groote ontgoocheling de reuzenstrijd". Alles liep anders dan men gedacht had, doch n ding bleek klaar en duidelijk: de in vredestijd beoefende strijd wijze kon niet tot het gewenschte doel lei den. En waar deze niet tot dit doel leidde, zag men weer het oude verschijnsel, de stellingoorlog vertoonde zich weer en nu over zulke reuzenfronten als men nooit had durven denken. En waar nu de aanval op deze reuzenfronten bijna ondoenlijk bleek, daar tracht men ook thans den vijand uit zijne stelling te manoeuvreeren, doch in verband met de groote operatietooneelen van thans, ook op zeer groote afstanden. De tocht naar de Dardanellen is zulk een manoeuvre. Zij heeft ten doel de midden mogendheden tot ontruiming der Karpatha te dwingen. Doch ook deze manoeuvre kan op zich zelf nooit de beslissing brengen, deze kan slechts door strijd worden verkregen. En wanneer deze strijd door een der partijen in nieuwe gevechtsvormen zou kunnen worden gestreden, zou de overwinning niet twijfelachtig zijn. Doch waarschijnlijk is dit niet. Niets is conservatiever dan een leger en een oorlog is wel het minst geschikte moment om groote hervormingen in het leger aan te brengen. Ten hoogste kan men wat oplappen eral te verouderde zaken laten vallen. De geest wijzigt men niet. Dit moet worden overge laten aan andere tijden ; maar vooral aan andere opvattingen. Dezelfde verschijnselen, worden door verschillende personen, al naar gelang van hunne denkwijze aan verschil lende oorzaken toegeschreven, en zoo zal een leger, waar over het algemeen dezelfde denkbeelden op het gebied van tactiek heer senen, niet gemakkeiijk er toe komen groote veranderingen aan te brengen. De geschie denis is er een duidelijk bewijs van. Groote omwenteling in strijdwijze vielen meestal toch samen met verandering in structuur van den Staat. Voor alles moet dus de strijdwijze nationaal zijn; d.w.z. zij moet verband houden met het volkseigen en met de verhoudingen, welke in den Staat bestaau. Eerst dan kan zij voldoen aan de eischen, welke op het gevechtsveld gesteld worden. De vuuruitwerking eischt verder een zeer ijle strijdvorm, en deze vordert weer een steiken wil van den strijder om zijn plicht te doen. De strijdwijze eischt dus een groot besef van plicht en solidariteit, veel grooter dan in de lijden, die achter ons liggen. Kan de soldaat van den tegenwoordigen tijd aan deze eischen voldoen? Wij kunnen niets met zekerheid voorspellen, doch gelooven zeer zeker van wel. Het plichtsbesef en solidariteitsgevoel toch, dat de tegen woordige vakvereeniging van zijn leden eischt en dat als regel ook bij de leden bestaat, is Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confetti", Alles wordt mogelijk! Ook in Zwitserland heeft men (zegt een telegram uit Bern) een Overzeetrust ingericht. Binnenkort zal nu waarschijnlijk Java de Wintersport en Skiwedloopen overnemen. Een assurantiekantoor te Londen kreeg, dezer dagen een aanvrage voor een ver zekering op het leven van Enver Pacha; volgens de Daily Telegr." werd door assuradeuren een premier gevraagd van... 95 percent. Heel veilig schijnt men den positie van den Turkschen staatsman toch niet te vinden! In een dezer dagen te Amsterdam gehouden propagandavergadering voor vrouwenkies recht werd een tableau vertoond, voorstellend een vrouw op den brandstapel met een man met een brandfakkel daarvoor. Wij hebben omgekeerd ook wel gehoord van vrouwen, die haar mannen op de pijnbank legden. Maar nimmer hebben wij dat als een argument voor mannenkiesrecht hooren gebruiken. voor ons een waarborg, dat de weerman van thans in staat is aan veel meer eischen te voldoen, dan welke tot nog toe van hem werden gevraagd. Maar dan dient ten eerste een geheel andere opleidingsmethode te worden gevolgd en moet ten tweede voor alles den milicien van zijn aankomst bij den troep af tot aan het verlaten van zijnen diensttijd voortdurend het hoe en waarom der militaire eischen duidelijk worden ge maakt. Dan zullen deze voor hem in een geheel ander licht verschijnen, en waar zelfs nu de meest aan het nut der weermacht twijfelende partijen een groote revolutie in hunne denkbeelden doormaken, daar kan het leger van de toekomst evenzeer verschillen van het tegenwoordige, als het leger van Frederik de Groote verschilde van dat van Napoleon. Deze omwenteling in militaire organisatie is niet gemakkelijk uit te voeren, doch zij moet en kan geschieden, mits men slechts vertrouwen heeft in zijn volk, en mits men vooral de fouten, welke de tegenwoordige tijd aa'n het licht heeft gebracht, niet toe schrijft aan den volksaard, doch slechts aan de ware oorzaak, d. i. aan het feit dat de opleiding en organisatie geen verband hiel den met de denkbeelden in de maatschappij. HAB miiiiiimiiiiiiiiiimiiiiHiiiMiiiiif immuun miiiiitiiuumi Het Grieksche raadsel is nu opgelost. Komedie wordt er niet gespeeld. Koning Konstantijn heeft niet met Wenizelos afge sproken, dat hij eenige vergeefsche pogin gen zou doen om een nieuw ministerie te vormen, opdat het duidelijk zou blijken, dat hem geen andere keus werd gelaten dan zich aan de zijde der Triple-Entente te stellen. Het ministerie Goenaris zal, in over eenstemming met den wensch van den Koning, een politiek van onzijdigheid voor staan. Om geen last te hebben van de Kamer, waar Wenizelos een groote meerderheid heeft, zal het die Kamer eerst voor een maand naar huis sturen en daarna haar ont binden. Zes weken later worden dan de nieuwe verkiezingen gehouden. Zoo kunnen er ongeveer drie maanden verstrijken, voor dat de Kamer in de gelegenheid zal zijn gesteld altoos,, dat de aanhangers van We nizelos er de meerderheid behouden om hare afkeuring uit te spreken over de politiek van het kabinet Goenaris. En in die drie maanden kan er zooveel gebeurd zijn, dat de voorstanders van Griekenlands inmenging in den oorlog tot andere meening zijn ge komen. Zoo heeten de plannen van het kabinet Goenaris te zijn. Komedie wordt er niet gespeeld maar de kans, dat er een tra gedie zal worden opgevoerd, blijft nog bestaan. Wij weten te weinig van de ge zindheid van het Grieksche volk, om te kunnen gissen, of het met den Koning, dan wel met Wenizelos zal meegaan. Voelt deze laatste zich sterk, weet hij de meerderheid van het volk aan zijne zijde, dan zal hij misschien aan het kabinet Goenaris geen drie maanden respijt laten. Een correspon dent te Athene van de Carrière dJla S'ra, die een onderhoud met den gewezen pre sident-m iiyster heeft gehad, bericht, dat Wenizelos er niet alleen diep teleurgesteld over is, dat Griekenland het gunstige oogenblik heeft verzuimd, maar ook zelf in open bare vergaderingen zal optreden om het kabinet Goenaris te bestrijden. Blijkt dit bericht juist te zijn, dan staan er in Grie kenland woelige weken voor de deur. En Wenizelos zal den Grieken dan ook wel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl