Historisch Archief 1877-1940
S»1969
Zondag 21 Maart
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A, VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRJUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris,
Abonnement' per 3 maanden f \ 65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar . 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels / 135, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
. . /0.25
. . .0.30
. . . 0.40 .
INHOUD
Blz. t: Volkenrecht,door H. Brugmans.
Militair gezag geen militair bewind,
door v. H. De positieoorlog van
voorheen en thans, door Habé.
Confetti. Buitenlandsch Overzicht,
door dr. G. W. Kernkamp. 2:
Engelsche Prize Court-jurisdictie. Kunst en
Letteren: P. Dupont, W. Sluiter, door
Plasschaert. Feuilleton: Onguur Avondje,
II, door Minca Verster-Bosch Reitz.
3: Internationale Tribune: John
Galsworthy. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac.
P. Thijsse. De Suikerindustrie op
Java, door dr. H. C. Prinsen Geerligs.
Muziek in de Hoofdstad, door Sem
Dresden.. 7: Graaf Witte, door K.
Dramatische Kroniek,door Henri Borel.
Bij 't licht van de Oorlogsvlam, door
Fred. v. Eeden. 8: De afstand van
Helgoland aan Duitschland, door M. G.
de Boer. 9: Financ. en Econom. Kron.,
door J. D. Santilhano. Tentoonst.
Steuncomité.door H. .10: Studie en Schilderij,
II, door H. L. Berckenhoff. Teek. van
G. van Raemdonck. Onze Puzzles.
11: Ned.-Indië Eerste Eigen Leening, door
Joh. Braakensiek. Spreekzaal.
Schaakspel, door dr. A. G. Olland. 12:
Damrubriek, door K. C. de Jonge.
Bijvoegsel door Johan Braakensiek:
De verwisseling aan het Duitsche ge
zantschap in den Haag.
VOLKENRECHT
Het volkenrecht komt in dezen oorlog
wel zeer in de engte; de vraagt rijst
zelfs, of het nog wel bestaat, althans, of
het na dezen zwaren nood nog genoeg
levenskracht zal hebben overgehouden
om weer te herleven. Het is als een
moreele schok door de wereld gegaan,
toen de mede door den Koning van
Pruisen gewaarborgde neutraliteit van
België door Duitschland met ruwe hand
werd geschonden; het verwekte bittere
verontwaardiging, toen de Duitsche
rijkskanselier minachtend sprak van een vod
papier, het traktaat van 1889, waaraan
men niet meer gebonden was, zoo
dra de levensbelangen van Duitschland
op het spel stonden. Daarmede scheen
de basis van goede trouw, waarop de
verhouding der mogendheden steunde,
hopeloos vernietigd; het volkenrecht
scheen met dit minachtende woord onder
te gaan.
Is dat inderdaad het geval? Kan men
inderdaad aannemen, dat tractaten slechts
scheurpapier zijn en dat dus op deze over
eenkomsten geen internationale rechts
regels meer kunnen worden gebouwd ?
Het is gezegd en de gewone burger,
die zich met rechtsnormen en rechts
vormen niet al te moeilijk maakt, die
als goed Nederlander een ingeschapen
maling aan juristerij" heeft, zal wel weer
hebben geconstateerd, dat het met dat
volkenrecht toch niets gedaan is.
Het komt mij voor, dat deze onder
schatting een gevolg is van vroegere
overschatting.
Onze tijd hecht zeer aan wetten; als
in Solons tijd, als in de dagen van Appius
Claudius roept men om geschreven wet
ten. Er kan nauwelijks een misstand of
misbruik aan den dag komen, of men
roept om een wet om zulk een euvel te
Beteugelen; men vertrouwt weinig op de
stille kracht der stijgende moraliteit. Die
al te groote waardeering van het ge
schreven recht is ook overgeplant op de
internationale verhoudingen; men hecht
overgroote waarde aan overeenkomsten
tusschen verschillende staten; men ver
trouwt zelfs machtconflicten tusschen
verschillende staten te kunnen beslech
ten door een arbitrale uitspraak, een
rechterlijk vonnis.
Daarbij wordt evenwel een zeer
geijHchtige, zelfs domineerende factor over
fret hoofd gezien. Wij zullen ons niet
verdiepen in de vraag, welke de
verhoud'ng is tusschen macht en recht en,
welke van de twee primair, welke secun
dair is. Maar dit staat ook in den moder
nen rechtstaat toch wel vast, dat beide
onafscheidelijk bij elkander behooren en
dat zij ieder afzonderlijk geen redelijk
bestaan hebben.
Recht zonder macht leidt tot anarchie:
macht zonder recht wordt tirannie; van
beide geeft de geschiedenis talrijke voor
beelden
Welnu, deze heilzame combinatie van
macht en recht ontbreekt in het volken
recht, .in het algemeen in de verhou
dingen der staten geheel. Maar een
andere factor komt nog daarbij. Reeds de
Oudheid begreep dat een tractaat niet
eeuwig kon duren; de Grieken sloten
vredesverdragen voor tien, twintig,
veertig jaren. In latere eeuwen nam de
eerbied voor de tractaten belangrijk toe;
zij werden plechtig gesteld onder de
hoede van de Heilige Drievuldigheid en
verkregen daardoor een gewijd karakter;
in overeenstemming daarmede werden
zij ook met zware eeden bezworen ; in
dien eed lag ook de hechtheid van het
tractaat; wie het schond, maakte zich
schuldig aan meineed. Toch waagde
men het erop, zoo het tractaat onder
geheel andere omstandigheden niet meer
voldeed.
Want het gaat natuurlijk met tractaten
als met wetten; zij verouderen zeer snel
en worden dan in plaats van een steun
een dwang.
En nu kan men een wet door de
staatsmacht handhaven ; wie niet hooren
wil, moet ook hier voelen. Maar op het
gebied der internationale verhoudingen
ontbreekt iedere macht en iedere dwang;
vandaar, dat stilzwijgend dan ook wordt
aangenomen, dat een tractaat slechts
zoo lang geldt, als de contracteerende
partijen er hun belang in zien het te
handhaven; zoo zij het al handhaven in
vrede, dan nemen zij toch alle maatregelen
om het onwelgevallige tractaat door
oorlog of oorlogsdreiging te vernietjgen.
De voorbeelden daarvan liggen in onzen
tijd voor het grijpen: men denke aan
Ruslands Zwarte Zee-politiek, aan
Oostenrijks Balkan-politiek, aan Frankrijks
Marpkko-politiek, aan Engelands
Afrikapolitiek.
Dat tijdelijk karakter van iedere inter
nationale overeenkomst heeft men bij de
beoordeeling en waardeering van het
volkenrecht veelal uit het oog verloren.
Men heeft gemeend in de internationale
tractaten wetten van Perzen en Meden
te bezitten en beschouwde de wereld
als n rechtstaat. Dat dezen rechtstaat
een levenselement, de macht, ontbrak,
zag men over het hoofd. Inde lacrymae.
Vandaar de groote teleurstelling. Die
teleurstelling had men zich kunnen be
sparen en moge men zich in de toekomst
besparen, zoo men het tijdelijk, zelfs
voorloopig karakter van alle internationale
verhoudingen, groepeeringen, overeen
komsten in het oog houdt. Als de nood
aan den man komt, blijkt als van ouds
het perkament niet bestand tegen het staal.
Het is alleen de vraag, of die nood
inderdaad aanwezig is. Want al erkent
men ook het tijdelijk karakter van een
tractaat, dat het bindt, zoolang er geen
levensbelangen door worden geschaad,
ligt niet alleen voor de hand, maar is
ook noodig voor de rustige ontwikkeling
der staten. En met deze beperking geldt
natuurlijk ook het volkenrecht. Alleen
maar men zij voorzichtig met er niet
al te zwaar op te steunen.
Want nood leert bidden, maar ook
nog iets anders.
H. BRUGMANS
Militair gezag, geen militair
bewind
Er doen zich werkelijk bedenkelijke
symptpnen voor van glad onjuiste machtsopvat
ting, bij de autoriteiten, die in verschillende
deelen des lands onder den staat van beleg,
het militair gezag uitoefenen. Een gevaar,
dat en in n in zijn doorwerking, n in zijn
nawerking, moet worden geweerd.
Wij hebben voor ons liggen eenige
nummers van het blaadje Algemeen Wel
zijn", dat dezer dagen door de militaire
overheid te Groningen is geschorst gewor
den. Het blijkt, dat dit blad sterk van
vredes-idealen is vervuld; alsmede van
afschuw tegen de barbaarsche methoden
van den krijg. Deze wiijft het in't bijzonder
aan de DuitoChe oorlogsvoering aan.
Zooals Kwik en Kwak over militairisme"
zitten te keuvelen, kan men onder de
braafste, gemiddelde Nederlanders hooren
filosofeeren.
Wij willen er intusschen niet op ingaan
of de redakteur gelijk heeft of niet, en of
zijn wijze van schrijven instemming verdient.
Doch bij eiken lezer moet de indruk deze
zijn: van niet in te zien, waarom hier spe
ciaal de militaire autoriieit met hare
censuurbevoegdheid tegen zulke uitlatingen in het
geweer komen moest. Voor zoover het dan
noodig is, er tegen te reageeren, zou dit im
mers, gelijk de regel is, gevoegelijk aan het
oordeel der gewone burger-justitie kunnen
zijn overgelaten, die waar het pas geeft de
strafbepalingen tegen in gevaar brengen van
de neutraliteit, of tegen beleediging van
vreemde vorsten, ook wel weet te vinden
en' te hanteeren. En in wier functie voor de
burgerij toch een betere waarborg tegen
bemoeizucht en nzijdigheid ligt.
Er steekt reeds iets abnormaals in, dat
in vollen tijd van vrede en rust, geheele ge
deelten van Nederland thans verkeeren in
een rechtstoestand waarbij de werkzaamheid
van alle burgerlijke overh- den, en de wer
king van alle burgerlijke rechten, onder mi
litair bevel is gesteld.
Het kan daarom niet vaak en niet uit
drukkelijk genoeg worden uitgesproken:
dat deze wettelijke instelling van het mili
tair gezag, onder den staat van beleg, nog
niet beteekent: militaire dictatuur;
dat de militaire overheid slechts zoover in
den normalen stand van zaken behoort in te
grijpen, als door militaire- en defensie doel
einden gemotiveerd wordt;
dat de algemeen e verantwoordelijkheid voor
het bestuurswezen en voorde handhaving
van recht, rust en zeden, niet op haar weg
is komen te liggen;
en dat zij zich zooveel mogelijk van
inmenging moet onthouden in de regeling
der gewone burgerlijke zaken, welke nu
eenmaal haar vak niet is.
Opmerkelijk was ook het bericht over
een zaak, die dezer dagen voor den militairen
rechter is gekomen, en waarin onder Zeist
een Overste, uithoofde van zijne militaire
bestuursmacht", den gemeente-veldwachter
in 't cachot had laten opsluiten, omdat deze
civiele beambte het had gewaagd, zonder
voorafgaand verlof van hem, Overste, zijn
gewonen plicht te doen, door er aanmer
king op te maken, dat het paard van dien
Overste op een voor paarden verboden
pad liep.
Tot zulke dingen komt het, als het
attenliesein niet ijlings gegeven wordt.
Moge men het er dus maar eenmaal over
eens zijn, dat onder onzen tegenwoordigen
staat van beleg het burgerlijke leven zoo
veel mogelijk zijn eigen weg kan, en
moet blijven gaan. Dan zal zeker niemand
aan wat overigens van militaire zijde voor
militaire doeleinden noodig wordt geacht,
een stroobreed in den weg leggen; en het
integendeel met vertrouwen aanvaarden.
Maar anders loopt het scheef.
v. H.
De positieoorlog van voorheen
en thans
(Van onzen militairen medewerker)
De langdurige positiekrijg, welke nu reeds
maanden in Noord-Frankrij k woedt en die
voor zoo velen in de wereld eene ontgoo
cheling was, vindt zijn oorzaak in de groote
uitwerking der hedendaagsche vuurwapenen.
Op grond hiervan zou men hem dus als een
?ieuw verschijnsel op het gebied der krijgs
kunde kunnen beschouwen. Toch is dit
niet zoo.
De tactiek toch wordt niet beïnvloed door
de absolute uitwerking der vuurwapenen,
doch door de verhouding welke er tusschen
deze laatste en de strijdvormen bestaat.
Stijgen de verliezen boven een zeker maxi
mum, dan komt de troep op het wijkpunt
en ontruimt zij het gevechtsveld. Houden
dus de gevechtsvormen met dit feit geen
rekening, of beter gezegd zijn zij niet in
staat de kwetsbaarheid zoo te verminderen,
dat de verliezen beneden die van het wijk
punt blijven, dan zal onherroepelijk
deaanvalskracht verminderen, om eindelijk vrijwel
geheel op te houden. De troep neemt dan
zijn toevlucht tot het zoeken van kunst
matige dekkingen en de stelling oorlog ver
schijnt.
Reeds meermalen deed zich in den loop
der eeuwen het geval voor, nog het laatst
in het einde der 18e eeuw, toen de uitwer
king van het opkomende vuurgevecht de
toenmalige linietactiek onmogelijk maakte.
Deze linietactiek, welke onder Frederik den
Groote zijn hoogste glanspunt bereikte, be
stond hierin, dat de troep op twee of meer
gelederen, dicht aaneengesloten voorwaarts
ging, voorwaarts gedreven door de achter
de gelederen marcheerende onderofficieren.
Zoo lezen wij in de voorschriften van den
grooten Koning: Wenn ein Soldat sich
wahrend des Treffens nach der Flucht
unsehen sollte, und zwar ein Fuss breit aus
der Linie sich begiebet, soll der hinter selbem
stehende Under-Officier selben mit dem
Kurzgewehre auf der Stelle durchstechen
und massacriren".
De soldaat moest in die tijden seine
Offuiere mehr fürchten als die Gefahren,
denen er ausgesetzt wird," want de soldaten
weil sie dem Staat mit nichts weiter
attachiret sind, versuchen bey der ersten
Gelegenheit wieder wegzulauffen;" op eergevoel,
vaderlandsliefde enz. kon dus geen beroep
worden gedaan. De toenmalige
vuuruitwerking liet echter deze dichte troepenmassa
meestal niet meer toe, het tegenwoordige
tirailleurgevecht kon echter niet worden in
gevoerd, wijl daarbij de manschappen zou
den deserteeren.
De Oostenrijkers waren de eersten die de
waarde van het vuurgevecht duidelijk
inzag'-n en vooral hunne artillerie sterk ver
meerderden. Frederik schrijft dan ook over
hunne bewunderenswerthe Artillerie, welche
beinahe schon allen, ohne andere Unterst
tzung, genügen würde, um ein angreifi-ndes
Heir zuiück zuweisen, zu zerstreuen und zu
vernichten," en ziet den toekomstigen oorlog
donker in. Ja, hij is vast besloten ,,den
Krieg in den ebenern Theil von Schlesien,
also in das eigene Land hineinzuziehen, um
den Oesterreichern die Gelegenheit zum
Aufsuchen festerGebirgs-stellungenzu nehmen."
Toch bracht ook dit plan hem geen geluk.
De linietactiek had uitgediend en alleen de
macht van zijn naam bespaarde hem in den
avond van zijn leven de bitterheid het werk
van zijn leven uiteen te zien vallen.
De oorlog kenmerkte zich in die tijden
eveneens door het bezetten van stellingen
en, daar men deze niet durfde aanvallen,
door marschen om den vijand uit zijn stel
ling te manoeuvreeren. Wat is er in later
jaren niet gespot met deze pruiken-tactiek,
welke de grondwaarheden der krijgskunst,
d.w.z. het Kriegführen heisst angreifen"
miskende. Hoe scherp werd daar dan het
genie van Napoleon tegenover gesteld, die
steeds den vijand vernietigde, en hoe werd
de staf over die oude tactiek gebroken. Maar
tevens, hoe gaf men daarbij blijk de oogen
te sluiten voor de waarheid, dat er een on
afscheidelijk verband bestond tusschen strijd
wijze en legervorming. Immers het verspreide
gevecht, hetwelk feitelijk den grondslag
vormde der Fransche tactiek, was alleen
mogelijk met een leger, dat bestond uit
burgers, die de wapens voerden uit over
tuiging, en die niet bij iedere gelegenheid
trachten weg te loopen, d.w.z. alleen met een
leger eener geheel nieuwe maatschappij.
Springen wij thans een tijdperk van een
eeuw over, dan komen wij weder te staan
voor het zelfde feit. Zuid-Afrika, wie her
innert zich niet meer den strijd der
Boerenrepublieken tegen het krachtige Engeland.
Hoe werd weder de staf gebroken over de
Britsche troepen, die niet in staat waren de
boerenstellingen te nemen, en hoe werd ge
twijfeld aan den moed der Britsche soldaten.
Wij herinneren aan den strijd toenmaals in
de militaire literatuur gestreden. En toch
was dit verschijnsel ook toen aan niets an
ders toe te schrijven dan aan de wanverhou
ding tusschen strijdvorm en vuuruitwerking.
Intusschen, de Boerenoorlog eindigde en
na een korte beroering, die zich in enkele
militaire voorschriften afteekende, bleef alles
ongeveer bij het oude. De zoogenaamde"
lessen uit den Boerenoorlog hadden hun tijd
gehad, alles bleef vrijwel bij het oude. Wel
gaf de Russisch-Japansche oorlog weder stof
tot strijd, doch deze was niet zoo hevig.
De rust keerde spoediger terug, immers een
dergelijke oorlog was met Europeesche
troepen in Europeesche terreinen onmogelijk.
Alleen de samenwerking der infanterie en
artillerie kwam iets meer hoofdzakelijk
echter op het pap er tot zijn recht. Het
gevecht van het hoofdwapen de infan
terie bleef vrijwel op dezelfde wijze
geregeld.
En nu kwam de groote ontgoocheling
de reuzenstrijd". Alles liep anders dan men
gedacht had, doch n ding bleek klaar en
duidelijk: de in vredestijd beoefende strijd
wijze kon niet tot het gewenschte doel lei
den. En waar deze niet tot dit doel leidde,
zag men weer het oude verschijnsel, de
stellingoorlog vertoonde zich weer en nu
over zulke reuzenfronten als men nooit had
durven denken. En waar nu de aanval op
deze reuzenfronten bijna ondoenlijk bleek,
daar tracht men ook thans den vijand uit
zijne stelling te manoeuvreeren, doch in
verband met de groote operatietooneelen
van thans, ook op zeer groote afstanden.
De tocht naar de Dardanellen is zulk een
manoeuvre. Zij heeft ten doel de midden
mogendheden tot ontruiming der Karpatha
te dwingen.
Doch ook deze manoeuvre kan op zich
zelf nooit de beslissing brengen, deze kan
slechts door strijd worden verkregen. En
wanneer deze strijd door een der partijen
in nieuwe gevechtsvormen zou kunnen
worden gestreden, zou de overwinning niet
twijfelachtig zijn.
Doch waarschijnlijk is dit niet. Niets is
conservatiever dan een leger en een oorlog
is wel het minst geschikte moment om groote
hervormingen in het leger aan te brengen.
Ten hoogste kan men wat oplappen eral te
verouderde zaken laten vallen. De geest
wijzigt men niet. Dit moet worden overge
laten aan andere tijden ; maar vooral aan
andere opvattingen. Dezelfde verschijnselen,
worden door verschillende personen, al naar
gelang van hunne denkwijze aan verschil
lende oorzaken toegeschreven, en zoo zal
een leger, waar over het algemeen dezelfde
denkbeelden op het gebied van tactiek heer
senen, niet gemakkeiijk er toe komen groote
veranderingen aan te brengen. De geschie
denis is er een duidelijk bewijs van.
Groote omwenteling in strijdwijze vielen
meestal toch samen met verandering in
structuur van den Staat. Voor alles moet
dus de strijdwijze nationaal zijn; d.w.z. zij
moet verband houden met het volkseigen
en met de verhoudingen, welke in den Staat
bestaau. Eerst dan kan zij voldoen aan de
eischen, welke op het gevechtsveld gesteld
worden.
De vuuruitwerking eischt verder een zeer
ijle strijdvorm, en deze vordert weer een
steiken wil van den strijder om zijn plicht te
doen. De strijdwijze eischt dus een groot
besef van plicht en solidariteit, veel grooter
dan in de lijden, die achter ons liggen.
Kan de soldaat van den tegenwoordigen
tijd aan deze eischen voldoen? Wij kunnen
niets met zekerheid voorspellen, doch
gelooven zeer zeker van wel. Het plichtsbesef
en solidariteitsgevoel toch, dat de tegen
woordige vakvereeniging van zijn leden eischt
en dat als regel ook bij de leden bestaat, is
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti",
Alles wordt mogelijk! Ook in Zwitserland
heeft men (zegt een telegram uit Bern) een
Overzeetrust ingericht. Binnenkort zal nu
waarschijnlijk Java de Wintersport en
Skiwedloopen overnemen.
Een assurantiekantoor te Londen kreeg,
dezer dagen een aanvrage voor een ver
zekering op het leven van Enver Pacha;
volgens de Daily Telegr." werd door
assuradeuren een premier gevraagd van...
95 percent. Heel veilig schijnt men den
positie van den Turkschen staatsman toch
niet te vinden!
In een dezer dagen te Amsterdam gehouden
propagandavergadering voor vrouwenkies
recht werd een tableau vertoond, voorstellend
een vrouw op den brandstapel met een man
met een brandfakkel daarvoor. Wij hebben
omgekeerd ook wel gehoord van vrouwen,
die haar mannen op de pijnbank legden. Maar
nimmer hebben wij dat als een argument
voor mannenkiesrecht hooren gebruiken.
voor ons een waarborg, dat de weerman van
thans in staat is aan veel meer eischen te
voldoen, dan welke tot nog toe van hem
werden gevraagd. Maar dan dient ten eerste
een geheel andere opleidingsmethode te
worden gevolgd en moet ten tweede voor
alles den milicien van zijn aankomst bij den
troep af tot aan het verlaten van zijnen
diensttijd voortdurend het hoe en waarom
der militaire eischen duidelijk worden ge
maakt. Dan zullen deze voor hem in een
geheel ander licht verschijnen, en waar zelfs
nu de meest aan het nut der weermacht
twijfelende partijen een groote revolutie in
hunne denkbeelden doormaken, daar kan het
leger van de toekomst evenzeer verschillen
van het tegenwoordige, als het leger van
Frederik de Groote verschilde van dat van
Napoleon.
Deze omwenteling in militaire organisatie
is niet gemakkelijk uit te voeren, doch zij
moet en kan geschieden, mits men slechts
vertrouwen heeft in zijn volk, en mits men
vooral de fouten, welke de tegenwoordige
tijd aa'n het licht heeft gebracht, niet toe
schrijft aan den volksaard, doch slechts aan
de ware oorzaak, d. i. aan het feit dat de
opleiding en organisatie geen verband hiel
den met de denkbeelden in de maatschappij.
HAB
miiiiiimiiiiiiiiiimiiiiHiiiMiiiiif immuun
miiiiitiiuumi
Het Grieksche raadsel is nu opgelost.
Komedie wordt er niet gespeeld. Koning
Konstantijn heeft niet met Wenizelos afge
sproken, dat hij eenige vergeefsche pogin
gen zou doen om een nieuw ministerie te
vormen, opdat het duidelijk zou blijken, dat
hem geen andere keus werd gelaten dan
zich aan de zijde der Triple-Entente te
stellen. Het ministerie Goenaris zal, in over
eenstemming met den wensch van den
Koning, een politiek van onzijdigheid voor
staan. Om geen last te hebben van de Kamer,
waar Wenizelos een groote meerderheid
heeft, zal het die Kamer eerst voor een
maand naar huis sturen en daarna haar ont
binden. Zes weken later worden dan de
nieuwe verkiezingen gehouden. Zoo kunnen
er ongeveer drie maanden verstrijken, voor
dat de Kamer in de gelegenheid zal zijn
gesteld altoos,, dat de aanhangers van We
nizelos er de meerderheid behouden om
hare afkeuring uit te spreken over de politiek
van het kabinet Goenaris. En in die drie
maanden kan er zooveel gebeurd zijn, dat
de voorstanders van Griekenlands inmenging
in den oorlog tot andere meening zijn ge
komen.
Zoo heeten de plannen van het kabinet
Goenaris te zijn. Komedie wordt er niet
gespeeld maar de kans, dat er een tra
gedie zal worden opgevoerd, blijft nog
bestaan. Wij weten te weinig van de ge
zindheid van het Grieksche volk, om te
kunnen gissen, of het met den Koning, dan
wel met Wenizelos zal meegaan. Voelt deze
laatste zich sterk, weet hij de meerderheid
van het volk aan zijne zijde, dan zal hij
misschien aan het kabinet Goenaris geen
drie maanden respijt laten. Een correspon
dent te Athene van de Carrière dJla S'ra,
die een onderhoud met den gewezen pre
sident-m iiyster heeft gehad, bericht, dat
Wenizelos er niet alleen diep teleurgesteld
over is, dat Griekenland het gunstige
oogenblik heeft verzuimd, maar ook zelf in open
bare vergaderingen zal optreden om het
kabinet Goenaris te bestrijden. Blijkt dit
bericht juist te zijn, dan staan er in Grie
kenland woelige weken voor de deur. En
Wenizelos zal den Grieken dan ook wel