De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 21 maart pagina 6

21 maart 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 Maart '15. No. 1969 ft Riettransport per kar Oe Suikerindustrie op Java Van alle takken van Europeesche landbouwnijverheid in Nederlandsch-Indië be kleedt de suikerindustrie de voornaamste plaats, zoowel door het groote geldsbedrag, dat de jaarlijksche suikeroogst vertegen woordigt als door de belangrijke middellijke en onmiddellijke voordeelen, welke de suikerrletcultuur en de rietsuikerfabricatie aan land en volk brengt. De groote beteekenis van deze industrie dagteekent eerst van betrekkelijk jongen data ra, daar nu slechts 25 jaren gele den de geheele opbrengst van den Java suiker-oogst niet meer dan 400,000 ton van 1000 kilo bedroeg en nu op ongeveer een millioen ton hooger dan dat cijfer mag worden aangenomen. Deze groote vermeer dering van de productie moet des te meer verwondering wekken, wanneer men be denkt, dat noch het klimaat, noch de bodem van het eiland Java bijzonder gunstig voor de suikerrietcultuur zijn, terwijl bovendien de agrarische wetgeven en de schaarschte -aan bouwvelden, welke daartoe aanleiding gaf, evenmin een onbeperkte uitbreiding van de met riet beplante oppervlakte kunnen in de hand werken. ? In tegenspraak met de veelvuldig uitge sproken bewering als zoude de bodem van Java bijzonder vruchtbaar zijn, is hij in tegendeel, uit de natuur van zijn ontstaan, eerder arm aan plantenvoedingsstoffen te noemen en staat in dit opzicht ver ten achter bij de zooveel rijkere gronden van de eilanden en de kusten van de Caraibische Zee, b.v. van Cuba of van Suriname. Waar net op het eerstgenoemde eiland mogelijk is om zonder bemesting of ten hoogste met behulp van een zeer geringe hoeveelheid mest en met een zeer opper vlakkige grondbewerking een reeks van jaren achtereen riet van denzelfden aanplant te oogsten,1 waarbij uit de in den bodem achter gebleven worteleinden een nieuwe, krach tige oogst opschiet, daar 'lis men op Java wel genoodzaakt het riet na den eersten oogst geheel uit te delven en op een andere plaats opnieuw riet uit stekken te planten, omdat een tweede snit van het eenmaal afgeoogste veld een veel te kleinen oogst zoude geven, om met voordeel te kunnen worden aangehouden. Uit het feit, dat men ieder jaar een ander stuk grond voor den rietbouw in gebruik moet nemen en verder dat de nieuwe oogst reeds op het voorbereide veld geplant wordt, terwijl het oude riet op het veld daarnaast nog staat te rijpen of althans het oogenblik afwacht, waarop hij gesneden wordt, volgt, dat rrien op Java voor den suikerrietbouw veel meer grond tot zijne beschikking moet hebben dan men in een afzonderlijk jaar beplant. In den regel komt men eens in drie jaren met riet op een zelfde stuk grond terug, dat dan gedurende de twee jaren, waarin het geen suikerriet voortbrengt in wisselbouw met andere gewassen wordt beplant, en wel in hoofdzaak met rijst. Waar nu de werkelijk met suikerriet be plante oppervlakte op Java op 140,000 hec taren wordt gerekend, daar moet men dus, om voor een geregelde vruchtwisseling te kunnen zorgen, over drie maal die opper vlakte kunnen beschikken, dus over 420,000 hectaren, en wanneer men den nog den grond mederekent, die voor de stekkentuinen, voor railbanen, en dergelijke in beslag wordt genomen, dan blijkt het, dat er ongeveer 450,000 hectaren of ongeveer 11 pCt. van de bouwbare oppervlakte van Java aan de suikercultuur is gewijd, waarvan dan steeds twee derden met andere gewassen beplant worden in wisselbouw met het riet. Op Java onderscheidt men twee scherp gescheiden seizoenen en wel een drogen tijd in onzen zomer en een regentijd in onzen winter. Het riet wordt geplant in den drogen tijd, groeit dan eenigszins, maar blijft toch vrij kort, om zich in den regentijd krachtig te ontwikkelen en zijn vollen wasdom te be reiken. In den daarop volgenden tweeden drogen tijd bereikt het volwassen riet zijn hoogste suikergehalte en wordt, ongeveer een jaar nadat het geplant is, geoogst en vermalen. Bij het planten en den eersten tijd van groei heeft het riet vrij veel water noodig en, aangezien er dan vrij wel in het geheel geen regen valt, moet dat water op andere wijze worden verkregen. Een Suikerfabriek iiiiiiiiiiiiiiMiiiitiHiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiMiiiiiniiii iitmiMiiiiiiiiinii HOOFEÖKD Toonkunst. Uitgevoerd werden onder leiding van Mengelberg drie deelen uit de Symphonia Epica" van C. Dopper en das Klagende Lied" van G. Mahler. Eene, sinfonie in de gewone beteekenis van het woord kan men Dopper's werk niet noemen, het ware dan dat de mouvementen dezelfde zijn als in de klassieke sinfonievorm, Allegro, Adagio, enz. Het sinfonische is in hoofdzaak te zoeken in de structuur der thema's' en in de verwerking daarvan. Omdat in het geheele werk, ook in het Ie deel dat nu niet ter uitvoering kwam, het koor een overwegende rol heeft te vervul- i len zou men de sinfonia epica" gevoegelijk ' onder de - oratoria kunnen rekenen, hoewel hiervoor de koren, die in verhalende trant zijn gehouden weer te weinig dramatisch zijn. Men zou zich het werk ook In scène kunnen denken en daardoor zou het waar schijnlijk, ook in verband met de aard der muziek, winnen. Voor de concertzaal zijn vooral de soli te eentonig en te lang. Het best behandeld is de orkestpartij, waarin vele opmerkenswaardige details te vinden zijn. Dopper nam zich tot tekst den eersten zang uit de Ilias van Homeros en heeft hiermede hoog gegrepen. De Grieksche wereld heeft trouwens vele componisten aangetrokken; ik noem slechts de oude Italiaansche operacomponisten der 16e en 17e eeuw, later Gluck, Massenet, Mendelssohn, Bruch. Die behandelden echter alle een zeker Grieksch gegeven en lieten zich het libretto of de oratorium-tekst daarnaar maken. Dop per echter zet de verzen van de Grieken zelf in muziek maar wil niet in de eerste plaats het karakter en het tijdeigen daarvan tot uitdrukking brengen, doch de algemeen menschelijke gedachten, die er in opgeslo ten liggen. Dat die personen die in de Ilias voorkomen nu toevallig helden en goden zijn doet niets ter zake; zij hebben hun fouten en gebreken zoo goed als de meest gewone menschen. Deze kant heeft Dopper m.i. teveel naar Hierin zien wij een der grootste voordeelen van den wisselbouw van riet en rijst, namelijk dat de irrigatie-inrichtingen, die hoofdzakelijk ten behoeve van den rijstbouw aangelegd zijn geworden, ook van veel dienst zijn voor den rietbouw. Die dienst is zoo groot, dat men in den regel het suikerriet alleen op geirrigeerden grond plant en het planten op van regen afhankelijke velden tot groote uitzonderingen behoort. Uit de beide hier genoemde noodzakelijke vereischten voor een met goed gevolg te drijven suikeronderneming, te weten de beschikking over een groote uitgestrektheid, aaneengesloten bouwgrond op een vlak ter rein, dat het gemakkelijk transport van de zware vrachten van het te oogsten riet mogelijk maakt en de beschikking niet alleen over irrigatiewerken, maar ook over vol doende hoeveelheden irrigatiewater volgt, dat men bij de keuze van de plaats, waar men een suikeronderneming zal vestigen, eenigszins beperkt is. Om deze beide redenen is er dan ook door de Regeering bepaald, dat, wanneer men een nieuwe suikerfabriek wil oprichten of'den aanplant van een bestaande wil uit breiden, dit niet zal worden toegestaan dan nadat een onderzoek zal hebben uitgemaakt, dat de voorgenomen plannen niet in strijd zijn met de economische belangen van de inlandsche bevolking in zake den beschikbaren bouwgrond en het beschikbare irri gatiewater. Om alle hier genoemde redenen treffen wij de suikerindustrie op Java dan ook alleen daar aan, waar uitgestrekte, van irrigatie inrichtingen voorziene vlakten of rivierdalen worden gevonden, d. w. z. in de groote laagvlakte aan Java's Noordkust van de grens van de Preanger af tot aan de kalkbergen van Rembang toe, op de hoogvlakten tusschen de vulkanen in Madioen en Kediri, op de laagvlakte aan de Noordkust van het Oostelijke deel vaa Java en verder in de rivierdalen in Banjoemas, Soerakarta en Djokdjakarta en in het dal van de rivier Brantas. Er zijn nog uitgestrekte vlakten op Java, b.v. de groote Solo-vallei, die voor de beplanting met suikerriet in aanmerking zouden kunnen komen. Wanneer die vallei bevloeid zoude zijn en .wanneer de werken, die vroeger begonnen en thans gestaakt zijn en welke de irrigatie van die vallei ten doel hadden, zouden worden uitgevoerd, dan zou de suikercultuur op Java nog een aanzien lijke uitbreiding kunnen verkrijgen. Het groote gevolg van de moeilijkheid om den noodigen bouwgrond te verkrijgen is geweest, dat men van die beperkte opper vlakte zoo veel mogelijk product verlangde te verkrijgen en dientengevolge is de suikerrietbouw op Java zoodanig verbeterd en wordt zoo intensief gedreven, dat menhemi eerder met den naam van tuinbouw dan met dien van landbouw zoude moeten bestempelen. Bij die zeer intensieve cultuur wordt men krachtig geholpen door de aanwezigheid van eene talrijke en werkzame bevolking, welke, in de buurt van de suikeronderneming woon achtig, dicht bij de hand is, wanneer er arbeid te verrichten valt en verder voor eigen rekening werkt, indien delrietaanplantingen geen werklieden noodig hebben. Door de groote uitbreiding van landbouwondernemingen op Java en door de verbe terde prijzen, die de eigen landbouwpro ducten van den inlander opbrengen, wordt het in den laatsten tijd moeilijk steeds de noodige werkkrachten te verkrijgen om alle voor de intensieve cultuur benoodigde werkzaamheden door handenarbeid te doen uitvoeren en is men genoodzaakt tot mecha nische grondbewerking over te gaan, evenals men reeds sedert geruimen tijd het rietvervoer door middel van railbanen en loco motieven heeft doen geschieden, omdat het vervoer van de steeds grooter wordende oogsten met trekvee en karren onuitvoerbaar werd. Wij zullen dientengevolge op Java meer dan tot dusverre van landbouwmachines gebruik moeten maken en talrijk zijn de proefnemingen, die men thans uitvoert om de elders gebruikelijke ploegen en andere toestellen geschikt te maken voor de eigen aardige eischen, welke de gewoonlijk buiten gewone zware Java-gronden en het vele grondverzet, dat de rietcultuur vordert, aan hen stellen. Zoodra na afloop van den regenmoesson de rijst geoogst is, worden rondom de velden diepe geulen gegraven ten einde het water, dat den grond doortrokken heeft, gelegen heid te geven af te vloeien. Oplichten grond, waar ploegen mogelijk is, wordt, voordat men de geulen graaft, het veld eerst eenige malen in verschillende richting geploegd, maar in de meeste streken is de bodem te stijf om deze bewerking te kunnen uit voeren. Men graaft daar reeksen vrij diepe plantgeulen in het veld, terwijl de uitge graven aarde ter zijde opgestapeld wordt en langzaam verkruimelt. In den verweerden bodem van de plant geulen legt men de stekken, die gesneden worden van den top van het riet, dat men vermaalt of uit stukken gesneden jong riet bestaan, dat men alleen voor dat doel in MIlmlIIIIIIIMIHI voren gebracht: het onvolkomene in de figu ren. En bovendien heeft hij dit gedaan met een zekere mate van goedmoedige geestig heid, die zich niet verheft boven die ka rakters, maar er teveel den draak mee steekt. Daardoor is de muziek ook te sterk met komische elementen doorspekt en geraakt op het plan der parodie. Men denke aan de paukenroffels bij Zeus' woorden, de tuba bij de verwijten van Here, de potsierlijke declamatie als Hephaistos optreedt en vele andere plaatsen. Offenbach parodieert ook, echter niet een vast-gegeven tekst. Was dit de bedoeling van den componist dan heeft hij die goed weten uit te drukken! Over het geheel lijdt de melodiek der drie deelen aan te weinig voornaamheid en oorspronkelijkheid. Ik zonder uit het breede hoofdthema der sinfonie en het scherzo. Dit is volgens mij trouwens het beste van het werk en hierin komen zeer origineel gevon den instrumentale effecten voor; ook de gebruikmaking van het koor als vocaliseerende stem in het ensemble der orkestkleuren is een goede gedachte. De uitvoering door het koor was prachtig en Mengelberg heeft met goeden smaak de dames en heeren geleid. Orkest, als altijd, zoo goed het kan. Kijkje in een Suikerfabriek afzonderlijke stekkentuinen had aangeplant. De stekken worden horizontaal in dem grond gelegd, met een laagje aarde bedekt en overvloedig begoten. Men herhaalt die be gieting eerst met korte, later met langere tusschenppozen en weldra kiemt het riet en vormt jonge plantjes, die welig opgroeien. Ten einde hen vaster in den grond te doen staan en ook om de wortelontwikkeling en de vorming van nieuwe stengels te bevor deren wordt in twee of drie tempo.'s de uit de geulen gegraven, verkruimelde aarde daarin teruggestort en ten slotte om de plant opgehoogd, zoodat deze eindelijk op een heuvelrug schijnt te staan. Tegelijkertijd met deze aanaardingen wordt er mest, in de meeste gevallen alleen kunstmeststoffen, maar soms ook zoover de voorraad strekt, stalmest, bij. het riet gevoegd en voortdurend wordt de aanplant door wieden zorgvuldig van gras en ander onkruid ge zuiverd, totdat de bladeren zich ver genoeg ontwikkeld hebben om den grond' te over schaduwen en daardoor het onkruid te doen verdwijnen. Ook worden voortdurend de rietvijanden uit het dierenrijk bestreden en door desinfectie en uitroeiing van aangetaste planten een verbreiding van plantenziekten tegen gegaan, totdat bij den aanvang van den drogen moesson het tijdperk va»den oogst is aangebroken, dat gewooulijk tusschen drie en vier maanden onafgebroken zoo wel op weekdag als Zondag voortduurt. Men graaft het riet tot op den ouden stek uit. snijdt den top met bladeren af, schraapt aarde en wortels van de stokken af, bindt ze tot bundels bijeen en vervoert hen naar de fabriek. Daar wordt het riet tusschen zware ijzeren walsen uitgeperst en deze persing herhaald, totdat praktisch al het sap is gewonnen en de uitgeperste rietvezel als brandstof naar de ovens wordt gebracht. De fabrieken zijn zoo modern en zoo praktisch mogelijk ingericht en het daar verrichte werk kan de vergelijking met ieder suikerproduceerend land der wereld met glans doorstaan, Het is mogelijk om drie dagen na het vermalen van het riet alle suiker, die men daaruit zou kunnen ver krijgen in den vorm van witte, voor direct gebruik bestemde suiker in de zakken te hebben, zoodat men een paar dagen na den afloop van den rietoogst alle suiker daaruit bereid kan hebben. Dooreengenomen kan men de rietopbreagst op Java op 100,000> kilo per hectare rekenen en daar men gemiddeld 10 pCt. van het rietgewicht aan suiker verkrijgt, is de suiker productie omstreeks 10,000 kilo per hectare of bij een aanplant van 143,000.hectare in het geheel ongeveer 1,460,000 ton van 1000 kilo. In het laatste jaar, waarvan cijfers be schikbaar zijn, 1<M!3, bedroeg de suikerop brengst van Java 1,466*0001 ton, waarvan 40 pCt. als witte eonsumptiesutker werden afgeleverd, 30 pCt als lichtkleurige ruwe suiker, 22: pCt. als bruine ruwe suiker en de rest als zeer donker gekleurd naproduct werd verkocht. De witte suiker ging bijna geheel naar Britsen Indië, terwijl ook Singa pore ate verdeelhaven er een deel van ontving.. De lichtkleurige ruwe suiker vond haar weg naar Australië en naar Hongkong als grondstof' voor raffinaderijen, terwijl de donkere ruwe suiker naar de raffinaderijen van Japan, en ook naar Hongkong verscheept werd. De naproducten werden in Siam, Japan en China, verbruikt, zoodat de geheele Java. oogst, tot een gezamenlijk geldswaardig bedrag> van ruim 170 rttiHioen gulden, geheel in het Oosten werd opgenomen en er geen. zak het Suezkanaal heeft gepasseerd. Dit is in. het jaar 1'9Ï4 door de groote suikerkoopen van de Britsehe regeering anders. geworden, maar in normale tijden kan Java zijn geheele afzetgebied dicht in de buurt vinden en is dus steeds in onmiddellijke aanraking met de verbruikers. Het heeft veel moeite en arbeid gekost omi niettegenstaande de reeds vermelde ongunstige omstandigheden het doel te bereiken, dat er een industrie geschapen is, welke in staat is- met iedere fluctuatie van de markten mede te gaan en die ook weder standsvermogen, genoeg heeft om aan tijde lijke moeilijkheden het hoofd te bieden. Dit ii»moeilijke tijden verkregen succes is een waarborg, dat zoo de flinke ondernemende geest in onze industrie blijft heersenen, zij een schoone toekomst voor zich heeft, al mochten ook bezwaren van allerlei aard die geestkracht op de proef komen stellen, en al mochten ziekten en plagen in het gewas,. lage suikerprijzen en welke rampen ook, ons wede»oproepen tot denzelfden strijd,. die met zoo goed gevolg in vroegere jaren is gestreden Dr. H. C. PRINSEN GEERLIGS Het oogsten van suikerriet Van de solisten stond mevrouw Noorde wier verreweg bovenaan. Haar stem klonk zeldzaam mooi. Na haar noem ik den bariton Butter met zijn machtig orgaan; jammer dat ook de anderen niet beter waren! In het 2e deel werd Mahlers jeugdwerk gegeven, waarvan de uitvoering niet zeer gelukkig was. Das klagende Lied" hoewel kort en tamelijk eenvoudig biedt hier en daar groote moeielijkheden; ik herinner mij dat indertijd bij de eerste uitvoering (ik meen onder den componist zelf) ook oneenigheid bestond tusschen het orkest en de feestmuziek die achter het podium was opgesteld. De altsoliste, die in Mahlers werk het meest op den voorgrond treedt, wist met de eigenaardige kleur der lagere middentonen soms goede stemming te geven; boven c mist haar stem echter kracht en glans. Haar voordracht is te eentonig. De heer Otto Wolf zong het mezza voce in Mahler beter dan de krachtige partij in de symphonia". De ballade van Mahler, heeft weliswaar deelen van ongelijke waarde (conventie in den aanhef van het 2de deel naast stemming en oorspronkelijkheid) maar toch is hierin te hooren dat een waar kunstenaar zich reeds vroeg Op eigen wijze uit. MMiiiiiMiiimumMiimmMimmmiiimiiiiMmiiiiiimiiiiniliiiiMimiiiii Röntgen trio. Van de trio-vereeniging die door Rönt gen Sr. met zijn beide zoons Julius en Engelbert is gevormd weet ik niets dan goed te zeggen. Alle voorwaarden voor een uitstekend ensemble zijn hier aanwezig: drie goede spelers, die elkander uitstekend begrijpen, en door langdurig samenspel als het ware n zijn geworden, Den pianist kent men; de violist heeft een eenigszins koelen, wel beschaafden toon. De cellist heeft meer warmte, moet zich echter voor zekere maniertjes hoeden. Zijn inzet van het 2e thema in Schuberts trio, was fijn muzikaal, In het middendeel van Brahms' menuet uit de sonate voor cello en piano was hij het met zijn partner niet geheel eens. Slechts n bedenking heb ik tegen het concert van het nieuwe trio: waarom gaf het naast Beethoven en het prachtige werk van Schubert niet een werk van een nieuw componist? Of komt dat bij een volgende gelegenheid, die ik spoedig weer verwacht? SEM DRESDEN * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl