Historisch Archief 1877-1940
1970
Zondag 28 Maart
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRJUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiên van 1?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30
Reclames, per regel , 0.40
INHOUD
Blz.l: Socialisten-Nood, door v. H.
Landbouwzaken: Oorlogswinst in den
Landbouw, door J. Smid. Confetti.
2: Buitenl. Overzicht, door dr. G. W.
Kernkamp. Uit de Parlementaire sfeer,
door Kamer-raad. Internat. Tribune:
dr. Poul Bjerre. Het Preken in 't Fries,
door dr. F. Buitenrust Hettema. 3:
Feuilleton: Onguur Avondje, III,door Minca
Verster-Bosch Reitz. 5; Voor Vrou
wen, door Elis. M. Rogge. 6: Kolo
niën, door J. C. v. E. Bij 't licht van
de Oorlogsvlam, door Fred. v. Eeden.
Muziek in de Hoofdstad, door Sem
Dresden. 7: In memoriam: A. A. W.
Hubrecht, door prof. Max Weber. De
Ned. Leeuw mishandeld, door C. W. H.
Verster. Rie Cramer, door A.
Plasschaert.'?DerUebermensch", doorjoan
Collette. Uit de Natuur, door Jac. P.
Thijsse. 8: Onze Schilders, door F.
Bobeldijk. Tentoonstelling Belgische
Kunst, door F. Bobeldijk. Orpheus en
de Onderwereld, door A. B. Stokvis.
9: Financ. en Econom., door v. d. S.
In het Wild, door Petronius. 10:
Ph. Brandt van Netelen. Landjuweel.
Rijm-Kronyck. Leekenspiegel. Onze
Puzzles. Schaakspel, door dr. A. G.
01land.?12: Damrubriek,doorK. C. de Jonge.
Bijvoegsels: Het proces-de 'Wet ge
schorst, teekening van Joh. Braakensiek.
Mevr. F. L. van Duyl-Schwartze, tee
kening van F. Bobeldijk.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM IIIIIIIIIIIIIIIIII
SOCIALISTEN-NOOD
Bij' de vele sensatie's, welke de oorlogs
tijd ons brengt, voegt zich op het
oogenblik ook het schouwspel van de benau
wenis der sociaal-democratie.
Menigeen, op moeilijkheden tuk,
wanneer 't een ander is, die ze heeft
door te maken! spitst zich op de
naderende Paaschdagen der S. D. A. P.,
van wie hij niet meer of minder verwacht
dan den neerval dier partij, althans van
hare voormannen. Het laatste maakt
minder onderscheid dan oppervlakkig
lijkt; want wanneer er n partij is,
wier invloed staat en valt met de figuren
van eenige leiders, dan is het merk
waardig, hoewel niet: vreemd genoeg,
deze partij der massa.
Juist omdat dit zoo is, is het geen over
moed, te voorspellen, dat de verwachte
paleis-revolutie in den
sociaal-democratischen hof uit zal blijven; en dat de dit
maal zoo talrijke tegenstrevers in dien
kring, voor hun geld de eieren zullen
kiezen, waarvan in dezen tijd juist toch
de voorraad zoo groot is.
* *
Toch staat voor de tweede maal in
een paar jaren, de sociaal-democratie
voor eene harde ure; een ure, waarin
haar proef op de som wordt gemaakt.
Beide malen zijn verwachtingen te
leur gesteld. Eerst aan den eenen, nu
aan den anderen kant. Eerst tegenover
den kant, voor wie ze niet politiek ge
noeg bleek te zijn. Nu, tegenover hen,
die haar te politiek vinden.
Het is in 1913 een gevoelige slag ge
weest, dat de sociaal-democratie, hoe
wel formeel ertoe in de volle gelegen
heid gebracht, een aandeel in de regee
ring niet heeft aangevat. Op dit moment
hebben vele medegangers, wien 't meer
om praktische resultaten te doen is,
onvoldoende" achter haren naam gezet.
En nu, juist andersom, heeft het aan
vaarden van de
mede-verantwoordelijkheid voor 's lands belang; het stemmen
voor de legerbegrootingen; het aanvaar
den van eene nationalistische realiteit;
het opmarcheeren met bourgeoisie en
kapitalisme, de anderen, de vereer
ders van het doofgevoerde beginsel, uit
de lucht doen vallen.
Is het niet de sociaal-democratie, die
hun, en namens hen den massa's, steeds
had voorgehouden de internationale een
heid der misdeelden; de holheid van
vaderlandsche gevoelens; het verachte
lijke van legerprganisatie; geen man en
geen cent"; hét evangelie van vrede en
broederschap, waarvoor zij zou waken,
en dat de proletarische 'heirscharen vei
lig aan hunne sociaal-democratische
generaals konden toevertrouwen ?
En nu voor al deze schoone denk
beelden de wissel zou worden gepresen
teerd, vond men de deuren dicht, en
de heeren niet thuis; omdat zij juist in
de parlementen vór de oorlogscredieten
stemden; of de nationale eenheid onder
steunden ; en de eene natie tegen de
andere aanmoedigden.
Zoo is het in alle landen gegaan, en
dit feit blijft bijkans het eenige, dat men
nog internationaal noemen kan.
Zelfs in het Duitsche Mekka is van
de week voor de allereerste maal ook
door de sociaal-democratische fractie
vór het krijgsbudget gestemd, en zijn
zij bij het Kaiserhoch" opgestaan.
Het eenige, wat tenminste in neutrale
landen nog te doen valt, is begin
selen voor den vrede" te formuleeren en
voor klachten van militaire zijde op te
komen. Maar ach, met het een zoowel
als het ander bemoeit zich de voor
uitstrevende bourgeoisie al net zoo goed.
# #
*
Het is dus geen wonder, dat, nu aan
dien kant der idealisten, de
sociaaldemocratische partij steken moet laten
vallen.
Er zijn er, die zich hierin vermeien.
Zeker kerkelijk blad heeft zelfs reeds
sinds 14 dagen eiken dag een of meer
hoofdartikelen gebracht, om het geval
te hoonen, en de dupeering der idealen
aan de kaak te brengen. Het leek zelfs
geen pogenblik te bedenken, dat zijn
eigen idealen, toch ook maar niet weinig
te kort zijn geschoten, en dat de leer
der Kerken even ver van de werkelijkheid
is afgebleven, als die der Internationale!
Men behoeft hier.geen van beide om
uit te sliepen. Maar het is niet erg billijk,
dat de een den ander in dit opzicht
omlaag zetten gaat.
En wie verwachten, dat deze geheele
loop van ervaringen de sociaal-democratie
als staatkundige en geestelijke beweging
zal doen bankroet gaan, zullen waar
schijnlijk bedrogen uitkomen. De wissel
wordt eenvoudig geprolongeerd.
De sociaal-democratie beleeft in zekeren
zin op het oogenblik haar jaar 1000",
zooals de Middeleeuwen dit hebben
doorgemaakt, toen de getrouwe kinderen
der kerk de profetieën in vervulling dach
ten te zien gaan, en het rijk van den
eeuwigen vrede tegenover de machten
der duisternis verrijzen.
Het kwam niet zoo uit. Men bleef in
de macht der duisternis.
Toch keerde de wereld zich niet af.
Zij veranderde slechts hare verwachtingen
en erkende de dwaling.
In de sociaal-democratie steekt zooveel
georganiseerd idealisme, dat het niet voor
eenige bedrogen verwachting afdeinzen
zal. Het zal zich wel evengoed aan het
aardsche weten aan te passen. Daarvoor
heeft zij ook weer alreeds haar Ledebours
en Liebknechten.
En zij blijft zoozeer tevens de georgani
seerde ontevredenheid, dat ook hierdoor
immer haar een plaats verzekerd is.
* *
*
Iets anders evenwel is, dat de tijds
ervaringen in de verschillende landen,
voor de sociaal-democratie als politieke
macht alles behalve vruchtgevend zullen
zijn.
Wat baat het haar, of zij voor hare
inschikkelijkheid prijsjes van tegenstan
ders verwerft? Aan haar werf kracht en
prestige als eigen richting, kunnen zij
niet ten goede komen, en die zijn waar
schijnlijk voor langen tijd verminderd.
Hieraan kan zij zelve weinig ver
anderen, want wat haar is komen
beklemmen is de werkelijkheid.
Die heeft haar gegrepen, als een in het
nauw gedreven dier heeft zij zich eerst
de eene, nu de andere flank gescheurd.
Maar los komen doet zij niet.
Aan den eenen kant is het de werke
lijkheid van het menschelijke gemoed,
in zijn gevoelens, behoefte en drijfveeren,
zooveel saamgestelder en geweldiger, dan
de sociaal-democratische zielkunde zei.
Geestdrift, nationale offervaardigheid
en vaderlandsch gemeenschapsgevoel,
hebben zich doen kennen. En het blijkt
wel, dat wie staatkunde wil bouwen op
de schampere negatie van dit alles,
bouwt op onhoudbaren grond.
Aan den anderen kant is het de teleur
stelling, dat zoovele voor zeker gekoes
terde idealen niet in vervulling zijn gegaan.
Het is tastbaar geworden: dat de
sociaaldemocratische voorspellingen tot
deceptie's leiden. De troebele werkelijkheid
weerspiegelt het heil niet, dat haar voor
gehouden wordt.
Zoo zitten de sociaal-democraten op
het oogenblik te midden van misrekening
en teleurstelling. De oude leuning, waar
aan zij houvast meenden te hebben, heeft
niet gehouden. Een andere is er niet.
Het had gekund, dat dit alles eerst
veel later aan den dag zou zijn gekomen.
In tijd van vrede zou de sociaal-demo
cratie nog lang en met volle ellectorale
aantrekkingskracht, de vervulling van
haar program zijn kunnen blijven najagen,
zonder zoo spoedig aan de scherpe
examinatie der werkelijkheid bloot te worden
gesteld.
Nu is het anders geloopen.
De samenleving blijkt niet gericht te
worden naar de zuivere redelijkheid van
goede woorden, of naar de logica van
voortreffelijke denkbeelden.
Het is juist het onlogische, het onbe
redeneerde, het onvolmaakte, dat den
doorslag geeft.
De bittere tegenstelling tusschen het
bereikbare en het onbereikbare, is aan
den dag gekomen. Het laatste is vaak
de vijand van het eerste.
Dan is om iets tot stand te brengen,
dit het offer dat gevergd wordt: voor
de matige werkelijkheid, de zooveel
bekoorlijker illusie te laten varen, om
dat zij op teleurstellingen uitloopt, en
wat zij verkondigt, niet brengt.
Deze slotsom had zich reeds opge
drongen aan menigeen, die overigens de
waardij der sociaal-democratische be
weging, in het bijzonder van de opkomst
van den vierden stand, erkende.
En nu zit de sociaal-democratie zelve
in dezen nood. ,
Het is daarom niet de tijd vertoogen
tot haar te houden.
Doch wel zal men .noeten vaststellen,
dat zij, ongeacht hare qualiteiten als
georganiseerde ontevredenheid en ge
organiseerd idealisme, voor verant
woordelijke, vruchtbare staatkunde niet
opgewassen is.
v. H.
llllimlIIIMIIimilMIIIIIIIIIIIIIIMMIMMmilMllllllllllMlIMIIMMIIMIIMIIIII!
Oorlogswinst in den Landbouw
In de eerste helft van 1914 deden zich
verschillende verschijnselen voor, die op het
aanbreken van minder gunstige tijden voor
den landbouw wezen. De eerste weken na
het uitbreken van den oorlog waren ook
alles behalve hoopvol. Omstreeks October
echter namen de zaken zoodanigen keer,
dat het af geloopen oogstjaar, althans voor
verschillende takken van landbouwbedrijf,
in financieel opzicht tot een der gunstigste
behoort van den laatsten tijd. Het ver
schijnsel, dat de Nederlandsche landbouwer
profiteert van een Europeeschen oorlog, is
niet nieuw. Het tijdvak der Fransche
overheersching, dat onzen handel tot volslagen
stilstand bracht, was voor den landbouw
eene periode van ongekenden voorspoed.
En bejaarde landbouwers weten nog te ver
halen van de gouden jaren tijdens den
Krimoorlog.
Ofschoon de tijd gunstig is voor de beurs
van den landbouwer, voor zijne reputatie
schijnt hij zulks minder. In de kringen der
consumenten heerscht jegens hem zoo al
niet eene vijandige dan toch eene minder
vriendelijke stemming. Die stemming is
zeer verklaarbaar, maar daarom, naar 't mij
voorkomt, nog niet geheel gerechtvaardigd.
Dat door sommigen oorlogswinst wordt
gemaakt ten koste van anderen, die veelal
in dezen tijd al zwaar genoeg worden ge
troffen, moet men betreuren, maar dit geeft
nog niet het recht aan personen te wijten,
wat het gevolg is van bestaande toestanden.
En bij het beoordeelen van de vraag, in
hoeverre van de landbouwers meer mede
werking zou mogen worden verwacht bij
maatregelen, die bestemd zijn om dit gevolg
te keeren, moet men, naar 't mij wil toe
schijnen, vooral twee zaken wel in het oog
houden.
In de eerste plaats dit, dat de landbouwer,
die van de moeilijkheden, welke de tijds
omstandigheden voor de voeding der be
volking van de stedelijke en industrieele
centra medebrengen, alleen uit de couranten
kennis neemt, doch er in zijne dagelijksche
omgeving weinig van bemerkt, geheel anders
tegenover deze moeilijkheden staat dan hij,
die er alle dagen persoonlijk mede in aan
raking komt. Neemt men daarbij in aan
merking, dat ieder zeer gevoelig is voor
alles wat de vrije uitoefening van zijn bedrijf
belemmert en het psychologisch gemakkelijk
te verklaren is, dat deze eigenschap bij den
landbouwer zeer sterk is ontwikkeld, zoo
moet men het hem niet al te euvel duiden,
dat hij zich met ingrijpende maatregelen in
dezen niet zeer ingenomen toont.
Daarbij komt in de tweede plaats, dat hij
er niet heel gerust op kan zijn, dat de
onder den invloed der stedelijke consumen
ten genomen of voorgestelde maatregelen
voldoende aan de practijk recht laten weder
varen. Een groot deel van het Nederlandsche
publiek, zoowel van de eigenlijke volks
klasse als van de leidende en intellectueele
kringen, staat ver van den landbouw en
heeft een zeer gebrekkig inzicht in de in
gewikkelde verhoudingen van dit bedrijf ten
onzent. Uit dit onvoldoende inzicht moet
worden verklaard, dat men over het alge
meen veel te groote verwachtingen heeft
van hetgeen door het ingrijpen der overheid
kan worden bereikt ter bestrijding der be
staande moeilijkheden en ook, dat men al
te spoedig geneigd is om op practijk of
billijkheid gegronde bedenkingen agrarische
neigingen toe te schrijven.
Indien onze landbouw alleen werkte voor
de binnenlandsche consumtie en alles ver
schafte wat de bevolking aan landbouw
producten noodig heeft, zou de zaak zeer
eenvoudig zijn. Prijsstijging en schaarschte
behoefden bij goeden oogst ook onder de
tegenwoordige omstandigheden niet voor te
komen.
Hoe is echter de toestand? Watwijnoodig
hebben moet voor een groot deel uit den
vreemde worden aangevoerd en wat wij
produceeren, dikwijls nog met behulp van
uit andere landen verkregen grondstoffen,
is voor een belangrijk deel voor export
bestemd, En onder die omstandigheden is
het zeer moeilijk prijsstijging tegen te gaan
en gebrek aan sommige voedingsmiddelen
te voorkomen. Men kan maar niet de
voedingsmachine in precies de tegenover
gestelde richting laten loopen als waarvoor
zij is ingericht. Als men bij de pogingen
om haar daartoe te dwingen niet heel voor
zichtig is, loopt men wel groot gevaar haar
geheel in het ongereede te brengen.
Het ligt voor de hand, dat van overheids
wege op den prijs der uit het buitenland
aangevoerde landbouwproducten weinig in
vloed kan worden uitgeoefend. Deze prijs
wordt eenvoudig bepaald door de wereld
markt.
Doch ook van die producten, welke hier
in groote hoeveelheden worden voortge
bracht, zoodat een aanzienlijk deel moet
worden uitgevoerd, bepaalt het buitenland
veelal den prijs. En is die prijs te hoog voor
den binnenlandschen consument, zoo ziet
men menigmaal over de grens gaan, wat
hier best zou kunnen worden gebruikt. Het
is dit verschijnsel, dat een zeer
verklaarbaren wrevel doet ontstaan. Velen valt het
moeilijk te begrijpen, waarom daaraan niet
steeds door een uitvoerverbod een eind wordt
gemaakt. Oppervlakkig beschouwd lijkt dit
toch de eenvoudigste zaak van de wereld.
Dat zulks inderdaad niet het geval is en
men hier staat voor allerlei lastige vraag
stukken, daarvan zal ieder overtuigd zijn
geworden, die met aandacht heeft gevolgd
wat in de laatste dagen in de Tweede Kamer
en ook daarbuiten over deze aangelegenheid
is gezegd. Het ligt niet in mijne bedoeling
daarop verder in te gaan. Het bestek van
dit artikel zou daarmede ook te ver worden
overschreden. Alleen wil ik nog bij eene
zaak even stilstaan.
Hetgeen hierboven is aangevoerd om de
landbouwers van schuld vrij te pleiten, mag,
zoo hoor ik zeggen, waar zijn, een feit is
toch maar, dat zij veel oorlogswinst maken.
Nu moet echter niet die geheele oorlogs
winst uit den booze worden geacht. Een
groot deel er van komt uit de zakken van
de buitenlandscbe afnemers. Al zou men
kunnen wenschen, dat die buitenlandsche
oorlogswinst op levensmiddelen niet alleen
den landbouwers, maar de geheele bevolking
ten goede kwam, om als vergoeding te dienen
voor de in Nederland door den oorlog ver
oorzaakte schade, wij moeien er daarom
toch niet smalend op neerzien. Integendeel,
bij het nemen van economische maatregelen
moet er zelfs zooveel mogelijk naar worden
gestreefd, die uit het buitenland ons
toestroomende oorlogswinst zoo groot mogelijk
te doen zijn.
Anders staat het echter met de
binnerlandsche oorlogswinst. Ikzouwenschen.dat
men in landbouwkringen er goed van door
drongen werd, dat die winst voor een groot
deel wordt gemaakt ten koste van noodlij
denden en zich op grond daarvan geroepen
voelde bijzonderen steun te verleenen om
den nood te helpen lenigen.
Men ziet, dat verschillende maatschap
pelijke groepen, ambtenaren, personeel van
groote industrieele en handelsondernemin
gen enz., dikwijls menschen, die in dezen
tijd moeite genoeg hebben om met hun
salaris rond te komen, gezamenlijk niet on
belangrijke bijdragen leveren aan het Kon.
Nat. Steun-Comité. Van landbouwzijde ver
neemt men in dezen echter weinig. Nu
kan natuurlijk ieder voor zich zelf bijdragen,
maar behalve dat, zou er alle aanleiding
voor zijn, dat in dezen de landbouwende
stand als geheel zich krachtig liet gelden.
Indien het meerendeel der landbouwers ook
maar enkele procenten, niet van hun inko
men, maar van de door de tijdsomstandig
heden veroorzaakte extra-winst, afzonderden,
zoo zou dit ongetwijfeld een bedrag van
beteekenis worden, dat er wellicht wel meer
dan de best opgezette verdediging toe zou
bijdragen, den aanval op de reputatie van
den Nederlandschen landbouwer af te weren.
Het denkbeeld verdient m. i. den voorman
nen op landbouwgebied ten zeerste ter over
weging te worden aanbevolen.
J. SMID
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
Toen een onzer lezers vernam, dat de
hoofdinspecteur van het voerwezen alhier
zijn ontslag had aangev/aagd, opperde hij
het vermoeden, dat de heengaande misschien
wel als adviseur van de Duitsche regeering
zou optreden. Die kan immers voor de
regeling van het voerwezen", nu alle des
kundigen gebruiken.
In het Rotterdamsch Jaarboekje Nr. 1915,
blz. 49, staat een schrijven van den
ont, vanger-generaal van Holland aan Burge
meesteren van Rotterdam, d.d. 11 Dec. 1652.
Daarin wordt de stad aangemaand haar
aandeel in de oorlogsbelasting ten spoedigste
te betalen, die was uitgeschreven tot
vervallinghe van de groote lasten, daerinne den
Staet gedruckt werdt door den
onrechtvaerdighen ende onverwachten oorloghe
met de Engelsche." Dat was nog niet de
opgedrongen oorlog, maar het kwam er toch
al vrij dicht bij.'
*
't Is curieus hoevelen voor hun stand mee
een slipje beetpakken van de eere, waarin
de nieuwe Amsterdamsche burgemeester
wordt gehuld. Daar juicht men over den
Ingenieur als burgemeester", hier over de
Gemeentelijken hoofdambtenaar als burge
meester"; den Woninghervormer als burge
meester"; den Democraat...", ja zelfs den
Vrijzinnig-democraat als burgemeester"; en
ook nog den Groninger...", den bouw
kundige..."; misschien wel, een neef met
familietrots, den Tellegen... als burge
meester".
Alles verbeeldt zich gestreeld te zijn, en
toch is in waarheid aan niemand of niets
anders vertrouwen geschonken dan aan
J. W. C. T.
Ook de magistratuur heeft hare beeld
spraak! Een landbouwer stond terecht voor
het Hof van Arnhem, omdat hij 't uitvoer
verbod van paarden overtreden had; de man
had n.l. van af Duitsch grondgebied een
paard over de Nederlandsche grens, die
daar ter plaatse uit een kanaal bestaat, door
water en al naar zich toegetrokken aan een
lang touw, het beest aan den hals beves
tigd. Hij beriep er zich tot zijne verde
diging op, dat hij op Nederlandsch grond
gebied niet was. geweest, noch er iets
had uitgevoerd. Doch de Arnhemsche rech
ters zagen het anders, en woordelijk luidt
het arrest: dat het touw als het ware was
eene verlenging van beklaagdes arm, waar
mede hij op Nederlandsch grondgebied
werkzaam was." Waarschijnlijk heeft de boosdoener
daarna het gesmokkelde paard liefelijk den
arm op den hals gelegd!
Voor juristen moge deze anatomie niets
ongewopns hebben; oningewijden zullen nog
wat huiveren voor dergelijke kennismaking
met de armen der gerechtigheid.
#
De macht van het kleine en van de kleinen
is in den huidigen oorlog bijzonder duidelijk
gebleken.
Door den tegenstand van het kleine België,
kregen de bondgenooten den tijd hunne
troepen samen te trekken en zijn Parijs en
Frankrijk gered.
Het kleine Servië, welks aan de
Oostenrijksche grens gelegen hoofdstad eerst vier
maanden na het begin van den oorlog viel,
is sedert drie maanden weer geheel van
vijanden gezuiverd.
Door de onbeduidende Yser en de onvoor
bereide inundatiën bij Nieuwpoort, is de
opmarsch der Duitschers naar Calais al
sedert 4K maand verhinderd.
Successen der Duitsche marine waren
vooral te danken aan de kleine duikbooten.
Dit alles is zeer bemoedigend voor een
klein waterland met prachtige inundaliën,
dat zijn neutraliteit, zijn onafhankelijkheid
krachtig wil handhaven, en alles doet, wat
het kan om ook nog van de in den oorlog
opgedane ondervindingen partij te trekken.
-*Uit de geheime papieren van een zoo juist
overleden diplomaat heeft men de mogelijke
oplossing van een oude quaestie opgediept.
Het plan is daarin n.l. ontwikkeld om, als
het Turksche rijk in Europa is verdwenen
wat toch maar een quaestie van tijd is
Constantinopel met een flink stuk gebied er
om heen tot een Kerkelijken Staat te maken.
Evenals in de dagen van Constantijn den
Groote zou dan het hoofd der Katholieke kerk
in het oude Byzantium resideeren en daar de
wereldlijke macht uitoefenen, terwijl Italië, en
daarmede Europa, bevrijd zou zijn van een
lastige enclave" gelijk het Vaticaan is.
De inzender, die ons dit meedeelt, meent
dat de Amsterdammer" niet mag verzuimen
hierop de aandacht te vestigen, omdat het
wellicht lafer een merkwaardige profetie zal
blijken te zijn.