De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 28 maart pagina 7

28 maart 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

28 Maart '15. No. 1970 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND : ' * zijn transcripties heeft gebracht, geef ik toch de voorkeur aan een simpele piano-zetting door Bach van een viool-concert van Vivaldi bijvoorbeeld. Het omgekeerde geval: instru mentale muziek Omgezet'voor zang is nog eerder mogelijk; Cornelius heeft in dat genre (tekst en koorzetting bij een sarabande van Bach) eigenaardige voorbeelden geleverd. «Hét spijt mij dus voor de schitterende techniek van Petri, dat hij die niet in andere werken heeft getoond. Wat het werk van Koeberg betreft, het is geen gelukkige gedachte voor de verklanking van een Grieksch onderwerp ook juist ge bruik te willen maken van zoogenaamd Griëksche toonaarden en melodiek, en die voor moderne orkestbezetting te instrumenteeren. Vooral niet als het tweeslachtige nog verhoogd wordt door naast de asketi'sche toepassing van den aeolischen toonladder ook nog de Napelsche sext te gebruiken. Of het n, Grieksche muziek en nstem migheid, of het ander, moderne muziek met dissonanten, chromatiek en veelstem migheid. Of is het niet mogelijk met andere dan oude middelen een antiek gegeven tot uiting te brengen? En Gtuck's werken dan, en Salome? Ik wil zeggen dat Grieksche onderwerpen niet juist Grieksche muziek noodig hebben, en dat omgekeerd gebruikmaking van Griek sche toongeslachten niet juist oud-Grieksche dingen behoeven uit te drukken (Beethoven in zijn bekend kwartet met het deel in de lydische toonaard, vele wendingen bij Debussy en de lateren.) De componist dirigeerde zijn werk dat wat vorm aangaat on-Grieksch is met toe wijding en behaalde veel succes. SEM DRESDEN iiitiiiiimiiiHiMititiiiiiifiiiiliitiiliMHiiliHiiiimiimiiiiiiiHiiiiiiiiimiiii In memoriam A. A. W. Hubrecht 2 Maart 1853-21 Maart 1915 door prof. MAX WEBER Voor langen tijd zal de 21ste Maart een treurdag blijven, voor de Nederlandsche zoölogie in de eerste plaats; want op dien dag verloor zij haren Hubrecht, die in zijn kaleidoskopischen geest een trouwe weer spiegeling was van de veelzijdigheid van zijn vak, waarvan hij tot de waarlijk groote beoefenaren moet worden gerekend. Als ik spreek van het verlies, dat de Nederlandsche zoölogie met zijn heengaan leed, dan doe ik daarmede den overledene meervoudig onrecht aan. Ook velen in den vreemde tellen toch onder de treurenden. Meer nog, niemand was er meer van over tuigd dan hij, dat de wetenschap geen vaderland kent, maar internationaal is. Zijn linguïstische talenten maakten prof. Hubrecht voorbeschikt om juist het internationale karakter ook der zoölogie hoog te houden, op internationale bijeenkomsten Nederland waardig te vertegenwoordigen, de banden met buitenlandsche vakgenooten steeds nauwer toe te halen en met het hem eigen vuur, met zijn onuitbluschbare energie te strijden voor de gemeenschappelijkheid van denkbeelden. Zijn laatste daad was de stichting van het Jnstitut international d'Embryologie, ge vestigd te Utrecht. En zijn apotheose, dat hij, door zijn ziekte reeds een naar lichaam en ziel gebroken man, nog den moed en wilskracht had naar Zuid-Afrika te trekken, gelukkig onder de trouwe hoede en zorg van mevrouw Hubrecht, die zooveel voor hem was. Hij wilde daar nog werkzaam zijn voor zijn internationale stichting, die in haar origineele gedachte een voorbeeld kan worden voor gemeenschappelijken ar beid van over de gansche wereld verspreide vakgenooten. Het was dezelfde woelige, onbevooroor deelde en wakkere geest, die hem er b.v. toe dreef gaarne afstand te doen van onzen nationalen tijd en hem tot ijverig voorvechter maakt voor den Middeneuropeeschen tijd, die ons meer daglicht, minder kunstlicht, meer gezonden werktijd moest brengen. Hij zocht zijn nationalisme elders. Die zelfde internationaal aangelegde man voelde meer dan de meejten van ons voor het on geschonden bezit der kolonies in Oost- en West. Uit jarenlange gemeenschappelijken arbeid in de Treub-" en Serrurier" Maat schappij, weet ik, dat ook hij de meening toegedaan was, dat bezit van koloniën den plicht oplegt haar ook wetenschappelijk te exploreeren om ze eerst daardoor tot waarlijk eigen bezit te maken. Zoo gaf hij den stoot tot de welgeslaagde Borneo-expedities, legde hij. den kiem voor de Siboga-expeditie en MIMMItlllllltllllllllllllllflIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllll urr-Dp Ons eigen land TEXEL Hoewel de toekomst meer dan ooit in 't duister ligt, mogen wij toch wel plannen gaan maken voor de zomervantie. Er zijn tien kansen tegen n, dat het buitenlandsche reisje er bij inschiet en wij zullen ons dan moeten vergenoegen met ons eigen land. 't Is wel eens mode geweest, om ons land te prijzen boven andere .landen en ik heb sommige lui Zwitserland wel hooren ver guizen omdat je daar de luchten en de ruimte van Holland niet hebt. 't Is mij ech ter ook wel eens overkomen, dat ik onze kale bosschen niet luchten of zien kon, nadat ik pas was teruggekeerd uit de praalwouden van het Engadin. Ook heb ik op de witte stranden van Terschelling, op de Brabantsche hei of langs de kronkelende Maas tusschen Venlo en Gennep soms weer meer genoten dan op beroemder plaatsen buiten onze grenzen. Al die vergelijkingen hebben heel weinig zin, doch zonder overdrijving kan veilig gezegd worden, dat zelfs de meest verwende reiziger zich nog altijd voor een poosje gerust met ons land kan tevreden stellen, vooral wanneer hij de pantoffel parade-oorden weet te ontwijken. Daarvoor komen dan in de eerste plaats onze Noodzee-eilanden in aanmerking. Die geven niet alleen lucht en ruimte, maar ook bloemenpraal en vogelleven en een onmiddellijken kijk op de oerkrachten, die ons Nederland hebben gefatsoeneerd. Hier zien wij, hoe ons land wordt gemaakt en gebrowerkte trouw mede aan de succesvolle pionierstochten naar Nederlandsch NieuwGuinea. Zijn gave en liefde om zich voor die zijden der zoölogie warm te maken, die voeling houden met het maatschappelijke leven en met de belangen van ruime kringen, uitten zich telkens weer. Zoo was hij lid der ineenschakelingscommissie. Reeds vroeg fungeerde hij als lid van het toenmalige College van Zeeyisscherijen en door zijn overlijden heeft hij de a.s. afsluiting van het werk der Staatscommissie voor het Zalmvraagstuk, dat zijn volle be langstelling had, niet meer mogen beleven. En wie kent niet de boeiend geschreven artikelen van Hubrecht in de Gids", waar van hij jarenlang redactielid was? Populair in den besten zin van het woord, wisten zij de moeielijkste problemen der natuurweten schap den leek helder te maken. Nergens kwamen de gaven van zijn helderen geest beter uit. Gevormd aan de hoogeschool te Utrecht onder Harting, daarna te Leiden zijn studiën voortzettende onder Selenka, den veelzijdigen zoöloog, dien hij spoedig naar Erlangen volgde om eindelijk te Heidelberg onder Gegenbaur zijn studiën te voltooien, begon hij zijn loopbaan als conservator aan 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie te Leiden. Maar voor systematiseerend zoöloog was hij niet in de eerste plaats in de wieg gelegd. Desniettemin had hij zich diep ingewerkt in de museologie, toen hij, reeds in 1877, geroepen werd deel uit te maken eener commissie voor de bestudeering der in richting van eenige voorname buitenlandsche musea van natuurlijke historie in verband met de voorgenomen stichting van een nieuw febouw voor 's Rijks Museum te Leiden. ijn concepties van toen omtrent inrichting en doel der zoölogische musea zijn blijven groeien en gelijken tred houden met moderne inzichten omtrent den taak van zoodanige instellingen, zooals hij nog kort geleden aanleiding had tot uiting te brengen. In 1882 aanvaarde Hubrecht het hoogleeraarsambt te Utrecht met een rede over Prof. A. A. W. Hubrecht f de versnelde ontwikkeling door eerstgeboorte. Hij had zich toen reeds een goeden naam verworven door studies over lagere diergroepen, waarin de vergelijkend anatomische, philosopheerende beschouwing gaarne op den voorgrond trad. Voor den smaak van menigeen was hij daarbij wel eens te veel de advocaat eener hypothese of theorie, ook wel eens als 't ware de advocaat van een diersoort, wier bestreden positie in het regnum animale hem interesseerde. Zijn klient werd dan wel eens door dik en dun ge sleept als het gold den opposant van andere meening te verslaan. Maar dat neemt niet weg, dat hij in de door hem bewerkte diergroepen als een wegbereider zal blijven gelden. Veel meer nog in zijn uitgebreide embryologische studiën. Bovenaan staat zijn werk over de ontwikkelingsgeschiedenis der zoog dieren. Om het daarvoor benoodigde, moeielijk verkrijgbare materiaal bijeentebrengen, ondernam hij in 1890 eene reis naar Java en Sumatra, daarop naar Algiers en laatste lijk naar Zuid-Afrika. Begiftigd met de gave van het woord en vol taaie volharding wist hij de meest uiteenloopende menschen te ken, de zee golft er op plaatsen, waar vroeger stadjes bloeiden, de ploeg snijdt er voren, waar binnen menschensheugenis de zee golfde. In oeroude grijze hofsteden, wordt er nog de mee gebrouwen, waar duizenden jaren geleden onze voorvaderen zich reeds aan heetten te buiten te gaan en die we haast hadden vergeten. Vlak daarneven wordt de woeste grond ontgonnen met al de hulp middelen van de moderne wetenschap. Dat alles maakt die eilanden in hooge mate inte ressant, al moeten ze ook op 't gebied van archi tectuur en historie onderdoen voor Walcheren. De gelegenheid tot verblijf op de eilan den is verschillend. Schiermonnikoog heeft het mooiste en grootste hotel, Texel heeft er meer en ook zeer goede, dan volgt Ameland dan, wat wel jammer is, want 't ver diende een hooger plaats, Terschelling en 't laatst komt Vlieland dat maar weinig menschen kan bergen, hoewel 't als badplaats misschien het meest bekend is. Texel is het makkelijkst te bereiken en ook in andere opzichten het meest aan te bevelen aan de toeristen, die het voor 't eerst eens met de Noordzee-eilanden willen probeeren. Wie dat eiland goed heeft leeren kennen zal onvermijdelijk den echtenWaddenhonger ondervinden en niet rusten, voordat hij ze allemaal heeft bezocht, dat waterfenixje Rottum incluis, dat onophoudelijk ondergaat en uit zijn zand herboren wordt. Er is een Lissone-tocht naar Texel geweest en die menschen waren verrukt, maar de Cookery is toch niet de goede manier, om vertrouwd te raken met de zeer bijzondere schoonheid van ons eiland, 't Is beter, daar wat meer tijd en moeite aan te geven en alles voor zichzelf te ontdekken. Dan wordt men ook gewaar, dat het niet noodig is, om de Vereeniging tot behoud van Natuurmo menten lastig te vallen om toegangsbewijzen, die toch in den regel geweigerd moeten worden, 't Is wel goed, deze zaak eerst af te doen, eer we verder gaan. bewegen het gewenschte materiaal te_ ver zamelen. Het werd de basis voor zijn inter nationaal instituut voor embryologie, maar het werd bovenal in zijn hand een hulp middel em der ontwikkelingsgeschiedenis nieuwe banen te wijzen. Het kon niet uit blijven, dat zijn phantasierijke geest wel eens een enkel doodloopend zijpaadje in sloeg, maar in 't algemeen construeerde hij grootsch aangelegde wegen, waaraan de toekomst verder heeft te werken. Daarbij zal zij zeker niet den grooten, eersten bouw meester vergeten. Als men zijn levensjaren telt, had het levenswerk van Prof. Hubrecht nog niet behoeven te zijn afgesloten; hij had nog meenig nuttig werk kunnen verrichten maar het mocht niet zijn, tot droefenis van de wetenschap, die terugziet op een in haar dienst welbesteed leven; tot droefenis van zijn talrijke vrienden en vereerders. Zij zul len in hem missen een energiek man, die den moed der overtuiging had, een man met origineele gedachten, met een helderen geest en een warm hart voor het geestelijke leven van zijn volk en van de menschheid. IIIIIIIMlIimiMIIIIMIIMIIIIIIIIillMIIIIIIIHflIIIIIIIHHIIIimililllllllllllllllll De Nederlandsche Leeuw mishandeld" Onder dit opschrift bevatte de N. Rott. Coiiranreenigen tijd geleden, een ingezonden stuk van den heer Victor de Stuers, waarin hij den draak stak met het ontwerp van een Wapen van Nederland", door den ar chitect W. Kromhout Czn., vervaardigd voor een tegel-tableau, dat bestemd is te worden aangebracht in den gevel van het Neder landsche paviljoen op de tentoonstelling te San Francisco. Een reproductie kwam voor in het weekblad Panorama". Jhr. de Stuers schreef o.a.: Ik ben er van omgevallen! Ik heb in mijn leven veel dwaasheid en wansmaak gezien. Maar dit ding overtreft alles en lokt mij een woord van protest uit. Dat heeten nu gestyleerde leeuwen! De eerbiedwaardige Nederlandsche Leeuw met pijlbundel en zwaard ziet er uit alsof hij in een vijzel beschuit staat te stampen en met een pijp in den bek. De schildhouders zijn onher kenbaar geworden. Hunne staarten overtref fen de stoutste verbeelding". Onder 't motto: Holland op z'n ... malst", diende de heer Kromhout van repliek, doch, hoe humoristisch zijn antwoord ook was, hout snijdt zijn artikel niet. Wat den leeuw van het wapen aangaat", zoo schreef hij, die er uitziet alsof hij met een pijp in zijn bek beschuit in een vijzel staat te stampen, moet ik met voldoening erkennen, dat de heer Victor de Stuers er iets in gezien heeft dat wellicht onbewust gewild is. Is het niet het (hoogste begrip van styKromhout's tegeltableau voorstellende het Wapen van Nederland, voor het Nederlandsen Paviljoen op de Tentoon stelling te San Francisco De bezittingen dier Vereeniging in Neder land zijn van tweeerlei aard: terreinen die om hun natuurschoon, hun flora en fauna reeds lang bij het Nederlandsche publiek geliefd waren en die zijn aangekocht, toen ze met vernieling werden bedreigd, 't Zijn uitgestrekte complexen van bosch en heide en uit den aard der zaak kan iedereen daar vrij wandelen. De toegang wordt dan ook aan niemand ontzegd, lid of niet-lid der Vereeniging, dat doet er niet toe, al wordt dan ook verwacht dat wie er komt genieten, ook de verplichting gaat gevoelen, om de Vereeniging te steunen. Zulke bezittingen zijn de bosschen van Leuvenum en Hagenau en het vennengebied bij Oisterwijk. Met het Naardermeer is het reeds anders. Dat is behouden in de allereerste plaats ter wille van de vogels, die daar broeden en waar die met rust moeten worden gelaten, is het wenschelijk, dat niemand het terrein betreedt. Het meer is echter zoo groot, dat een beperkt bezoek onder leiding kan worden toegestaan en daar wordt dan ook druk en dankbaar gebruik van gemaakt. Blijkt 't echter, dat ook dit beperkt bezoek den dieren hinderlijk is, dan wordt het een of ander stuk geheel afgesloten. De Texelsche reservaten nu zijn zeer klein en worden door de vogels geheel in beslag genomen. Het eene stuk ligt midden in 't eiland, midden in den polder Waal en Burg. 't Is een kleiig grasland met zwarte slijkgeulen, waar meestal geen water in staat en dat zich uitstrekt langs een breede kreek, die weer in een binnenmeertje uitloopt. De bewo ners zijn in de eerste plaats zwartkopmeeuwen, verder vischdief jes en in geringer aantal de gewone weidevogels. In den maaitijd vormt dit terrein dat de Staart heet een toevluchts oord voor de jonge vogels uit de naburige hooilanden, die anders licht onder de zeis hun kop of pooten zouden kwijtraken. Deze Staart nu is slechts zeven H.A. groot en meestal geheel bezet met vogels. Een paar Oorspronkelijke teekening voor de Amsterdammer" van Joan Collette .?_ - ,. { TÏ ^^ ~^\ Dl* V£tr\nlM3tH* r cJ*uHtTt^> J^ -! '"^| Der Uebermensch" IIIMItlIIMIIllllHlllllllllllllllllllllilllllllKIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIinillllinilllMMIIiriII leeren, dat men de sentimenten van geheel een volk, in een tijd van opperste beroering in een ontwerp tot uitdrukking brengf? Triomphantelijk een pijp te rooken en tegelijkertijd beschuit te stampen moge niet hygiënisch zijn, het is toch wel een mooie symbolische handeling voor een Nederlandschen Leeuw, die het essentieele te vertolken heeft van het actueele stoere Nederlandsche burgerdom. En dat gebeurt zoo maar on bewust. .. Ik dank den heer de Stuers zeer voor zulk een stijl-interpretantie." Nu de Redactie van dit blad mij toestaat ook mijn stem in 't kapittel te doen hooren, nu dien ik wel ronduit te verklaren, dat ik geheel aan de zijde van den heer de Stuers sta, ja, zelfs nog een kardinale fout in 't ontwerp heb ontdekt, die wellicht aan het oog van den kundigen oud-referendaris van Schoone Kunsten is ontsnapt. Want... het Nederlandsche Wapen des heeren Kromhout i's het Nederlandsche Wa pen niet, en zal 't ook nimmer worden, omdat het schild n.l. niet is bezaaid" met staande blokken, zooals dit behoort. (Halve blokken moeten aan de zijden van het schild zichtbaar zijn). Al stapt men aus over de foei-leelijke schildhouders heen, (wier staarten wel een nieuw soort brandladders lijken), en al aan vaardt men den beschuitstampenden leeuw in het schild, het getal blokken duidt aan, dat de heer Kromhout aan een der eerste eisenen van het Nederlandsche wapen niet heeft voldaan. Van de zwevende kronen, die tot de z g. papieren" heraldiek behooren, zal ik maar niet reppen, maar het is heusch mijn schuld niet, dat ik bij den «anblik van dit blazoen een zekere weeheid in mij voelde opkomen, die ik niet nader kan omschrijven ; en nooit heb ik meer de juistheid gevoeld van de klassieke woorden, die Van Huisde in Multatuli's Vorstenschool" spreekt: Heraldiek! In Heraldiek is alles moog'lijk, vrindje", dan bij den aanblik van 's heeren Kromhout's jongste wapenkunstige schepping. maal in den broedtijd worden door den bewaker, vergezeld door een deskundig bestuurslid de nesten geteld en gedetermi neerd en als al de jongen vliegen kunnen, wordt 't stuk gemaaid en we maken dan nog altijd een behoorlijke prijs voor ons hooi. De andere bezitting van de Vereeniging is nog kleiner. Zij ligt heelemaal aan den zuidkant van 't eiland tegen de duinen aan en heet de Putten", 't Is een uitgestrekte slijkerige poel met slijkerige eilandjes en slijkerige oevers en een paar strookjes gras land. Hier wonen zeer merkwaardige steltloopers, wit met zwarte vogels op lange loodgrijze pooten en met een dunnen sterk omhooggebogen snavel, een heel ongewone trek in de vogelwereld. Deze kluiten (de vogel zelf roept kluut)" zijn in Duitschland, zoowel langs de Oostzee als langs de Noord zee bijna geheel uitgeroeid, in Engeland broeden zij ook niet meer, maar in ons land zien we ze nog aan onze Zeeuwsche en Zuidhollandsche eilsnden en op sommige der Wadden-eilanden in belangrijke hoe veelheid. Toch heb ik in de vijfentwintig jaren, dat ik ze gade sla hun aantal be langrijk zien verminderen en met name zijn door ontginning en draineering hun broedplaatsen belangrijk ingekrompen. Ook elders in ons land wordt hun toekomst bedreigd en ze mogen wel zien, dat ze in Rotterdam een wakkeren pleitbezorger vinden want aan den Hoek van Holland, dat is hun hoofdverblijf aan de Noordzee, wordt het ook al hoe langer hoe rumoeriger. Gelukkig dus, dat een belangrijke groep een sanctuarium vindt in die Putten aan het Texelsch duin en er wordt zeer bijzonder voor ge waakt, dat ze het daar zoo rustig mogelijk hebben, en zoo is er dan een kansje dat ze niet als zooveel andere vogels van het aard rijk zullen verdwijnen, voordat kunst en wetenschap hun behoorlijk een plaats hebben verschaft in het menschelijk besef. Nu bestaat er op Texel nog een derde Eén lichtzijde bestaat er wellicht aan dit wapen, de mogelijkheid, dat dit tegel tableau nimmer op den vaderlandschen bodem terugkeert. Driebergen. C. W. H. VERSTER Rie Cramer TE ARNHEM, BIJ VAN LERVEN Moet ik in deze korte kritiek van invloe den spreken en van analogieën, en zoo doend Jessie King vermelden, de potlood-techniek van W. van Konijnenburg, en misschien een gelijkenis met de droge-naalden van Toorop ? Moet ik schrijven, dat ik wenschte, dat zij die den Hedonist teekende uit Ser Janszoon, het hedonisme in den verfijnden en desnoods schrillen zin eens nog zal maken, wanneer Leven en Lust deze ziel dieper gegrepen zullen hebben? Dit alles is immers gekend? II Op deze tentoonstelling blijken te prijzen de teekeningen: De oude Koning met de statieuze vrouw die zich naar de jonge page, als in den droom, gaat keeren (het accent moest scherper zijn ; er moest iets van de acuutheid van Karel de Nerée te vinden zijn), ten tweede het portret van mevrouw Varenhorst (No. 8) waar licht en schaduw (donkerder licht deze schaduw) verdienstelijk zich te saam verbinden ; dan Petite Cousine, en den Hedo nist wiens naam ik in een wensch vermeldde. In haar etsen is deze etseres (als in haar illustraties) het zuiverst, wanneer zij met weinig lijnen definieert. Het meest geslaagd is Svcn, het kindje in bed met den krul van een jongen Uilenspie gel ; dan het lezend meisje ; Pauvre Jacques; de Ex libris (1. 't zittend vrouwtje; 2. dat F. Carbasius; 3. dat van L. Couturier C. Cramer) ; de twee naaktstudies, die ik altijd gaarne herzie. In de Vrouw bij de Vaas (No. 6) bekoort het lichaam meer dan de ittHiiiitmiMimmtiHiMmiimiiimiMutiiii reservaat, dat behoort niet aan de Vereeni ging tot behoud van Natuurmonumenten, maar maakt een deel uit van het Staats domein en wordt gevormd door een paar uitgestrekte duinpannen, waarvan er een voortdurend in beslag wordt genomen door een zoetwatermeertje, de Mui, en de andere staat doorgaans ook voor een deel onder water. Een halve eeuw geleden, was het heele duinengebied van Texel vol van zulke meren en moerassen en toen huisde daar een vogelwereld, die in bontheid en rijkdom voor niets ter wereld onderdeed. Het graven van een enkelen waterloop heeft aan al die heerlijkheid een eind gemaakt en nu een goede twintig jaar geleden is het Staatsboschbeheer begonnen om nog meer van die duingronden te bebosschen of in wei land te veranderen. Daarin stak een groot gevaar voor de merkwaardige fauna en de niet minder merkwaardige flora van het Texelsch duin en wie gelooft, dat de mensch bij brood alleen niet leven kan moest inzien, dat deze ontginningen eer op een vermin dering dan op een vermeerdering van onzen nationalen rijkdom zouden uitloopen. Ge lukkig heeft het Staatsboschbeheer ingezien, dat het niet aangaat, om juweelen tot straatsteenen te maken, hoe eminent geschikt zij er overigens toe zijn. Daarom wordt het juweel van de Mui en de Voormui gespaard en bewaard en beheerd zoo goed als de beste natuurbeschermer het maar wenschen kan. Gedurende den broedtijd is de toegang er ook zeer beperkt en zoolang wij geen wettelijke bepalingen hebben voor het be schermen van onze flora zal 't ook wel wenschelijk zijn, om in den zomertijd de groote menigfe der bezoekers te weren. Nu zult ge zeggen, dat er op Texel weinig meer te wandelen en te zien valt, maar dat zal u geweldig meevallen. Eer het zomer is, zal ik u wel een paar goede paden wijzen. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl