Historisch Archief 1877-1940
28 Maart '15. No. 1970
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
: ' *
zijn transcripties heeft gebracht, geef ik toch
de voorkeur aan een simpele piano-zetting
door Bach van een viool-concert van Vivaldi
bijvoorbeeld. Het omgekeerde geval: instru
mentale muziek Omgezet'voor zang is nog
eerder mogelijk; Cornelius heeft in dat genre
(tekst en koorzetting bij een sarabande van
Bach) eigenaardige voorbeelden geleverd.
«Hét spijt mij dus voor de schitterende
techniek van Petri, dat hij die niet in andere
werken heeft getoond.
Wat het werk van Koeberg betreft, het is
geen gelukkige gedachte voor de verklanking
van een Grieksch onderwerp ook juist ge
bruik te willen maken van zoogenaamd
Griëksche toonaarden en melodiek, en die voor
moderne orkestbezetting te instrumenteeren.
Vooral niet als het tweeslachtige nog
verhoogd wordt door naast de asketi'sche
toepassing van den aeolischen toonladder
ook nog de Napelsche sext te gebruiken.
Of het n, Grieksche muziek en nstem
migheid, of het ander, moderne muziek
met dissonanten, chromatiek en veelstem
migheid. Of is het niet mogelijk met andere
dan oude middelen een antiek gegeven tot
uiting te brengen?
En Gtuck's werken dan, en Salome?
Ik wil zeggen dat Grieksche onderwerpen
niet juist Grieksche muziek noodig hebben,
en dat omgekeerd gebruikmaking van Griek
sche toongeslachten niet juist oud-Grieksche
dingen behoeven uit te drukken (Beethoven
in zijn bekend kwartet met het deel in
de lydische toonaard, vele wendingen bij
Debussy en de lateren.)
De componist dirigeerde zijn werk dat
wat vorm aangaat on-Grieksch is met toe
wijding en behaalde veel succes.
SEM DRESDEN
iiitiiiiimiiiHiMititiiiiiifiiiiliitiiliMHiiliHiiiimiimiiiiiiiHiiiiiiiiimiiii
In memoriam A. A. W. Hubrecht
2 Maart 1853-21 Maart 1915
door prof. MAX WEBER
Voor langen tijd zal de 21ste Maart een
treurdag blijven, voor de Nederlandsche
zoölogie in de eerste plaats; want op dien
dag verloor zij haren Hubrecht, die in zijn
kaleidoskopischen geest een trouwe weer
spiegeling was van de veelzijdigheid van
zijn vak, waarvan hij tot de waarlijk groote
beoefenaren moet worden gerekend.
Als ik spreek van het verlies, dat de
Nederlandsche zoölogie met zijn heengaan
leed, dan doe ik daarmede den overledene
meervoudig onrecht aan. Ook velen in den
vreemde tellen toch onder de treurenden.
Meer nog, niemand was er meer van over
tuigd dan hij, dat de wetenschap geen
vaderland kent, maar internationaal is. Zijn
linguïstische talenten maakten prof. Hubrecht
voorbeschikt om juist het internationale
karakter ook der zoölogie hoog te houden,
op internationale bijeenkomsten Nederland
waardig te vertegenwoordigen, de banden
met buitenlandsche vakgenooten steeds
nauwer toe te halen en met het hem eigen
vuur, met zijn onuitbluschbare energie te
strijden voor de gemeenschappelijkheid van
denkbeelden.
Zijn laatste daad was de stichting van
het Jnstitut international d'Embryologie, ge
vestigd te Utrecht. En zijn apotheose, dat
hij, door zijn ziekte reeds een naar lichaam
en ziel gebroken man, nog den moed en
wilskracht had naar Zuid-Afrika te trekken,
gelukkig onder de trouwe hoede en zorg
van mevrouw Hubrecht, die zooveel voor
hem was. Hij wilde daar nog werkzaam
zijn voor zijn internationale stichting, die
in haar origineele gedachte een voorbeeld
kan worden voor gemeenschappelijken ar
beid van over de gansche wereld verspreide
vakgenooten.
Het was dezelfde woelige, onbevooroor
deelde en wakkere geest, die hem er b.v.
toe dreef gaarne afstand te doen van onzen
nationalen tijd en hem tot ijverig voorvechter
maakt voor den Middeneuropeeschen tijd,
die ons meer daglicht, minder kunstlicht,
meer gezonden werktijd moest brengen.
Hij zocht zijn nationalisme elders. Die
zelfde internationaal aangelegde man voelde
meer dan de meejten van ons voor het on
geschonden bezit der kolonies in Oost- en
West. Uit jarenlange gemeenschappelijken
arbeid in de Treub-" en Serrurier" Maat
schappij, weet ik, dat ook hij de meening
toegedaan was, dat bezit van koloniën den
plicht oplegt haar ook wetenschappelijk te
exploreeren om ze eerst daardoor tot waarlijk
eigen bezit te maken. Zoo gaf hij den stoot
tot de welgeslaagde Borneo-expedities, legde
hij. den kiem voor de Siboga-expeditie en
MIMMItlllllltllllllllllllllflIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllll
urr-Dp
Ons eigen land
TEXEL
Hoewel de toekomst meer dan ooit in 't
duister ligt, mogen wij toch wel plannen
gaan maken voor de zomervantie. Er zijn
tien kansen tegen n, dat het buitenlandsche
reisje er bij inschiet en wij zullen ons dan
moeten vergenoegen met ons eigen land.
't Is wel eens mode geweest, om ons land
te prijzen boven andere .landen en ik heb
sommige lui Zwitserland wel hooren ver
guizen omdat je daar de luchten en de
ruimte van Holland niet hebt. 't Is mij ech
ter ook wel eens overkomen, dat ik onze
kale bosschen niet luchten of zien kon,
nadat ik pas was teruggekeerd uit de
praalwouden van het Engadin. Ook heb ik op de
witte stranden van Terschelling, op de
Brabantsche hei of langs de kronkelende Maas
tusschen Venlo en Gennep soms weer meer
genoten dan op beroemder plaatsen buiten
onze grenzen. Al die vergelijkingen hebben
heel weinig zin, doch zonder overdrijving
kan veilig gezegd worden, dat zelfs de
meest verwende reiziger zich nog altijd voor
een poosje gerust met ons land kan tevreden
stellen, vooral wanneer hij de pantoffel
parade-oorden weet te ontwijken.
Daarvoor komen dan in de eerste plaats
onze Noodzee-eilanden in aanmerking. Die
geven niet alleen lucht en ruimte, maar ook
bloemenpraal en vogelleven en een
onmiddellijken kijk op de oerkrachten, die ons
Nederland hebben gefatsoeneerd. Hier zien
wij, hoe ons land wordt gemaakt en
gebrowerkte trouw mede aan de succesvolle
pionierstochten naar Nederlandsch
NieuwGuinea.
Zijn gave en liefde om zich voor die zijden
der zoölogie warm te maken, die voeling
houden met het maatschappelijke leven en
met de belangen van ruime kringen, uitten
zich telkens weer.
Zoo was hij lid der
ineenschakelingscommissie. Reeds vroeg fungeerde hij als lid
van het toenmalige College van
Zeeyisscherijen en door zijn overlijden heeft hij de a.s.
afsluiting van het werk der Staatscommissie
voor het Zalmvraagstuk, dat zijn volle be
langstelling had, niet meer mogen beleven.
En wie kent niet de boeiend geschreven
artikelen van Hubrecht in de Gids", waar
van hij jarenlang redactielid was? Populair
in den besten zin van het woord, wisten zij
de moeielijkste problemen der natuurweten
schap den leek helder te maken. Nergens
kwamen de gaven van zijn helderen geest
beter uit.
Gevormd aan de hoogeschool te Utrecht
onder Harting, daarna te Leiden zijn studiën
voortzettende onder Selenka, den veelzijdigen
zoöloog, dien hij spoedig naar Erlangen
volgde om eindelijk te Heidelberg onder
Gegenbaur zijn studiën te voltooien, begon
hij zijn loopbaan als conservator aan 's Rijks
Museum van Natuurlijke Historie te Leiden.
Maar voor systematiseerend zoöloog was hij
niet in de eerste plaats in de wieg gelegd.
Desniettemin had hij zich diep ingewerkt
in de museologie, toen hij, reeds in 1877,
geroepen werd deel uit te maken eener
commissie voor de bestudeering der in
richting van eenige voorname buitenlandsche
musea van natuurlijke historie in verband
met de voorgenomen stichting van een nieuw
febouw voor 's Rijks Museum te Leiden.
ijn concepties van toen omtrent inrichting
en doel der zoölogische musea zijn blijven
groeien en gelijken tred houden met moderne
inzichten omtrent den taak van zoodanige
instellingen, zooals hij nog kort geleden
aanleiding had tot uiting te brengen.
In 1882 aanvaarde Hubrecht het
hoogleeraarsambt te Utrecht met een rede over
Prof. A. A. W. Hubrecht f
de versnelde ontwikkeling door eerstgeboorte.
Hij had zich toen reeds een goeden naam
verworven door studies over lagere
diergroepen, waarin de vergelijkend anatomische,
philosopheerende beschouwing gaarne op
den voorgrond trad. Voor den smaak van
menigeen was hij daarbij wel eens te veel
de advocaat eener hypothese of theorie, ook
wel eens als 't ware de advocaat van een
diersoort, wier bestreden positie in het
regnum animale hem interesseerde. Zijn klient
werd dan wel eens door dik en dun ge
sleept als het gold den opposant van andere
meening te verslaan. Maar dat neemt niet
weg, dat hij in de door hem bewerkte
diergroepen als een wegbereider zal blijven
gelden.
Veel meer nog in zijn uitgebreide
embryologische studiën. Bovenaan staat zijn werk
over de ontwikkelingsgeschiedenis der zoog
dieren. Om het daarvoor benoodigde,
moeielijk verkrijgbare materiaal bijeentebrengen,
ondernam hij in 1890 eene reis naar Java
en Sumatra, daarop naar Algiers en laatste
lijk naar Zuid-Afrika. Begiftigd met de gave
van het woord en vol taaie volharding wist
hij de meest uiteenloopende menschen te
ken, de zee golft er op plaatsen, waar vroeger
stadjes bloeiden, de ploeg snijdt er voren,
waar binnen menschensheugenis de zee
golfde. In oeroude grijze hofsteden, wordt
er nog de mee gebrouwen, waar duizenden
jaren geleden onze voorvaderen zich reeds
aan heetten te buiten te gaan en die we
haast hadden vergeten. Vlak daarneven wordt
de woeste grond ontgonnen met al de hulp
middelen van de moderne wetenschap. Dat
alles maakt die eilanden in hooge mate inte
ressant, al moeten ze ook op 't gebied van archi
tectuur en historie onderdoen voor Walcheren.
De gelegenheid tot verblijf op de eilan
den is verschillend. Schiermonnikoog heeft
het mooiste en grootste hotel, Texel heeft
er meer en ook zeer goede, dan volgt
Ameland dan, wat wel jammer is, want 't ver
diende een hooger plaats, Terschelling en
't laatst komt Vlieland dat maar weinig
menschen kan bergen, hoewel 't als badplaats
misschien het meest bekend is.
Texel is het makkelijkst te bereiken en
ook in andere opzichten het meest aan te
bevelen aan de toeristen, die het voor 't
eerst eens met de Noordzee-eilanden willen
probeeren. Wie dat eiland goed heeft leeren
kennen zal onvermijdelijk den
echtenWaddenhonger ondervinden en niet rusten, voordat
hij ze allemaal heeft bezocht, dat
waterfenixje Rottum incluis, dat onophoudelijk
ondergaat en uit zijn zand herboren wordt.
Er is een Lissone-tocht naar Texel geweest
en die menschen waren verrukt, maar de
Cookery is toch niet de goede manier, om
vertrouwd te raken met de zeer bijzondere
schoonheid van ons eiland, 't Is beter, daar
wat meer tijd en moeite aan te geven en
alles voor zichzelf te ontdekken. Dan wordt
men ook gewaar, dat het niet noodig is, om
de Vereeniging tot behoud van Natuurmo
menten lastig te vallen om toegangsbewijzen,
die toch in den regel geweigerd moeten
worden, 't Is wel goed, deze zaak eerst af
te doen, eer we verder gaan.
bewegen het gewenschte materiaal te_ ver
zamelen. Het werd de basis voor zijn inter
nationaal instituut voor embryologie, maar
het werd bovenal in zijn hand een hulp
middel em der ontwikkelingsgeschiedenis
nieuwe banen te wijzen. Het kon niet uit
blijven, dat zijn phantasierijke geest wel
eens een enkel doodloopend zijpaadje in
sloeg, maar in 't algemeen construeerde hij
grootsch aangelegde wegen, waaraan de
toekomst verder heeft te werken. Daarbij zal
zij zeker niet den grooten, eersten bouw
meester vergeten.
Als men zijn levensjaren telt, had het
levenswerk van Prof. Hubrecht nog niet
behoeven te zijn afgesloten; hij had nog
meenig nuttig werk kunnen verrichten
maar het mocht niet zijn, tot droefenis van
de wetenschap, die terugziet op een in haar
dienst welbesteed leven; tot droefenis van
zijn talrijke vrienden en vereerders. Zij zul
len in hem missen een energiek man, die
den moed der overtuiging had, een man met
origineele gedachten, met een helderen geest
en een warm hart voor het geestelijke leven
van zijn volk en van de menschheid.
IIIIIIIMlIimiMIIIIMIIMIIIIIIIIillMIIIIIIIHflIIIIIIIHHIIIimililllllllllllllllll
De Nederlandsche Leeuw mishandeld"
Onder dit opschrift bevatte de N. Rott.
Coiiranreenigen tijd geleden, een ingezonden
stuk van den heer Victor de Stuers, waarin
hij den draak stak met het ontwerp van
een Wapen van Nederland", door den ar
chitect W. Kromhout Czn., vervaardigd voor
een tegel-tableau, dat bestemd is te worden
aangebracht in den gevel van het Neder
landsche paviljoen op de tentoonstelling te
San Francisco. Een reproductie kwam voor
in het weekblad Panorama".
Jhr. de Stuers schreef o.a.:
Ik ben er van omgevallen! Ik heb in
mijn leven veel dwaasheid en wansmaak
gezien. Maar dit ding overtreft alles en lokt
mij een woord van protest uit. Dat heeten
nu gestyleerde leeuwen! De eerbiedwaardige
Nederlandsche Leeuw met pijlbundel en
zwaard ziet er uit alsof hij in een vijzel
beschuit staat te stampen en met een pijp
in den bek. De schildhouders zijn onher
kenbaar geworden. Hunne staarten overtref
fen de stoutste verbeelding".
Onder 't motto: Holland op z'n ... malst",
diende de heer Kromhout van repliek, doch,
hoe humoristisch zijn antwoord ook was, hout
snijdt zijn artikel niet. Wat den leeuw van
het wapen aangaat", zoo schreef hij, die
er uitziet alsof hij met een pijp in zijn bek
beschuit in een vijzel staat te stampen,
moet ik met voldoening erkennen, dat de
heer Victor de Stuers er iets in gezien
heeft dat wellicht onbewust gewild is.
Is het niet het (hoogste begrip van
styKromhout's tegeltableau voorstellende
het Wapen van Nederland, voor het
Nederlandsen Paviljoen op de Tentoon
stelling te San Francisco
De bezittingen dier Vereeniging in Neder
land zijn van tweeerlei aard: terreinen die
om hun natuurschoon, hun flora en fauna
reeds lang bij het Nederlandsche publiek
geliefd waren en die zijn aangekocht, toen
ze met vernieling werden bedreigd, 't Zijn
uitgestrekte complexen van bosch en heide
en uit den aard der zaak kan iedereen
daar vrij wandelen. De toegang wordt dan
ook aan niemand ontzegd, lid of niet-lid der
Vereeniging, dat doet er niet toe, al wordt
dan ook verwacht dat wie er komt genieten,
ook de verplichting gaat gevoelen, om de
Vereeniging te steunen. Zulke bezittingen
zijn de bosschen van Leuvenum en Hagenau
en het vennengebied bij Oisterwijk.
Met het Naardermeer is het reeds anders.
Dat is behouden in de allereerste plaats ter
wille van de vogels, die daar broeden en waar
die met rust moeten worden gelaten, is het
wenschelijk, dat niemand het terrein betreedt.
Het meer is echter zoo groot, dat een beperkt
bezoek onder leiding kan worden toegestaan
en daar wordt dan ook druk en dankbaar
gebruik van gemaakt. Blijkt 't echter, dat
ook dit beperkt bezoek den dieren hinderlijk
is, dan wordt het een of ander stuk geheel
afgesloten.
De Texelsche reservaten nu zijn zeer klein
en worden door de vogels geheel in beslag
genomen. Het eene stuk ligt midden in 't
eiland, midden in den polder Waal en Burg.
't Is een kleiig grasland met zwarte
slijkgeulen, waar meestal geen water in staat en
dat zich uitstrekt langs een breede kreek, die
weer in een binnenmeertje uitloopt. De bewo
ners zijn in de eerste plaats
zwartkopmeeuwen, verder vischdief jes en in geringer aantal
de gewone weidevogels. In den maaitijd vormt
dit terrein dat de Staart heet een toevluchts
oord voor de jonge vogels uit de naburige
hooilanden, die anders licht onder de zeis
hun kop of pooten zouden kwijtraken. Deze
Staart nu is slechts zeven H.A. groot en
meestal geheel bezet met vogels. Een paar
Oorspronkelijke teekening voor de Amsterdammer" van Joan Collette
.?_ - ,. { TÏ ^^ ~^\
Dl* V£tr\nlM3tH* r cJ*uHtTt^> J^ -! '"^|
Der Uebermensch"
IIIMItlIIMIIllllHlllllllllllllllllllllilllllllKIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIinillllinilllMMIIiriII
leeren, dat men de sentimenten van geheel
een volk, in een tijd van opperste beroering
in een ontwerp tot uitdrukking brengf?
Triomphantelijk een pijp te rooken en
tegelijkertijd beschuit te stampen moge niet
hygiënisch zijn, het is toch wel een mooie
symbolische handeling voor een
Nederlandschen Leeuw, die het essentieele te vertolken
heeft van het actueele stoere Nederlandsche
burgerdom. En dat gebeurt zoo maar on
bewust. .. Ik dank den heer de Stuers zeer
voor zulk een stijl-interpretantie."
Nu de Redactie van dit blad mij toestaat
ook mijn stem in 't kapittel te doen hooren,
nu dien ik wel ronduit te verklaren, dat ik
geheel aan de zijde van den heer de Stuers
sta, ja, zelfs nog een kardinale fout in
't ontwerp heb ontdekt, die wellicht aan het
oog van den kundigen oud-referendaris van
Schoone Kunsten is ontsnapt.
Want... het Nederlandsche Wapen des
heeren Kromhout i's het Nederlandsche Wa
pen niet, en zal 't ook nimmer worden,
omdat het schild n.l. niet is bezaaid" met
staande blokken, zooals dit behoort. (Halve
blokken moeten aan de zijden van het schild
zichtbaar zijn).
Al stapt men aus over de foei-leelijke
schildhouders heen, (wier staarten wel een
nieuw soort brandladders lijken), en al aan
vaardt men den beschuitstampenden leeuw
in het schild, het getal blokken duidt
aan, dat de heer Kromhout aan een der
eerste eisenen van het Nederlandsche wapen
niet heeft voldaan. Van de zwevende kronen,
die tot de z g. papieren" heraldiek
behooren, zal ik maar niet reppen, maar het
is heusch mijn schuld niet, dat ik bij den
«anblik van dit blazoen een zekere weeheid
in mij voelde opkomen, die ik niet nader
kan omschrijven ; en nooit heb ik meer de
juistheid gevoeld van de klassieke woorden,
die Van Huisde in Multatuli's Vorstenschool"
spreekt: Heraldiek! In Heraldiek is alles
moog'lijk, vrindje", dan bij den aanblik van
's heeren Kromhout's jongste wapenkunstige
schepping.
maal in den broedtijd worden door den
bewaker, vergezeld door een deskundig
bestuurslid de nesten geteld en gedetermi
neerd en als al de jongen vliegen kunnen,
wordt 't stuk gemaaid en we maken dan
nog altijd een behoorlijke prijs voor ons hooi.
De andere bezitting van de Vereeniging
is nog kleiner. Zij ligt heelemaal aan den
zuidkant van 't eiland tegen de duinen aan
en heet de Putten", 't Is een uitgestrekte
slijkerige poel met slijkerige eilandjes en
slijkerige oevers en een paar strookjes gras
land. Hier wonen zeer merkwaardige
steltloopers, wit met zwarte vogels op lange
loodgrijze pooten en met een dunnen sterk
omhooggebogen snavel, een heel ongewone
trek in de vogelwereld. Deze kluiten (de
vogel zelf roept kluut)" zijn in Duitschland,
zoowel langs de Oostzee als langs de Noord
zee bijna geheel uitgeroeid, in Engeland
broeden zij ook niet meer, maar in ons land
zien we ze nog aan onze Zeeuwsche en
Zuidhollandsche eilsnden en op sommige
der Wadden-eilanden in belangrijke hoe
veelheid. Toch heb ik in de vijfentwintig
jaren, dat ik ze gade sla hun aantal be
langrijk zien verminderen en met name
zijn door ontginning en draineering hun
broedplaatsen belangrijk ingekrompen. Ook
elders in ons land wordt hun toekomst
bedreigd en ze mogen wel zien, dat ze in
Rotterdam een wakkeren pleitbezorger vinden
want aan den Hoek van Holland, dat is hun
hoofdverblijf aan de Noordzee, wordt het
ook al hoe langer hoe rumoeriger. Gelukkig
dus, dat een belangrijke groep een
sanctuarium vindt in die Putten aan het Texelsch
duin en er wordt zeer bijzonder voor ge
waakt, dat ze het daar zoo rustig mogelijk
hebben, en zoo is er dan een kansje dat ze
niet als zooveel andere vogels van het aard
rijk zullen verdwijnen, voordat kunst en
wetenschap hun behoorlijk een plaats hebben
verschaft in het menschelijk besef.
Nu bestaat er op Texel nog een derde
Eén lichtzijde bestaat er wellicht aan dit
wapen, de mogelijkheid, dat dit tegel
tableau nimmer op den vaderlandschen
bodem terugkeert.
Driebergen. C. W. H. VERSTER
Rie Cramer
TE ARNHEM, BIJ VAN LERVEN
Moet ik in deze korte kritiek van invloe
den spreken en van analogieën, en zoo doend
Jessie King vermelden, de potlood-techniek
van W. van Konijnenburg, en misschien een
gelijkenis met de droge-naalden van Toorop ?
Moet ik schrijven, dat ik wenschte, dat zij
die den Hedonist teekende uit Ser Janszoon,
het hedonisme in den verfijnden en desnoods
schrillen zin eens nog zal maken, wanneer
Leven en Lust deze ziel dieper gegrepen
zullen hebben?
Dit alles is immers gekend?
II
Op deze tentoonstelling blijken te prijzen
de teekeningen: De oude Koning met de
statieuze vrouw die zich naar de jonge page,
als in den droom, gaat keeren (het accent
moest scherper zijn ; er moest iets van de
acuutheid van Karel de Nerée te vinden
zijn), ten tweede
het portret van mevrouw Varenhorst (No.
8) waar licht en schaduw (donkerder licht
deze schaduw) verdienstelijk zich te saam
verbinden ; dan Petite Cousine, en den Hedo
nist wiens naam ik in een wensch vermeldde.
In haar etsen is deze etseres (als in haar
illustraties) het zuiverst, wanneer zij met
weinig lijnen definieert.
Het meest geslaagd is Svcn, het kindje in
bed met den krul van een jongen Uilenspie
gel ; dan het lezend meisje ; Pauvre Jacques;
de Ex libris (1. 't zittend vrouwtje; 2. dat
F. Carbasius; 3. dat van L. Couturier C.
Cramer) ; de twee naaktstudies, die ik altijd
gaarne herzie. In de Vrouw bij de Vaas
(No. 6) bekoort het lichaam meer dan de
ittHiiiitmiMimmtiHiMmiimiiimiMutiiii
reservaat, dat behoort niet aan de Vereeni
ging tot behoud van Natuurmonumenten,
maar maakt een deel uit van het Staats
domein en wordt gevormd door een paar
uitgestrekte duinpannen, waarvan er een
voortdurend in beslag wordt genomen door
een zoetwatermeertje, de Mui, en de andere
staat doorgaans ook voor een deel onder
water. Een halve eeuw geleden, was het
heele duinengebied van Texel vol van zulke
meren en moerassen en toen huisde daar
een vogelwereld, die in bontheid en rijkdom
voor niets ter wereld onderdeed. Het graven
van een enkelen waterloop heeft aan al die
heerlijkheid een eind gemaakt en nu een
goede twintig jaar geleden is het
Staatsboschbeheer begonnen om nog meer van
die duingronden te bebosschen of in wei
land te veranderen. Daarin stak een groot
gevaar voor de merkwaardige fauna en de
niet minder merkwaardige flora van het
Texelsch duin en wie gelooft, dat de mensch
bij brood alleen niet leven kan moest inzien,
dat deze ontginningen eer op een vermin
dering dan op een vermeerdering van onzen
nationalen rijkdom zouden uitloopen. Ge
lukkig heeft het Staatsboschbeheer ingezien,
dat het niet aangaat, om juweelen tot
straatsteenen te maken, hoe eminent geschikt zij
er overigens toe zijn. Daarom wordt het
juweel van de Mui en de Voormui gespaard
en bewaard en beheerd zoo goed als de
beste natuurbeschermer het maar wenschen
kan. Gedurende den broedtijd is de toegang
er ook zeer beperkt en zoolang wij geen
wettelijke bepalingen hebben voor het be
schermen van onze flora zal 't ook wel
wenschelijk zijn, om in den zomertijd de
groote menigfe der bezoekers te weren.
Nu zult ge zeggen, dat er op Texel weinig
meer te wandelen en te zien valt, maar dat
zal u geweldig meevallen. Eer het zomer is,
zal ik u wel een paar goede paden wijzen.
JAC. P. THIJSSE