Historisch Archief 1877-1940
F. 1971
Zondag 4 April
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
t
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H, BR|UGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO J r., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. G. KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden ?165
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Adverteatiea vaa 1?5 regels / 1.25, .elke regel meer . .
Advertentiën op de fiaaatieele- en kunstpagina, per regel
? . ?0.25
. . 0.30
. . 0.40
INHOUD
Blz. l: Klaar? door v. H. Bismarck,
door prof. H. Brugmans. Buitenlandsch
Overzicht, door prof. G. W. Kernkamp.
Confetti. 2. Fourie's laatste brieven.
Oorlogvoeren in Europa en in China,
door Henri Borel. 3. Moderne Piraterie?
door Gezagvoerder. Feuilleton: Onguur
Avondje, IV, door Minca Verster-Bosch
Reitz. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac.
P. Thijsse. 6: Het gedenkboek van
de Amst. Ijsclub. Bij 't licht van de
Oorlogsvlam, III, door Fred. v. Eeden.
7: Speenhoff 's feest in den Stadsschouw
burg. De Curac.ao-tentoonstelling, door
prof. J. Boeke. - Muziek in de Hoofdstad,
door Sem Dresden. 8: Kunst en Let
teren: Kritieken van A. Plasschaert.
9: Economische Kroniek, door J. D.
Santilhano. 10: Minister Treub en
Joh. de Witt, door P?van Geer. Onze
Puzzles. De Rotogravure, door S. F.
van Oss. 11: Grensincident te Nieuwe
schans, door J. Braakensiek.?Schaakspel,
door dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek,
door K. C. de Jonge.
Bijvoegsels: Paschen, teekening van
George van Raemdonck. Nederlands
Zeevaart gemolesteerd, teekening van
Joh. Braakensiek.
KLAAR?
Nederland heeft in de laatste week
wat beleefd! Al haalt het nu weer wat
dieper adem, zoo is te hopen, dat
de indruk van die gebeurtenissen, toch
het besef van de werkelijkheid nog eens
blijvend heeft opgefrischt.
Wij hebben allen weer het zwaard van
Damocles in den hals voelen kittelen. De
waarschuwing van eene dreigende uit
barsting gevoeld. Best mogelijk, dat ons
land op andere oogenblikken dichter bij
den oorlog heeft gestaan. Doch het was
nog nimmer zoo algemeen gemerkt; en
de gewone man heeft zich, ook bij kalm
doordenken, er nu ten dichtste bij gevoeld.
Wie heeft bij de opzienbarende ge
welddadigheden tegen het eene
Hollandsche schip na het andere, zich niet
gezegd, dat Duitschland tegen ons nu
toch raar begon te doen?"
Wat of er wel achter stak?
Immers op wat er achter stak, kwam
alles nog maar aan.
Waren het enkel vijandelijkheden tegen
Engeland, handelsmaatregelen, van de
meer en meer gebruikelijke soort,
dan zouden wij ons wel weer zoo goed
of zoo kwaad het gaat, daarin verstaan.
Ons standpunt is nu eenmaal dat wij
op incidenten allén, niet in conflicten
begeeren te geraken. Al blijft ook hierin
een grens.
Doch 't kon ook geweest zijn, dat de
aanhoudingen, opbrengingen en in de
grondboringen eene provocatie
beteekende jegens ons zelf. Dat in de be
rekeningen der hooge staatkunde of
strategie nu 't oogenblik gekomen was,
waarop Nederland reeds een langen tijd
zijne plichten als neutrale had prijsge
geven ; een verraderlijke rol gespeeld",
en niet meer ten koste van Notlage"
en Existenzfrage", verschoond mocht
worden!
Dit lijkt nu meegevallen. Het had er
niettemin achter kunnen zitten. En dan
zouden dezelfde elkander onheilspellend
opvolgende incidenten, de
proefschoppen'' zijn geweest, om ook ons den
match te doen aanvaarden.
Nederland heeft in spanning gewacht,
en wacht nog, omdat het noncha
lante verloop dat men ginds aan deze
zaken geeft, ons nog allesbehalve
bekooren kan. Maar het is nu toch reeds
waarschijnlijker, dat er niet meer achter
steekt, dan maar' eene groote mate van
Rücksichtlosigkeit jegens ons, over ons
hoofd heen.
* *
*
Intusschen hebben deze dagen ons weer
met kracht bij de kraag gevat, en ge
houden voor deze vraag: wanneer nu
eens morgen aan den dag, of van
avond nog
Zijn wij dan klaar?
Wie antwoordt hierop volmondig: tot
op het uiterste, is alles gedaan wat maar
het meest krachtdadige en hardnekkige
verweer van Nederland mogelijk maakt"?
Het was integendeel duidelijk, dat ons
land den tijd en de ervaringen sinds
het uitbreken van den oorlog, wél voor
een goed deel, maar toch ook nog
slechts ten deele, heeft benut, om zijn
defensieve kracht ten hoogste op te
voeren.
De indruk werd daarom juist dezer
dagen tastbaar, dat wanneer er .eens
werkelijk iets anders achter mocht heb
ben gestoken of te eeniger tijd nog
mocht komen te steken, dat wij dan
met al onzen goeden wil, onze inspan
ning, en goedvertrouwendheid, voor harde
teleurstellingen en zelfverwijten zouden
komen te staan. Dat de Regeering, dat
het Legerbestuur, welke nu door de natie
uit en te na met zooveel aanhankelijk
heid en waardeering worden geloofd, deze
stemming eensklaps zouden hebben kun
nen zien omslaan in eene geheel andere. In
scherpe klachten: dat Nederland den
van God gegeven tijd van respijt, niet
met meer bewustheid heeft ten nutte
gemaakt.
Er is niet weinig gedaan, gewerkt en
tot stand gebracht! Maar er kon nog
ontzaglijk veel meer.
Nog altijd speelt zich de zorg voor
de weerbaarheid af in den beperkten
militairen kring, in kazerne, kamp, stel
ling en fort.
In het geheele volk te weinig.
Nog altijd hebben wij maar een leger,
van item zooveel honderdduizend man,
Nog altijd loopen duizenden en dui
zenden jongere en oudere mannen rond,
die gaarne zich op eenigerlei wijze voor
oorlogsdiensten, al is 't maar in den
tweeden ban, geregeld zouden willen
oefenen.
Nog altijd wordt ook zelfs van vrij
willige corpsen of schietvereenigingen,
vrijwel geen werk gemaakt. Nog altijd
zijn er velen die zich met animo voor
de organisatie en leiding daarvan zouden
spannen.
Nog altijd moet men ook vernemen
dat bijv. takken van dienst als die van
de verpleging van massa's gewonden,
niet volkomen voor de werkelijkheid op
gewassen zijn.
Het is hier echter niet te doen om
eigenwijselijk een cahier van grieven voor te
brengen, of op de zenuwen te werken.
Er mag evenwel niet gezwegen wor
den, indien de mogelijkheid wordt ge
voeld, dat op het gegeven oogenblik
Nederland in de oogen van Europa er
toch nog bij zou kunnen komen te
staan als de beklagelijke Chineezen van
ons werelddeel, beklagelijk omdat
wij beter dan n ander de gelegenheid
hebben gehad alle ervaringen en alle
maanden te gebruiken, en die gelegen
heid maar matig hebben gebruikt!
* *
*
Wij zitten waarschijnlijk, het hooge
woord moet er uit, nog te zeer in mili
taire bureaucratie en de daaraan ver
bonden bezwaren.
Die heeft zich nu eenmaal in de
breedere volksweerbaarheid nog niet inge
dacht, en haalt de schouders op voor
wat niet volgens haar model, onder haar
vleugels wordt uitgebroed.
Aan den eenen kant ontbreekt haar
de forsche kracht, om ineens de wieken
uit te breiden over veel grootere massa's,
met veelvormiger eischen en voor ur
genter behoeften.
Aan den anderen kant ziet zij met
enkel kleinachting voor gedoe op eigen
houtje", schutterij", en zoo almeer, neer
op wat dan buiten dit model om, zou
kunnen opkomen of worden gewekt.
Terwijl men 't geen zij ten onzent
verricht heeft, dankbaar zal erkennen,
mag men niet blind zijn voor hetgeen
ongedaan wordt gelaten. Schema en
reglement, blijven ook hier weer achter
bij de werkelijkheid.
Men stelt zich tevreden met het flinke
leger, 't welk men zich tot taak heeft ge
steld aan het volk te geven. Het is maar
om lichtingen te doen. Men houdt lich
tingen in dienst, en roept lichtingen op.
Maar wat zal men antwoorden, wan
neer de nood aan den man komt en
de vele en vele manhafte overblijvenden
van dat volk stellen de vraag: welke
leiding hebt ge ONS gegeven ? Wat hebt
ge gedaan, om te maken, dat ook wij,
dat ook het geheele volk zelf, ons te
weer kunnen stellen?
Wat hebt ge gedaan voor reserves?
Zware vragen, wier onontkomelijke
logica menigeen juist in de laatste week
zeer sterk heeft gevoeld!
En alleen door daarin te voorzien, kan
men toch ook een volk vrijwaren van
het schrikkelijke middel van verzet, waar
naar anders een volk als het onze nood
wendig grijpen moet: bendenstrijd
en franc-tireurs.
2 April 1915. v. H.
BISMARCK
Den eersten April heeft het Duitsche volk
den honderdsten geboortedag herdacht van
Otto von Bismarck, den stichter van het
Duitsche rijk. Terecht. Want met diepe
erkentelijkheid moet men den man thans
eeren, die niet de moderne Duitsche natie
heeft geschapen, maar wel de stevige orga
nisatie heeft gebouwd, waaronder dat volk
zich krachtig kon ontwikkelen. Er is daar
naast geen ander belangrijker feit in de ge
schiedenis van de tweede helft der negen
tiende eeuw aan te wijzen; ook heeft Bismarck
nog zijn gelijke in de Duitsche geschiedenis
niet gevonden.
HET DRIEVOUDIG VERBOND, EN DE HEEREN
VERLEIDERS; OF: DE BEZORGDE
SCHOOLJUFFROUW.
f, (Een(vooruitziend caricatuuruitdenATe
e/spalter van 26 October 1889).
M
cj- Die besorgte Erzieherin. ~
} ?* ^ /' S
"^J/'^ï^
V/f. 2
Krans Jnzet' liismaivk l'mbert"
De directrice Bismarck: Alsjeblieft,
voor u uitkijken, dames. Niet lachen en geen
knipoogjes naar links, wat ik u verzoeken mag.
De omstandigheden voor de herdenking
van Bismarck's eeuwjaar zijn gunstig en
ongunstig tegelijk. Gunstig want zelden
heeft het Duitsche volk de hooge beteekenis
van Bismarck's levenswerk dieper onder
vonden dan nu het bedreigd wordt of al
thans bedreigd schijnt. Ongunstig want
de herdenking noopt van zelf tot vergelij
king en die vergelijking kan kwalijk gunstig
uitvallen voor hen, die Bismarck's arbeid
hadden voort te zetten. Zoo moet de goede,
vaderlandslievende Duitscher op dezen dag
zich geslingerd voelen tusschen ernstigen
eerbied voor Bismarck's gewrocht en niet
minder ernstige vrees voor de toekomst.
Ook deze gedachte zal opkomen, die ook
ons niet loslaat: zoo Bismarck nog had ge
leefd, zou deze oorlog allicht niet zijn uit
gebroken en stellig niet onder voor Duitsch
land zoo ongunstige omstandigheden. Wij
hebben groote bewondering voor de zelf
verloochening, den heldenmoed, de offer
vaardigheid van het Duitsche volk. Ook wij
betreuren de zware offers, die dit in den
grond zoo uitnemende volk moet brengen.
Maar wij moeten tevens constateeren, dat
menschen en schatten hier in ruimte wor
den geofferd voor zware politieke en diplo
matieke fouten.
Een politiek, die een groote mogendheid
in de positie brengt, dat zij zich moet
verdedigen tegen de halve beschaafde
wereld, dat zij n bondgenoot onzijdig
vindt en twee andere met alle macht op
de been moet houden zulk een staat
kunde is reeds door de feiten veroordeeld.
En zulk een staatkunde was niet die van
Bismarck, Gezien door den kaleidoskoop
van veertig jaren, schijnen de gebeurtenissen
van 1864 tot 1871 zoo van zelf te loopen
en als van zelf te leiden tot de groote, lang
gewenschte uitkomst. Maar wie de geschie
denis dier jaren in de bijzonderheden kent,
weet, dat de gevaren, die Duitschland thans
omringen, ook toen dreigden. Meer dan eens
wilde Engeland ingrijpen ; geheel onzeker,
zelfs onbetrouwbaar was de houding van
Oostenrijk en van Italië. Denk U een man
als Bismarck in Parijs en een man als Na
poleon III te Berlijn en de Europeesche
coalitie tegen Duitschland ware gereed.
Dat heeft Bismarck altijd begrepen. Van
hem is wel het fiere woord, dat hij Duitsch
land in den zadel zou zetten; het zou dan
zelf wel kunnen rijden. Maar hij wist al te
goed, dat zulk een belangrijke machtsver
schuiving als de stichting van het Duitsche
rijk te veel belangen en gevoelens kwetst
dan dat hij een oogenblik de zorg voor de
veiligheid van het nieuwe rijk mocht uit
het oog verliezen. Duitschland kon rijden,
zeker, maar de ruiter moest steeds op zijn
hoede en gewapend zijn.
En voora! met groote takt en beheadig-^
heid moest hij de gevaarlijke plaatsen vermij-?
den. Bismarck is dat steeds gelukt. Hij kende!
zoowel de kracht als de zwakte van Dintsch-;
land. Hij kende niet alleen Duitschland, maar
ook zijn vijanden. Hij kende menschen en vol
ken en sondeerde, wat onze oude diploma-;
ten noemden, hun humeuren. De studie van;
zijn diplomatie is hjstorisch een groot ge
not; vooral vór 1$7|| volgt men met inge
houden bewondering, hoe een man mét!
geniale kracht in beslissende oogenblikken:
geschiedenis maakt.'1'- , ' ;
In beslissende oögejlblikken. Want ita
1871 kwam BismarlS Voor .politieke ver
houdingen en vragen te staan die niet zoo
direct met een stevigen greep tot oplossing;
konden worden gebracht. Vandaar.'dat zijn,
succes na den grooten oorlog minder "frap
pant was dan vroeger. AI dadelijk bracht;
de vrede van Frankfort Frankrijk in een
vaste oppositie tegen Duitschland. Het con
gres van Berlijn leidde de verkoeling der
betrekkingen met Rusland in. En kort daarna
kwam de koloniale poli'iek het rijk voeren
op wegen, aan wier einde een conflict met
Engeland lag.
Bismarck begreep dat en zag ook, dat
Duitschland gedwongen werd door eigen
krachtige ontwikkeling tot een expansie,
die onvermijdelijk scheen, maar die hij niet
kon goedkeuren. Steeds Heeft hij geraden
XQorloopig zich te wijden aan de innerlijke
versterking van Duitschland en zich minder
in allerlei vragen te steken van slechts ver
wijderd belang. Van hem is het bekende
woord, dat de geheele Balkan niet de botten
yan een Pommerschen grenadier waard was.
(Dok had de koloniale politiek niet zijn steun
en,zijn sympathie.
, Dat is het verschil tusschen den ouden
e,n den nieuwen koers, waarvan tiij het
slachtoffer is geworden en die hij tot zijn
dflod toe heeft bestreden. Bismarck zag in
deze dingen ongetwijfeld niet ver genoeg;
maar wie zal zeggen, dat hij onjuist zag?
Wat hem vooral tegenstond, was de
onrus,tige, rumoerige, irriteerende geest, die na
.'zijn aftreden begon te heersenen in de
Duitsche politiek. Hij kende de porselein
kast van Europa en wist, dat porselein
'licht breekbaar is.
Maar omgekeerd heeft Bismarck zelf er
niet weinig toe bijgedragen om den geest,
dien hij in den nieuwen koers afkeurde,
aan te kweeken. Ook deze groote man heeft
de geesten, die hij had opgeroepen, niet
meer kunnen bedwingen. Zijn leer, dat de
groote vraagstukken niet door
parlementsbesluiten, maar door bloed en ijzer worden
opgelost, leeft in de harten van millioenen
Duitschers en heeft aan de Duitsche men
taliteit die eigenaardige harde structuur ge
geven, die wij zoo goed kennen. De man,
die uitsprak, dat de Duitschers alleen God
en anders niets ter wereld vreezen, schonk
aan zijn volk wel een hoogen heldenmoed,
maar tevens die matelooze zelfoverschatting,
die ons evenmin onbekend is. En ten slotte,
de titanische krachtfiguur van Bismarck
schonk het Duitsche volk die waardeering
en bewondering voor stoffelijke kracht en
elementair geweld, waarvoor alle zachtere
gevoelens moesten wijken. Zoo drukte Bis
marck's ijzeren geest zijn stempel op het
volk van dichters en denkers.
De vereering van het Duitsche volk voor
Bismarck vindt dus zijn grond voor een
niet gering deel in geestelijke
samenstemming. Maar het geniale, het ware groote
van den stichter van het Duitsche rijk vindt
men in het tegenwoordige Duitschland niet
overvloedig terug.
Wij denken er niet aan den fungeerenden
rijkskanselier met Bismarck te vergelijken.
Maar wat wij in Duitschland zoo smartelijk
missen tegenwoordig, het is de geestelijke
bezonkenheid, die ons in Bismarck altijd
weer aantrekt. Zeker was hij een hartstoch
telijke natuur, maar zijn geest was immer
helder en scherp. Al bruiste en kookte het
in hem, hij wist zich te beheerschcn. Juist
in zijn geweldige kracht kon hij gematigd en
toegevend zijn. Zijn intuïtief genie deed
hem de toekomst zien en daardoor objectief
het tegenwoordige. Grooter is hij nimmer
geweest dan toen hij te Nikolsburg tegen
zijn koning, den kroonprins en alle generaals
in doorzette, dat Oostenrijk ongerept zou
blijven bestaan; in den tegenwoordigen
vijand zag hij den toekomstigen bondgenoot.
Hoever zijn wij thans van die dagen af!
Duitschland huldigt Bismarck. Ook wij
kunnen zijn levenswerk als een wonderwerk
van geniale intuiiie waardeeren. En wij mo
gen tevens gedenken den staatsman, die
objectief genoeg dacht om ongevraagd een
bijdrage te zenden voor het standbeeld van
een man van zoo geheel ander geestelijk
maaksel, van Thorbecke.
H. BRUGMANS
Het eeuwfeest van Bismarck's geboorte
zal morgen door de overgroote meerderheid
van het Duitsche volk, zoo al niet worden
gevierd, dan toch herdacht.
Bij zijn leven was het zijn staatkundigen
Inzendingen voor deze rubriek, gelieve men
te adresseeren aan he^t Redactiebureau, met op
- ? .den omslag het motto: CünfëftT'.
i Men lette er maar epris. gjvfdfat de
toe, Komst ten onzent binnenkort de "Uitwerking
' z#l "doen "zien van het nieuwe, door,een der
oorlogvoerende mogendheden ter _hand ge
nomen régime, om zich dopr tnïddel van
' de pers in Nederland krachtiger te doen
'gelden. Deze tot dusverre hier te lande
'vrijwel ongeziene methode zal zeker alle
belangstelling verdienen!
*
A'phen.' In dit gebouw ten dienste van
Christelijke doeleinden, naast de Ned. Herv.
kerk alhier, had Vrijdag een bijzondere
plechtigheid plaats. Aan den sergeant-majoor
Drabbe, van het 3e Reg. Vesting-Artillerie,
werd n.l. bij monde van Luitenant X de
zilveren gesp, wegens 30-jarigen trouwen
dienst uitgereikt."
(Rijnbode, 20 Maart 1915)
Inderdaad is dit wel een zér bijzondere
plechtigheid; waarschijnlijk toch miste be
doelde luitenant het gebruik van zijne beide
handen.
Des middags bracht de muziek den majoor
een serenade aan zijn kwartier."
Wij vernemen nader, dat het voornemen,
den majoor 's avonds eene aubade te brengen,
moest worden opgegeven.
Reuter meldde, dat de Engelsche Regeering
nu ook smeermiddelen en wonderolie"
tot absolute contrabande heeft verklaard.
Met de uithongeringspolitiek allén schijnt
het dus niet te lukken!
*
In een geestdriftigen oproep aan het
Nederlandsche volk om de vredebrenger en
de vredestichter van de wereld te worden
(Alg. Handelsblad, 13 Maart Ochtendblad 2)
vinden wij deze merkwaardige ontboezeming:
Thans, nu wij sterk zijn, eendrachtig, weer
baar als nooit,te voren, stellen wij al wat
wij bezitten, ons vaderland en onze koloniën,
ons leger e.n onze vloot,, ons geld zelfs, ter
beschikking van de menschheid, onder de
hoede van een Souverein Wereldgerechtshof
voor internationale aangelegenheden." De
climax is opvallend, zelfs voor een warm
idealist.
*
In Amsterdam gaan de dames theedrinken
ten einde den vrede van Europa te herstel
len of althans voor te bereiden: Het midde.l
is nieuw en daarom te probeeren.
Laat ons de uitwerking ervan afwachten.
Baat het niet, het schaadt ook niet veel.
Altijd tot op zekere hoogte. Huet bracht
de verslapping van ons volk in verband
met de enorme theeconsumptie. De dames
moeten dus wat voorzichtig zijn.
tegenstanders niet mogelijk, politieken wrok
het zwijgen op te leggen en hem te eeren
als den stichter van het Duitsche Rijk. Op
zijn SOsten verjaardag heeft Bismarck, toen
reeds kanselier in ruste, geen adres van
hulde ontvangen vaa den Rijksdag. Een
daartoe strekkend voorstel werd verworpen
door een meerderheid, bestaande uit
Centrumleden, Sociaaldemocraten, Vrijzinnigen, Polen,
Elzassers en Welfen. De Katholieke
Rijksdagsleden stemden tegen, omdat zij den
Staatsman niet wilden eeren, die in de dagen
van den Kulturkampf" hoe is .sedert het
begrip Kultur" in Duitschland gewijzigd!
de Kerk ondergeschikt had willen maken
aan het Staatsgezag. .De Sociaaldemocraten,
omdat op het lijf van hunne partij nog de
striemen zichtbaar «waren van de
geeselslagen, waarmede Bismarck hen had
getuchtigd. De Vrijzinnigen, omdat hij altijd den
spot had gedreven met hunne begrippen
van parlementairen regeeringsvorm en hunne
woordvoeders had gehoond en geminacht.
De Polen, Elzassers en Welfen, omdat hij
hunne nationaliteit, of het restantje daarvan,
had vernietigd.
Sedert heeft de tijd zijn werk gedaan. Na
Bismarck's dood verbleekte de herinnering
aan vroegeren partijstrijd. Er groeide een
geslacht op, dat alleen van hooren zeggen
wist van Konflikts-Zeit" en Kulturkampf"
en uitzonderingswetten. Bismarck's naam
bleef niet verbonden aan wat de Duitschers
verdeelde; hij werd het symbool van wat
hen yereenigde, veel sterker vereenigde dan
zij zich zelf bewust waren: liefde voor het
gemeenschappelijk vaderland, trots op
Duitschland's militaire, economische en
intellectueele macht.
. Nu het eeuwfeest van Bismarck's ge
boorte wordt herdacht in een tijd, waarin
.Duitschland een geweldigen oorlog heeft te
voeren, met nog onzekeren uitslag, zal zijn
naam worden aangeroepen om het Duitsche
volk te versterken in dea wil tot volharden,
.om het aan te vuren tot nog grooteroffers,
.opdat de kroon worde gezet op Bismarck's
werk. Door de oorlogen van 1866 en 1870
werd het Duitsche rijk de machtigste staat
van het vasteland van Europa; door den
tegenwoordigen oorlog zal worden beslist,
of het de leiding krijgt van de wereldpolitiek.