De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 4 april pagina 7

4 april 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

4 April '15. No. 1971 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Speenhoffs feest in den Stads schouwburg dooi JEAN-LOUIS PlSUISSE {Met oorspronkelijke teekeningen van JOAN COLLETTE, voor de Amsterdammer") Donderdag, den 25en Maart, vierde hier in Amsterdam J. H. Speenhoff, de DichterZanger van het Nederlandsche Volk, zijn koperen" kunstenaars-jubilee, natiat hij den 13en van de vorige maand zijn twaalf-en'n-half jarige tooneelloopbaan geestdriftig had zien herdenken in den Grooten Schouwburg van Rotterdam, de stad, waarin-, of in elk geval, onder welker rook hij werd geboren en waar hij sedert jaar en dag is gedomi neerd. Hier, in Amsterdam, werd zijn openlijk feest in den Stadsschouwburg gevierd, en het was, wat de verslaggever in het Och tendblad pleegt te noemen een welge slaagde avond"..." Welgeslaagd, o, zeker! in dit opzicht althans, daVJiet Huis" van onder tot boven vol zat met een nartelijk-voor-den-jubilarisvoelend publiek, waarin om zoo te zeggen ?elke rang en stand van onze hoofdstedelijke ingezetenschap belangrijk vertegenwoordigd was mét twee Ministers ter opluistering. Welgeslaagd dus in elk geval, omdat Koos Speenhoff er 'n aardige bom duiten mee sleurde, die hij, zooals zijn conf rencier" Tony Schmitz openhartig vertelde, ^,best gebruiken kon" (wie van ons niét!) en die we hem allemaal van ganscher harte gunden Nap. de la Mar als Zijn Edelachtbare" imiiiiimmmrnifmitiiiMinimiiiiMiiiiiimMiiMiimii minimi Maar overigens Ik kan 't niet helpen: ik kan, ondanks m'n prettige herinnering aan de korte, krach tige, ware en waardeerende woorden van den f eest voorzit) er, Prof. Hector Treub, en de hartelijke, kameraadschappelijke van Nap. de la Mar, beiden met groote instemming begroet, over het welslagen van Speenhoff's Amsterdamsche feestvoorstelling niet in ver voering schrijven. Ik heb den heelen avond, terwijl ik in de knusse verstokenheid van een der stoof jes" lees: bovenloges het vroolijk-wisselend programma volgde, pijnlijk gevoeld: jij, Koos, en je werk, en je heele manier van doen, en je heele entourage, je komt hier niet tot je recht?Je hoort hier niet. Want, onze Stads-Schouwburg aan dézen kant van het voetlicht versta-me-wel onze Stads-Schouwburg is dan wel je reinste heilig huisje" van het kunstbegunstigend leest en zegt met reverentie: be-gunsti-gend philisterdom Kijk me maar eens even zoo'n breed-fluweelen presenteer blad aan ! En die importante loges d'avantscène! En die magistrale fauteuils in de stalles ! Zelfs de zetels in parket en parterre doen nog denken aan indrukwekkende leun stoelen in het" salon" van 'n goedgesitu eerden ambtenaar op maximum-traktement En is 't je wel eens opgevallen, hoe hoog en hoe besmuikt ze er den minderen man" op z'n galerijen hebben weggestopt! Nee, Koos, dat was niks voor jou, en niks voor Nap, en {niks voor Z'n Edelacht bare" Weet je nog wel, destijds, in de" Flora, als Van Noorden Z'n Ejelachboare" aankondigde, dan daverde hem het blij gejoel tegemoet. Maar hier, toen Nap met z'n overheerlijke boereburgemeesterskop langs de eerste rij stalles kwam geschoven.... Voelde je, hoe gegeneerd ze zwegen ? En hoe geshockeerd ze deden, toen Van Noorden zoo stond te wiebelen Nap, die was al vór de pauze onder den indruk van de roodfluweelen deftigheid en kuischte, vanwege 't onfatsoenlijke, z'n beste mop uit de Julius-Caesar-parodie, van Togus is 't meervoud van toga moet u weten" zó, De Curacao-tentoonstelling te 's-Gravenhage Het was een goede gedachten van den Vereenïging Oost en West" om behalve de uitvoeringen, waarvan de ruime opbrengst geheel ten bate van de noodlijdenden in onze kolonie Curac.ao kwam, ook de tentoonstel ling van waterverfteekeningen, voortbreng selen van kunstnijverheid enz. uit onze WestIndische bezitting voor dat doel in orde te brengen. De firma Martinus Nijhoff stelde er de bovenzalen van haar zaak voor be schikbaar. Voor de meeste Hollanders is de naam Curacao niet veel meer dan een klank. Men Touy Schmitz als de Voorzitter van .,Ker en Deugd" iiiiiMiiniiiitimiitimmiiiiiiiiiiiimtHM nomiiiitiiiiiimiimiiiniiiiimiiiiiiiii denkt bij het hooren van dien naam aan met angstwekkende regelmaat weerkeerende droogten, aan negers, aan de bekende likeur, als men er iets meer van weet, aan phosphaat en aan sisal, maar van de werkelijkheid van dat kleine stukje Hollandsen grondgebied, dat daar als een vooruitgeschoven post ligt in het verre westen, weet men doorgaans niets. Slechts de weinigen, die het masja doesjie eilaandsjie", het heel zoete eilandje, van nabij kennen, die het typisch Hpllandsche karakter van het land en van zijne blanke bewoners, de hartelijke gastvrijheid, die den vreemdeling geboden wordt, het eigenaardige van het Hollandsche leven en den Hollandschen bouwtrant, die op den eersten blik zoo eigenaardig aandoet in de tropische om geving, hebben leeren waardeeren, -- slechts zij kunnen zich indenken in den nood, die daarginds thans door zoovelen geleden wordt, en begrijpen den nauwen band, waardoor de Curac.aoënaars zich met het moederland verbonden voelen. Het is een land, overwaard om meer beDe Heer en Mevrouw Speenhoff dat er geen aardigheid meer aanbleef. En jijzelf, Koos...! Wel, man, je zong 'n programma, zoo braaf, zoo rood-witblauw-oranje-patriottisch, alsof je Hare Majesteit in Hoogsteigen Persoon in de Koningsloge had verwacht! Wat bliksem, kameraad, 'n lintje?! Op jouw Dichtersjas?! Kijkje in de Curac,ao-tentoonstelling Ie 's-Gravenhage De jubilaris IIIIMUMIIUIIIIMUIIIIIHIMIIIIIIIinMIIIIMt kendheid te erlangen, en juist daarom was het een goede gedachte van Oost en West", het Nederlandsen publiek iets van deze kolonie te laten zien. Van de tropische weelde van Surinanie, van de dorheid van het bin nenland van Curacao gaven de aquarellen van wijlen den heer Voorduin een aardig, contrastrijk beeld. De weemoed van het dorre heuvelland van Curacao met zijn zachte glooiïngen, zijn dof bruine, oneindig teere kleuren, die met zoo onmerkbaar fijne scha keeringen in elkaar overgaan, kan slechts eigen aanschouwing ons leeren waardeeren. Het schilderachtige, kleurige, verrassende van de natuur, de prachtige Indianen-negertypen uit Suriname geven zij goed weer. En zoo geven de fijne kantwerken, de sotes", de prachtige kleedjes uit Saba en uit Curacao zelf, een goed beeld van de kunstvaardigheid der blanke bewoners, evenals het fijne smeed werk, het filigrain-goudwerk, het houtsnij werk wel voor velen een verrassing zullen geweest zijn. Wij staren ons zoo dik wijls blind op het wondermooie werk uit onze Oost-Indische koloniën, het batikwerk met zijn grillige lijnen en diepbruine en blauwe tinten, het ikatwerk, het goudbrocaat van de oude sarongs uit Palembang, het koperdrijfwerk en smeedwerk van den Javaan, dat het goed is, ook eens te kunnen zien dat in onze West-Indische koloniën mooie dingen op het gebied van kunstnijverheid worden gemaakt. Het is waar, volkskunst in den waren zin van het woord is het niet, de lange eeuwen van slavernij hebben bij den neger wel elke neiging in die richting weten te onderdrukken en van de oud Indianenkunst, die op het vasteland van Centraal Amerika ons zulke genotvolle oogenblikken kan verschaffen, is op onze eilanden niets overgebleven. Maar fijn mooi werk is het zeker, en zij die de naald han teerden of de gouden sieraden vervaardigden, hebben aan hun werk toch een eigenaardig cachet weten te geven dat ons telkens weer met bewondering voor dat werk doet stil staan. Waarlijk, het ware te wenschen dat meer van dergelijke tentoonstellingen ons een blik konden doen slaan op al dat moois dat nu, in particulier bezit, slechts voor enkele ingewijden te zien komt. Het zou de West-Indische koloniën, met name Curacao, nader tot ons brengen. lin dat verdient dat kleine stukje Holland daar in het verre westen ten volle. Prof. J. BOEK F. * * Bij jouw revolutionairenhoofd?! Laat naar je kijken !! Apropos: dat Volkslied" van je, waar we zoo ontroerend ons leven" in zullen derven", daar zou je verrassingen van be leven, als dat 'n werkelijk volkslied werd! Hoor je dien laatsten regel al in den mond van ons feuchtfröhliche" straatpubliek: Wie daar trouw voor zullen waken? Godver hoor ons, dat zijn wij! Och, Koos, beste kerel, we waren alle maal gekomen, opgegaan, om nog weer eens die mooie, ouwe dingen van je te hooren, die dingen van ontroerenden een voud, doortrild van zuiver en teeder sen timent, die dingen met hun weemoedigen levenskijk, met hun raken spot met hun fijn sarcasme, of hun uitgelatenheid in leutigen volkstoon, die ouwe dingen, waar we al voor klapten, toen Ko Doncker er ons in z'n knappe schaduwbeelden aan herinnerde : De brief van de Moeder", ,,'t Broekje van Jantje", Daar voer 'n scheepje in het riet", De stille /wabber", De begrafenis van 'n vrijgezel", Het afscheid van 'n marinier" en daarnaast De Schutters", Varen! Va ren !" Het Hollandsch ideaal" De Bruggewachter". Of die vrooltjke, echte soldatenliedjes, waar je in .den mobilisatie-tijd Mattheus-passie Der traditie getrouw werden dezer dagen een tweetal uitvoeringen gegeven van Bachs Mattheus-passie. Het heeft groot nut een bepaald werk telkens en telkens weer ten gehoore te brengen, al ware het alleen om dat de uitvoerders er langzamerhand geheel in thuisraken en de moeilijkheden gaande weg leeren overwinnen. De dames en heeren koorleden, waaronder sommige meer dan 50 maal hun partij in de Passie hebben meegezongen, zijn dan ook van zichzelf over tuigd; vele zingen uit het hoofd zonder aarzeling de moeilijkste koren. Wat dit voor den dirigent beteekent is duidelijk: Hij heeft een schare waarop hij kan vertrouwen en die gewillig al zijne nuanceeringen zoowel in sterktegraad als in tempo volgt. Het koor is onder zijne han den geworden tot een soepele massa die hij naar zijn wil vervormt, modelleert. Toch is aan die herhaalde uitvoeringen op gezette tijden, die door velen uit den lande plegen te worden bijgewoond, ook een nadeel verbonden. Er wordt ijverig geoefend, gestudeerd totdat alles werkelijk gekend is, elk jaar weer. Maar dan komen de details; en nu is de fout, die spoedig wordt gemaakt, dat steeds meer en meer van die bijzonder heden gevonden of gezocht worden, dat ge streefd wordt naar nieuwe details, die ten slotte afbreuk aan de ongekunsteldheid moeten doen. Ik weet wel, dat in Bachs werk steeds weer nieuwe finesses zijn te vinden als men maar zoekt; men moest echter eens niet meer zoeken en bijvb. als proef een vlakke uitvoering wagen met hardere contrasten, scherpere naast elkander stelling van forto en piano en gedecideerde tempo-verschillen. Toch is het merkwaardig, hoe frisch Mengelberg tegenover het werk blijft staan en hoe weinig hij door de sleur der gewoonte wordt gepakt. Waarom echter worden altijd dezelfde coupures aangebracht, en niet eens nummers gezongen die nu worden wegge laten, en omgekeerd? Dit zou ook didacti sche waarde hebben. Nap. de la Mar stelt in zijn eentje een Opera voor weer zoo frisch mee voor den dag gekomen bent. Merkte je wel, hoe ze, ondanks de grollen van Z'n Edelachtbare", dankbaar genoten en onder den indruk kwamen van De twee aardige menschen" en van Opoe" ? Maar... Je hadt misschien gelijk: al dat levensware, al dat levensdroevige, ja, zelfs al dat levenslustige, zooals jij het ziet en zingt, dat zet je niet in 't verguld en 't roodfluweel. Daar voegt 'n volkslied-proeve" beter. j In een loge, Koos, ik heb 't je naar Rotterdam geschre ven (en 't hier op 't tooneel niet herhaald, want het minnelijk menschdom zoekt, als 't ons betreft, overal reclame" achter) maar ik wil het nu nog eens drukken laten: Ik wensch je nog mér dan n kwarteeuwvan roemvol, dankbaar werken, want we kunnen jou hier in Nederland niet missen, en... je komt telkens ik zei 't reeds weer verrassend nieuw en frisch uit periodes van rust te voorschijn ... Maar, als je dan wér jubelt, dan zal je 't, hoop ik, niet n avond doen, zoo hier en daar in 'n deftigemansschouwburg, maar feestivt'Are/z lang, in een eigen intiem theater, voor-, en naar jouw nige Kunst gebouwd. Over Mengelbergs opvatting van sommige tempi is reeds herhaaldelijk geschreven en hij zal voor alles wel zijn uitstekenden grond hebben. Waarschijnlijk kan hem ook niet schelen, wat de critici daarover te zeggen hebben. Maar toch moet ik als mijne meening te kennen geven, dat over het algemeen alles te langzaam gaat, te statig-serieus, en daarin voel ik nu een gebrek aan frischheid. Ik wil van het eerste klaagkoor geen allegretto maken, maar geloof dat een te breed tempo het leven dooft. Het koraalderkinderstem men wordt daardoor ook te weinig markant. Hetzelfde geldt voor de recitatieven en arioso-achtige gedeelten van Jesus; ook hierin zou een meer bewogen tempo wel verre van afbreuk te doen aan de waardig heid der figuur, deze natuurlijker, meer levend maken en den toehoorder minder vermoeien. De uitvoering van Mengelbergs bedoelin gen was, zooals ik zeide, in n woord prachtig, dank ook zij de gave om zijne opvatting op anderen, ook al zijn zij het niet met hem eens, over te brengen. Dit is een der sterkste eigenschappen van dezen aanvoerder. Als solisten werkten mede de dames Noordewier en de Haan, de heeren Paul Schmedes als Evangelist, Denijs voor de Christus-partij, Zalsman als vertolker der kleine bassoli. Zij allen waren uitstekend voor hun taak berekend. Nu zou ik willen vragen, of bij een vol gende gelegenheid ook eens een ander toe passelijk werk aan de beurt mag komen, bijv. de Johannes-passie. Men moet hiervoor natuurlijk opnieuw gaan studeeren en misschien kan het geheele koor ook niet meezingen in dit werk, dat minder uiterlijk is, en niet berekend op groote koormassa's. De eene helft zou dan de eerste uitvoering kunnen zingen, hetgeen een loffelijken wedstrijd tusschen de leden zou doen ontstaan. Bovendien zou het publiek, indien het eenige jaren achtereen dit werk hoorde, er mede bekend raken en zijn repertoire kun nen verrijken. Amstcrdamsch Strijkkwartet, Den heeren komt dank toe voor het mooie programma dat zij hebben ten gehoore ge bracht: twee der beste kwartetten van Beet hoven en, met medewerking van den cellist Meerloo, Schuberts kwintet. Wat uitvoering aangaat was dit laatste werk met zijn heerlijke melodiek, het beste.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl