Historisch Archief 1877-1940
1972
Zondag 11 April
A». 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTÏE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR|UGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr.t Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris,
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar . 0.12*
IHTGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiên van 1 5 regels / 125, elke regel meer . .
Advertentièn op de finantieele- en kunstpagina, per reget
''. . ?0.25
. . 0.30
. . , 0.40
INHOUD
Blz. 1: Gesluierde woorden en halve
waarheden, door J. D. Santilhano.
De naaste toekomst, door mr. E. van
Ketwich Verschuur. Confetti. 2 :
Buitenlandsch Overzicht, door G. W.
Kernkamp. Gedachten over den oorlog,
III, van prof. R. H. Saltet. Internationale
Tribune: Norman Angell, met portret.
3: Feuilleton: Onguur Avondje, (slot), door
Minca Verster-Bosch Reitz. 5: Voor
Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de
Natuur: (Texel II), door Jac. P. Thijsse.
6: Onder Inlandsche Juristen op Java,
door prof. mr. J. A. van Hamel. Muziek
in de Hoofdstad, door Sem Dresden.
7: Paaschveetentoonstelling in Holland's
Noorderkwartier, door M. Visser. Bij 't
licht van de Oorlogsvlam, IV, door Fred.
van Eeden. 8: Tholen II en F. Stamkart,
door Alb. Plasschaert. De Gulden
Riddertijd, |door Simon B. Stokvis.
Ulk's antwoord op onze plaat. 9:
Pruisenen Nederland, door H. v. Malsen.
W: Een bezoek van Frits Smit Kleine, door
H. L. Berckenhoff. Brief van Speenhoff
aan Pisuisse, door J. H. Speenhoff.
Pisuisse's kritiek op Speenhoff, door
P. J. v. d. Stok. Onze
Tooneelspeelsters, mevr. Duymaer van Twist,
door Simon B. Stokvis. 11:
Toekomsf'-muziek van de nieuwe
Beiersche kapel in Nederland, door J.
Braakensiek. Spreekzaal. Schaakspel,
door dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek,
door K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De Emissie van de Indische
leening, teekening van Joh. Braakensiek.
lllllllllllllimillllllllimilllllllMIIMMIIimilflIMNHIIIHlIMII-MltHIHIUHH
GESLUIERDE WOORDEN EN
HALVE WAARHEDEN
Naar aanleiding van het antwoord, door
den Minister van Koloniën op vragen van
het Kamerlid Van Vuuren gegeven, leverde
de N. Rott. Cour. een heftig artikel, dat
door de meeste overige persorganen met
blijkbare instemming, door enkelen zelfs
met een hartig commentaar werd overgeno
men.
Deze perscampagne heeft, naast eene hoogst
ernstige zijde, ook eene vermakelijke.
Om met de laatste te beginnen, spreekt
uit het artikel van het Rotterdamsche orgaan
een begrijpelijk gevoel van verstoordheid,
omdat het zich heeft laten verlokken
mede de patriottische trom te roeren, niet
vermoedende, dat het daarmede bovendien
de belangen van het consortium, dat de
leening overgenomen heeft, diende. Het blad
erkent volmondig, dat, indien het zoo iets
had kunnen vermoeden, het ook dien kant
van deze financieele manipulatie in het licht
gesteld zoude hebben.
De vraag mag echter gesteld worden: aan
wien de schuld, dat een groot gedeelte der
pers er zoo ingeloopen is? En dan spijt het
ons, te moeten verklaren, dat het grooten
deels haar eigene schuld is. In zijne
mededeeling op 2 Maart bij de behandeling van
de Indische leeniagswet heeft de Minister
niets gezegd, wat hij niet verantwoorden
kan, al moeten wij erkennen, dat de gesluierde
wijze, waarop hij het gedaan heeft, en het
achterhouden van een deel der waarheid, bij
den oppervlakkigen hoorder en lezer een
onjuisten indruk moest maken.
De Kamerverslagen in de bladen lieten
den minister slechts zeggen, dat er geen
consortium was" en maakten geene melding
van de thans berucht geworden
resolutoire" bepalingen. Toen schrijver
deze's aan den avond van den 2den Maart
dit in zijn courant las, verbaasde hij zich
daarover, omdat ter beurze vrij algemeen
bekend was, dat er een syndicaat was en
dat de syndicaats-commissie 1% pCt. be
droeg. Alvorens zich over deze schijnbare
tegenstrijdigheid uit te spreken, wachtte hij
h,et stenografisch verslag van de zitting af.
Dit bereikte hem nog in tijd, om in een
noot aan zijn artikel van 7 Maart het vol
gende toe te voegen.
Uit het sedert ontvangen stenografisch
verslag van de Kamerzitting, blijkt mij,
dat de dagbladverslaggeversden Minister
blijkbaar niet goed begrepen hebben,
hetgeen echter njeer aan den Minister
dan aan de verslaggevers te wijten is.
De Minister heeft n.l. in antwoord op
de vraag van den heer Bogaardt of de
Regeering zich van den steun van een
consortium5 verzekerd, heeft gezegd:
Dit is niet het geval. Verschillende
afspraken zijn gemaakt, maar daarbij
zijn steeds verschillende resolutoire con
dities gemaakt. Zekerheid is er dus niet,
dat de geheele leening van 62 l/«millioen
dadelijk zal worden genomen." En later
nog eens: Deze leening is niet gega
randeerd; er is geen consortium, hetwelk
de geheele leening overneemt." Let men
op de door mij onderstreepte woorden,
dan beteekent het antwoord van den
Minister, dat er wel degelijk een over
eenkomst met een consortium is gemaakt,
maar dat in die overeenkomst zooals
trouwens in den regel bij syndicaats
contracten verschillende opschortende
bepalingen zijn opgenomen en waarschijn
lijk ook, dat bij een niet waarschijnlijk,
maar mogelijk fiasco het consortium
niet de geheele 62% millioen behoeft
over te nemen.
Men zal echter moeten toegeven, dat
de woorden van den Minister den indruk
moesten maken, dat er in het geheel
geen consortium bestaat, hetgeen om
mij van de terminologie van den Mi
nister te bedienen niet het geval is."
Hetgeen de redactie van de N. Rott. Cour.
eerst den 2den April uitgevonden heeft, had
zij dus reeds in de eerste dagen van Maart
kunnen weten, als zij zich maar de moeite
gegeven had, het officieele zittingsverslag
er op na te lezen.
Tot zoover de vermakelijke zijde van deze
perscampagne,
Maar er is ook eene zeer ernstige
zijde. Zooals reeds den 7den Maart
dus nog voor het verschijnen van het
prospectus opgemerkt, moesten de woor
den van den minister den indruk maken,
dat er in het geheel geen consortium be
stond.
Dit nu is eene wijze van doen, die
men desnoods van een company-promotor
kan verwachten, maar niet van eene hoog
staande regeering, die aanstonds geroepen
kan worden scherpe voorschriften uit te vaar
digen tegen soortgelijke handelingen van
anderen.
Maar er is meer. Dat het consortium aan
vankelijk slechts voor een deel welk deel
wordt ook nu nog niet gezegd der leening
gebonden was, kon reeds, zooals uit onzen
commentaar van 7 Maart blijkt, uit de ver
klaring van 2 Maart opgemaakt worden.
Eerst nu echter vernemen wij uit het ant
woord van den minister aan den heer Van
Vuuren, dat de groep tot drie dagen
voor den eersten dag van inschrijvingeene
optie op het restant der leening had tot
dezelfde conditiën als waarop zij het vaste
deel overgenomen heeft.
Dit is eene zeer onzaakkundige trans
actie, niet van de zijde van het consortium,
maar van die der regeering.
Men versta ons wel. Dat de regeering
het noodig achtte, het welslagen van de
leening door een consortium of syndicaat
te doen verzekeren, is alleszins begrijpelijk.
De uitgifte van eene eigene Indische leening
zonder de garantie van het moederland was
een experiment, waarvan men den uitslag
met geene mogelijkheid kon voorspellen. En
het verkrijgen van de zekerheid van plaat
sing was met \1A pCt. volstrekt niet te duur
betaald. In beurskringen was de meening
vrij algemeen, dat de leening in het geheel
niet zoo aantrekkelijk was en vond men die
\\i pCt. geenszins in verhouding onder
de tegenwoordige tijdsomstandigheden
tot het risico, dat men met een groot deel
zijner participatie kon blijven zitten.
Wat echter wel onzaakkundig was, is dat
de regeering aan het consortium tot drie
dagen vór de inschrijving de optie heeft
gegeven om het restant der leening tot
denzelfden koers overtenemen. Toen kon
men al overzien hoe het met de inschrijving
loopen zou; stonden de kansen slecht, dan
zoude het consortium de optie natuurlijk
niet uitgeoefend hebben, stonden zij goed,
dan was er geene aanleiding om het ook
voor dat deel de IVs pCt. provisie in den
schoot te werpen.
Dat slechts een deel eener leening fixe
wordt overgenomen met optie op het
restant, is iets, dat bij syndicaats-contracten
meer voorkomt, maar het is in zakenkringen
een bekend feit, dat dan in den regel voor
de opties eene lagere syndicaats-provisie
toegestaan of, wat op hetzelfde neerkomt,
een hoogere prijs bedongen wordt dan
voor het vast overgenomen deel.
Voorts moet nog opgemerkt worden, dat
de leening aan het publiek aangeboden is
op een prospectus, waarin met vette letters
gedrukt was In opdracht van Zijne Excel
lentie den Minister van Koloniën" enz. Het
prospectus was gedagteekend 8 Maart 1915.
Op dien datum was die mededeeling, al
thans voor een deel, naar de letter juist, maar
den 12den Maart of nog drie dagen voor
den eersten inschrijvingsdag was daarin
verandering gekomen. De Minister schrijft
toch in zijn antwoord aan den heer Van
Vuuren, dat de groep zich het recht bedon
gen had de overige obligatiën der leening
tegen dien koers (95 pCt.) te koopen, ten
einde de uitgifte voor eigen rekening te doen
geschieden."
De minister had dus, nadat de optie min
stens drie dagen te voren was uitge
oefend, op den dag der openbare inschrij
ving niets meer te verkoopen en kon dus
niemand meer een opdracht geven om
te verkoopen. Van deze gewijzigde om
standigheid had het publiek behooren in
kennis gesteld te worden!
Geeft het gebeurde met de Indische leening
geen hoogen dunk van een openhartig finan
cieel beleid van deze regeering, men zoude
haar daarvan geen al te groote grief behoe
ven te maken, wanneer het een op zich zelf
staand feit was. Dit is echter helaas niet
het geval. Reeds meer dan eens hebben wij
in de laatste maanden aanleiding gevonden
om op minder correcte opvattingen op finan
cieel gebied te wijzen. Wij herinneren slechts
aan de beide volgende feiten:
1. Het niet-leverbaar verklaren van de
stukken der nieuwe Nederlandsche
Staatsleening, wanneer zich het stortingsbewijs
daaraan niet bevindt.
Daardoor wordt in flagranten strijd met
letter en geest van de wet de indruk ge
geven, alsof dit stortingsbewijs nog eenige
waarde heeft en indirect eene pressie op de
houders uitgeoefend, hunne stukken niet te
verkoopen.
2. Het niet voldoen aan de wettelijke
verplichting tot schulddelging en tot het
aanwenden van de winst op de
zilveraanmunting tot inkoop van Staatsschuld.
Het beroep van den Minister van Finan
ciën, dat zulks niet kan geschieden, zoolang
de Beurs gesloten is, gaat zooals onlangs
aangetoond - niet op. Niets belet de regeering
om, wanneer zij zulks ernstig wilde, aan
biedingen tot inkoop van Nederlandsche
Schuld op te roepen. En wanneer het ge
sloten zijn van de Beurs werkelijk een ge
grond motief zoude zijn, werpt dan het
treuzelen met het toelaten van een
dagelijksche noteering voor de Nederlandsche
Werkelijke Schuld niet een zonderling licht
op dat getalm?
Wanneer bovenstaande opmerkingen ge
maakt worden, dan geschiedt dit, omdat
zooals o.a. reeds door den heer Van Nierop in
de Eerste Kamer gezegd is in de tegen
woordige tijdsomstandigheden aan de
Regeeringeene buitengewone vrijheid van handelen
moet gegeven worden. Maar dan moet men
ook de vaste overtuiging hebben, dat men
haar die vrijheid van handelen gerustelijk kan
overlaten. En die vaste overtuiging wordt
wel eenigszins geschokt, wanneer zooals
inzake het Indische leenings-consortium
de eene minister zich van gesluierde woorden
bedient, die een onjuisten indruk teweeg
brengen, wanneer zooals inzake de
schulddelging door een anderen minister
argumenten aangevoerd worden, die slechts
de halve waarheid bevatten.
Dat onder de bestaande omstandigheden
's lands belang kan vorderen op een aantal
vragen geen antwoord te geven, spreekt
van zelf. Maar, indien er een antwoord
gegeven wordt, dan behoort het duidelijk,
klaar, voor geen tweeledigen uitleg vatbaar
en voor ieder begrijpelijk te zijn, en niet,
volgens den stelregel la langue est donnée
pour cacher scs idees".
j. D. SANTILHANO
lllmlIMMIIIlmMMMIII
DE NAASTE TOEKOMST
Aan wie ernstig en niet zonder zorg over
denkt, in welke positie Nederland zich zal
zien geplaatst, wanneer straks de eindafre
kening van den wereldoorlog wordt opge
maakt en de kaart van Europa wordt herzien,
dringt aldoor deze ne vraag zich op den
voorgrond: Wat zal het lot van België zijn?
Het is in de eerste plaats een uitspraak
van de regeering zelf, die thans ook het
Belgische grondgebied onder haar bestuur
heeft, welke het antwoord op die vraag
voor Nederland tot een levenskwestie heeft
gemaakt.
Wat is de zaak?
Den 4 Augustus 1914 heeft de Duitsche
Regeering haren gezant te Londen de vol
gende opdracht gegeven: 1) Wees zoo
goed ieder wantrouwen te verdrijven, dat
kan bestaan b j de Britsche Regeering ten
opzichte van onze bedoelingen, door op de
meest stellige wijze de formeele verzekering
te herhalen, dat,*zelfs in geval van een ge
wapend conflict met België, Duitschland
onder geen enkel voorwendsel Belgisch
bezit zal annexeeren. De oprechtheid van
deze verklaring wordt bewezen door het
feit dat wij plechtig ons woord aan Holland
verpand hebben, zijne neutraliteit strikt te
eerbiedigen. Het ligt voor de hand, dat wij
niet met voordeel Belgisch grondgebied
zouden kunnen annexeeren zonder tegelij
kertijd grondgebied te verwerven ten koste
van Holland."
Men wete het dus goed: wordt Belgisch
grondgebied door Duitschland geannexeerd,
dan komt hiermede naar de eigen verklaring
der Duitsche regeering ook Nederlandsch
grondgebied onder Duitsche vlag.
Reeds aanstonds worde geconstateerd, dat
de tegenover Engeland afgelegde verklaring
dat zelfs in geval van een gewapend con
flict met België, Duitschland onder geen
voorwendsel Belgisch grondgebied zal an
nexeeren", in strijd is met het den 2 Aug.
te voren aan België gestelde ultimatum
waarin onder meer gezegd wordt:
Als België toestemt, in den oorlog die
staat te beginnen, eene welwillende neutra
liteit tegenover Duitschland in acht te nemen,
dan verplicht de Duitsche Regeering zich van
haar kantv bij het sluiten van den vrede het
Koninkrijk zijne onafhankelijkheid en zijne
bezittingen in vollen omvang te waarborgen."
Zoude België vijandig optreden tegen de
Duitsche troepen, in het bijzonder hun voort
gang bemoeilijken door tegenstand aan de
Maas-versterkingen of door vernieling van
spoorwegen, straatwegen, tunnels of andere
werken, dan zal Duitschland tot zijn leed
wezen genoodzaakt zijn, het Koninkrijk als
vijand te beschouwen. In dat geval zou
Duitschland tegenover het Koninkrijk geen
verplichtingen op zich kunnen nemen, maar
het zon de latere regeling van de betrekkingen
der beide staten tot elkander aan de beslis
sing der wapenen moeten overlaten."
Welnu, België heeft tegenstand geboden,
de wapenen hebben beslist, en wel in dezen
zin, dat, op een klein hoekje na, het geheele
Belgische grondgebied daadwerkelijk door
Duitschland is bezet en onder Duitsch be
stuur gebracht. Wordt in deze beslissing der
wapenen door het verdere verloop van den
strijd geen wijziging gebracht, dan bestaat
er voor Duitschland, gezien de duidelijke
bewoordingen van zijn ultimatum, geen
enkele reden om den door deze beslissing
ontstanen toestand niet tot een definitie
ven te maken. En dan moet laat ons
het toch niet vergeten naar de eigen
woorden der Duitsche regeering verwerving
van Hollandsch grondgebied onvermijdelijk
volgen.
Ten bewijze hoe men in Duitsche kringen
over het toekomstige lot van België denkt,
eenige sprekende feiten:
De Stadtezeitung", die reeds begin Sept.
verklaard had het koninkrijk België heeft
opgehouden te bestaan", geeft in een later
nummer eene beschrijving van de in België
ingestelde Duitsche bestuursinrichting, waar
aan zij de volgende tirade vastknoopt: Uit
deze inrichting van het bestuur kan men
nog niet opmaken, of België later Rijksland
dan wel eene Pruissische provincie zal
worden, maar verheugend is natuurlijk in
ieder geval de niet gewilde, maar uit den
loop van zaken en de houding der vroegere (!)
regeering vanzelf voortgevloeide aanwinst
van een rijk industrieel land."
En het eerste en belangrijkste Duitsche
geografische tijdschrift Peterman's
Mitteilungen" geeft in de October-aflevering een
kaart van België, waarop dit land, den nog
niet bezetten rand van West-Vlaanderen
inbegrepen, staat aangegeven als
Generalgouvernement Belgien" met vermelding van
de streken waar reeds Hoogduitsch en waar
Nederduitsch (Vlaamsch) wordt gesproken,
ja, zelfs van de gemeenten waar meer dan
1000 en waar meer dan 100 Duitschers
wonen, en van die waar Duitsche couranten
verschijnen.
Einde Maart nog schreef de Deutsche
Tageszeitung":
België is, zooals hier herhaaldelijk is
opgemerkt, een levenskwestie voor de Duit
sche toekomst. België's kusten en havens
mogen nimmer meer rechtstreeks of zijde
lings onder den invloed van vreemde
mogendheden geraken. Indien België onder
vreemden, dus vijandelijken, invloed stond,
dan zou de vrijheid" der zeeën, waarvan
de Norddeutsche" gewaagt, een holle fraze
blijven en Duitschland zou als zee- en
handelsmogendheid voor altijd zijn over
geleverd aan de genade van Engeland."
België nimmer meer rechtstreeks of zijde
lings onder den invloed van vreemde
mogendheden. Dit sluit in dat het tot nu
toe wel onder vreemden invloed heeft ge
staan. Inderdaad is de in Duitschland alge
meen geldende opvatting deze, dat België
reeds lang zich feitelijk aan Frankrijk en
Engeland had overgeleverd in een aan
Duitschland vijandig verbond. België moet
Duitsch worden, ziedaar dus de onmisken
bare bedoeling van de Deutsche Tages
zeitung".
En eindelijk: de leider der Duitsche
nationaal-liberalen, Bassermann, heeft in
eene rede tot leden van zijne partij uit den
Rijksdag beslist toegegeven, dat Duitsch
land voornemens is, blijvend het land te
houden, dat het thans bezet. Laat ons
vasthouden wat wij gewonnen hebben en
daarenboven alles verkrijgen wat wij noodig
hebben", sprak hij. Door bloedigen oorlog
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
De Toekomst", welke de Confetti de
vorige week voorspelden, is reeds uitge
komen. Op den dag, dat de nieuwe Duitsche
gezant in Den Haag in functie trad, is daar
ook dit geheel aan propaganda voor Duitsch
land gewijde nieuwe weekblad verschenen.
Allicht brengt dit blaadje des Guten
zuviel", want voor het waarlijk goede in
Duitschland en in het Duitsche volk, be
hoeft men heusch onze natie niet meer door
een reclame-campagne te komen overtuigen.
Wij zullen ons dus wel moeten vergapen
aan heel wat Ueberschwanglichkeit, waarvan
zelfs de titel door Maximiliaan Harden's
ultra-duitsche Zukunft" schijnt te zijn geïn
spireerd !
Doch ook zullen wij voor het zoet gefluit
van deze valkeniers wat op onze tellen
moeten passen. Al ware het alleen reeds, om
dat de redactie wordt gevoerd onder eene
leiding, die nog voor eenige jaren eene
aansluiting van Nederland b ij
het Duitsche R ij kheeft bepleit!
*
Een troep van 250 man staat aangetreden
op de binnenplaats der Oranje
Nassaukazerne. Na 2l/s maand oefening wordende
jongelui rijp geacht om naar de grenzen
gestuurd te worden. Zij zijn onder den in
druk van dit aanstaand vertrek en om de
mannen wat op te wekken laat de
regimentmuziek zich hooren.
Ze speelt... 't Wilhelmus ?... 't Wien
Neerlandsch ?... het Vlaggelied ? ... 't Mocht
wat: de jongens krijgen te hooren: 't is a
long way"... en wat er verder volgt.
Niet strijdig met Neerlands neutraliteit,
doch zeker wel met ons nationaliteitsgevoel.
En nu een parallel: de vorige week woonde
een onzer vrienden een openbare muziek
uitvoering van de Duitschers te Antwerpen
bij. Het concert werd geopend met... ons
Wilhelmus! Toen is hij woedend
weggeloopen.
*
Het Hoofdbestuur van de
schippersvereeniging Schuttevaer heeft, naar het weekblad
van die Vereeniging meldt, verzonden:
Een adres aan den Minister van Water
staat met verzoek, wel aandacht aan den
slechten toestand, waarin zich het vaarwater
van den Grooten Beer bevindt, te willen
wijden en die maatregelen te willen nemen,
die tot verbetering kunnen leiden."
Onze Regeering schijnt bij hare tegen
woordige albemoeiing zoowaar ook nog het
onderhoud van den Melkweg op zich te
moeten nemen!
*
Dagbladencommuniqué: De commandant
van het veldleger heeft bepaald, dat waar
zulks niet bepaald noodzakelijk is, ook de
gevorderde paarden zonder oogkleppen
zullen opgetuigd worden."
'n Merkwaardige bepaling, die iets voor
schrijft allén voor geval het niet noodza
kelijk is!
De Duitsche penetratie in Nederland ver
mag toch alles. Zelfs, dat in De Telegraaf!
deze zin gedrukt werd: de Italiaansche be
volking in de steden der VAN(?)
ServoKroatische stammen bewoonde kusten der
ADRIA(?) groeide daarentegen sterk"
En als nu toch iemand zijn best doet,
om zich de pan-germanisten van 't lijf te
schudden!
*
Het Berliner Tageblatt schrijft een artikel
over de onzijdigheid van Denemarken:
Denemarken is vast besloten zijne onzij
digheid tegen elke indringerij ten krachtigste
te verdedigen, en zou zich by. een
Engelschen inval niet zoo gemakkelijk laten wel-.
gevallen, als dit in België 't geval is geweest."
Het kan zeker ook even krachtig als België,
op de bescherming door Duitschland tegen
die indringerij rekenen.
tot schitterende overwinning, ziedaar het
motto van dezen grooten tijd."
Wanneer nu dit de opvatting is niet van
brallende alduitsche organen, maar van
ernstige vakbladen en bezadigde staats
lieden, welke zal dan wel de stemming ten
aanzien van België zijn, van de chauvinis
tische, militaristische kringen, welke bij een
eventueele Duitsche eindoverwinning op het
toppunt van macht en invloed zullen staan!
En dit klemt te meer, daar het Duitsche
volk door pers en regeering tot een paroxysme
van haat en woede tegen België is opge
zweept, zoodat zelfs een Hollander die de
Belgen zijn verwanten noemt, bedreigingen
als de volgende te hooren krijgt: Est ist
unmöglich dass alle Hollander so denken
wie Sie und das verraterische und
vertragsbrüchige, das grausame und hinterlistige
Belgien als Verwandschaft bezeichnen. Dann
hiesse es anch eines Tages: Wehe dir,
Holland!" 2)
De Duitsche Regeering zelf heeft zich
over hare plannen ten aanzien van België