Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 April '15. No. 1972
l
sedert den aanvang van den oorlog niet
uitgelaten. Uitspraken als de bovenvermelde
over België's .blijvende annexatie zijn haar .
allerminst aangenaam. Ligt hierin een
geruststelling of integendeel het bewijs, dat
zij zich zeer wel bewust is, dat de belangen
van een andere natie, die niet tot hare vijan
den behoort, door uitvoering van de ten
opzichte van België bestaande plannen
ernstig zullen worden bedreigd ? Is zij zich
hare verklaring van 4 Augustus gedachtig;
dat zij niet met voordeel Belgisch grond
gebied zou kunnen annexeeren zonder tege
lijk grondgebied te verwerven ten koste
van Nederland en maakt deze herinnering
haar huiverig, openlijk van hare voornemens
kond te doen? Wij zullen geen antwoord
trachten te geven op deze vraag, maar wij
stellen er deze andere vraag naast: Kan
Nederland, gezien de Duitsche verklaring
van 4 Augustus, in onzekerheid blijven
verkeeten omtrent Duitschlands plannen ten
aanzien van België? De vraag is ernstige
overweging ten volle waard.
Zwolle
Mr. E. VAN KETWICH VERSCHUUR
- 1) Engelsch Witboek No 157.
2) Brief van Richard Zoozmann in De
Amsterdammer".
Van alle oorlogsgebeurtenissen der laatste
weken blijven die in de Karpathen het meest
de aandacht trekken. Niet alleen om de reus
achtige afmetingen van den strijd, maar
.vooral om de mogelijkheid, dat hier eindelijk
een beslissing zal vallen, die van groot ge
wicht kan zijn voor den uitslag van den
geheelen oorlog. Mislukt de poging der
Russen om over het gebergte te komen, dan
behoeft dit nog niet tot noodzakelijk gevolg
te hebben een volledige overwinning der
tegenpartij; de Russen hebben zich reeds
maandenlang op de noordelijke hellingen
staande gehouden. Slagen zij er echter in,
voort te rukken langs de dalen, die naar
Hongarije voeren, dan is er groote kans,
dat Oostenrijk-Hongarije den oorlog niet
lang meer vol zal kunnen houden.
Op het oogenblik valt er met zekerheid
nog niets over den uitslag te zeggen. De
Russische berichten gewagen van langzamen
voortgang; uit den toon der Oostenrijksche
zou men willen afleiden, dat men daar niet
geheel gerust is over den afloop. Aan beide
zijden schijnt er alles op te worden gezet,
om tot de overwinning te geraken; de Rus
sische troepen, die vroeger rondom Przemysl
lagen, moeten nu alle reeds deel nemen
aan de gevechten in de Karpathen; maar
ook de Oostenrijkers hebben versterking
gekregen. Zelfs is er bericht, dat niet minder
dan 160.000 Duitschers aan de Oostenrijksche
legers in de Karpathen zijn toegevoerd; maar
dergelijke getalsopgaven zijn altijd verdacht;
vast staat alleen, dat er Duitsche hulptroe
pen zijn gekomen; maar de officieele Ops
tenrijksche berichten, die deze mededeeling
inhielden, maken natuurlijk geen gewag van
het aantal.
Ook wanneer het hier tot een beslissing
komt, zal die vermoedelijk nog niet in de
eerstvolgende dagen vallen. De
terreinsge'steldheid brengt mede, dat de groote veld
slag, die hier wordt geleverd, uit een reeks
van afzonderlijke gevechten bestaat, die wel
met elkaar verband houden, maar niet op
hetzelfde oogenblik plaats hebhen. Herhaal
delijk stokt de strijd op een of ander punt,
omdat van een behaald voordeel eerst partij
kan worden getrokken, wanneer ook op
naburig terrein de op den tegenstander uit
geoefende druk sterk genoeg is geworden
om een vooruitgang over een bepaalden
sector van den geheelen veldslag te ver
zekeren ; bovendien is de uitslag der afzon
derlijke gevechten niet steeds voordezelfde
partij gunstig. De Russen schijnen bij hunne
voorwaartsche beweging zeer voorzichtig
en stelselmatig te werk te gaan en de vroe
ger gemaakte fout te vermijden, nl. dat zij
niet gezorgd hadden voor de verbinding
tusschen hunne reeds in Hongarije
binnenGEDACHTEN OVER DEN OORLOG
UI
(De voorgaande artikelen werden opgenomen
in de nummers van 21 Febr. en 14 Maart)
De legerziekten
In de legers dienen gezonde mannen van
de krachtigste leeftijdsklasse. Van 20 tot 40
jaren is het sterftecijfer op ongeveer 6 per
duizend, per jaar te schatten, tegenover 15
of 16 voor de bevolking als een geheel be
schouwd: en dan worden de hartlijders,
de tuberculeuzen en de nierlijders nog ge
weerd, zoodat in vredestijd de sterfte aan
ziekte in de legers bijna op O kan gesteld
worden. De statistiek laat Ons wel is waar
soms in den steek, omdat zieke militairen
dikwijls ontslagen worden en dan later t'huis
sterven. In landen, waar de gezondheids
toestand gunstig is, zooals in Duitschland,
Engeland en Nederland, zal ook het verlies
aan soldatenlevens geringer zijn dan in on
gezonde landen, zooals Frankrijk, waar de
sterfte aan longtuberculose en hartgebreken
ongeveer het dubbele bereikt van de
Nederlandsche cijfers. In vredestijd leest men dan
ook in de Fransche literatuur klachten over
de geringe zorgvuldigheid der
geneeskundigeikeuring, zeker grootendeels veroorzaakt
door de begeerte der politici, om niettegen
staande den relatieven achteruitgang der
bevolking een even groot leger op de been
te brengen als Duitschland. Veel kan echter
m.i. dit nadeel niet wegen in oorlogstijd,
als men het beschouwt in verband met de
groote sterfte aan besmettelijke ziekten.
Deze, in vredestijd thans
onbeteekenende.oorzaken van den dood, treden in oorlogstijd
op zeer merkbare wijze op den voorgrond
en dat is ook niet te verwonderen.
De soldaat te velde is te beschouwen als
een mensen, die onder geheel vreemde
levensvoorwaarden is geplaatst. Lang niet
geregeld heeft hij een dak boven zijn hoofd;
zijn maaltijden worden hem geleverd, hij
heeft niet te kiezen; weer en wind treffen
hem zonder geheel voldoende beschutting;
de afvoer van faecaliën in kampen en loop
graven laat dikwijls veel te wenschen over;
kleeren- en hoofdluizen doet hij op in de
gedrongen troepen en de nog in het gebergte
staande kern van hun leger.
Overal elders op het Oostelijk oorlogs
terrein heerscht er stilstand pf wordt er
althans geen strijd gevoerd, die tot groote
veranderingen kan leiden. Het offensief van
de Russen ten W. van de Njemen en in
Polen ten N. van den Weichsel heeft de
Duitschers nog altijd niet over de grens
terug kunnen drijven. In Polen ten Z. van
den Weichsel is er nu al maandenlang geen
beweging in het front gekomen. In Z. O.
Gallicië en het N. van de Boekowina hebben
de Oostenrijken nog het meeste succes be
haald; zelfs brachten zij den oorlog over op
Russisch gebied, in Bessarabië; maar vol
gens Russische berichten is deze inval reeds
gestuit en zijn de Oostenrijkers terug moe
ten gaan over de grens. Men mag ook be
twijfelen of de Oostenrijkers hier een groote
macht kunnen ontwikkelen, nu de strijd in
de Karpathen zulk een groote krachtsinspan
ning van hen eischt.
Voor den oorlog tegen de Serviërs be
hoeven zij intusschen geen aanmerkelijk
deel hunner troepen te missen; die ligt nu
al bijna vier maanden stil; zoo men in de
laatste weken niet een enkele maal had ge
hoord van artilleriegevechten bij Belgrado,
zou men bijna gaan vergeten, dat Oosten
rijk ook met Servië nog oorlog heeft te
voeren. Dat Oostenrijk den reeds
langaangekondigden nieuwen inval in Servië nog
altijd uitstelt, is te verklaren; het heeft
elders de handen vol. Maar dat ook de
Serviërs hun vijand met rust laten, zou on
begrijpelijk zijn, wanneer men niet had ver
nomen, welke ontzettende verwoestingen de
vlektyphus onder dit volk heeft aangericht
en nog altijd aanricht. Zoo zullen zij al
blijde zijn geweest, dat Oostenrijk hen niet
dwong tot een nieuwen veldtocht, en zich
er mede tevreden hebben gesteld, dat zij
den vijand buiten hun land konden houden.
Bovendien blijft het mogelijk, dat Servie's
verdere oorlogsplannen wachten op de af
wikkeling der gebeurtenissen op het Balkan
schiereiland en dat zij zich met name hebben
te richten naar de houding van Bulgarije.
Of deze Staat, en verder ook Roemenië en
Griekenland nog in den oorlog zullen worden
betrokken, blijft nog altijd onzeker: even
onzeker als wat Italië zal doen. Een paar
weken geleden scheen het, alsof Italië eiken
dag aan Oostenrijk den oorlog zou kunnen
verklaren; maar op eens zijn deze geruchten
verstomd en tast men weer geheel in den
blinde bij een poging om achter het geheim
der Italiaansche diplomatie te komen. Indien
de poging van de Engelsch-Fransche vloot
om de Dardanellen te forceeren in de eerste
plaats de bedoeling heeft gehad, om Italië
en de tot dusver onzijdig gebleven
Balkanmogendheden tot partijkiezen te noodzaken,
dan mag nu worden geconstateerd, dat dit
doel niet is bereikt. De geallieerden zullen
in de Dardanellen eerst een militair succes
moeten behalen, voordat zij ook politieke
winst kunnen boeken. Voor dat militair
succes schijnen nu ernstiger toebereidselen
te worden gemaakt, dan bij den eersten
aanloop het geval was; maar verder dan tot
het stadium van voorbereiding is de onder
neming tegen de Dardanellen nog niet ge
komen en het is nu toch al zeven weken
geleden, dat de forten aan den ingang er van
voor het eerst werden beschoten!
Het geduld van de Franschen en
Engelschen en hun vertrouwen op de overwinning
wordt op een zware proef gesteld, nu op
het westelijk oorlogsterrein de toestand nog
steeds dezelfde blijft. Uit de berichten van
de allerlaatste dagen zou men afleiden, dat
de Franschen een poging doen om de
Duitschers uit hunne stellingen ten O. van
de Maas terug te drijven; maar gesteld al
dat hier werkelijk een krachtige poging tot
doorbraak wordt gedaan, dan is het succes
daarvan nog geheel onzeker. Het jaargetijde
is nu aangebroken, waarin, naar reeds lang
werd verzekerd, de opmarsch van de ge
allieerden zou beginnen. De eerstvolgende
weken zullen moeten aantoonen, of zij
daartoe ook werkelijk in staat zijn.
En ondertusschen gaat de duikbooten
oorlog geregeld voort! Geen dag schier, of
hfj brengt het bericht, dat een Engelsch
koopvaardijschip werd getorpedeerd. Veer
tien dagen geleden ging een schok door
Nederland, toen de Medea in den grond
werd geboord vlak na het opbrengen van
de Zaanstropm en de Batavier V, vlak nadat
uit een Duitsch vliegtuig bommen waren
verblijfplaatsen, waarin hij overnacht en die
parasieten blijven hem bij tot dat hij ergens
rust verkrijgt en zich kan baden en zijn
kleeren kan reinigen, hetgeen dikwijls pas
na het einde van den veldtocht zijn deel
wordt.
In een streek, waar ziekten heerschen,
wordt het leger zeker besmet en de zieke
soldaten, verspreid over steden en dorpen
achter het front, kunnen wederom epidemieën
onder de bevolking veroorzaken. Ik onderstel
nu dat in dezen oorlog deze gelegenheid tot
verspreiding van smetstoffen geringer zal
blijken dan in vroeger tijden, toen men om
trent het wezen der besmetting geen goed
inzicht had. Eerst na 1880, vooral door Robert
Koch en zijn leerlingen, is de geneeskundige
wereld over de oorzaken van typheuse koorts,
dysenterie en cholera goed ingelicht. Wij
weten dat deze typische legerziekten door
lage organismen van plantaardig karakter,
bacteriën, worden veroorzaakt, die uit het
darmkanaal van den zieken mensch naar de
mondholte van den gezonde worden over
gebracht. En als wij van zieke menschen
spreken, dan bedoelen wij in dit verband,
menschen, die de gevaarlijke smetstof in hun
faeces pf urine uitscheiden; zij zelf zijn som
tijds niet en somtijds slechts weinig onge
steld. Bij de vervuiling van den veldsoldaat
en zijn innige aanraking met zieken of
bacillendragers" is hij in veel ernstiger gevaar
dan in de burgermaatschappij.
Vooral sedert 1900, door de ontdekking
van Ronald Ross over de verspreiding der
malaria door muggen en de daarop spoedig
gevolgde onderzoekingen van Reed en andere
Noord-Amerikanen over de gele koorts,
hebben wij de insecten als overbrengers van
ziekte leeren kennen en voor de belangrijke
legerziekte, den vlektyphus, hebben in 1910
Nicolle en Conseil te Tunis ons geleerd,
dat de kleeren- of lijfluis de smetstof van
den lijder naar den gezonde transporteert.
Reeds sedert 1796 door Jenner's vaccinatie
zijn wij tegen de pokken gewapend. Het
Duitsche leger, goed gevaccineerd, had in
1870/71 in het door pokken besmette Frank
rijk slechts weinig van die ziekte te lijden.
De groote verspreiding der pokken na dien
oorlog, vooral onder de slecht gevaccineerde
geworpen op een Nederlandsche stoomboot.
Is het geval met de Medea verreweg het
ernstigste nog altijd niet opgehelderd?
Duurt het zoolang, eer de Duitsche regee
ring de gevraagde opheldering geeft? Heeft
zij zooveel tijd noodig om de juiste toedracht
voor de feiten vast te stellen? Men moet
dit aannemen; want onze eigen regeering
zal zeer zeker niet lang wachten met alge
meen bekendheid te geven, hetzij aan de
redenen, waarmede de Duitsche regeering
het gebeurde rechtvaardigt, hetzij aan de
verontschuldigingen, die zij deswege heeft
aangeboden. Evenmin als de Nederlandsche
regeering naar men mag veronderstellen
er mee zou dralen om het algemeen be
kend te maken, indien haar de waarheid
was gebleken van het gerucht, dat de Medea
voor Engelsche rekening was gecharterd.
Dit gerucht is misschien een puur verzinsel;
maar het uitblijven van elke officieele
mededeeling omtrent het geval van de Medea
bevordert het ontstaan van dergelijke praatjes.
De wijze, waarop Duitschland den
duikbóotenoorlog voert, zal, meer dan iets anders,
den haat van Engelschen tegen Duitschers
verscherpen. Aan den anderen kant bewijst
de algemeene instemming, die deze wijze
van oorlogvoeren in Duitschland vindt, dat
men daar elk middel, om Engeland te be
strijden, geoorloofd acht. Gott strafe
England!" dat is de leus, niet slechts van de
fanatieken, maar van het geheele volk.
Hoezeer ook de beste vertegenwoordigers
van het intellect in Duitschland de kluts
kwijt raken door hun haat tegen Engeland,
blijkt uit een boekje, dat in de vorige maand
uitkwam van Eduard Meyer, professor aan
de universiteit te Berlijn, een historicus van
grooten naam door zijne Geschichte des
Altertums". Deze geleerde ziet de toekomst
zó: internationale congressen zijn voortaan
onmogelijk; die Aera der Internationalist
ist begraben und wird nicht wiederkehren;
statt ihrer werden noch weit starker und
rücksichtsloser die nationalen Bestrebungen
hervortreten, der Kampf der Völker gegen
einander nicht mehr allein im friedlichen
Wetteifer, sondern in weit gröszerem Masz
mit den Waffen". Slechts n middel kan
deze droevige toekomst afwenden: een vol
komen overwinning van Duitschland, dat
dan voortaan den vrede in de wereld zal
bewaren. Maar hij zelf twijfelt, wel is waar
niet aan de overwinning, maar toch aan de
volkomen overwinning van Duitschland; en
zoo deze laatste niet wordt behaald, dan
zal statt des ewigen Friedens, eine Folge
langer, blutiger Kriege die Signatur des
neuen Jahrhunderts sein".
Wij bevelen dit boekje het heet
England, seine staatliche undpoütische
Entwicklung und der Krieg gegen Deutschland"
gaarne ter lezing aan, vooral aan de
pro-Duitschers in Nederland; niet zoozeer
om die staatliche und politische
Entwicklung" van Engeland, als wel om de gees
tesgesteldheid te leeren kennen, waarin een
man als Eduard Meyer door dezen oorlog
is geraakt.
7 April 1915. G. W. KERNKAMP
l
Norman Angell
Het is ons een genoegen ditmaal onder
de rubriek Internationale Tribune" een
artikel te mogen opnemen, dat de bekende
Engelsche publicist Norman Angell voor
de Amsterdammer" bestemde. We behoe
ven Angell (Ralf Norman Angel Lane) bij
onze lezers niet meer in te leiden. Zijn ge
schriften zijn ook buiten zijn land bekend
en in het bijzonder heeft zijn Great
Illusion" algemeene aandacht getrokken. Men
zal zich tevens herinneren, hoe in het nummer
van 7 Febr. Mr. C. D. Salomonson in ons week
blad een belangwekkend overzicht gaf van
het praeadvies, dat Norman Angell had op
gesteld voor het te Amsterdam te houden
vrijhandelcongres, hetwelk tengevolge van den
oorlog niet is doorgegaan, waarin hij de
vraag behandelde, in hoeverre door inter
nationalen vrijhandel de oorzaken van
iriterbevolkingen (Nederland, België, Oostenrijk),
waardoor in ons land 20000 menschen stier
ven, is nog goed in onze herinnering bewaard.
Thans kunnen wij, zooals het Engelsche
leger in Voor-Indië, het
Noord-Amerikaansche leger en de Duitsche troepen in
ZuidWest-Afrika tijdens den oorlog tegen de
Herero's ons leerden, ook tegen den buik
typhus een niet afdoende, maar toch lang
niet onbeteekenende bescherming verkrijgen
door voorafgaande inspuiting van een sus
pensie van gedoode typhus-bacillen onder
de huid; minder zeker maar toch wel aan
bevelenswaardig is een dergelijke maatregel
tegen de cholera. Ook tegen de dysenterie
zijn wij niet machteloos. Door behandeling
van paarden met de bacillen dezer ziekte
kunnen wij een werkzaam serum verkrijgen,
hetwelk misschien voorbehoedend werkt,
maar zeker de kans van den lijder op gene
zing belangrijk kan vergrooten. Met de
tropische dysenterie, die door lage dieren
veroorzaakt wordt, hebben wij in dezen
oorlog niet te maken. De mpndklem, of
tetanus, veroorzaakt door een in de aarde
levenden bacil, over welke besmetting der
gewonde soldaten in de pers nogal veel in
den laatsten tijd is geschreven, kan door
prophylactische inspuiting der gewonden
met het specifieke serum, nagenoeg geheel
onderdrukt worden en is ook in goede hos
pitalen, zooals ook in Nederland bij de
behandeling van gewonde Belgen is ge
bleken, door inspuiting met
magnesiumsulfaat-oplossing met bevredigende uitkomst
te behandelen.
Wij zijn derhalve goed gewapend tegen
de verspreiding van ziekten in de legers en
nog beter tegen hun nadeelige uitwerking op
de burgerbevolking. Alles komt hier aan op
een goede geneeskundige organisatie, waarbij
het vervoer van zieken van het front naar
de ziekenhuizen daarachter het voornaamste
is. Daar weet men dan wel, wat er moet
gedaan worden om de uitbreiding der epide
mieën tegen te gaan. Prophylactische inen
ting tegen buiktyphus en, zoqals van zelf
spreekt, behoorlijke revaccinatie tegen de
pokken zijn noodzakelijk. Het bevrijden van
de zieke soldaten, vooral van de gevangenen
uit het besmette Rusland, van ongedierte,
nationale oneenlgheden kunnen worden uit
den weg geruimd.
Ook wat hij thans schrijft in verband met
den wereldoorlog, dien we thans beleven,
verdient ten volle de aandacht.
War and Human Power
I happen during the last year or twp to
have subscribed to one of those curious
organisations that cut out from the
newspapers the references that they or the writers
or public men they are reporting make to
one's work. I suppose amongthecuttingsso
sent I have seen at least a hundred times
the statement that Norman Angell has been
busy for some years prophesying the
impossibility of war."
When these criticisms first appeared I
used to attempt to reply to them, but they
ended by creating such an irritation that
during the last year or two I have had no
patience to do anything but ignore them.
On looking back over the articles which I
have written during the last few years I find
several passages couched in terms like these:
One learns with some surprise that
the very simple facts to which I have
now for some years been trying to draw
the attention they deserve, teach that:
(1) War is impossible.
(2) War would ruin both the victor
and the vanquished.
(3) War would leave the victor worse
off than the vanquished.
May Isay with every possible emphasis
that nothing I have ever written justifies
any one of these conclusions.
I have always, on the contrary, urged
that:
(1) War is unhappily quite possible,
and, in the prevailing condition of
ignorance concerning certain elementary
politico-economic facts, even likely.
(2) There is nothing to justify the
cpnclusion that war would ruin' both
victor and vanquished. Indeed, I do not
know what the ruin" of a nation means.
(3) While in the past the vanquished
has often profited more by defeat than
hècould possibly have done by victory,
it is no necessary result, and we are
safest in assuming that the vanquished
will suffer most.
And a little later, but long before the
present war, I find the following:
Thus the thesis which I have developed
in The Great Illusion" has, I find, been
variously represented as an attempt to
show that:
(1) War is impossible!
(2) War does more damage to the
victor than to the vanquished.
(3) It does not matter whether you are
invaded or not.
(4) War' would spell instant ruin to
everyone concerned.
(5) Bourse panics would immediately
stop war.
(6) Bankers will stop war because they
find it does not pay.
hetgeen met petroleum, naphtaline en
ontsmetting der kleeding gelukt, zal de herha
ling van vroegere rampen, de epidemieën
van vlektyphus, voorkomen.
Er blijft nog genoeg nadeel voor de ge
zondheid over, waartegen wij zooal niet
machteloos dan toch niet zoo goed gewa
pend zijn. Geslachtsziekten en trachoma,
die bedenkelijke oogziekte, die ook thans
nog bij de Amsterdamsche joden voorkomt,
worden zeker door den oorlog bevorderd.
Rusland is nog sterk met trachoom besmet.
Maar een volksziekte zooals de syphilis na
het eind der middeleeuwen was en het
trachoma na Napoleon's tijd, zal noch de
eene, noch de andere ongesteldheid worden.
Onze geneeskundigen, althans in Midden-en
West-Europa zijn op de bestrijding dezer
kwalen goed voorbereid en er zijn ook
genoeg dezer deskundigen over de landen
verspreid om het ergste te keeren.
Aan ontbrekend inzicht en aan gebrek aan
waardeering leed de militair-geneeskundige
dienst in vroeger tijd. In den Krim-oorlog
hadden in het Fransche leger de genees
kundigen niets te zeggen, zij vormden een
onderdeel van de intendance. Zeker zou door
goede afzondering en verpleging, ook zonder
de bacteriologische kennis van heden, de
cholera toen niet zooveel slachtoffers ge
maakt hebben. Bij een eenigszins voldoende
ziekenhuisverpleging zou in de oorlogen van
Napoleon I het verlies door buiktyphus,
vlektyphus en dysenterie misschien tot de
helft zijn terug te brengen geweest. Maar
de gruwelijke verhalen uit den ouden tijd
van ziekenmagazijnen" met lijders aan
ernstige ziekte, zonder verpleging, zelfs
zonder voedsel en zonder geneeskundige
hulp, waarbij in enkele gevallen kanibalisme
optrad, zullen over den tegenwoordigen
oorlog niet verspreid worden. Men moge
over den vooruitgang der menschheid in
braafheid en fatsoen meer of min optimistisch
denken, technisch en wetenschappelijk is de
winst kolossaal. In den Italiaanschen oorlog
van 1859 stierven er 247 Franschen aan
ziekte, tegenover 100 door. de vijandelijke
wapenen; in denRussisch-Japanschenoorlog
daarentegen van de Russen slechts 22 op 100
gesneuvelden en aan wonden overledenen.
(7) Men being essentially avaricious
and nothing else, will no longer go to
war when they find it pecuniarily
unprofitable.
May I say with all the emphasis of which
I am capable that I have never maintained
any one of these propositions and should
repudiate any one, of them.
Even the proposition that War does not
pay" is in reality a gross distortion of the
spirit of The Great Illusion". I would repu
diate as indignantly as anyone the idea that
the great problems wrapped up with the
conflicts of nations would ever be decided by
a narrow money market or balance-sheet
view: the war costs us so much, we shall
get back so much, profit or loss so much,
the balance-sheets hows a loss, therefore
we shall not go in for it.
I suppose this sprt of thing is
permissible in debate: it amounts to gross
distortion and misrepresentation
nevertheless."
And I find I began the article from which
the above is taken with the following:
The smoke from the engines of the
first railroad train in England killed the
horses and the cattle and the poultry
and the sneep of the countryside through
which the railroad passed. At least that
is what many country gentlemen wrote
to The Times" of that day.
I mention this little fact in order to
show that if in the domain of quite
material things like the effect pf
railroads on the countryside, it is impos
sible to escape misrepresentation, how
much more must we look for it in the
domain of ideas."
How has this misconception arisen ? I can
only suppose that it has arisen because every
pacifist is compelled to point out that war
does not occur apart from man's volition,
that it is not inevitable like an earthquake.
Mankind has no free will with regard to
the earthquake; hèdoes not make that. But
hèdoes make war: it is the outcomeofhis
passions, mistakes, errors, prejudices,
illtemper, or what you will. But just as h
has by discussion and by acquiring a new
point of view by the effort of his mind
in short elitninated certain other errors
which originally marked human society
cannibalism, wife-capture, judgment by
ordeal, judical torture, slavery, the duel,
etc so the correction of the errors
underlying war would enable him to avpid it.
And pacifists are compelled to point this out.
I have attempted to analyse some of those
errors. And I thought I saw, and still think,
that the chief cause of war waB man's belief
in the advantage and value of political power
over other men. I attempted to show
that the value which we thus attached
tp political power over others was an
illusion; that the citizen who belonged to a
militarily powerful government or country
was no better off morally or materially than
the citizen of small possessing of political
power. The subject of the State of Russia
with its army of ten million men was in
no way better, in any sane estimate of human
values, than the citizen pf a state like
Switzerland or Holland which has very little
political or military power indeed.
The thesis which I have attempted to
demonstrate in The Great Illusion" and
elsewhere can best be indicated by asking
this question: Suppose Germany (if we
assume her to be the guilty party) could
accomplish all her objects and could conquer
the whole of Europe, bringing it under her
political sway, would that benefit morally
or materially the individual German? I have
answered that question with an emphatic
negative. I have alleged that morally the
possession of military power is mischievous
and that materially it is futile.
Now the trulh is that the possession of
political and military power is defended on
material and economie grounds: a country
is said to want an outlet to the sea"; to
need an ice-free port", to want colonies for
expansion, to desire concessions in Asiatic
countries, or to wield a world-wide power
in the interests of its trade. No one who
has discussed international politics for half
an hour with a defender of the old point of
view, no one who has read the classical
works on international politics like those of
Mahan, Stengel, Spenser Wilkinson,
Clausewitz, whom you will, can ignore the very
Ook de Duitschers verloren in de Deensche,
Oostenrijksche en Fransche oorlogen slechts
43?56 soldaten aan ziekte, tegen 100 bloedige
verliezen. Toen was de leer der besmetting
nog in haar kindsheid, van bacteriologie
wist men nog niet veel, maar de orga
nisatie van den geneeskundigen dienst was
al redelijk. Tegenover de gerechtvaardige
schattingen der verliezen door ziekte in
Napoleon's tijd op 600 tegenover 100 door
de uitwerking der wapenen, is de vooruitgang
zoo reusachtig, dat wij nu met betrekkelijke
gerustheid het verloop der oorlogsepidemieën
kunnen afwachten. Niet met volkomen kalmte
evenwel. Hoe het verder zal gaan in onze
beschaafde Europeesche samenleving, weten
wij niet. Zal er genoeg voedsel zijn? Zal
bij hooge prijzen der levensmiddelen de rust
in de arbeiderswereld bewaard blijven ?
Niemand kan hierop antwoorden en als wij
daarbij nog denken aan de in dezen tijd
veranderde wijze van oorlogvoeren, niet
marcheerend maar in vochtige loopgraven
liggend, dan zullen er misschien zeer talrijke
gevallen van door rheumatisme invaliede
soldaten, het economisch herstel na het
sluiten van den vrede bemoeilijken. Als de
maatschappij in stand blijft en hongeroproer
en verwoesting ons gespaard worden, zullen
wij echter de oorlogsepidemieën wel kunnen
bedwingen. Als echter alles het onderste
boven gaat, hetgeen ik niet verwacht, kun
nen de geneeskundigen niet werken en dan
is het ook niet uitgesloten, dat de pest op
gevaarlijke wijze verspreid zal worden. Het
is echter nog niet te vreezen dat deze
rattenziekte als oorlogsepidemie zal optreden en
daarom heb ik haar bespreking achterwege
gelaten. De schaarste aan voedingsmiddelen
zal in het voorjaar m i. het meest gevoeld
worden. Op het verloop der ziekten in den
aanstaanden zomer dient derhalve met ijver
te worden toegezien en de voorbereiding
daartoe is zeker ook in ons land niet ver
zuimd. De oorlogvoerende mogenheden heb
ben aan deze taak alle aandacht te wijden,
want een epidemie in het leger is veel
grooter nadeel dan een verloren veldslag.
Prof. R. H. SALTET
* * *