Historisch Archief 1877-1940
H».'1973
Zondag 18
A<V1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRJUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden f 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentièa vaa 1 5 regels / 1.25, elke regel meer .
Adyertentiën op de fiaantieele- en kunstpagina, per regel
. . /0.25
. . .030
. . .0.40
INHOUD
Blz. 1: Het Heden uit 't Verleden, door
v. H. Gemeentelijke Woningbouw te
Amsterdam, door J. H. W. Leliman.
Confetti. 2: Buitenlandsch Overzicht,
door prof. G. W. Kernkamp. Bescher
ming van Monumenten in den Oorlog,
door prof. H. Brugmans. Feuilleton:
Vergelding, door John Galsworthy.
3: De Friezender' in Utrecht, door dr.
F. Buitenrust Hettema. 5: Voor Vrou
wen, door Elis. M. Rogge. Uit de
Natuur, door Jac. P. Thijsse. 6: Dr.
A. Bredius, door prof. W. Martin.
Dram. Kroniek, door H. Borel. Muziek
in de Hoofdstad, door Sem Dresden.
7: Tentoonstelling van Kinderportretten,
door H. Walter Crane, door G. H.
Marcus. Onze Schilders, V, door F.
Bobeldijk. Bij 't licht van de
Oorlogsvlam, y, door Fred. van Eeden. 8:
Teekening van G. van Raemdonck.
Drie Revues en een Operette, door S. B.
Stokvis. De Natuurwetenschappelijke
Tentoonstelling te Amsterdam. 9 :
Financ. en Econ. Kroniek, door J. D.
Santilhano. W: Landjuweel.
Leekenspiegel. Onze Puzzles. ? Licha
melijke Volksopvoeding, I, door W. P.
Hubert v. Blijenburgh. 11:
Acrobatenkunst van een tooneeltrust-magnaat, door
J. Braakensiek. Schaakspel, door dr.
A. G. Oiland. 12: Damrubriek, door
K. C. de Jonge.
Bijvoegsels: Tenminste n die zeker
verliest, teekening door J. Braakensiek.
N. Bastert, geteekend door F. Bobeldijk.
HET HEDEN
UIT 'T VERLEDEN
Menigeen zal zich ook ten onzent in
teresseeren voor een opmerkelijk docu
ment, dat eenigen tijd geleden van een der
Engelsche regeeringsdepartementen is uit
gegaan, en waarvan hieronder de verta
ling wordt gegeven.
Het is eene Circulaire van het Engelsche
Ministerie van Onderwijs, aan de Leeraren
in de geschiedenis over 't geheele land.
Zij heeft eene paedagogische
beteekenis. Maar ook een staatkundige.
Paedagogisch, omdat zij doet zien, op
wat voor wijze Groot-Brittanië zijn aan
komend geslacht tracht vertrouwd te
maken met de buitenlandsche staatkunde
van hun land.
Het Engelsche volk is van oud s door
het erkennen van den public spirit,"
't medeleven der burgerij met.de poli
tieke vraagstukken, tot een staatkundig
zeer zelfbewuste, ook een zeer
zelfgerechtigde natie geworden. Indien
zoo ook nu weer breede lagen van een
volk, op alle middelbare scholen, omtrent
het stelsel der Europeesche staatkunde
worden onderricht op de wijze als in
deze circulaire wordt uiteengezet, bewijst
dit zeker te meer de behoefte aan een
tot zelfstandig medeleven gerijpte pu
blieke opinie.
Er steekt ook iets uiterst merkwaardigs
in dit welbewuste voortbouwen op de
historische nationale traditie, aan het
Britsche staatsleven zoo eigen, 't welk
aldus aan de aankomende jongelingschap
wordt ingeprent.
Het is ongetwijfeld heden ten dage
weer de groote kracht der Engelsche
politiek en diplomatie gebleken, dat zij
worden beheerscht door van geslacht
op geslacht overgedragen beginselen.
Eenzelfde besef spreekt ook uit dit ge
schiedenis-program.
Welk eene veelzeggende uiting b.v.
die ook ns van gedachten vervult, over
de vaste politiek van Engeland tegen
over de Nederlanden, van Eduard I af".
Zoo leeft daar eene grondstelling van
6 eeuwen, dezelfde die nu weer de
publieke opinie tot den oorlog deed
overslaan, zoodra 't Belgisch territoir
geschonden en Antwerpen bedreigd werd!
* *
De Circulaire luidt aldus:
De gebeurtenissen welke in Europa
plaatsgrijpen, en het gevaar dat onze
natie onder de oogen heeft te zien,
vragen niet alleen om moedentoewijding,
maar ook om kennis. Zij die belast zijn
met het onderwijs in de geschiedenis
op de Middelbare Scholen, zullen zich
afvragen, hoe zij dezen tak van onderwijs
even als zoovele anderen, het best aan
de nationale zaak ten nutte kunnen doen
komen.
In de Algemeene Instructie voor het
Geschied-onderwijs op de Middelbare
Scholen, wordt er op gewezen, dat als
nuttig besluit van den cursus in Ge
schiedenis het laatste jaar gewijd moet
worden aan de bestudeering van de ge
schiedenis der 19e eeuw.
De tegenwoordige omstandigheden in
aanmerking genomen, kan het nuttig zijn
nader aan te stippen in welken vorm
zulk een njarige cursus het meest
vruchtdragend zal zijn.
Een cursus in de nieuwste Europeesche
geschiedenis zou kunnen beginnen na
het Congres van Weenen in 1815, maar
moet worden voorafgegaan door eene
korte beschouwing over de gevolgen
van de Fransche Revolutie^en het Napo
leontische tijdperk, daar zonder dien de
vraagstukken en de gebeurtenissen van
de 19e eeuw niet kunnen worden be
grepen.
In die tijden zijn de twee groote idea
len ontstaan: vrijheid en nationaliteit,
die later op de ontwikkeling van Europa
van zoo vérgaanden invloed zijn geweest;
en men kan zeggen dat in de jaren vór
1815de nieuwste geschiedenis van lederen
Europeeschen staat begon.
De moderne instellingen in Frankrijk
werden tot stand gebracht door de
Revolutie en door Napoleon.
De geschiedenis van Duitschland be
gint met het ineenstorten van het oude
Keizerrijk in 1806 en zonder eenige
kennis over de vrijheidsoorlogen kan
men geen begrip krijgen van het ideaal
eener Duitsche nationaliteit. Tot het
zelfde tijdperk behooren ook de meest
karakteristieke instellingen van het
moderne Pruilen, leerplicht en
algemeene dienstplicht instellingen die
zoo langzamerhand door alle Staten op
het Continent zijn overgenomen.
In de geschiedenis van België moet
men teruggaan tot de Fransche ver
overing van dit land in 1793. Hetzelfde
jaartal wijst nog aan het verdwijnen
van Polen van de kaart van Europa,
terwijl het aandeel dat Rusland heeft
genomen om Napoleon tot val te brengen,
dit land definitief heeft gebracht in het
Europeesche Statenstelsel.
De geschiedenis van het vasteland
van Europa na 1871 biedt weinig dat
zich voor behandeling in de school
leent, en het is twijfelachtig in hoe
verre een systematische behandeling
na dit tijdperk gewenscht is.
Dit jaartal kan dan ook als geschikt
slot van den cursus worden gebruikt.
Binnen het dus bepaalde tijdperk valt
de stichting van het Koninkrijk Italië,
het Duitsche Keizerrijk en de beide
Koninkrijken België en Holland.
Aan den anderen kant is het duidelijk
dat het noodwendig zal zijn het verdere
verloop te behandelen, om duidelijk te
maken hoe men tot den.tegenwoordigen
toestand is gekomen. Men kan alsdan
over de diplomatieke geschiedenis
tusschen 1871 tot 1900 kort zijn. Terwijl
de buitengewone groei en bloei van
Duitschland natuurlijkerwijze zullen
worden aangestipt, lijkt het ons over
bodig eene volledige behandeling te
geven van de vraag in hoeverre de
overgang van vrijhandel tot protectie
hiermede verband houdt.
Nuttiger lijkt het ons, de aandacht
te vestigen op den steeds grooteren
invloed van koloniale zaken op de
onderlinge verhouding van de con
tinentale Staten, en de scherpe concur
rentie tusschen de Europeesche vol
keren vooral in Afrika en in 't verre
Oosten.
Bovendien, moet de geschiedenis
behandeld worden van de verschil
lende veranderingen die de kaart van
Europa in den Levant en langs de kusten
van de Middellandsche Zee tot op heden
heeft ondergaan, al zal de beschikbare
tijd niet toelaten een volledige beschrij
ving te geven van de Britsche bezetting
van Egypte en den Russchisch-Turkschen
oorlog van 1877?78. Wél zal het nood
zakelijk zijn, de ontwikkeling van de
Balkan-Staten te behandelen en de Fran
sche en Italiaansche gebieds-uitbreiding
in Noord-Afrika. Zódoende zal men
tot een begrijpelijk beeld komen van
den toestand vór het uitbreken van
den oorlog.
Men moet zooveel mogelijk geven een
algemeen overzicht van de politieke ge
schiedenis, en ook een levendige voor
stelling van karakteristieke gebeurtenis
sen, episodes en persoonlijkheden, waar
aan dit tijdperk zoo rijk is; als daar zijn:
de revolutionaire beweging van 1848, de
vrijmaking van Italië met de rol door
Garibaldi daarin gespeeld en de stichting
van de nheid van het Duitsche Rijk.
Veel zorg moet ook besteed worden
aan de behandeling van de politieke
aardrijkskunde.
De geleidelijke verbrokkeling van het
Turksche Rijk en het vestigen van onaf
hankelijke Christen-staten in Oost-Europa
moeten ten volle in het licht worden
gesteld.
Het is zeker onnoodig hier aan toe te
voegen dat bij de behandeling van deze
onderwerpen alles moet worden verme
den, dat nationale geprikkeldheden in de
hand werkt. Voor leerlingen, die eenige
vaardigheid hebben in de Fransche of
Duitsche taal, kan gebruik gemaakt
worden van de oorspronkelijke uitne
mende geschriften, die in beide talen
bestaan en die de Napoleontische oor
logen behandelen en den oorlog van 1870.
Er zullen vele scholen zijn, waar men
ook voor de leerlingen uit de lagere
klassen cursussen zal willen geven, die
handelen over de oorzaken van den
tegenwoordigen oorlog. Ofschoon deze
cursussen eene waardevolle toevoeging
zullen zijn aan het gewone onderwijs
in de geschiedenis, moeten zij er toch
geheel onafhankelijk van zijn, en het
lijkt ons aanbevelenswaardig dat de
jongere leerlingen het gewone verloop
van de Engelsche geschiedenis niet
onderbreken.
Wel moeten bij het onderwijs in de
geschiedenis in herinnering worden ge
houden zaken die van oogenblikkelijk
belang zijn, en de geschiedenis van het
verleden moet worden benut om de
tegenwoordige gebeurtenissen in hun
ware perspectief te zien. Het is daarom
wenschelijk en zeer goed mogelijk de
belangrijkheid van zekere zijden van de
Engelsche geschiedenis, helderder te
belichten.
Bij voorbeeld: de uitbreiding van de
marine en de belangrijke rol die zij ge
speeld heeft in de verdediging van Enge
land ten tijde van de Spaansche Armada,
en de groote oorlogen met Frankrijk.
Niet genoeg aandacht wordt gewoonlijk
gewijd aan het grootsche werk door de
vloot verricht in de halve eeuw tusschen
Hawke en Nelson, In dit tijdperk het
meest markante feit in de Engelsche
geschiedenis.
Zoo zal ook het aandeel dat Britsche
legers hebben genomen in de oorlogen
op het vaste land en de .redenen waarom
zij werden uitgezonden, nu weer frissche
belangstelling oogsten.
Nog ns, ook buitenlandsche ge
schiedenis kan nu uitvoeriger behandeld
worden dan gewoonlijk.
Men zal kunnen aanduiden hoe het
verre verleden weer opleeft in het
heden, als b.v. in het bestaan van een
betwistbaar gebied tusschen Frankrijk
en Duitschland, dat zijn oorsprong
vindt in de verdeeling van het Rijk
van Karel den Groote; de redenen
waarom de Nederlanden zoo dikwijls
het tooneel zijn geweest van oorlog tus
schen de groote Staten; en de continuïteit
van de Engelsche Staatkunde ten op
zichte van de onafhankelijkheid van dit
gedeelte van Europa, vanaf den tijd van
Eduard den Isten; de redenen die geleid
hebben tot de organisatie van Italië en
Duitschland als nationale eenheden; den
val van Polen; de opkomst van Rusland
en de historische positie van het
Oostenrijksche keizerrijk, vooral in betrekking
tot de Mahomedaansche veroveringen
en de geleidelijke herovering van land
op de Turken. Zulke zaken komen na
tuurlijk ter sprake bij iederen wél ge
leiden cursus in Engelsche geschiedenis.
Onbekendheid ermede staat in den weg
van ieder juist begrip omtrent Britsche
buitenlandsche betrekkingen, omtrent het
aandeel dat Groot-Brittannië heeft ge
had in oorlogen op het vaste land en
omtrent de idealen en beginselen die
ons land in het verleden tot richtsnoer
zijn geweest.
Daar is geen zekerder bron van zelf
vertrouwen dan de kennis van een groot
verleden, en geen beter school van wijs
heid dan de erkenning van begane fouten.
* *
#
Wij lieten een en ander, dat bijzonder
de aandacht trekt, cursiveeren.
Er zijn verscheidene punten, waarbij
men een glimlach moeilijk onderdrukt.
Ook dit onderwijs wordt dus wel wat
ingericht ad usum delphini! Moet men
zulks bv. niet zoeken achter den wenk,
om over de vruchten, die Duitschland
van de protectie geplukt heeft, maar niet
uit te weiden ? En om de occupatie van
Egypte maar niet diep te behandelen?
Men is nu eenmaal tegenover zulks gou
vernementeel geschiedenis-onderwijs wat
spoedig achterdochtig.
Maar over 't geheel kan toch niet
anders gezegd, dan dat dit plan van
volksonderricht van een eigenaardigen
vrijzinnigen, breeden geest getuigt.
Wat evenwel in deze circulaire nog
het meest belang moet inboezemen, is
de geheele karakteristieke stemming die
er uit spreekt.
Het is die van het nuchtere nationa
lisme.
Dit program doet nog weer eens zeer
duidelijk bevroeden, hoe Engeland eigen
lijk tegenover dezen wereldstrijd staat.
Land van taaiheid, van vasthoudendheid,
ziet het er blijkbaar weinig toevalligs
of onverwachts of bovennatuurlijks in.
Maar enkel een nieuw punt in een al
van ouds loopende reeks. Eene herhaling
van vorige conflicten. Een verdere kink
in den ouden kabel. Een nieuwe beet
van het oude Britsche gebit.
v. H.
Gemeentelijke Woningbouw
te Amsterdam
De slotsom van het rapport dat, in 1896,
door mr. H. L. Drucker, mr. H. B. Greven
en mr. J. Kruseman, aan de Maatschappij
tot Nut van het Algemeen werd uitgebracht
over het Vraagstuk der Volkshuisvesting",
is, na twintig jaren, nognietverouderd: Bijna
overal in ons land, ten platten lande zoowel
als in de steden, treft men ten aanzien der
volkshuisvesting onbevredigende toestanden
aan. Niet alleen vindt men een groot aantal
ongezonde en gebrekkige woningen, maar ook
wordt in de bestaande behoefte niet genoeg
zaam door aanbouw van goedkoope, gezonde
woningen voorzien."
De gevolgen deden zich te Amsterdam
gelijk elders in steeds sterkere mate gevoelen.
De opeenhooping der bevolking in de
steden heeft een reeks wantoestanden op
woninggebied in het leven geroepen. Nieuwere
denkbeelden, ontwikkeld door prof. Rud.
Eberstadt, zien in de bevolkingstoename en
de daarmede verbonden economische toe
standen echter juist faktoren om een bevre
digende ontwikkeling der woningtoestanden
mogelijk te maken. Gaandeweg maakt ook
Amsterdam zich die ten nutte.
Midden 1911 bereikte den gemeenteraad
een voorstel zijner leden Wollring c.s. Het
beoogde te voorzien in de behoefte aan
woningen met een weekhuur van ?1.80 tot
?2.50 door rechtstreekschen gemeentebouw
van 2000 woningen en verhuring beneden
den kostprijs. Het aan B. en W. gevraagde
praeadvies werd eerst eind 1914 uitge
bracht. Dit ging vergezeld van een uitvoe
rige motiveering benevens een nota van
den toenmaligen Directeur van het B. en W.
Toezicht, dat een der belangrijkste
dokumenten zal blijven die over het vra'agstuk
der volkshuisvesting hier te lande versche
nen. Sedert 1911 waren de toestanden aan
merkelijk verscherpt, in weerwil van den aan
bouw door de Woningbouwverenigingen.
De woningschaarschte was een steeds druk
kender woningnood geworden, met alle neven
verschijnselen van dien:
overbevolking,huurrfopdrijving en handhaving der slechtste krot
woningen, mede omdat de
onbewoonbaarverklaringen, werden stop gezet. De statis
tische gegevens overtuigden B. en W. dat
noodig waren 3500 woningen direct (1200
om te voorzien in de huisvesting der
voor de verbeteringsplannen van Uilenburg
en in den Jordaan tijdelijk verdreven be
woners, 1440 om den bestaanden achter
stand' in te halen en 800 om te voorzien
in de vermindering van het aantal wo
ningen door city-vorming en
onbewoonbaarverklaring tijdens de uitvoering van het
plan). Voorts werd een schema opgezet
om in de eerstvolgende zes jaren telkens 800
woningen te stichten. Bovendien werd de
huurgrens tot ?3 per week verhoogd, om
dat beneden die grens welke echter
thans opnieuw zal moeten worden verhoogd
het niet meer mogelijk was een goede wo
ning van bescheiden eischen te stichten.. Het
oorspronkelijke voorstel, door B. en W. aldus
overgenomen en geamendeerd, werd met de
onverwacht groote meerderheid van 31 tegen
13 stemmen door den Raad in zijn zitting
van l April 11. aangenomen.
Voor een overzicht van gemeentelijke
woningbouw en exploitatie in binnen- en
buitenland zij verwezen naar de in 1913
verschenen uitgave van den
Amsterdamschen Woningraad, Gemeentelijke woning
bouw door A. Keppler c.i."
Komen deze bouwplannen tot spoedige
uitvoering dan zullen zij voor het
amsterdamsche bouwbedrijf in deze tijdsomstan
digheden eene buitengewone beteekenis als
werkverschaffing bezitten. Er zijn echter
dieper en blijvender voordeelen te wachten
dan dit materiëele gevolg.
Nagaande welke buitengewone draagwijdte
de woningtoestanden in alle richtingen heb
ben, hoe zij ingrijpen op het hygiënisch,
het intellectueele en moreele peil der be
volking, hoe zij levenskracht en -lust beïn
vloeden, belooft dit Raadsbesluit van onaf
zienbare beteekenis te worden, direct zoowel
als indirect.
Rseds. is ook te Amsterdam bij het van
gemeentewege onderbrengen van groote
gezinnen, gebleken, hoe eene betere huis
vesting het moreele peil der bewoners
verhief. Die ervaring bevestigt de groote
ethische beteekenis van het woningvraag
stuk, waarin veelal te zeer een speciaal
hygiënisch belang wordt gezien. Het is ge
bleken dat in de wijken met de slechtste
woningtoestanden het lager onderwijs de
minste resultaten afwerpt en de grootste
behoefte bestaat aan scholen voor achter
lijken. De verplaatsing van een niet onaan
zienlijk deel der bevolking in betere
woonkonditiën kan, mits men haar vooral in
den aanvang door middel van
woningopzichteressen leert van de nieuwe omstan
digheden het profijt te trekken dat zij bieden,
tot verrassende resultaten leiden, hoewel
althans in de eerste jaren menige teleur
stelling dreigt.
Het zal op de levensomstandigheden van
duizenden een groot verschil maken of zij
een niet meer zoo buitensporig deel hunner
inkomsten, ',.-, a V*, voor woninghuur
moeten onttrekken aan voeding en kleeding
of wel, hetgeen vooral bij groote ge
zinnen klemt, moeten voor lief nemen met
een woning die voortdurend haar
deprimeerenden invloed op het gezin doet gelden.
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confettf.
Let op, dat de zaak der Indische Leening
binnenkort aan verschillende personen, en
misschien aan de geheele Regeering, aller
onaangenaamste oogenblikken zal gaan be
zorgen. De mljn-lpopgraven zijn van meer dan
een kant bezig, stillekens gegraven te worden.
Wil het Ministerie zijn hoog standpunt
blijven innemen, dan zal dit alleen kunnen
als het begrijpt, dat 't in dezen niet moet
worden gezocht in handigheid en laconiek
heid, die al ruim genoeg zijn gespen
deerd maar enkel in volkomen klaarheid
en zuivere openhartigheid.
*
De heer Valckenier Kips neemt in zijn
Duitsch propagandaweekblad De Toekomst"
nu den laatsfen brief op van commandant
Jopie Fourie, met vermelding als bron: de...
Bentheimer Zeitung"\
Intusscnen hadden alle Nederlandsche
bladen dit stuk reeds maanden geleden ge
geven, en kon bovendien de Amster
dammer" voor enkele weken nog het facsimile
afdrukken.
Maar als men ook zóde oogen en den
mond vol heeft met Duitschland tot in zijn
kleinste vorstendom metjes, is het toch niet
meer te vergen, dat men nog aan het Konink
rijk der Nederlanden de aandacht schenkt l
?
In de Gedachten over den Oorlog" van
een onzer eerste hygiënisten in de Amster
dammer", wordt zoo maar alsof het niets bij
zonders is, gesproken van lage organismen
van plantaardig karakter, die uit het darmka
naal van den zieken mensch naar de mondholte
van den gezonden worden overgebracht."
Dit blijft toch altijd een ietwat eigenaardig
transportwezen lijken.
Maar de natuurwetenschap houdt nu een
maal altijd iets eigens!
Op het jongste Natuur- en Geneeskundig
Congres zette een hooggeleerde eene studie
uiteen, waarbij een soldaat, die tegenover
zijnen meerdere de houding" aanneemt,
werd vergeleken bij een hond, die zich op
den rug krabt.
Men stelle zich eens voor, dat een van
deze theorie vervulde officier van gezond
heid, zijn mannetjes op dien grondslag
ging uitleggen, wat zij moeten doen bij het
commando Geeft acht."
De dezer dagen in het Gemeenteblad"
verschenen Staat vermeldende het totaal
aantal woningen en het aantal, dat daarvan
onbewoond was einde December 1914" wijst
uit, dat juist in de goedkoope woningen
(tot een weekhuur van f 4.50 en het sterkst
in de groepen tot f 3.50) de woningnood
onverminderd yoortbestaat. Terwijl op
grond der ervaring aangenomen wordt dat
ran het totaal aantal woningen een reserve
van 3 pCt. behoort leeg te staan, bedraagt
dit percentage, voor de geheele stad, alle
woningen samen genomen, 1.92. Voor de
groepen der volkshuisvesting in engeren zin
zijn de cijfers nog veel ongunstiger, voor
de meesten zelfs lager dan l pCt. De ver
wachting dat de crisis, die het samenwonen
van verschillende gezinnen in de hand werkte,
tot eene merkbare vermindering van den
woningnood zou leiden, wordt niet bevestigd
door vergelijking der bovengenoemde cijfers
met de statistiek van September
daaraanvoorgaand.
De woningbouw, gelijk die te Amsterdam
van gemeentewege tot dusver werd bevor
derd overeenkomstig de bepalingen der
Woningwet bracht geene geldelijke lasten
met zich mede. De gemeente aanvaardde
slechts eene, geringe, risico. Geld toeleggen
deed zij niet. Zij plukte de vruchten in
de eerste plaats als grondeigenaresse bij
de uitgifte in erfpacht harer terreinen.
Er was nog slechts eene enkele uitzon
dering: de vereeniging De Arbeiders
Woning" welke 543 woningen voor groote
gezinnen sticht, in wier jaarlijksch exploi
tatie-tekort a f 32000, Gemeente en Rijk elk
voor de helft opkomen, gelijk zij ook in ket
nadeelig saldo van de onteigeningen ten be
hoeve der verbeteringsplannen op Uilenburg
en in de Jordaan elk f 25.000 bijdragen.
Deze jaarlijksche tekorten nu zullen eer
lang ettelijke malen verveelvoudigd worden.
Hooge cijfers maken indruk. Dit mag bij
de beoordeeling evenwel niet op een dwaal
weg leiden. Belangrijker dan de absolute
cijfers zijn de betrekkelijke, waarin een
verband wordt gelegd tusschen het geldsbe
drag, het bevolkingscijfer en ook met de
kosten van andere diensten. B. en W. en de
Raad hebben zich niet door geldelijke over
wegingen laten weerhouden om, ter wille der
hoogere belangen die gemoeid zijn met de
verbetering der volkshuisvesting, uit onder
zoekingen omtrent de heerschende woning
toestanden de onvermijdelijke slotsom te
trekken. Het geraamd bedrag van f349.000