De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 18 april pagina 10

18 april 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 18 April '15. No. 1973 Een Duitsch infanterist Oorspronkelijke teekening van den Duitschen Kroonprins >wy * * Wir stehen still auf Posten lm Arme das Gewehr, lm Westen und im Osten Viel Feinde und viel Ehr'! WILHELM, Kroonprinz, Armeeführer der 5. Armee * 9 Landjuweel Waar kan men beter zijn dan in den schoot van ziju gezin?" Toen we onze lezers uitnoodigden op deze bekende woor den een antwoord in proza of dichtmaat te geven, gingen we van de onderstelling uit, dat de meesten, die aan dit Landjuweel" deelnamen zich opgewekt zouden gevoelen om een loflied te zingen op den huiselijken kring. Het heeft ons daarom ietwat verbaasd, zoo vele mededingers gezocht hebben naar HMiiiuimimiiiiiiiii Lichamelijke Volksopvoeding i Het onderzoek naar de voorgeoefendheid volgens de Militie-wet Dit onderzoek heeft in de eerste dagen van December 1914 plaats gehad en, zij het dan ook niet in dezelfde mate als vorige jaren, wederom droevige resultaten opge leverd. En de resultaten van dit onderzoek zullen ook in de toekomst droevig blijven, indien de Regeering niet gaat inzien, dat de hoofdoorzaak van dit geringe succes is ge legen, niet in een te zwaar zijn van de eischen en evenmin in een te streng optreden der commissies, doch uitsluitend en alleen in een totaal onvoldoende voorbereiding der betrekkelijk zeer weinige candidaten. De eischen zijn, zonder uitzondering, zeer licht, sommige zelfs bespottelijk licht; de eerste Commissie (en er is reden om aan te nemen, dat dit ook met de andere Commis sies het geval is geweest) is in hare beoor deeling uitermate mild geweest, doch de candidaten en waarschijnlijk ook zij, die de candidaten hadden opgeleid (lees klaarge stoomd") voor het onderzoek, bleken een geheel onjuiste opvatting te hebben van de bedoeling, welke bij het in het leven roepen van artikel 70 der Militie-wet heeft voorge zeten 1). Zoo is beweerd, dat de bepaling, dat n onvoldoende al genoeg is om den candidaat te doen afwijzen, te streng is; er is over geklaagd, dat wanneer een candidaat den kogel slechts 15 of 10 cM. te weinig vér stootte of wel n dM. te kort sprong, dit als onvoldoende werd aangemerkt; men vond de bepaling, dat een oefening slechts nmaal mag worden overgedaan, te streng enz. Doch zij, die zoo oordeelden, hebben zich er blijkbaar geen rekenschap van ge geven, dat de eischen, in het programma aangegeven, minima zijn, die als het ware uit den mouw moeten kunnen worden ge schud door de candidaten. Het is geenszins de bedoeling, dat een candidaat, wien het van tijd tot tijd eens gelukt de vereischte sprongwijdte of werpafstand te bereiken, met voldoende wordt beoordeeld. Daar, waar oefeningen links en rechts moeten worden een antwoord op de vraag, of het geluk ook elders dan in eigen huiselijken kring was te vinden en... inderdaad wel andere om geving hebben ontdekt! Heel hoog gaan sommiger idealen daarbij niet, gelijk ons leert het volgende rijmpje van een der inzenders, J. H. G. Waar kan men beter zijn Dan in een goed café? Je zit op je gemak En praat een woordje mee." Een verstokte oude vrijer, die deze uit spraak dichtte, niet waar? uitgevoerd, is als eisch genomen het mini mum, dat voor den zwaksten arm of voor het zwakste been kan worden geëischt, zoodat dus het stellen van verschillende eischen voor de beide zijden geen zin zou hebben. Intusschen, hier moge de verklaring te vinden zijn van de teleurstelling van som mige candidaten en africhters1', <te eigenlijke schuld van het geringe succes van artikel 70 moet uitsluitend bij de Regeering worden gezocht. Het is niet voldoende een programma op te maken van eischen, waaraan moet worden voldaan, maar men moet ook de gelegenheid scheppen om zich op degelijke wijze voor te bereiden, d.w.z., zich op degelijke wijze lichamelijk te ontwikkelen. Daartoe moet eene degelijke, lichamelijke opvoeding van de Nederlandsche jeugd ver zekerd zijn en hiertoe is noodig: 1. Eene betere regeling der lichamelijke opvoeding op de scholen en 2. De beschikbaarstelling van een voldoend aantal alleszins bevoegde onderwijzers. Het behoort tot de onafwijs bare taak der Regeering, maatregelen te treffen, waardoor aan deze beide voorwaarden wordt voldaan. Het op last van den Minister van Oorlog doen uitgeven van een, overigens zeer gebrekkige en van onjuistheden rijkelijk voorziene handleiding"' is eene ten eenen male ontoereikende maatregel, welke geens zins in de plaats kan treden van die maat regelen, welke moeten leiden tot de vervulling van de twee aangegeven voorwaarden. Het instellen van een artikel 70", zonder dat dit vooraf werd gegaan door eene degelijke organisatie der lichamelijke opvoeding op de scholen en door de oprichting van een Rijks-Instituut, waar de noodige leerkrachten voor de lichamelijke opvoeding worden ge vormd, doet denken aan een landbouwer, die tracht te oogsten, zonder te hebben ge zaaid. Waar ik als lid der eerste Commissie, het onlangs gehouden onderzoek heb mee gemaakt, zijn dan ook de volgende beschou wingen o. m. gebaseerd op hetgeen daarbij werd waargenomen. Ware deze Commissie streng opgetreden, dan zoude geen der can didaten zijn geslaagd. De uitvoering der vrije- en staaf-oefeningen was in weerwil van het feit, dat deze oefeningen van te Dan is een graadje beter, zij het ook pessimistischer de anonyme inzender, die schreef: Waar kan men beter zijn ? Die vraag, waar dient ze toe? Ga ik toch uit mijn huis, Ik keer er weer naar toe." Een ander, zich Lazarus" noemend, het rijmend blijkbaar niet machtig, of vriend van kortheid, heeft in drie woorden de vraag beantwoord met: In Abrahams schoot." Een beter toon vinden we echter aange slagen in het volgende dichtwerk" van een Geïnterneerde in het kamp van Harderwijk: O vaderhuis in Vlaanderen, Al sloeg 't een bom tot spaanderen, Uw puin en gruis Blijft immer ons tehuis". Lief maar toch niet geheel juist klinkt het rijmpje van?Ada": Op moeders zachten schoot Kent men geen nood. Men beseft dan niet Later verdriet." Een ander heeft helderder inzicht gehad in de beteekenis van den bekenden versregel en schreef ons: .Het antwoord, dat gij wel zoudt wenschen, Past zeker niet op alle menschen. Want in den schoot van zijn gezin Heeft menigeen den duivel in." Verder wordt door ons met waardeeiing vermeld de volgende met A B onderteekende klacht van een huisvader": Ach, wee mij, zuchtte 'n vader van 'n tiental kind'ren, Die m den schoot van zijn gezin vergeefs naar rust zou haken, Ach, zat ik nog, maar op den schoot van mijne moeder, Alwaar 'k met stoute fantasie zoo menig toekomstdroom kon maken. Ook het volgende van P. B. B. te V., lijkt ons niet ongelukkig uitgevallen: Waarom ik 't eigen gezin als liefste ver blijfplaats kan roemen ? Waarom 'k den huis'lijken kring 't meest van alle waardeer ? Luister dan : wat ik er goed doe, leidt nooit tot afgunst of wrevel. En wat 'k er zondig... geen nood l 't Gaat bij me thuis in den wasch. Onder aanhaling van Schillers gevleugelde woord: der Mann musz hinaus ins feindliche Leben dichtte G. Kettmann Jr. alhier het volgende: Het huisgezin, het uitgangspunt van alle wezen Geeft innerlijke rust voor het zwoegend menschbestaan, Maar wilskracht drijft den man vooruit, die uitgelezen En hakend naar den strijd, wil op- of ondergaan Een der best uitgevallen antwoorden ach ten we het volgende gedichtje van P. B. B. te V.: Woorden van troost voor 's levens lijden, Woorden van steun in 's levens strijden, Woorden van vreugd bij elk verblijden Wachten ons thuis op alle tijden." Ten slofte zond een grappenmaker ons het volgend rijmpje: Die geen gezin heeft, Laat staan een schoot, Die krijgt den prijs niet, Al dicht hij zich dood. Na gezette overweging hebben we besloten de uitgeloofde boekwerken toe te kennen aan de volgende inzenders: den Geïnterneerde te Harderwijk voor het versje beginnende: O vaderhuis in Vlaanderen" L. J. M. Koert te A. voor: Het antwoord, dat Gij wel zoudt wenschen" enz. P. B. B. te V., voor: Woorden van troost voor 's levens lijden" en Waarom ik 't eigen gezin als liefste ver blijfplaats kan roemen. u»"n mi n Hm n i voren bekend waren, over het algemeen zeer slecht te noemen en alleen door een milde opvatting van de uitdrukking grove fouten" heeft de Commissie velen met voldoende kunnen beoordeelen. De houding der can didaten was zonder uitzondering bijzonder slecht; de uitvoering van den loopsprong leek naar niets, het kogelstooten werd door niemand der candidaten in den correcten vorm gedaan enz. Kortom, het geheele examen bewees, dat de voorbereiding der candidaten veel minder goed was dan met reden mocht worden verwacht, waar het programma zoo tot in bijzonderheden bekend was. Met deze voorbereiding wordt trouwens vooral bedoeld de meer directe voorbereiding gedurende de laatste weken, voorafgaande aan het onderzoek, welke voorbereiding slechts htt vervolg moet zijn van de indirecte voor bereiding gedurende de heele jeugd der candi daten. Immers het is de bedoeling van artikel 70 dat zij, die dank zij eene jaren lange beoefening van alzijdige lichaams oefeningen, eene zekere mate van lichamelijke geschiktheid hebben verworven, een korteren tijd dienen; van die algemeene lichamelijke geschiktheid moet dan blijken door het afleggen van eenige proeven bij het onder zoek. Doch het kan niet de bedoeling zijn, dat personen, die nooit aan lichaamsoefeningen hebben gedaan en ook van nature niet be gunstigd zijn met een sterk physiek (en zoo waren er toch, zelfs onder de geslaag den) zich gedurende eenige maanden of weken oefenen en er dan in slagen, zij het ook op het nippertje, aan de eischen te voldoen, ook van dezelfde bepaling profiteeren. Het denkbeeld van eene speciale opleiding voor dit onderzoek is in strijd met de bedoeling, waarmede artikel 70 in het leven is geroepen. Dat in dit verband de instelling van de getuigschriften A en B ten sterkste moet worden afgekeurd, behoeft geen betoog 2). Immers, het instellen dezer getuigschriften komt eigenlijk daarop neer, dat eene afzon derlijke categorie men zou haast zeggen, eene minderwaardige categorie van on derwijzers wordt gevormd, die alleen maar de bevoegdheid hebben, jongelingen voor dat meerbedoelde onderzoek af te richten. en A. B. te A., voor: Ach, wee mij, zuchtte 'n vader *** Alle begin is moeilijk en daarom meenen we goed te doen den prijskamp voort te zetten. We vragen nu een vierregelig gedicht dat de beteekenis omschrijft van het begrip nationalisme". Het beste antwoord zullen we gaarne beloonen met een boekwerk. Antwoorden worden vór 25 April inge wacht onder het motto nationalisme". In een der eerstvolgende nummers wordt de uitslag bekend gemaakt. Q. N. VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto Leekenspiegel", en onder opgave van naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden beschouwd.) C. y. H. te D. Op welke manier zwemt een platvitch, met name de bot? Volgens persoonlijke waarneming in het Aquarium van Artis leggen platvisschen (bot, schol, tong enz.) zich, om te rusten, met den donkeren kant naar boven gekeerd, plat op den bodem, soms voor een deel onder het zand verborgen. Dezen kant, waar de oogen liggen, kan men als den rug aanmerken en is gedurende de rust de eenig zichtbare kant. Zij zwemmen met dezen kant naar boven gekeerd; de andere zijde, de buikvlakte, is bij het zwemmen naar beneden gericht. In Brehm's Tierleben vinden wevermeid: ... worauf der Flachfisch unter fortgesetzten wellenförmigen Bewegungen seiner beiden Hauptflossen und der kraftigen Schwanzflosse weiter schwimmt, sodasz die Blindseite nach unten, die Rückenseite nach oben gerichtet ist." J. L. v. O. te A. Wie behoor en in Duitschland tot den landstorm ? Tot welken leeftijd? Wanneer behoort men tot de afdeding ohne Waffen"? Hoort er ook de geestelijkheid bij? De dienstplicht begint in het Duitsche leger in den regel met de voltooiing van het 20e levensjaar en duurt van af de in dienst treding twee jaar bij het staande leger (actieve dienst); voor de cavallerie en de rijdende artillerie drie jaar. Daarna 5 jaar (resp. 4) bij de reserve: 5 jaar (resp. 3) bij de landweer behoorende tot de eerste lichting (Aufgebot) en dan tot den 31 en Maart van het kalenderjaar, waarin het 39e levens jaar voltooid wordt, bij de landweer tweede lichting. Dan volgt de overgang naar den landstorm, waartoe bovendien alle dienst plichtigen van 17 tot 45 jaar behooren, die noch bij het leger, noch bij de marine in gelijfd zijn, en wel tot het 39e levensjaar tot de eerste lichting en dan tot de tweede. Zij, die vór hun 20e levensjaar in dienst zijn getreden, worden, na 19 jaren gediend te hebben, naar den landstorm overgebracht. Aan a.s. katholieke geestelijken wordt uit stel van opkomst verleend tot den len April van het zevende dienstjaar, zoodat die direct bij de landweer, en later bij den landstorm komen. Tot den landstorm zonder wapens behoo ren zij die, door kleine gebreken of tijdelijke ongeschiktheid, van den dienst zijn vrijge steld, en voor zoover zij door latere her keuring niet voor den gewapenden dienst worden goedgekeurd. Zij worden gebezigd voor allerlei corvee-diensten. In vredestijd hebben geen oefeningen van den landstorm plaats. iimmiiiiiiiiiuiiiiiiiitii Onze Puzzles Onze verwachtingen omtrent de belangstel ling voor de jongste puzzle zijn niet weinig overtroffen. En wel in twee opzichten. In de eerste plaats is het aantal antwoorden Dit heeft alleen dan zin, indien men aan neemt, dat hiervoor kan worden volstaan met eene kennis, welke nog beperkter is dan die, welke thans voor de acte M. O. gymnastiek wordt gevorderd. Immers, neemt men dit niet aan, dan bestaat er geen reden, om een speciaal getuigschrift en een speciaal examen in te stellen. Wanneer men zich nu rekenschap geeft van de allerdroevigste resultaten, welke thans door de Commissie werden gezien, ook van candidaten, die door gymnastiekonderwijzers waren opgeleid, dan behoeft het wel niet te worden betwijfeld, dat de eventueele opleiding door getuigschrifthou ders A en B nog slechtere resultaten zoude geven. De instelling der getuigschrifthouders A en B is dan ook in strijd met de be doeling van artikel 70, omdat die instelling van eene speciale groep onderwijzers in zich sluit de wenschelijkheid of althans de toelaatbaarheid van eene speciale opleiding. Bovendien kan worden betwijfeld, of van deze instelling ooit een noemenswaard gebruik zal worden gemaakt; bij het thans door de Eerste Commissie gehouden onderzoek was er niet n candidaat, die door een getuigschrift-houder was opgeleid. Wil men met artikel 70 in de toekomst kunnen bereiken, wat er thans mede wordt beoogd, dan zal dit alleen kunnen geschieden, niet door het vormen van een grooter aantal onvoldoend-bevoegde onderwijzers, maar wel door het vormen van alleszins bevoegde onderwijzers. Hier ligt de sleutel voor het vraagstuk der voorgeoefendheid. Want de tweede voorwaarde, waarin moet worden voorzien, n.l. eene degelijke regeling der lichamelijke opvoeding op de scholen kan ook allén worden vervuld, indien beschikt kan worden over een voldoend aantal be voegde onderwijzers. De thans verkregen slechte resultaten kunnen ten deele worden verklaard door het feit, dat de tegenwoordige gymnastiek-onderwijzers de goede uitzonderingen niet te na gesproken over het algemeen niet bevoegd zijn tot het onderwijzen van athletische oefeningen, al meenen sommigen door het onderwijzen van eenige van verre op athletische oefeningen gelijkende bewegmSanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en. lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. J belangrijk grooter dan de vorige keeren, en wat ons bijzonder heeft getroffen, is, dat zoo velen onzer lezers de kennis door hen opgedaan omtrent de meetkunde inderdaad niet verleerd hebben. Den weg, dien de muis heeft afgelegd, wordt op de hieronder staande teekening aangegeven, waarbij we den cylinder uitge slagen moeten denken. De oplossing van het vraagstuk is dan aldus geformuleerd: Denk het vat opengelegd De weg A C B - D C B v1'E D2"+E B-= v D B^ V 42 + 32 = v' 25 = 5 dM. Dus is D B = 5 dM. Goede oplossingen werden ingezonden door: G. Botz, te H.; A. Hagen, te A.; Ankersmit, te W.; A. Kool, te H.; Wittkamper, te T.; J. Wemmers, te D.; C. Prins, te A.; P. Pet, te G.; C. Wafelbakker, te W.; W. Leliveld, te R.; A. Bloemendal, te D.; A. Luteyn, te A.; M. J. Loosjen, te T.; J. C. M. Cohen Tervaert, te O.; H. Kunsel, te Z.; M. J. Hage, te N.; J. H. Hummel, te A.; P. K. de Jagor, te R.; W. P. Thysen, te G.; E. W. S., A.; Nico J. Polak, te R.; A. Huisken, te H.; dr. H. F. G. Kaiser, te U.; F. Liefrinck, te H.; Groseille, te A.; Robert J. Koning, te H.; J. F. v. d. Vijver, te W.; J. Spaan, te W.; Jet en Jo, te A.; C. Volker, te R.; E. Bentinck, te B.-op-Z.; C. J. A. Rupp, te A.; W. Beyerinck, te G.; P. Bos Eyssen, te O.; J. Bos, te S.; H. Snoek, te N.; L. G. J. Bol, te R.; P. J. Droogendijk, te R.; P. v. d. Wallen, te den B.; G. C. v. Gulik, te A.; E. P. Dirks, te R. ; P. W. Nanninga, te A.; L. C. Langhorst, te O.; J. Reyenga, te G.; G. H. Boer, te St. A.; J. Wagemaker, te T.; A. Snethlage, te L.; D. H. Dijkman, te A.: S. D. Vaarzon Morel,' te D.; C. v. Herpen, te D.; J. A. te Winkel, te A.; J. G. v. d. Lubbe, te Z.: E. Veen, te V.; G. A. v. d. Lugt, te B.; H. S, te U., en Vries, te V.; Joh. Lam te W.; J. Th. Noordijk te G.; L. Stokvis te A.; P. K. te A.; W. J. Valk te L.; C. M. v. d. Zanden te H.; W. Jenezon te R.; J. van Rennes te U.; M. B. te H.; P. J. Groeneveld te A.; J. 1. Goudsmit te A.; . Hartingh te U.; W. te Z. B.; C. Orbaan te A.; H. de Goede te G.; T. J. B. te A.; J. van der Lee te D.; T. T. Oosterhof te D.; C. L. C. v. Kretschmar te B.; C. Sluis te M.; M. J. Bouten te W.; Mr. J. Kist te A.; M. V. A. V. te E.; J. H. Muller te D.; R. Bersma te B.; G. P. P. Jr te U.; Mevr. Collard te d. H., H. Duit te A. en Mevr. M. van Ewijk te L. Bij loting is de prijs, een boekwerk, toe gekend aan C. Prins te A. * * * Daar het merkteeken A B nog ontbrak op vele enveloppes der inzenders op onze puzzle, herinneren wij er nog eens aan, dat ter ver gemakkelijking van het werk en ter voor koming van verwarring het gewenscht is, dat de antwoorden met die letters worden voor zien. De volgende week hopen we weder een puzzle te geven. A. B. gen, het tegengestelde te bewijzen. De gymnastiek-onderwijzer in zijn ouderwetschen vorm heeft afgedaan en moet worden vervangen door den lichamelijker! opvoeder, welke alle factoren en vormen der lichamelijke opvoeding, dank zij eene degelijke, zoowel practische als theoretische studie, voldoende beheerscht. In verband hiermede meen ik te kunnen zeggen, dat, zoolang men hier te lande niet zal kunnen beschikken over een Rijks instituut voor lichamelijke opvoeding, waar den leerlingen niet uitsluitend de gymnastiek, maar ook de athletiek en sport, benevens de voor een goed begrip hunner beteekenis onmisbare wetenschappen worden onder wezen, en zoolang de lichamelijke opvoeding op de inrichtingen van onderwijs (Lagere-, Middelbare- en Hoogescholen) niet op af doende wijze is geregeld, het artikel 70 en alle andere artikels 70" die mogelijk nog volgen, zonder merkbaren invloed zullen blijven op de lichamelijke geoefendheid van den aanstaanden Nederlandschen soldaat, W. P. HUBERT VAN BLIJENBURGH 1) Men zie o. a. het artikel van den heer L. de Jong, voorzitter van het Gewest Friesland van het Ned. Gymn. Verbond in het Handelsblad. 2) Besluit betreffende de lichamelijke oefe ning der jongelingschap (Kon. Besl. d.d. 22 Aug. 1913, No. 51). Art. 1. Teneinde de deelneming aan lichaamsoefeaingen door jongelieden, die den militieplichtigen leeftijd naderen, meer algemeen te maken, wordt van Rijkswege voor onderwijzers bij het lager onderwijs de gelegenheid opengesteld en bevorderd om zich te bekwamen tot leider van dergelijke oefeningen. Tot dat doel zullen worden opgeleid: a. Onderwijzers, die bij de militie te land in werkelijken dienst zijn ingelijfd, tot leider van lichaamsoefeningen. (Getuigschrift A\ b. Officieren en onderofficieren van het actieve leger hier te lande tot leider van plaatselijke cursussen, ten doel hebbende aan onderwijzers eene opleiding te geven tot leiders van lichaamsoefeningen. (Getuig schrift B).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl