Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 April '15. No. 1974
mobielen, leder, enz.) en levensmiddelen
aan de geallieerden schitterende zaken ge
maakt hebben en nog maken. Bovendien is
tengevolge van de hooge graanprijzen en
de enorme export van granen naar Europa,
de geheele finantieële positie van de Unie
in de laatste maanden zeer versterkt. Dit
zijn echter allemaal factoren van slechts
tijdelijken en voorbijgaanden aard, dieeene
zoo omvangrijke permanente
waardeverhooging van de betrokken aandeelen niet wet
tigen, indien men geene gegronde redenen
heeft om te verwachten, dat ook na den
oorlog die factoren zullen blijven aanhouden.
Nu schijnt in Amerika de meening te be
staan, dat ook na den oorlog de Vereenigde
Staten groote winsten zullen trekken van
den tegenwoordigen toestand, doordat nieuwe
afzetgebieden voor de Amerikaansche in
dustrie en productie, thans geopend, ook
voor haar gehandhaafd zullen blijven. Dit
is echter nog slechts problematisch en vol
strekt geene zekerheid, terwijl bij terugkeer
tot normale toestanden er op gerekend moet
worden, dat handhaving van het op de
Europeesche industrie thans veroverde ter
rein, slechts bereikt kan worden door zoo
scherp mogelijk te concurreeren, hetgeen de
mogelijkheid van de thans te bedingen ruime
winstmarges uftsluit. De gevolgtrekking mag
daarom gemaakt worden, dat al moge de
Amerikaansche industrie zich ten koste der
Europeesche ook na den oorlog in een be
langrijk grooteren afzet blijven verheugen,
daarop in geen geval die enorme winsten
kunnen gemaakt worden als thans.
En daarbij komt nog eene omstandigheid,
die men maar al te licht geneigd is over
het hoofd te zien.
De verwachte uitbreiding van zaken in
Amerika zal bij het bekende temperament
van Amerikaansche zakenmenschen ook eene
zeer belangrijke vastlegging van kapitaal in
nieuwe fabrieken enz. ten gevolge hebben.
Zal Amerika in staat zijn, zich de daartoe
noodige gelden te verzekeren ? Op hulp
van buitenaf kan redelijkerwijze niet gere
kend worden, daar Europa dat tot nu
toe op zoo ruimen schaal in de Amerikaan
sche kapitaalsbehoefte heeft voorzien na
den oorlog de handen vol zal hebben om
eigen kapitaalsbehoeften te bevredigen. In
tegendeel is het te verwachten, dat de groote
exodus van Amerikaansche fondsen naar
het land van oorsprong, die nu reeds inge
zet heeft, dan nog in ruimere mate zal aan
houden, wanneer in het moederland geld
op minstens even zekere en stellig gunsti
gere conditiën kan uitgezet worden.
Nog altijd is Amerika een debtor's nation
(een land, dat per saldo nog aanzienlijke
bedragen aan het buitenland schuldig is) en
men kan niet verwachten, dat de winsten
hoe aanztetilijk ook in eene betrek
kelijk korte periode van Europeeschen oor
log verkregen, zullen opwegen tegen eene,
geduiende vele generaties opgehoopte veel
grootere schuld aan het buitenland.
Het is daarom zaak, eenigszins sceptisch
te staan tegenover de beweringen, dat de
Amerikaansche industrie op den duur reus
achtige blijvende voordeelen uit den
tegenwoordigen Europeeschen toestand zal trek
ken. Natuurlijk zal sentiment" dat in
beurszaken een groote rol speelt nog
tijdelijk tot verdere koersyerhoogingen kun
nen leiden, maar het schijnt raadzaam bij de
sensationeele bewegingen der laatste weken
op déAmerikaansche markt te bedenken,
dat het niet den eersten keer zoude zijn,
dat de Amerikanen hunne eigene kracht
overschat hebben en zij, die hen aan deze
zijde daarin gevolgd hebben, later daarvoor
duur hebben moeten boeten.
J. D. SANTILHANO
* *
Een Negentiendeeuwsche
Fakkeldrager
Herinneringen uit de levensjaren van
mr. H. P. G. Quack (1834-1914),
2e druk. Amsterdam, P. N. van
Kampen en Zoon.
Welk een rijk boek! En welk een rijk
leven!
Wie later de geschiedenis van het Neder
land uit de tweede helft der negentiende
eeuw zal willen schrijven, die zal beschikken
over een schat van bronnen. Bronnen waar
van vele slechts uit het oppervlak des levens
welden (zoo: de dagbladen), terwijl andere
uit de diepste diepten der psyche van den
negentiendee'uwschen mensch omhoog zich
wrongen. Aan materiaal zal het den histo
ricus van dien tijd zeker niet ontbreken;
integendeel: hij zal veeleer ietwat radeloos
voor de overweldigende massa staan en de
verzuchting slaken van Faust: Wo fass'
ich dich!
... Maar als hij dan de Herinneringen van
Quack in de hand zal hebben genomen dan
zal hij, naar mate hij daarin verder leest,
zijn gemoedsrust .hervinden en de zekerheid
in zich voelen groeien dat hij over zijn
alpha niet meer behoeft te aarzelen en dat
zijn weg tot de omega nu ook geleidelijk
loopt.
Want dit boek kan den historieschrijver
tot sleutel zijn voor het wezen van het
Nederlandsche tijdvak waaruit het is ont
staan. Het is, in waarheid, een sleutelboek
voor het Nederland van dien tijd.
Zou er wel n man in Nederland zijn
geweest, in de tweede helft der negentiende
eeuw, die zoo'n rijk, zoo'n veelzijdig ver
diept en verbreed leven heeft geleid als de
schrijver van deze Herinneringen? Daar
waren er wellicht die met nog meer per
soonlijke machtsfactoren van ons land uit
dien tijd in nauwe aanraking zijn gekomen.
Maar dan tevens ook met zooveel zakelijke?
En, zoo al ja, zou dan toch wel een van
die weinigen die tot zoo'n hoogtepunt van
vergezicht was opgestegen, ook zijn begaafd
geweest met zulk een prachtig vermogen
om 't geziene te beseffen, te beoordeelen.
in zichzelf weer om te zetten, te beleven?
Wam dat is het wat een leven rijk maakt:
't meeleven, het doen herleven, in de eigen
ziel, van de honderdduizendvoudige psyche
der omgeving. Het is de ontvankelijkheid
voor alle verschijnselen van de wereld bui
ten ons en dan, de weerkaatsing daarvan
in de wereld binnen ons, de persoonlijke
reflectie, die ons, in n menschenleeftijd,
IX
Er is een lang-gerekte reep in rood bak
steen, de Beurs, en een breede hooge bonk
met vele groote glazen, de Bijenkorf, die
het Dam rak aan een zijde, waar vroeger
schepen tot voor den Dam kwamen
opzeilen, overheerschend flankeeren.
Voor de schoonheid van de Beurs-moot
heeft men partij te kiezen. De eene sekte
vindt het gebouw een gevangenis en meent
dat het vanwege de aesthetica weer moet
worden afgebroken; de andere leer ziet er
een bouwkundig wonder in.
Het is een zaak van geloof en hangt in
zooverre samen met milieu en geboorte. Er
zijn ook afvalligen, die na het een tijd lang
een misbaksel gevonden te hebben in eens
bezeten worden van bewondering, waar
schijnlijk veelal uit partijbelang.
Een dergelijke antithese elke these heeft
nu eenmaal als onafscheidelijke wederhelft
de antithese, welke beide in de synthese
elkaar in de armen vallen bestaat hier
ten aanzien van vele gebouwen en bruggen
en grachten, die al of niet dienen te worden
dicht gesmeten.
Vroeg in den middag begint de beursbel
te bengelen of liever te brommen, dat het
alweer zoo laat is. De beurstrappers wor
den opgeroepen. Toch is zij het niet, die
de beursgangers in beweging zet; men hoort
haar nauwelijks. Men leeft den dag pp uur
werken, die overal op torens en uitsteek
sels tijd-wijzc-n; eigenwijs de eene iets vroeger
dan de andere. Nog draagt een iegelijk een
horologium, een kunstig en fijn
raderenstelsel, dat in het vest of om den pols gedragen
wordt. Ik zou als dernier cri men zegt
hier nu eenmaal niet: laatste schreeuw
willen voorstellen zulke uurwijzers, vooral
in het klein model, te dragen op den voor
voet van den schoen, althans van den ge
lakten schoen, die modder mijdt of buiten
op den hoed, vooral cylinder-hoed, opdat
men minder last hebbe van hen, die in
weerwil van de tallooze klokken en horologia
u staande houden, ook al loopt ge een tram
achterna, met de vraag, hoe laat het is.
Op en tegen het te laat ter Beurze komen,
heft de civitas Amsterdam een boete van
enkele sestertii en daarom rennen de achter
blijvers den steenen trap op, alsof zij achter
hun vodden zoo zegt men onverschillig
of het een gekleede jas of een schamelen
kiel raakt gezeten worden.
Mijn Cicerone Italiaansch en heeft niets
te maken met Marcus Tullius wees mij
staande voor den tourniquet, waardoor n
voor n de beursrotten naar binnen stuiven,
verschillende notoire figuren aan, groote
wisselaars, waren-omzetters, commissie
jagers, beunhazen.
De Beurs is het centrum, het brandpunt
der negotie. Zij die negotie drijven of er
aan hangen of er omheen asen komen er uit
alle hoeken en gaten samen en wriemelen
door elkaar heen. Enkele gaan naar de Beurs
om er aan den anderen kant weer uit te
loopen of om iemand anders te vragen of
hij dien middag bij hem eten komt.
De handel wordt in deze eeuw gedreven
op velerlei manier, vaak ingewikkeld en
in alles en nog wat. Eigenaardig is daarbij,
dat men met het goed zelf veelal geenerlei
voeling heeft.
Gelijk in de fabriek anders dan bij de
hand-industrie en in huis de werker ge
nageld aan een onderdeel het geheel niet
beheerscht noch worden ziet en daardoor
de vreugde niet smaakt van deel te hebben
aan de uitkomst, zoo zijn de meeste beurs
insecten anders dan Kakadorus en de
man met de appelenkar druk in de weer
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliMllllllfMliiiiniiiiiinillllilllllliiiliiiiiiiiiiiniih.it tini
honderdduizenden levens kan doen leven.
En dat is het, wat ook dit boek zoo rijk
maakt. Gelijk een waterdroppel, als die maar
hél klaar is, de gansche omgeving van
heinde en ver weerkaatst, zoo schittert ons
uit deze kroniek van slechts n
menschenleven het Nederland n heel veel van daar
buiten nog, van gansch die generatie tegen.
Welk een wemeling van personen! Machts
factoren allen. Machtsfactoren uit de rijken
der wetenschap, der kunst der religie, des
handels, der industrie, der ambtelijke we
reld van elk gebied haast waarop zich
menschelijke bezigheid in genen tijd geuit
en menschelijke wil zich geopenbaard heeft.
Met verbazingwekkende kracht van heugenis
werpt Quack een schat van bijzonderheden
omtrent een menigte personen voor zich neer
e'n schikt die in de vele schetsen van figu
ren, kleine en grootere, waarmee dit werk
zoo rijk verlucht is. Ze zijn, die schetsen,
noch scherp, noch van veel beeldende kracht.
Met nuchtere zelfkennis getuigt de schrijver
dat hij geen taalkunstenaar is:
Een letterkundige?zooals Potgieter dat
bedoelde heb ik niet kunnen zijn. Het
beeldend vermogen was niet mijn deel op
het terrein der letteren. In waarachtige
vormbeheersching, grondige woordkunst,
was ik geen meester. Wat klank, rhythmus
en kleurschakeering betreft, behoorde ik tot
een oudere school."
Dat is volkomen juist. Ook heeft Quack's
schrijftrant eenerzijds te veel
vriendelijkbloetnigs, anderzijds te veel
schroomigaanduidends (teekenend is in dit opzicht
het vaak gebruiken van het voorzichtige
als", en als het ware") om tot krachtige
kunst te kunnen geraken. Maar even juist
is, wat de schrijver, op die zelfde bladzijde
(424) van zijn figuurteekeningen zegt:
Wel heb ik in die letterkundige afbeel
dingen tevens mijn eigen emoties en
gewaarwordingen neergelegd. Ik was ,,?aux
outes" onzer maatschappij, bij die figuren,
welke in zekeren zin beweegkrachten onzer
wegtrekkende samenleving waren geweest.
Ik trachtte niet enkel hun voorbijgaan te
volgen, maar durfde ook eerbiedig het wezen
hunner ziel naderen."
Het heeft daar betrekking op de grootere
persoonsbeschrijvingen, die buiten dit werk
zijn verschenen. Maar het is evenzeer toe
passelijk op de schetsen die, zoo terloops,
in weelde door dit boek gestrooid zijn. Men
voelt altijd weer dat de schrijver, bij het
waarnemen van personen en van zaken,
intens meeleefde met zijn tijd en altijd
wakker was, altijd aux coutes."
Vandaar de biografische rijkdom van dit
over noteering, koers, prijs, ver van de koffie
of de suiker, ver van het pakhuis en het j
schip, zonder persoonlijke aanraking daarmee. '
Men wordt rijk in ansjovis of geitevellen
zonder zich om deze objecten zelf te be
kommeren, zonder hen zelfs te zien.
De symbolische transactie, niet geheel on
bekend in het oude Rome, is sinds schering
en inslag geworden. Alles draait om papier
en heeft te eeniger wijze iets met papier uit
te staan. Men koopt en levert op documenten;
complotteert, doet in de lucht vliegen door
dossiers. Deze tijden staan in het teeken van
papier en daarom lijken mij papierfabrieken
een goede belegging. Menschen leveren
zich over in schuldbekentenissen, in aval en
gaan aldus als slaven van hand tot hand.
Men spant samen, zweert samen op de
groote beurzen van Europa niet tot een
coup d'Etat, althans niet onmiddellijk, maar
om papier uit te storten, papier in allerlei
kleur en formaat, hetwelk de menigte
begeerig wegsleept naar zware ijzeren kasten,
omdat zij er zich rijker mee voelt dan met
graan en bananen. Slechts nu er oorlog is in
Europa, wordt men even wakker, dat papier
slechts symbool is en dat de menschen daarvan
niet leven kunnen en vechten, maar wel van
brood en rum en vleesch.
Men bereist met een cheque-boekje of
credietbrief de heele wereld en overal toovert
men er mee uit den grond, al wat oog en
hart begeeren. In de toekomst zie ik, dat ook
dit als ballast zal worden weggewerkt, want
de arbeidsverfijning en energie-bezuiniging
worden steeds geslepener. Registers op de
menschheid of Bertillonage zullen bankier en
winkelier in staat stellen ieder individu op
te slaan en in te peperen voor wat hij waard
is. Komt ge dan een bazaar, theater of station
binnen, waar ook ter wereld, dan wordt ge
terstond spotted" en gesignaleerd aan een
kenteeken, zooals trouwens reeds nu de por
tiers der voorname hotels elk exemplaar
kennen van de mondaine kudde, die van de
eene mode-pleisterplaats naar de andere
zwerft. Ge behoeft dan niet meer te betalen
of zelfs den mond te openen, want ge komt
van zelf voor den prijs, waarvoor ge goed
zijt, terecht in rekening-courant en in giro,
zijnde een soort van mangelproces.
Om over de Beurs mee te praten moet
men met heel wat jargon eigen zijn. Com
missariaat, consortium, syndicaat, dit alles
is veelal franje en het werk voor figuran
ten en sleepdragers. Het kan zeer loonend
zijn, tenzij men geroepen wordt om
anderman's kastanjes uit het vuur te halen, waarop
vele inloopen om de bezigheid en het fatsoen.
In het algemeen wordt hier de functie van
commercieelen toekijker en kat uit de
boomen kijker en van decoratief te zijn
goed betaald. Dit houdt verband met een
stelsel van zondebokken, stroopoppeu, vo
gelverschrikkers, tochtschermen en vlaggen
op een modderschuit.
Met dit stelsel hangt ook samen de voor
name stelling van den commissionair. Hij
is de tusschen-dringer, de vastzuiger, die
zich als een liane om de transactie slingert.
Intusschen is hij vaak heilzaam als buffer
of stootkussen omdat men hier bij voorkeur
elkaar de dampen aandoet over iemand
anders heen, gelijk men trouwens ook kwaad
spreekt van iemand, niet tegenover hem,
maar tegenover derden, als hij er niet bij
is. De breede rug van den commissionair
breekt de slagen van hen, die voor en achter
hem staan te tieren.
Dan is er nog pool-formatie, fusie, trust.
Het zijn handelsorganisaties, als het ware
met vele armen, als van polypen, waarvan
de handen op n buik neerstrijken. Aldus
vormen zich economische heerschappijen
over de menschen heen, hen meesleepende
en aan de panden latende hangen, zonder
dat zij de beweging beheerschen. Het opper
hoofd zelf bungelt mee en heeft te dansen
naar de pijpen van het naamloos lichaam.
Over de naamlooze vennootschap, die
juridisch tot de zedelijke lichamen behoort,
valt nog veel te zeggen. Trouwens er is
werk niet slechts ten aanzien van Quack
zelf, doch ook van de tallooze interessante
figuren die hij op zijn weg heeft ontmoet
en wier wezen men steeds heel zonnig,
maar getrouw, weerspiegeld vindt in deze
klare ziel.
Maar Quacks leven is er waarlijk geen
geweest van waarneming alleen, van rus
tige contemplatie. Hoezeer zijn aanleg
eenerzijds hem daartoe drong, zijn wezen
wilde ook een anderen kant uit. Dien van
de bezigheid. Zwei Seelen wotinen, ach, in
mciner Brast" dat heeft hij al spoedig
moeten ondervinden. De eene hield hem
in de studeerkamer. De andere dreef hem
er uit, uit de wereld van het denken in die
van het doen. Dadelijk na zijn studententijd
klinkt uit hem de toon van onbevredigdheid
met het louter beschouwende op. Hij wil
het leven niet enkel overdenken, hij wil het
ook kennen. Door er middenin te gaan en
het mee te leven. En de idealist, die Quack
was, geboren als zoon van een vader wiens
liefste uren werden doorgebracht met
droomer.de wandelingen in het Baarnsche
bosch, de tot mystiek neigende idealist
waartoe hij was opgegroeid onder den
machtigen invloed van Martinus van der
Hoeven wiens woorden hij in zijn slot
hoofdstuk nog afschrijft als de geloofs
belijdenis van zijn eigen leven die
werd zoo krachtig aangezogen door de
wereld van werkelijkheden dat hij, weldra,
zich haar ten dienste bood en, tot zijn
levensavond toe, een van haar dienaars is
gebleven. Op menigen post. Ten slotte op
menigen hoogen post. En zoo komt het, dat
wij in dit boek, naast een groot stuk der
ideeënwereld van het Nederland uit dien
tijd niet het seheel; daartoe bleef Quack
vooral te ver van het rationalisme een
zeker niet minder groot brok van het zaken
leven zien. Naast het werken en streven
van den hoogleeraar, den socioloog en den
Groot-Nederlander, vindt men hier dat van
den zakenman die meegeleefd heeft in en
mede leiding heeft gegeven aan, een aantal
van de grootste zakelijke machtsfactoren in
ons land, met name de Nederlandsche Bank,
de Nederlandsche Handelmaatschappij, de
Maatschappij tot Exploitatie van Staats
spoorwegen en de Kon. Ned. Stoomboot
maatschappij. Prachtige monographieën van
elk dier vier groote instellingen, levendig
inzicht gevend in hun groei en wezen aan
den leek, treft men in dit werk aan. En ook
deze brokken zijn weer verlucht met inte
ressante personenschetsen.
In zooverre dus kan men Quack ook het
een heel vademecum van costumen en
usantien, in welke men het best wijs wordt
door schade.
Het wordt evenwel tijd, dat ik zelf door
den tourniquet draai. Jammer, dat Nero er
niet bij is om met mij langs de nissen
te paradeeren. Hoe zou hij omringd worden
door de vele commissionairs, die als bijen op
iedere nieuwe honiggraat neerzwermenl
PETRONIUS
Onze Puzzles
Met de nu volgende puzzle tappen we
weder eens uit een ander vaatje; thans geen
herinnering aan de wetenschap der wiskunde,
doch een aardigheidje op het gebied der
kaarten, waarvoor met eenige scherpzinnig
heid de goede oplossing is te vinden.
De opgave luidt als volgt:
Uit een kaartspel neemt men de boeren,
vrouwen en heeren, en plaatst deze ^kaar
ten in een stapeltje op de linkerhand, z
dat de kaarten met de rugzijde naar omhoog
liggen. Noemen we nu in dezen stapel den
bovensten kaart: eerste", op
n-na-debovenste: tweede", enz., dan ga men als
volgt te werk:
De eerste kaart wordt gekeerd en dus
open op tafel gelegd. De tweede kaart wordt
geheel onderaan het stapeltje gelegd. De
derde kaart wordt gekeerd en open op tafel
gelegd, rechts van den eersten. De vierde
kaart wordt weer geheel onderaan gelegd
enz., enz., totdat alle kaarten in n rij op
tafel liggen.
Nu is de opgave: Hoe was de oorspron
kelijke volgorde der kaarten van den stapel,
wanneer men als eisch stelt dat na het
neerleggen, (op de wijze als boven aange
geven;, de volgorde van de kaarten op tafel
wordt:
boer vrouw heer boer vrouw
heer boer vrouw heer boer
vrouw heer?
* * *
Antwoorden worden door de redactie
onder de letters A B ingewacht.
Voor de juiste oplossing wordt weder een
boek uitgeloofd. Ontvangen we meer dan
n goede oplossing, dan wordt de prijs
onder de inzenders verloot.
* *
Correspondentie
F. de H., Amsterdam. Wij zijn u verplicht
voor uw belangstelling, die zich uitte in
het toezenden van een puzzle en hopen
deze, eenigszins gewijzigd, ter gelegener
tijd te publiceeren.
H. F., Haarlem. Uw opmerking is onjuist.
In de opgave van den postzegel-puzzle
stond dat er honderd stuks voor dien gulden
gekocht moesten worden. Dat heeft u klaar
blijkelijk over het hoofd gezien. Bij nadere
beschouwing zult u bemerken dat onder de
vele oplossingen die gij in uw schrijven
aangaaft, er slechts ne is, waarbij het
aantal postzegels 100 is, en dat is de gepu
bliceerde oplossing.
Ingekomen Boekwerken
BERTHA VAN SUTTNER, De Wapens Neer,
I en II, vertaald door ANNA VAN
GOQHKAULBACH, 622 pag., f T.70. Amsterdam,
Meulenhoff & Co.
G. J. A. JONKER, De beteekenis van Nietszche
voor de hedendaagsche moraal. Baarn,
Hollandia-drukkerij.
J. JAG. THOMSON, Nieuwe Dichtkunst.
Amsterdam, Ipenbuur en Van Seldam.
ADA GERLO, Herinneringen van een onaf
hankelijke vrouw. Amsterdam, Mij. voor
Goede en Goedkoope Lectuur.
J. A. BIENTJES, dr. J. van Vloten herdacht
als goed vaderlander, 's Gravenhage, Luctor
et Emergo."
ELSE URY, Olga Anderson, een boek voor
meisjes, geïllustreerd door EDMOND VAN
OFFEL, 225 pag., f2.40, geb.f 2.90. Amsterdam,
Van Holkema & Warendorf.
negentiendeeuwsche type van den
Oarf-Hollander heeten als hij, bij allen ideëelen drang,
toch realist bleef, om de religie niet de
negotie vergat.
En nu is het dat dualisme in zijn wezen
dat ten slotte het groote tragische moment
ervan heeft bepaald. Dat is gevallen in 1903.
Quacks idealisme heeft hem, met het
waarnemen der werkelijkheid en het meeleven
daarin, gebracht tot zijn groote belangstel
ling in het socialisme, een belangstelling
waarin hij zijn tijd vooruit was en die zijn
generatie n de volgende geslachten dat
werk van schitterend licht geschonken heeft
dat hij ons stichtte met de zeven deelen
van zijn monument De Socialisten." Een
wereld van nieuw licht heeft hij daarmee
voor heel zijn tijdgeslacht ontsloten. Tegen
over het individualisme van de Fransche
Revolutie en van het daaruit geboren ne
gentiendeeuwsche liberalisme stelde Quack
het beeld van een wereld, levend uit de
gemeenschapsidée, eene idee die reeds in
den ietwat mystischen ouderen vorm door
Van der Hoeyen in hem was opgewekt
en die hij nu, in het streven der socialisten,
modern herboren zag en verjeugdigd.
Niemand heeft dat, uit de Nederlandsche
negentiendeeuwsche burgerij, zólevendig
gezien en zómachtig weergegeven als
Quack. De geringe waardeering die men
bij hem aantreft voor de geestelijke
beyrijdingsdaad van de Fransche Revolutie,
iets dat mij in zijn boek vaak heeft getroffen,
soms verbaasd, een enkele maal... gehin
derd was wellicht in een man als hij, een
onvermijdelijk postulaat van een zoo krachtige
waardeering van het anti-individualisme.
Alleen, misschien, door onderschatting van
het individualisme kon Quack geraken tot
een zoo hooge schatting van en een zoo
warme belangstelling in, het tegenover
gestelde. Slechts zoo wellicht, met wat een
zijdigheid, kon hij worden wat hij is geweest:
de heraut van de gemeenschapsidée uit de
Nederlandsche burgerij.
Maar... is Q lack heraut geweest van die
idee, een heros k ervan te worden, lag
niet in zijn aanleg. Tot martelaar was hij
allerminst geboren. Offers vermocht hij
aan zijn idealen niet te brengen.
En zoo bleef hij, de socialistisch voelende
idealist, nochtans ook de kapitalistisch bezige
realist en overviel hem t noodlot van 1903
op het tragische punt van zijn
wezenstweeheid.
Dat hij, de burgerziener van het socialisme,
de aanzegger van de arbeidersbeweging aan
de burgerij van Nederland, in 1903 een van
de machthebbers moest wezen die een
uitRYM-KRONYCK
VIII
De laatste Oempah speelt....
Zij plachten in't voorjaar tezamen te trekken
in vettige jasjes met knoopen van goud
naar Holland, en 't schor-schreeuwend
kopergeschetter
werd daar als een omen van lente beschouwd.
Nu tatert er ntje, zoo oud als versleten,
zijn lied op een schorren cornet-a-piston
Wo sind denn die Andren ?"
getallen im Kriegel"
en hij schetteit weer Carmen, Trouvère
en Mignon.
de laatste der zielige blaas-Grenadiere,
die zogen nach Holland, aus Frankfurt
am Main....
elf bliezen in Polen voor Duitschland
den adem
de laatste blaast: Vaterlant, ruhig kannst'
sein"
***
De Hollandsche Kunstenaarskring
naar aanleiding van zijn eerste
expositie
IX
Piet van Wijngaerdt, Leo Gestel,
Van der Hem en Breitenstein,
Nibbrig, Maks, Pollones, Sluyters,
Wolter, Zijl, Van Blaaderen zijn
in een viertal ruime zalen
veertien dagen lang te kijk,
als een bond van kunstenaren,
wier verhouding liefelijk
door een forschen os, in wolken
van het heerlijkst violet
voor de oogen van de brave
Amsterdammers wordt gezet.
Piet van Wijngaerdt schildert stemming,
en torero's Van der Hem,
Nibbrig stippelt bollenvelden,
Pollones boeven, Maks idem.
Sluyters geeft een stemmingsbeeldje
van den weg naar Amstelveen ...
blijkbaar is het de impressie
van een voetbal-phenomeen,
die beschonken van een match komt,
van het Stadion of zoo,
en dan zijn er naakte negers
en cocottes legio.
Resten nog een tweetal zalen,
de n volhangen, de ander kaal,
van de tweede is de eerste
een bescheiden succursaal.
Want de twee dozijn mallorca's
die daar Gestel exposeert
geven evenveel te raden
als een wand die niets beweert.
Ondertusschen zei 't een juffrouw,
wier bewering ik bewaar:
Och die goeie beste schilders
kunnen 't wel, maar doen zoo raar."
MELIS STOKE
IMMMI UMI H Illllll II MMMMMIIMMMMIMMII IMMMMII
Diplomatieke .bescheiden betreffende de
vaart in de Noordzee en het kanaal iu ver
band met den oorlogstoestand, medegedeeld
door den Minister van Buitt-nlandsche Zaken,
17 Februari en 22 Maart 1915, 57 pag.,
f 0.40. s Gravenhage, Matinus Nijhoff.
Herinneringen uit de levensjaren van mr.
H. P. G. Quack, 2e druk, 471 pag. Amsterdam,
P. N. v. Kampen & Zn.
Dr. H. T. COLENBRANDER, Historie en
Leven. Deel I en II, 518 pag. Amsterdam,
P. N. van Kampen & Zn.
J. C. RULLMAN, Isaac da Costa (Onze
Groote Mannen) 39 pag., f 0.40. Baarn,
Hollandia-drukkerij.
Jaarverslag over 1914 van de Vereeniging
Het Nederlandsch Kankerinstituut (niet in
den handel).
Verslag over het 24e boekjaar der
Incassobank (niet in den handel).
barsting van die beweging met geweld
moesten onderdrukken dat is een feit
van de opperste tragiek. En het schreit, het
jammert met uitingen van schrijnende pijn
uit de bladzijden die aan de groote staking
zijn gewijd.
De Zwei Seelen" in Quack moeten in
1903 wel schrikkelijk in elkanders oogen
hebben gezien!
Maar al is Quack dan niet een van de
heroën van ons land geworden, heraut is
hij gebleven. De heraut die den moed heeft
gehad om, in een tijd toen de burgerij nog
neerzag op de rooden", aandacht voor en
belangstelling in hun stormend streven te
vragen. Wij, die nu zoo vertrouwd zijn met
dat streven, die socialistische wethouders
en burgemeesters zonder verbazing zien
benoemen en die al rekening hebben leeren
houden met de mogelijkheid van socialis
tische ministers, wij kunnen nauwelijks meer
begrijpen dat er eenmaal moed is noodig
geweest om, te midden van de rijke
bourgeorsie, ook zelfs maar aandacht voor de
socialisten te vragen. Doch wanneer wij
nu al zooveel verder zijn, al zooveel ruimer
zien (al hebben wij 't ook daarin nog niet
herrlich weit" gebracht) dan mogen wij
niet vergeten dat wij dit voor een groot
deel hebben te danken aan het onophou
delijk roepen en wekken van den man, wiens
jeugd nog van vór 1848 was en wiens
grijsheid nog den wereldoorlog beleeft.
Aan 't eind van zijn boek gekomen, ver
gelijkt Quack zich met een van die
Atheensche lampadaphoriën die, in den fakkelloop,
de toorts aan een ander moet overdragen.
Hij mag het doen. Na zulk een leven is de
rust wel waarlijk verdiend.
En het Pacem impioro onder het beeld
der Neurenbergsche Madonna dat als slot
vignet in dit boek is afgedrukt, moge voor
dezen werker ten volle worden verhoord.
Alaar... wie zal de fakkel van hem over
nemen ? Wie licht ons vór naar de oplos
sing van het groote actueele probleem: de
medezeggingschap van den arbeider over
de productie, zonder dat .ondernemerslust
en kapitaalswilligheid worden afgeschrikt?
Het probleem dat eigenlijk dus deze vraag
is: Hoe vinden wij den overgang van deze
maatschappij in een andere?
Quack wekte de vraag in onze geesten.
Wie geeft het antwoord?
Wie neemt de toorts van dezen fakkel
drager aan?
C. K. EI.OUT