De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 25 april pagina 10

25 april 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 25 April '15. No. 1974 mobielen, leder, enz.) en levensmiddelen aan de geallieerden schitterende zaken ge maakt hebben en nog maken. Bovendien is tengevolge van de hooge graanprijzen en de enorme export van granen naar Europa, de geheele finantieële positie van de Unie in de laatste maanden zeer versterkt. Dit zijn echter allemaal factoren van slechts tijdelijken en voorbijgaanden aard, dieeene zoo omvangrijke permanente waardeverhooging van de betrokken aandeelen niet wet tigen, indien men geene gegronde redenen heeft om te verwachten, dat ook na den oorlog die factoren zullen blijven aanhouden. Nu schijnt in Amerika de meening te be staan, dat ook na den oorlog de Vereenigde Staten groote winsten zullen trekken van den tegenwoordigen toestand, doordat nieuwe afzetgebieden voor de Amerikaansche in dustrie en productie, thans geopend, ook voor haar gehandhaafd zullen blijven. Dit is echter nog slechts problematisch en vol strekt geene zekerheid, terwijl bij terugkeer tot normale toestanden er op gerekend moet worden, dat handhaving van het op de Europeesche industrie thans veroverde ter rein, slechts bereikt kan worden door zoo scherp mogelijk te concurreeren, hetgeen de mogelijkheid van de thans te bedingen ruime winstmarges uftsluit. De gevolgtrekking mag daarom gemaakt worden, dat al moge de Amerikaansche industrie zich ten koste der Europeesche ook na den oorlog in een be langrijk grooteren afzet blijven verheugen, daarop in geen geval die enorme winsten kunnen gemaakt worden als thans. En daarbij komt nog eene omstandigheid, die men maar al te licht geneigd is over het hoofd te zien. De verwachte uitbreiding van zaken in Amerika zal bij het bekende temperament van Amerikaansche zakenmenschen ook eene zeer belangrijke vastlegging van kapitaal in nieuwe fabrieken enz. ten gevolge hebben. Zal Amerika in staat zijn, zich de daartoe noodige gelden te verzekeren ? Op hulp van buitenaf kan redelijkerwijze niet gere kend worden, daar Europa dat tot nu toe op zoo ruimen schaal in de Amerikaan sche kapitaalsbehoefte heeft voorzien na den oorlog de handen vol zal hebben om eigen kapitaalsbehoeften te bevredigen. In tegendeel is het te verwachten, dat de groote exodus van Amerikaansche fondsen naar het land van oorsprong, die nu reeds inge zet heeft, dan nog in ruimere mate zal aan houden, wanneer in het moederland geld op minstens even zekere en stellig gunsti gere conditiën kan uitgezet worden. Nog altijd is Amerika een debtor's nation (een land, dat per saldo nog aanzienlijke bedragen aan het buitenland schuldig is) en men kan niet verwachten, dat de winsten hoe aanztetilijk ook in eene betrek kelijk korte periode van Europeeschen oor log verkregen, zullen opwegen tegen eene, geduiende vele generaties opgehoopte veel grootere schuld aan het buitenland. Het is daarom zaak, eenigszins sceptisch te staan tegenover de beweringen, dat de Amerikaansche industrie op den duur reus achtige blijvende voordeelen uit den tegenwoordigen Europeeschen toestand zal trek ken. Natuurlijk zal sentiment" dat in beurszaken een groote rol speelt nog tijdelijk tot verdere koersyerhoogingen kun nen leiden, maar het schijnt raadzaam bij de sensationeele bewegingen der laatste weken op déAmerikaansche markt te bedenken, dat het niet den eersten keer zoude zijn, dat de Amerikanen hunne eigene kracht overschat hebben en zij, die hen aan deze zijde daarin gevolgd hebben, later daarvoor duur hebben moeten boeten. J. D. SANTILHANO * * Een Negentiendeeuwsche Fakkeldrager Herinneringen uit de levensjaren van mr. H. P. G. Quack (1834-1914), 2e druk. Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon. Welk een rijk boek! En welk een rijk leven! Wie later de geschiedenis van het Neder land uit de tweede helft der negentiende eeuw zal willen schrijven, die zal beschikken over een schat van bronnen. Bronnen waar van vele slechts uit het oppervlak des levens welden (zoo: de dagbladen), terwijl andere uit de diepste diepten der psyche van den negentiendee'uwschen mensch omhoog zich wrongen. Aan materiaal zal het den histo ricus van dien tijd zeker niet ontbreken; integendeel: hij zal veeleer ietwat radeloos voor de overweldigende massa staan en de verzuchting slaken van Faust: Wo fass' ich dich! ... Maar als hij dan de Herinneringen van Quack in de hand zal hebben genomen dan zal hij, naar mate hij daarin verder leest, zijn gemoedsrust .hervinden en de zekerheid in zich voelen groeien dat hij over zijn alpha niet meer behoeft te aarzelen en dat zijn weg tot de omega nu ook geleidelijk loopt. Want dit boek kan den historieschrijver tot sleutel zijn voor het wezen van het Nederlandsche tijdvak waaruit het is ont staan. Het is, in waarheid, een sleutelboek voor het Nederland van dien tijd. Zou er wel n man in Nederland zijn geweest, in de tweede helft der negentiende eeuw, die zoo'n rijk, zoo'n veelzijdig ver diept en verbreed leven heeft geleid als de schrijver van deze Herinneringen? Daar waren er wellicht die met nog meer per soonlijke machtsfactoren van ons land uit dien tijd in nauwe aanraking zijn gekomen. Maar dan tevens ook met zooveel zakelijke? En, zoo al ja, zou dan toch wel een van die weinigen die tot zoo'n hoogtepunt van vergezicht was opgestegen, ook zijn begaafd geweest met zulk een prachtig vermogen om 't geziene te beseffen, te beoordeelen. in zichzelf weer om te zetten, te beleven? Wam dat is het wat een leven rijk maakt: 't meeleven, het doen herleven, in de eigen ziel, van de honderdduizendvoudige psyche der omgeving. Het is de ontvankelijkheid voor alle verschijnselen van de wereld bui ten ons en dan, de weerkaatsing daarvan in de wereld binnen ons, de persoonlijke reflectie, die ons, in n menschenleeftijd, IX Er is een lang-gerekte reep in rood bak steen, de Beurs, en een breede hooge bonk met vele groote glazen, de Bijenkorf, die het Dam rak aan een zijde, waar vroeger schepen tot voor den Dam kwamen opzeilen, overheerschend flankeeren. Voor de schoonheid van de Beurs-moot heeft men partij te kiezen. De eene sekte vindt het gebouw een gevangenis en meent dat het vanwege de aesthetica weer moet worden afgebroken; de andere leer ziet er een bouwkundig wonder in. Het is een zaak van geloof en hangt in zooverre samen met milieu en geboorte. Er zijn ook afvalligen, die na het een tijd lang een misbaksel gevonden te hebben in eens bezeten worden van bewondering, waar schijnlijk veelal uit partijbelang. Een dergelijke antithese elke these heeft nu eenmaal als onafscheidelijke wederhelft de antithese, welke beide in de synthese elkaar in de armen vallen bestaat hier ten aanzien van vele gebouwen en bruggen en grachten, die al of niet dienen te worden dicht gesmeten. Vroeg in den middag begint de beursbel te bengelen of liever te brommen, dat het alweer zoo laat is. De beurstrappers wor den opgeroepen. Toch is zij het niet, die de beursgangers in beweging zet; men hoort haar nauwelijks. Men leeft den dag pp uur werken, die overal op torens en uitsteek sels tijd-wijzc-n; eigenwijs de eene iets vroeger dan de andere. Nog draagt een iegelijk een horologium, een kunstig en fijn raderenstelsel, dat in het vest of om den pols gedragen wordt. Ik zou als dernier cri men zegt hier nu eenmaal niet: laatste schreeuw willen voorstellen zulke uurwijzers, vooral in het klein model, te dragen op den voor voet van den schoen, althans van den ge lakten schoen, die modder mijdt of buiten op den hoed, vooral cylinder-hoed, opdat men minder last hebbe van hen, die in weerwil van de tallooze klokken en horologia u staande houden, ook al loopt ge een tram achterna, met de vraag, hoe laat het is. Op en tegen het te laat ter Beurze komen, heft de civitas Amsterdam een boete van enkele sestertii en daarom rennen de achter blijvers den steenen trap op, alsof zij achter hun vodden zoo zegt men onverschillig of het een gekleede jas of een schamelen kiel raakt gezeten worden. Mijn Cicerone Italiaansch en heeft niets te maken met Marcus Tullius wees mij staande voor den tourniquet, waardoor n voor n de beursrotten naar binnen stuiven, verschillende notoire figuren aan, groote wisselaars, waren-omzetters, commissie jagers, beunhazen. De Beurs is het centrum, het brandpunt der negotie. Zij die negotie drijven of er aan hangen of er omheen asen komen er uit alle hoeken en gaten samen en wriemelen door elkaar heen. Enkele gaan naar de Beurs om er aan den anderen kant weer uit te loopen of om iemand anders te vragen of hij dien middag bij hem eten komt. De handel wordt in deze eeuw gedreven op velerlei manier, vaak ingewikkeld en in alles en nog wat. Eigenaardig is daarbij, dat men met het goed zelf veelal geenerlei voeling heeft. Gelijk in de fabriek anders dan bij de hand-industrie en in huis de werker ge nageld aan een onderdeel het geheel niet beheerscht noch worden ziet en daardoor de vreugde niet smaakt van deel te hebben aan de uitkomst, zoo zijn de meeste beurs insecten anders dan Kakadorus en de man met de appelenkar druk in de weer iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliMllllllfMliiiiniiiiiinillllilllllliiiliiiiiiiiiiiniih.it tini honderdduizenden levens kan doen leven. En dat is het, wat ook dit boek zoo rijk maakt. Gelijk een waterdroppel, als die maar hél klaar is, de gansche omgeving van heinde en ver weerkaatst, zoo schittert ons uit deze kroniek van slechts n menschenleven het Nederland n heel veel van daar buiten nog, van gansch die generatie tegen. Welk een wemeling van personen! Machts factoren allen. Machtsfactoren uit de rijken der wetenschap, der kunst der religie, des handels, der industrie, der ambtelijke we reld van elk gebied haast waarop zich menschelijke bezigheid in genen tijd geuit en menschelijke wil zich geopenbaard heeft. Met verbazingwekkende kracht van heugenis werpt Quack een schat van bijzonderheden omtrent een menigte personen voor zich neer e'n schikt die in de vele schetsen van figu ren, kleine en grootere, waarmee dit werk zoo rijk verlucht is. Ze zijn, die schetsen, noch scherp, noch van veel beeldende kracht. Met nuchtere zelfkennis getuigt de schrijver dat hij geen taalkunstenaar is: Een letterkundige?zooals Potgieter dat bedoelde heb ik niet kunnen zijn. Het beeldend vermogen was niet mijn deel op het terrein der letteren. In waarachtige vormbeheersching, grondige woordkunst, was ik geen meester. Wat klank, rhythmus en kleurschakeering betreft, behoorde ik tot een oudere school." Dat is volkomen juist. Ook heeft Quack's schrijftrant eenerzijds te veel vriendelijkbloetnigs, anderzijds te veel schroomigaanduidends (teekenend is in dit opzicht het vaak gebruiken van het voorzichtige als", en als het ware") om tot krachtige kunst te kunnen geraken. Maar even juist is, wat de schrijver, op die zelfde bladzijde (424) van zijn figuurteekeningen zegt: Wel heb ik in die letterkundige afbeel dingen tevens mijn eigen emoties en gewaarwordingen neergelegd. Ik was ,,?aux outes" onzer maatschappij, bij die figuren, welke in zekeren zin beweegkrachten onzer wegtrekkende samenleving waren geweest. Ik trachtte niet enkel hun voorbijgaan te volgen, maar durfde ook eerbiedig het wezen hunner ziel naderen." Het heeft daar betrekking op de grootere persoonsbeschrijvingen, die buiten dit werk zijn verschenen. Maar het is evenzeer toe passelijk op de schetsen die, zoo terloops, in weelde door dit boek gestrooid zijn. Men voelt altijd weer dat de schrijver, bij het waarnemen van personen en van zaken, intens meeleefde met zijn tijd en altijd wakker was, altijd aux coutes." Vandaar de biografische rijkdom van dit over noteering, koers, prijs, ver van de koffie of de suiker, ver van het pakhuis en het j schip, zonder persoonlijke aanraking daarmee. ' Men wordt rijk in ansjovis of geitevellen zonder zich om deze objecten zelf te be kommeren, zonder hen zelfs te zien. De symbolische transactie, niet geheel on bekend in het oude Rome, is sinds schering en inslag geworden. Alles draait om papier en heeft te eeniger wijze iets met papier uit te staan. Men koopt en levert op documenten; complotteert, doet in de lucht vliegen door dossiers. Deze tijden staan in het teeken van papier en daarom lijken mij papierfabrieken een goede belegging. Menschen leveren zich over in schuldbekentenissen, in aval en gaan aldus als slaven van hand tot hand. Men spant samen, zweert samen op de groote beurzen van Europa niet tot een coup d'Etat, althans niet onmiddellijk, maar om papier uit te storten, papier in allerlei kleur en formaat, hetwelk de menigte begeerig wegsleept naar zware ijzeren kasten, omdat zij er zich rijker mee voelt dan met graan en bananen. Slechts nu er oorlog is in Europa, wordt men even wakker, dat papier slechts symbool is en dat de menschen daarvan niet leven kunnen en vechten, maar wel van brood en rum en vleesch. Men bereist met een cheque-boekje of credietbrief de heele wereld en overal toovert men er mee uit den grond, al wat oog en hart begeeren. In de toekomst zie ik, dat ook dit als ballast zal worden weggewerkt, want de arbeidsverfijning en energie-bezuiniging worden steeds geslepener. Registers op de menschheid of Bertillonage zullen bankier en winkelier in staat stellen ieder individu op te slaan en in te peperen voor wat hij waard is. Komt ge dan een bazaar, theater of station binnen, waar ook ter wereld, dan wordt ge terstond spotted" en gesignaleerd aan een kenteeken, zooals trouwens reeds nu de por tiers der voorname hotels elk exemplaar kennen van de mondaine kudde, die van de eene mode-pleisterplaats naar de andere zwerft. Ge behoeft dan niet meer te betalen of zelfs den mond te openen, want ge komt van zelf voor den prijs, waarvoor ge goed zijt, terecht in rekening-courant en in giro, zijnde een soort van mangelproces. Om over de Beurs mee te praten moet men met heel wat jargon eigen zijn. Com missariaat, consortium, syndicaat, dit alles is veelal franje en het werk voor figuran ten en sleepdragers. Het kan zeer loonend zijn, tenzij men geroepen wordt om anderman's kastanjes uit het vuur te halen, waarop vele inloopen om de bezigheid en het fatsoen. In het algemeen wordt hier de functie van commercieelen toekijker en kat uit de boomen kijker en van decoratief te zijn goed betaald. Dit houdt verband met een stelsel van zondebokken, stroopoppeu, vo gelverschrikkers, tochtschermen en vlaggen op een modderschuit. Met dit stelsel hangt ook samen de voor name stelling van den commissionair. Hij is de tusschen-dringer, de vastzuiger, die zich als een liane om de transactie slingert. Intusschen is hij vaak heilzaam als buffer of stootkussen omdat men hier bij voorkeur elkaar de dampen aandoet over iemand anders heen, gelijk men trouwens ook kwaad spreekt van iemand, niet tegenover hem, maar tegenover derden, als hij er niet bij is. De breede rug van den commissionair breekt de slagen van hen, die voor en achter hem staan te tieren. Dan is er nog pool-formatie, fusie, trust. Het zijn handelsorganisaties, als het ware met vele armen, als van polypen, waarvan de handen op n buik neerstrijken. Aldus vormen zich economische heerschappijen over de menschen heen, hen meesleepende en aan de panden latende hangen, zonder dat zij de beweging beheerschen. Het opper hoofd zelf bungelt mee en heeft te dansen naar de pijpen van het naamloos lichaam. Over de naamlooze vennootschap, die juridisch tot de zedelijke lichamen behoort, valt nog veel te zeggen. Trouwens er is werk niet slechts ten aanzien van Quack zelf, doch ook van de tallooze interessante figuren die hij op zijn weg heeft ontmoet en wier wezen men steeds heel zonnig, maar getrouw, weerspiegeld vindt in deze klare ziel. Maar Quacks leven is er waarlijk geen geweest van waarneming alleen, van rus tige contemplatie. Hoezeer zijn aanleg eenerzijds hem daartoe drong, zijn wezen wilde ook een anderen kant uit. Dien van de bezigheid. Zwei Seelen wotinen, ach, in mciner Brast" dat heeft hij al spoedig moeten ondervinden. De eene hield hem in de studeerkamer. De andere dreef hem er uit, uit de wereld van het denken in die van het doen. Dadelijk na zijn studententijd klinkt uit hem de toon van onbevredigdheid met het louter beschouwende op. Hij wil het leven niet enkel overdenken, hij wil het ook kennen. Door er middenin te gaan en het mee te leven. En de idealist, die Quack was, geboren als zoon van een vader wiens liefste uren werden doorgebracht met droomer.de wandelingen in het Baarnsche bosch, de tot mystiek neigende idealist waartoe hij was opgegroeid onder den machtigen invloed van Martinus van der Hoeven wiens woorden hij in zijn slot hoofdstuk nog afschrijft als de geloofs belijdenis van zijn eigen leven die werd zoo krachtig aangezogen door de wereld van werkelijkheden dat hij, weldra, zich haar ten dienste bood en, tot zijn levensavond toe, een van haar dienaars is gebleven. Op menigen post. Ten slotte op menigen hoogen post. En zoo komt het, dat wij in dit boek, naast een groot stuk der ideeënwereld van het Nederland uit dien tijd niet het seheel; daartoe bleef Quack vooral te ver van het rationalisme een zeker niet minder groot brok van het zaken leven zien. Naast het werken en streven van den hoogleeraar, den socioloog en den Groot-Nederlander, vindt men hier dat van den zakenman die meegeleefd heeft in en mede leiding heeft gegeven aan, een aantal van de grootste zakelijke machtsfactoren in ons land, met name de Nederlandsche Bank, de Nederlandsche Handelmaatschappij, de Maatschappij tot Exploitatie van Staats spoorwegen en de Kon. Ned. Stoomboot maatschappij. Prachtige monographieën van elk dier vier groote instellingen, levendig inzicht gevend in hun groei en wezen aan den leek, treft men in dit werk aan. En ook deze brokken zijn weer verlucht met inte ressante personenschetsen. In zooverre dus kan men Quack ook het een heel vademecum van costumen en usantien, in welke men het best wijs wordt door schade. Het wordt evenwel tijd, dat ik zelf door den tourniquet draai. Jammer, dat Nero er niet bij is om met mij langs de nissen te paradeeren. Hoe zou hij omringd worden door de vele commissionairs, die als bijen op iedere nieuwe honiggraat neerzwermenl PETRONIUS Onze Puzzles Met de nu volgende puzzle tappen we weder eens uit een ander vaatje; thans geen herinnering aan de wetenschap der wiskunde, doch een aardigheidje op het gebied der kaarten, waarvoor met eenige scherpzinnig heid de goede oplossing is te vinden. De opgave luidt als volgt: Uit een kaartspel neemt men de boeren, vrouwen en heeren, en plaatst deze ^kaar ten in een stapeltje op de linkerhand, z dat de kaarten met de rugzijde naar omhoog liggen. Noemen we nu in dezen stapel den bovensten kaart: eerste", op n-na-debovenste: tweede", enz., dan ga men als volgt te werk: De eerste kaart wordt gekeerd en dus open op tafel gelegd. De tweede kaart wordt geheel onderaan het stapeltje gelegd. De derde kaart wordt gekeerd en open op tafel gelegd, rechts van den eersten. De vierde kaart wordt weer geheel onderaan gelegd enz., enz., totdat alle kaarten in n rij op tafel liggen. Nu is de opgave: Hoe was de oorspron kelijke volgorde der kaarten van den stapel, wanneer men als eisch stelt dat na het neerleggen, (op de wijze als boven aange geven;, de volgorde van de kaarten op tafel wordt: boer vrouw heer boer vrouw heer boer vrouw heer boer vrouw heer? * * * Antwoorden worden door de redactie onder de letters A B ingewacht. Voor de juiste oplossing wordt weder een boek uitgeloofd. Ontvangen we meer dan n goede oplossing, dan wordt de prijs onder de inzenders verloot. * * Correspondentie F. de H., Amsterdam. Wij zijn u verplicht voor uw belangstelling, die zich uitte in het toezenden van een puzzle en hopen deze, eenigszins gewijzigd, ter gelegener tijd te publiceeren. H. F., Haarlem. Uw opmerking is onjuist. In de opgave van den postzegel-puzzle stond dat er honderd stuks voor dien gulden gekocht moesten worden. Dat heeft u klaar blijkelijk over het hoofd gezien. Bij nadere beschouwing zult u bemerken dat onder de vele oplossingen die gij in uw schrijven aangaaft, er slechts ne is, waarbij het aantal postzegels 100 is, en dat is de gepu bliceerde oplossing. Ingekomen Boekwerken BERTHA VAN SUTTNER, De Wapens Neer, I en II, vertaald door ANNA VAN GOQHKAULBACH, 622 pag., f T.70. Amsterdam, Meulenhoff & Co. G. J. A. JONKER, De beteekenis van Nietszche voor de hedendaagsche moraal. Baarn, Hollandia-drukkerij. J. JAG. THOMSON, Nieuwe Dichtkunst. Amsterdam, Ipenbuur en Van Seldam. ADA GERLO, Herinneringen van een onaf hankelijke vrouw. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur. J. A. BIENTJES, dr. J. van Vloten herdacht als goed vaderlander, 's Gravenhage, Luctor et Emergo." ELSE URY, Olga Anderson, een boek voor meisjes, geïllustreerd door EDMOND VAN OFFEL, 225 pag., f2.40, geb.f 2.90. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. negentiendeeuwsche type van den Oarf-Hollander heeten als hij, bij allen ideëelen drang, toch realist bleef, om de religie niet de negotie vergat. En nu is het dat dualisme in zijn wezen dat ten slotte het groote tragische moment ervan heeft bepaald. Dat is gevallen in 1903. Quacks idealisme heeft hem, met het waarnemen der werkelijkheid en het meeleven daarin, gebracht tot zijn groote belangstel ling in het socialisme, een belangstelling waarin hij zijn tijd vooruit was en die zijn generatie n de volgende geslachten dat werk van schitterend licht geschonken heeft dat hij ons stichtte met de zeven deelen van zijn monument De Socialisten." Een wereld van nieuw licht heeft hij daarmee voor heel zijn tijdgeslacht ontsloten. Tegen over het individualisme van de Fransche Revolutie en van het daaruit geboren ne gentiendeeuwsche liberalisme stelde Quack het beeld van een wereld, levend uit de gemeenschapsidée, eene idee die reeds in den ietwat mystischen ouderen vorm door Van der Hoeyen in hem was opgewekt en die hij nu, in het streven der socialisten, modern herboren zag en verjeugdigd. Niemand heeft dat, uit de Nederlandsche negentiendeeuwsche burgerij, zólevendig gezien en zómachtig weergegeven als Quack. De geringe waardeering die men bij hem aantreft voor de geestelijke beyrijdingsdaad van de Fransche Revolutie, iets dat mij in zijn boek vaak heeft getroffen, soms verbaasd, een enkele maal... gehin derd was wellicht in een man als hij, een onvermijdelijk postulaat van een zoo krachtige waardeering van het anti-individualisme. Alleen, misschien, door onderschatting van het individualisme kon Quack geraken tot een zoo hooge schatting van en een zoo warme belangstelling in, het tegenover gestelde. Slechts zoo wellicht, met wat een zijdigheid, kon hij worden wat hij is geweest: de heraut van de gemeenschapsidée uit de Nederlandsche burgerij. Maar... is Q lack heraut geweest van die idee, een heros k ervan te worden, lag niet in zijn aanleg. Tot martelaar was hij allerminst geboren. Offers vermocht hij aan zijn idealen niet te brengen. En zoo bleef hij, de socialistisch voelende idealist, nochtans ook de kapitalistisch bezige realist en overviel hem t noodlot van 1903 op het tragische punt van zijn wezenstweeheid. Dat hij, de burgerziener van het socialisme, de aanzegger van de arbeidersbeweging aan de burgerij van Nederland, in 1903 een van de machthebbers moest wezen die een uitRYM-KRONYCK VIII De laatste Oempah speelt.... Zij plachten in't voorjaar tezamen te trekken in vettige jasjes met knoopen van goud naar Holland, en 't schor-schreeuwend kopergeschetter werd daar als een omen van lente beschouwd. Nu tatert er ntje, zoo oud als versleten, zijn lied op een schorren cornet-a-piston Wo sind denn die Andren ?" getallen im Kriegel" en hij schetteit weer Carmen, Trouvère en Mignon. de laatste der zielige blaas-Grenadiere, die zogen nach Holland, aus Frankfurt am Main.... elf bliezen in Polen voor Duitschland den adem de laatste blaast: Vaterlant, ruhig kannst' sein" *** De Hollandsche Kunstenaarskring naar aanleiding van zijn eerste expositie IX Piet van Wijngaerdt, Leo Gestel, Van der Hem en Breitenstein, Nibbrig, Maks, Pollones, Sluyters, Wolter, Zijl, Van Blaaderen zijn in een viertal ruime zalen veertien dagen lang te kijk, als een bond van kunstenaren, wier verhouding liefelijk door een forschen os, in wolken van het heerlijkst violet voor de oogen van de brave Amsterdammers wordt gezet. Piet van Wijngaerdt schildert stemming, en torero's Van der Hem, Nibbrig stippelt bollenvelden, Pollones boeven, Maks idem. Sluyters geeft een stemmingsbeeldje van den weg naar Amstelveen ... blijkbaar is het de impressie van een voetbal-phenomeen, die beschonken van een match komt, van het Stadion of zoo, en dan zijn er naakte negers en cocottes legio. Resten nog een tweetal zalen, de n volhangen, de ander kaal, van de tweede is de eerste een bescheiden succursaal. Want de twee dozijn mallorca's die daar Gestel exposeert geven evenveel te raden als een wand die niets beweert. Ondertusschen zei 't een juffrouw, wier bewering ik bewaar: Och die goeie beste schilders kunnen 't wel, maar doen zoo raar." MELIS STOKE IMMMI UMI H Illllll II MMMMMIIMMMMIMMII IMMMMII Diplomatieke .bescheiden betreffende de vaart in de Noordzee en het kanaal iu ver band met den oorlogstoestand, medegedeeld door den Minister van Buitt-nlandsche Zaken, 17 Februari en 22 Maart 1915, 57 pag., f 0.40. s Gravenhage, Matinus Nijhoff. Herinneringen uit de levensjaren van mr. H. P. G. Quack, 2e druk, 471 pag. Amsterdam, P. N. v. Kampen & Zn. Dr. H. T. COLENBRANDER, Historie en Leven. Deel I en II, 518 pag. Amsterdam, P. N. van Kampen & Zn. J. C. RULLMAN, Isaac da Costa (Onze Groote Mannen) 39 pag., f 0.40. Baarn, Hollandia-drukkerij. Jaarverslag over 1914 van de Vereeniging Het Nederlandsch Kankerinstituut (niet in den handel). Verslag over het 24e boekjaar der Incassobank (niet in den handel). barsting van die beweging met geweld moesten onderdrukken dat is een feit van de opperste tragiek. En het schreit, het jammert met uitingen van schrijnende pijn uit de bladzijden die aan de groote staking zijn gewijd. De Zwei Seelen" in Quack moeten in 1903 wel schrikkelijk in elkanders oogen hebben gezien! Maar al is Quack dan niet een van de heroën van ons land geworden, heraut is hij gebleven. De heraut die den moed heeft gehad om, in een tijd toen de burgerij nog neerzag op de rooden", aandacht voor en belangstelling in hun stormend streven te vragen. Wij, die nu zoo vertrouwd zijn met dat streven, die socialistische wethouders en burgemeesters zonder verbazing zien benoemen en die al rekening hebben leeren houden met de mogelijkheid van socialis tische ministers, wij kunnen nauwelijks meer begrijpen dat er eenmaal moed is noodig geweest om, te midden van de rijke bourgeorsie, ook zelfs maar aandacht voor de socialisten te vragen. Doch wanneer wij nu al zooveel verder zijn, al zooveel ruimer zien (al hebben wij 't ook daarin nog niet herrlich weit" gebracht) dan mogen wij niet vergeten dat wij dit voor een groot deel hebben te danken aan het onophou delijk roepen en wekken van den man, wiens jeugd nog van vór 1848 was en wiens grijsheid nog den wereldoorlog beleeft. Aan 't eind van zijn boek gekomen, ver gelijkt Quack zich met een van die Atheensche lampadaphoriën die, in den fakkelloop, de toorts aan een ander moet overdragen. Hij mag het doen. Na zulk een leven is de rust wel waarlijk verdiend. En het Pacem impioro onder het beeld der Neurenbergsche Madonna dat als slot vignet in dit boek is afgedrukt, moge voor dezen werker ten volle worden verhoord. Alaar... wie zal de fakkel van hem over nemen ? Wie licht ons vór naar de oplos sing van het groote actueele probleem: de medezeggingschap van den arbeider over de productie, zonder dat .ondernemerslust en kapitaalswilligheid worden afgeschrikt? Het probleem dat eigenlijk dus deze vraag is: Hoe vinden wij den overgang van deze maatschappij in een andere? Quack wekte de vraag in onze geesten. Wie geeft het antwoord? Wie neemt de toorts van dezen fakkel drager aan? C. K. EI.OUT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl