De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 2 mei pagina 3

2 mei 1915 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

2 Mei '15. . No. 1975 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOO R NEDERLAND bedrijf maakt b.v. jaarlijks tienduizend auto's, vijfduizend oliemotoren van n soort, zon der ooit voor een afnemer af te wijken, de kwaliteit is vrij ruw en niet duur. In Europa wordt veel meer op kwaliteit gelet, en boven dien is de fabrikant gewoon ernstig rekening te houden met de eischen van goede afne mers ; deze betalen meer voor betere kwali teit, doch hierdoor stijgt het aantal soorten. Elke soort eischt volgens Taylor een lang durige, ingewikkelde studie van tijd en loon zoodat het ten slotte twijfelachtig wordt of voor een beperkte output" van elke soort de studie nog de kosten waard is. De arbeider in Europa staat ook op een ander standpunt, en laat zich zeker minder gemakkelijk africhten in een absoluut onge woon systeem, dan een burger van de Nieuwe Wereld. Duitschers, gewend aan gehoorza men zonder vragen, zouden minder bezwaar bieden, maar met Engelschen, conservatief en independent" ook als arbeider zou men veel last hebben. En Nederlanders vormen ook geen best Taylor-materiaal; niet alleen in den arbeider, maar in iedereen leeft vrij sterk de neiging tot critiek op het gezag; tot het opperen van allerlei bezwaren bij elk nieuw gezichtspunt ja maar" is gewoonlijk het eerste antwoord. Ook ligt de lust tot verdienen van het allermeeste, door uiterste inspanning niet zoo in den volksaard jagen" en jakkeren" zijn gehaat. Een tactvol bedrijfsleider kan met Nederlandsche werklieden ten slotte ook wel een hooge efficiency" bereiken, maar Taylor zou allicht te veel ingrijpen in den kleinen kring van persoonlijke vrijheid, die onze volksaard ook bij het werk lief is. De verbetering van bedrijfsorganisatie in Europa, vooral in Nederland, zal dus ver moedelijk niet zich geheel belichamen in de vormen door Taylor aangegeven. Maar elke verbetering moet toch zijn, evenals bij Taylor, het tegengaan van ver kwisting van tijd, van lichamelijke of geeste lijke kracht of van materiail. En hierin is in Nederland nog geweldig veel te verbe teren niet alleen in de industrie, maar haast overal waar gewerkt wordt. Bovendien, het is misschien waar, dat een wereld, waarin ieder onvoorwaardelijk moet gehoorzamen aan voorschriften, die zijn werk scherp omlijnen, niet de mooiste, de meest welkome verwezenlijking zou zijn van Taylors nobele uitspraak: By a man's prosperity, I mean the best use of nis highest powers". Maar wordt er een beter gebruik van die hoogste gaven gemaakt in de oorlogs wereld van 1915, waar ook twintig millioen van de krachtigste en knapste menschen onvoorwaardelijk gehoorzamen aan scherpe voorschriften ? Die tegenstelling is tragisch en belache lijk en doet ons met schroom dit onder werp thans behandelen doch als eenmaal de oorlog zal zijn uitgewoed, kunnen m sschien, meer dan anders, enkele van Taylors beginselen te hulp komen om in het ver zwakt Europa met veel minder krachten en kapitaal de productie weder normaal te maken. A. HELDRING iiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiii Meer Munitie (Van een militair medewerker) Lord Kitchener, de Engelsche Minister van Oorlog, steekt het niet onder stoelen of banken, dat zijn leger meer, nog veel meer munitie noodig heeft, wil het de zege kunnen bevechten. Brieven worden aan de burgemeesters gericht met het dringend verzoek om in de munitie-fabrieken de aan maak van schiet voorraad zooveel mogelijk uit te breiden. Duizenden werklieden zijn daarvoor onmiddelijk noodig," heet het. In de Engelsche steden zijn biljetten aangeplakt, waarin men onder het hoofd: de menschen die het leger thans noodig heeft," geschoolde en ongeschoolde werklieden oproept om zich aan te melden in fabrieken en werk plaatsen, waar munitie voor kanonnen en geweren wordt vervaardigd. In de andere oorlogvoerende landen zal die behoefte aan meer, aan nog vél meer munitie, stellig eveneens worden gevoeld. En nu heeft Amerika nog wel dapper mee geholpen millioenen schietvoorraden aan de geallieerden te leveren! Voor dengene, die ook slechts eenigszins in de geheimen van het snelvuurgeschut, om ons nu maar tot de artillerie te bepalen, is ingewijd, komt die noodkreet naar meer munitie niet onverwacht. Hij weet, dat het snelvuurkanon een onverzadigbare munitieDe Jaguar en de Pennehouder DOOR H. L. BROCADES ZAALBERG (Slot) King in krijgsdos was", aldus vervolgde de oude machinist, de moeite waard om te zien." Zijn dikke, roode met een grooten sombrero bekroonde kop boven een fel gekleurden poncho uit; zijn beenen gestoken in leggins tot aan de dijen; sporen als thee schoteltjes en met de. karabijn van Soto in de eene, een zweep in de andere hand zag hij er ongetwijfeld bloeddorstig genoeg uit. Wij aan boord verveelden ons in zijn afwezigheid ontzettend. Bahia Blanca was toen nog niet, wat het nu is, en sommige konden, anderen mochten niet aan land, op bevel of volgens regeling van King. Maar ook deze dagen gingen toch eindelijk voorbij. Eerst kwam Soto terug, een beetje bruiner, zoo mogelijk, maar overigens nog met hetzelfde air, dat je voortdurend deed voelen, dat je er in geloopen was. En toen, als een Indianenhoofdman, terug van 't oor logspad, kwam King aan boord, vergezeld door twee pakjesdragers, de eene met zijn krijgsdos ('t was buitengewoon warm dien dag), de ander met een groot pak. De verwachting was tot - het hoogste gespannen, want King liep als een paard. En aan boord gekomen, ging hij recht op Soto toe, en hield een bloemrijke toespraak, waarna hij aan zijn vriend voor immer, zijn vreter is, dat, pas bovenmate gevoed, onmid dellijk weer hunkert naar nieuwe spijs. Nauwelijks is de lader aan zijn vraatzucht tegemoet gekomen of reeds weder grijnst hem de open muil tegen, die een yersch maal van projectielen verwacht. Dit zijn natuurlijk les défauts de ses qualités". Eigenlijk is zoo'n stuk snelvuurgeschut in staat ± 20 weigerichte schoten in de minuut af te geven, maar ging de batterij-comman dant in dat tempo door, dan was een bat terij in n dag door, haar munitie heen. Toch is het zaak om, wanneer de gevechtsomstandigheden daartoe aanleiding geven, dit maximum te bereiken, want dan eerst profiteert men terecht van de voordeelen van het snelvuurgeschut. Dat in den tegenwoordigen oorlog, met de aanvallen van zeer nabij, meer dan eens een enorme vuursnelheid aan weerszijden noodig geweest zal zijn, spreekt van zelf en vandaar pok de noodkreet naar steeds meer munitie. Wanneer de gevechtsleiding de onderge schikte moet spelen van de beschikbare hoeveelheid schietvoorraad, is het al mis. Het aantal voorhanden projectielen moet, om zoo te zeggen, onuitputtelijk wezen, want eerst in dat geval kan de batterij commandant vrijelijk zoodanig schieten, als de gevechtsomstandigheden het vereischen. Toen dan ook het snelvuurgeschut uitge vonden was, drong zich direct het munitievraagstuk met hevigheid op den voorgrond. Frankrijk, dat de bakermat van het Canon a tir rapide" is, heeft die kwestie allergelukkigst opgelost. De noodzakelijkheid inziende om zooveel mogelijk munitie in eerste linie te brengen en toch een soepele, beweeglijke, weinig kwetsbare, manoeuvreer vaardige batterij te houden, die zich aan het terrein weet aan te passen, verminderde het Fransche legerbestuur het aantal stukken der batterij van 6 tot 4, doch bracht tegelijkertijd het getal caissons in de gevechtsbatterij op 6 en in den onmiddellijk volgenden gevechtstrein eveneens op 6, zoodat het totaal be schikbare aantal caissons in eerste linie 12 bedraagt. Elk stuk heeft dus een onmiddellijk beschikbaren munitievoorraad van 3 caissons om uit te putten, voorwaar geen gering aantal, als wij dit met de Duitsche organisatie vergelijken, wat wij aanstonds zullen doen. Doch zoo'n kleine batterij, klein namelijk wat het aantal stukken aangaat, heeft nog andere voordeelen, die wij hier even willen aanstippen, omdat ze geheel in het kader van dit artikel passen. Met een kleine batterij (4 of 3 stukken) is men sneller ingeschoten dan met een groote (6 of 8 stukken) omdat de batterijcommandant de zijdelingsche rich ting van minder stukken te regelen heeft. En die batterij, welke bij de moderne artil lerie eerder ingeschoten is, zal de zege be vechten, omdat zij in staat is vroeger tot het uitwerkingsvuur over te gaan m.a.w. de tegenpartij met zulk een regen van projec tielen te overstelpen, dat deze of vernietigd f in elk geval gedwongen wordt het vuur voorloopig te staken. Een ander voordeel is het volgende: Een kleine batterij kan, dank zij de ver nuftige inrichting der affuit van het nieuwe geschut een groote breedte strook onder vuur nemen en daar zij een enorme vuursnelheid vermag te ontwikkelen, kan zij deze vol doende dicht met projectielen beleggen om op elk punt dier strook uitwerking te ver krijgen. Bij ons eigen geschut b.v. kan de wieg 7°over den wiegdrager bewogen worden d.w.z. dat op den gemiddelden gevechtsafstand van 2000 M. door n vuurmond een strook van + 200 M. onder vuur genomen kan worden. Een batterij van 3 stukken vermag dus zeer goed met een van 6 te concurreeren, als ze maar over voldoende munitie beschikt. Dat is de quintessence. Ten slotte heeft men dan nog een eenheid van 3 stukken in reserve, hetwelk ook alweer prachtig met de tegenwoordige artillerie tactiek harmonieert, die het beginsel van de economie des forces" huldigt d.w.z., dat niet meer batterijen ingezet mogen worden dan beslist noodzakelijk zijn, ten eerste om zichzelf niet ontijdig te verraden en ten tweede om steeds nog eenheden beschik baar te hebben tot het onder vuur nemen van nieuw optredende doelen. Vergelijken we nu de Fransche met de Duiische organisatie, dan blijkt, dat eerst genoemde in alle opzichten superieur is. De Duitschers hebben, ook na de invoering van het snelvuurgeschut, hun oude organisatie van 6 stukken per batterij behouden met al de nadeelen die daaraan kleven. Immers waren ze nu niet in staat de onmiddellijk beschikbare hoeveelheid munitie in eerste linie uit te breiden, wilde ze het geheele samenstel der batterij niet te log en te zwaar besten en meest gewaardeerden en geëerden vriend, het beloofde geschenk liet overhan digen. Soto kreeg het pak en King vertelde hem, dat hij de huid voorloopig inderhaast had laten prepareeren om bederf te voorkomen. En jawel, nit het pak kwam een jaguarvel van buitengewone grootte. De bewondering, de dankbaarheid, de ontroering van Soto kenden geen grenzen. King slikte zijn sigaar haast in, zóklopte de Argentijn hem op zijn rug. En de meesten onzer begonnen nu toch te gelooven, dat Soto er in zat. Na het eten zaten we 's avonds aan dek en King liet zich niet lang nooden, zijn groote avontuur te vertellen. De overblijfselen van den armen jaguar lagen over de knieën van Soto, die er zóblij mee was, dat hij maar niets deed dan het vel aaien. Zijn opmerk zaamheid dezen avond was lofwaardig en de schoorsteen moest het geheel zonder hem stellen. King begon, zooals elk goed verteller behoort te doen, met het begin, en schreed langzaam aan voort naar al spannender tafereelen. Door Don Estefano Montecino was hij ontvangen als een broeder, en hem was zelfs toegestaan de schoone hand van Dona Jesusita, zijn gade, te kussen. De beide schoone dochters, de Donas Estefana en Lucinda, hadden hem begroet als een... als een ... vader", stelde de eerste officier voor, maar hem werd aangezegd, niet te spreken over dingen, waar hij niet bij was geweest en geen verstand van had bovendien. Soto's held" scheen hem eer het passende woord toe. En zoo hoorden we in stomme bewonde ring van het aangerichte festijn, van de schit terende redevoering van Don Estefano op hun redder uit het gevaar". Of de Don de schapen tot zijn familie rekende, weet ik niet, maar het scheen wel, volgens die uit drukking. Toen volgde de nacht van ver geefs waken met No Eusebio, den capator. maken. Om met de Franschen te kunnen concurreeren hadden ze voor hun 6 stukken 18 caissons in de gevechtslijn moeten heb ben en ze hebben er maar 6. Wel beschik ken ze meer achterwaarts over de z.g. lichte munitiecolonne, maar deze is niet onmid dellijk bij de hand, zoodat per vuurmond der veldbatterij bij de Fransche in de ge vechtslijn aanwezig zijn 312 schoten en bij de Duitschers 138 schoten, derhalve een verschil van 174 schoten. Wat voor de 144 stukken per legerkorps een totaal geeft van 144 X 174 = 25056 schoten. Trouwens over het geheel zijnde Franschen beter van munitie voorzien. In het munitiepark beschikt elke vuurmond nog over 267 schoten. Dit gevoegt bij de 312 schoten, geeft een totaal van 579 schoten. De Duitschers hebben verder nog per stuk in de lichte munitiecolonne 120 schoten en in de artilleriemunitiecollone 149 schoten, dus totaal per stuk 138 + 120 + 140 398 schoten. Derhalve ook hier een verschil met de Fransche van 181 schoten per vuurmond of per legerkorps 144 X 181 = 26064 schoten. Het legerkorps in Frankrijk bezit 38 bat terijen van 4 stukken en in Duitschland 24 batterijen van 6 jstukken. Wel hebben beide legerkorpsen dus een gelijk aantal van 144 stukken, maar in Frankrijk is de groepeering veel gunstiger. Daar een batterij van 4 stuk ken zeer goed opgewassen is tegen een van 6, vooral waar deze, zooals de Fransche, ruimschoots van munitie voorzien is, heeft Frankrijk per legerkorps eventjes 38?24 = 14 eenheden meer dan Duitschland. Een enorm verschil derhalve. In ons land bestaat in oorlogstijd de 3 stukken-batterij, waarmee ook in vredestijd wordt geoefend. Administratief is de Nederlandsche formatie in vrede de 6-stukken batterij, die zich evenwel bij de mobilisatie in 2 batterijen van 3 stukken splitst. Aanvankelijk was onze organisatie geheel op Duitsche leest geschoeid en hadden wij dus ook 6 stukken en 6 caissons met een lichte- en artillerie munitiecolonne als munitiereserve. Toen meer en meer de noodzake lijkheid der versterking onzer veldartillerie bleek, niet slechts om evenals het buitenland een beter verhoudingscijfer van het aantal beschikbare stukken per 1000 man infanterie te scheppen (bij ons 2, tegenover 4 a 5 in de ons omringende landen), doch ook en vooral om de onmiddellijk voorhanden munitie in eerste linie op te voeren, lieten onze geldmiddelen een organisatie op Fran schen grondslag niet toe, daar hiervoor n meer officieren en kader n meer paarden noodig geweest zouden zijn. We hebben toen de 6 stukken batterij in twee oorlogsbatterijen van 3 stukken gesplitst en aan die 3 stukken meer caissons toege voegd, zoodat onze gevechtsbatterij thans uit 3 stukken en 7 caissons bestaat. Derhalve beschikt elk stuk onmiddellijk over 2' 3 caisson munitie. Niet slechts hadden we dus het voordeel bereikt, dat we over veel meer munitie in de gevechtslinie beschikten, maar tevens was het aantal gevechtseenheden op geluk kige wijze vermeerderd, waardoor we thans veel meer rendement van ons snelvuurgeschut hebben. Daarbij heeft de Ministervan Oorlog, staande deze mobilisatie de veldartillerie bij twee divisies met een afdeeling uitgebreid, wat ook bij de andere zal gebeuren, zoodat een divisie dan aan veldartillerie sterk is 4 afdeelingen van 4 batterijen a 3 stukken = 16 batterijen a 3 stukken. Al beschikken Frankrijk en Duitschland per divisie over 72 stukken, dit is de hoofd zaak niet. Het voornaamste is de groepeering en de beschikbare hoeveelheid munitie. Duitschland heeft per divisie 12 batterijen en Frankrijk 18 batterijen, zoodat we ons nu veilig met het buitenland kunnen meten, tenminste in dit opzicht. Wat dus eerst noodgedwongen, uit geld gebrek, geschiedde, is thans een gelukkige oplossing gebleken. Want de 3 stukken-bat terij is een uiterst soepele, beweeglijke for matie en een -uitstekend schietinstrument. We zouden deze echt-Nederlandsche orga nisatie niet gaarne meer willen missen. ARTILLERIST Ingekomen Boekwerken Mr. dr. J. H. LABBERTON, De Belgische neutraliteit geschonden, 152 pag., f 0.90. Amsterdam, W. Versluys. M. H. VAN CAMPEN, Over Literatuur, 368 pag. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goed koope Lecluur. JAN FABRICIUS, Totók en Indo, een plantage idylle,167 pag. 's Gravenhage, L. A. Dickhoff Jr. DANTE ALIGHIERI, Het Nieuwe Leven, verEn hoe de tweede nacht bijna was verstre ken, toen van den kant der rivier het zachte gedruisch waarneembaar werd, waarmede de jaguars door de struiken sloopen om hun dorst te lesschen. En toen, hoe de dieren onrustig werden, de paarden snoven met hun ooren in den nek en rukten aan hun kluisters enz. enz. Je kunt vele van die verhalen in Aimard vinden, beter dan ik ze kan ver tellen. Ik zeg niet: beter dan captain King het kan, dat zou kleineering zijn van een groot talent. Ze waren met hun tweeën, de jaguars, en ze hadden tegelijk den sprong gewaagd. No Eusebio had den zijne een doodelijk schot toegebracht en hem netjes op zijn machete opgevangen. Ook King had den anderen behoorlijk geraakt, maar het traditioneele opvangen op de machete met om wonden arm was minder glad gegaan: het hart was niet geraakt en de machete was hij kwijt. Goddank bedacht ik," zoo vervolgde King, dat ik nog niet geheel zonder wapen was. Ik greep in mijn zak, trok mijn..." Penhouder..." Het woord kwam van Soto. Penhouder?" zei King, zóverontwaar digd, dat hij vergat beleefd te zijn. Wat is dat voor een flauwe mop?" Soto vroeg vergiffenis voor zijn ontijdige opmerking; hij had gedacht... misschien... maar hij was erg benieuwd naar 't vervolg. Ik greep dus," ging King voort, nog in de war door die ongepaste interruptie, mijn mes, dat ik altijd in een schede in mijn zak heb, het ondier was op 't punt zich met zijn laatste krachten op me te werpen en No Eusebio kwam wel toeloopen, maar was er niet gauw genoeg bij en stak het ondier mijn..."" Penhouder,.." zei Soto weer. Wel (hier volgde een woord, niet voor damesooren geschikt) wat beteekent Transport- en Zee-Verzekering met NIOLEST (Oorlogsrisico). BLOM & VAN DER AA, Assurantiebezorgers. AMSTERDAM, BEURSPLEIN No. 5 Telegram-Adres: BLOMA. Telefoon Noord: 2247, 2192, 7783, 6704 en 3174. BOUWT TE HÜNSPEET. Mooie boschriJketerreinen.Spoor.Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen Mg. .DE VELUWE", Nunspeet. GRANDS ,VINS DE CHAMPAGNE Rerrier-Jouet " 'V .* Bp^rnay. Co'n.ceftion'riaijesiv, Sauter & Polfs, Maastrjdit. - American - Eau de Cologne verrukkelijk en NIET duur. Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk. VERHUIZINGEN onder GARANTIE. BERGPLAATS voor INBOEBELS. Amsterdam, Frans van Mierisstraat 90. Tel. Z. 833. iiiiiimiiiiiiiimiiiiHiimiiiiiuni taald door Nico VAN SUCHTELEN, 162 pag. Amsterdam, Mij. voor Goede en Qoedkoope Lectuur. STIJN STREUVELS, In Oorlogstijd Oct. 1914 uit het dagboek van 85 pag., f 0.60. Amsterdam, L. J. Veen. Dr. A. EEKHOF, Het Gereformeerd Prote stantisme, 47 pag. 's Oravenhage, Martinus Nijhoff. EMILE COLLET, Van liefdes leed zij. Een bundel verzen, 43 pag. 's Gravenhage, Van der Haas en Van Ketel. Dr. G. J. HOOGEWERFF, Journael ofte Gedenckwaerdige beschryvinghe van de OostIndische Reyse van Willem Ysbrantsz. Bon tekoe, opnieuw uitgegeven en van aanteekeningen voorzien. 150 pag. Utrecht, A. Oosthoek. MMitMiiiiimiiiiiiinmiiiiiiMiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiuiuiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiii dat, hè, wie denk je, dat je voor je hebt?"" Maar waarde heer," zei Soto kalm ... wind u toch niet zoo op. Ik dacht het maar zoo, omdat hier op deze vacht een paar vlekken voorkomen, die ontwijfelbaar van een pennehouder afkomstig zijn. Soto beurde de vacht op en liet haar ons zien. Het was de moeite waard. Op verschillende plaatsen was ze door de mot een beetje kaalgevreten en de bruin zwarte plekken, die dit lot mee had getroffen, waren netjes met inkt bijgewerkt. King staarde het vel aan, of 't de huid was van een dierbaar familielid, en nadat hij Soto een poos lang had aangegluurd, alsof hij hem over boord wou gooien, wierp hij, tot betere gedachten komend, zijn stoel om ver, gaf een steward, die hem in de kajuitskap in den weg kwam, een veeg, die hem bijna door 't beschot stuurde, en verdween in zijn hut. Tot Buenos Ayres, waar Soto van boord ging, kwam hij niet meer aan dek dan hoog noodig. De Argentijn hernieuwde zijn conver satie met den schoorsteen en zijn gezicht had weer die uitdrukking... Maar, al was 't mooi, dat was nog niet alles. We waren er allen stom verbaasd over, hoe hij zoo gauw in de gaten had gekregen, dat die vlekken met inkt waren bijgesmeerd. Je moest, zelfs als je 't wist, goed kijken om 't te zien, al was 't ontwijfelbaar. We gingen hem dus lenspompen, maar hij wou eerst niets loslaten; eindelijk echter kregen we hem vlot... hij kon zijn eigen gladheid ook niet langer voor zich houden. Hij was bonthandelaar van beroep en reisde de kust langs om zaken te doen, van Punta Arenas en zelfs Vuurland hooger op. Zoo was hem deze huid een poos geleden voor een prikje verkocht door een verloopen Engelschman en hij had al pogingen gedaan, hem voor goed geld (dat zei hij niet, maar dat sprak vanzelf) kwijt te raken, doch S. A. ARENDSEN HEIN, Variaties en Erfelikheid, 346 pag. Utrecht, A. Oosthoek. W. JANSEN, Het vraagstuk van den oorlog en zijne ethische bef eekenis, 107 pag. Utrecht, A. Oosthoek. Dr. J. W. MULLER, Vanden Vos Reinaerde, 121 pag. Utrecht, A. Oosthoek. G. VAN HULZEN, Zwitserland, 237 pag., f 0.75. Amsterdam, Mij. van Goede en Goedkoope Lectuur. C. REOINALD ENOCK, In het land der Inca's, 196 pag., f 0.75. Amsterdam, Mij. v. Goede en Goedkoope Lectuur. A. E. D'OLIVEIRA, Het kortschrift, I en II, 159 pag. Amsterdam, Mij. v. Goede en Goed koope Lectuur. Jaarverslag over 1914 van het BurgerZiekenhuis (niet in den handel). MiliiiiililliiiMiiiiiiiimiiiiiii zonder succes. Toen was King met zijn verhalen gekomen en dat gaf hem de kans. Hij had hem zijn plan doen te kennen geven, jaguars te schieten, had hem terugkrabbelen onmogelijk gemaakt, had zijn dierbaren vriend JoséGarcia, den bonthandelaar, in den arm genomen en zijn les ingepompt en alles was geloopen, zooals hij had ver wacht. Er waren bij Don Estefano Montecino werkelijk jaguars geweest, anders zou 't bedrog allicht te vroeg zijn uitgekomen, al had hij die kans er voor overgehad: immers dan had toch alleen maar Garcia belogen. Maar de jaguars waren er vermoedelijk al een poos niet meer en hij wist hee! goed, dat King er niet naar toe zou rijden, maar zich hier of daar een eind buiten de stad schuil houden, tot heel kort vór 't vertrek. En hij zou natuurlijk zijn huid bij Garcia koopen. En die zou hem het velletje van Soto (d.w.z. het jaguarsvelletje) aansmeeren. En zoo was geschied. Maar Senor, captain King is toch geen schooljongen, heeft die dan die vlekken niet gezien ? Of kon hij niet zeggen, dat Garena de vellen achteraf had verwisseld?"" Ah Senor maquinero, u kent Don Jos Garcia niet! Dat is een man als, senor, daar neem ik mijn hoed voor af, ik, Juan Soto. En ik ben toch op de heele kust bekend. Want Garcia had van captain King gedaan gekregen, dat hij zijn merk op de vacht zette nadat hij haar had gekocht: er waren er meer in te pakken, zei hij. En zag u niet, hoe el capitan naar den hoek van de vacht keek, daareven?"" Inderdaad, we gaven toe, voor zooveel gladheid zou Soto zelf zich niet hebben behoeven te schamen ... En hoe komt het, dat el senor capitan die vlekken bij het koopen niet heeft gezien ?" Ah, Senor maquinero, dat mag ik niet zeggen, dat zijn beroepsgeheimen!" En hij knipoogde tegen den schoorsteen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl