De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 2 mei pagina 6

2 mei 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Mei '15. No. 1975 Vulkamer eener opiumfabriek De Javaan en het Opium Er bestaat, wie zou het niet weten! een opium-vraagstuk in Ned. Indië. En er om heen heeft zich een legende gevormd, een benauwende legende. Voor de Ministers van Koloniën van de laatste tien a vijftien jaar was het een ware cauchemar geweest, aldus Minister Pleyte den 30en December 1914 in de zitting der Eerste Kamer. Dat kwam van die legende. Welke de aard dier legende was, komt het best uit, wanneer men een aanhaling uit een brochure van den heer H. van Kol, ge titeld: Weg met het opium", waarin van het opium wordt gesproken als van het giftig heulsap, waaruit de Inlander zijn lichamelijken en geestelijken ondergang opslurpt" plaatst naast de raming van de in komsten van Ned. Indië voor 1915 uit het opium-middel: / 39,511,000 bruto, zuiver ? 25,603,950 welke raming wederom ZBOveel hooger is dan die voor 1914: ? 38,276,000 bruto, zuiver ? 21,170,964. Ziedaar: Indië wordt vergiftigd; en het gif wordt hoe langer hoe meer verspreid om den Staat maar hoogere inkomsten te verzekeren. In een paar grove trekken geschetst komt de legende daarop neer. En wat den cauche mar beteekende voor den Minister, kan in deze woorden worden samengevat: dat de Minister onder den voortdureriden druk ging, eenerzijds van de noodzakelijkheid om de millioenen uit het opiummiddel van den Indischen Staat te behouden en anderzijds van de verplichting om de bevolking van den opiumvloek te bevrijden." Wat zich niet scheen te laten rijmen. Het wordt echter tijd om vraagstuk en legende te scheiden; de legende toch staat een ernstige oplossing van het vraagstuk duchtig in den weg. En de Minister van Koloniën van Nederland heeft een te belang rijke en .te actieve rol te vervullen dan dat de helderheid van zijn oordeel langer door cauchemars zou mogen worden bedreigd. Het vraagstuk dient daartoe opnieuw te worden geformuleerd. Twee belangrijke vraagpunten doen, wan neer men hiertoe wil overgaan, zich voor. Ten eerste: is de werking van het opium inderdaad zóschadelijk als de legende het wil voorstellen ? En ten tweede: is het ge bruik van het opium zoo algemeen, ver spreidt het zich met zoodanige felheid, dat men hier, zonder overdrijving, met zooveel anti-opium-ijveraars van een volkskanker" kan spreken? Het eene nu is al even onjuist als het andere. In een zeer belangrijke reeks artikelen, onder den titel Weg met het opium ?" in het Soerab. Hbl. geschreven, heeft de hoofdre dacteur van dat blad, de heer M. van Qeuns, een aantal uitspraken gepubliceerd van des kundigen, o.a. van ter zake zitting houdende comtnissie's in Britsch Indië of de Straits Settlements, waaruit blijkt dat het opium, zooal geen onschadelijk genotmiddel, toch geenszins het afgrijselijke vergif is der legende en het gebruik in de schadelijkheid verre achterstaat bij alcohol. En eveneens wordt hierin aangehaald het getuigenis van dr. D. J. Hulshoff Pol, l en ge neesheer-directeur van het krankzinnigen gesticht te Lawang, die in een studie over opium en alcohol als oorzaken van krank zinnigheid 1) de werking van beide genot middelen naast elkaar plaatst. Het mag hier een plaats vinden: Misbruik van Alcohol. Misbruik van opium, a. Langzame doch (schuiver.) zekere verwoesting a. Uitputting van van het lichaam. het lichaam. b. Vermeerdert de b. Vermeerdert de criminaliteit van dief- criminaliteit, doch stal af tot moord. alleen van diefstal. c. Geeft een here- c. Geeft geen hereditair zwaar belast ditair belast nagenageslacht. slacht. d. 10 tot 40 procent d. Voert uiterst zelder krankzinnigheid den tot krankzinnigstaan op rekening heid. hiervan. In overeenstemming met de door dr. Hulshoff Pol gemaakte gevolgtrekkingen zijn die van de Britsch-Indische Opium-Commissie van 1893." Aldus verder de heer Van Geuns. Deze constateerde: 2) Behalve de verklaringen van medische getuigen in Staatsdienst, hadden wij de getuigenissen in denzelfden zin van parti culiere geneesheeren en van zendelingartsen. Allen waren gelijkelijk zoo niet mér gekant tegen het alcohol- dan tegen het opium gebruik." Opium is allesbehalve onschadelijk vooral ook niet omdat men er zoo gemakke lijk aan verslaafd raakt maar het verdient niet zulk een overdreven kwaden naam als de legende het heeft bezorgd. Zeer vele lieden gebruiken hun pijpje opium als lieden hier het woord is van den heer Colijn hun dagelijksch bittertje en zij zijn er daar niet slechter aan toe dan de velen, die het niet doen. Zelfs schijnt het opium, volgens eenige deskundigen, in de inlandsche huis houding van Oostersche landen om zijn geneeskundige werking zekere rol te spelen, en om die reden moeilijk te kunnen worden gemist. En wat de verbreiding op Java betreft, zoo toonen de staten van de opium-regie op dat eiland aan, dat niet meer dan een 150,000 tal personen er als koopers zijn inge schreven. Ruimte laten de vooreen aanmerkelijken wederverkoop aan niet-ingeschrevenen gelijk inderdaad bekend is dat plaats vindt komt men dan toch nog tot een cijfer, dat bij het inwonerscijfer van Java, meer dan 30 millioen zielen, vergeleken in het niet zinkt. En van de ingeschreven opium-koopers behooren zeker de helft niet tot de eigenlijke Inlandsche bevolking maar tot de Chineezen, onder wie het schuiven niet enkel het meest algemeen is maar die ook relatief het meest opium gebrui ken. Welk een geringen invloed het opium ge bruik op de economi sche toestanden op Java zou kunnen oefenen, blijkt nog het spre kendst uit het door den heer Van Geuns op den voorgrond gestelde feit dat, naar de opgaven der opium-regie, het gemiddelde gebruik van opium per jaar en per hoofd der bevolking bedraagt 2'A mata, d. i. n gram, ter waarde van 50 ets. (waarbij nog dient in acht genomen, dat verreweg de grootste hoeveelheid verbruikte opium voor rekening der Chineesche gemeenschap komt, zoodat het verbruik per hoofd der Inlandsche bevolking nog aanmerkelijk lager is te stellen). Ter vergelijking diene, dat in Nederland jaarlijks per hoofd der bevolking aan ge distilleerd, dus aan een genotmiddel, dat nog schadelijker dan opium is te achten, wordt uitgegeven ? 5.25! Een ander cijfer, door den heer Van Geuns ter vergelijking gesteld, is dat van de som men door den Javaan voor zijn dagelijksche versnapering, het sirih-kauwen, betaald. Aannemend, dat de Javanen sirih-kauwen en rooken en per hoofd 2% cent per dag hier aan uitgeven wat volgens een bekend Javanenkenner ongeveer de verhoudingscij fers inderdaad zijn zou jaarlijks voor dat doel ruim 90 millioen gulden worden besteed. Een cijfer waarbij de 15 millioen, die de In landsche bevolking op Java op zijn hoogst ver schuift vrij onbeteekenend lijkt. Echter moet hierbij in het oog gehouden, dat de kring, welke de laatstgenoemde millioenen opbrengt, veel beperkter is, de druk op een ieder daardoor geoefend natuurlijk grooter. Zoowel voor den oppervlakkigen beschou wer als voor hem, die dieper op de zaak ingaat, zal het verder duidelijk zijn, dat er van een achteruitgang in den fysieken, intellectueelen en economischen toestand der bevolking op Java waarvan, indien het opium daaronder werkelijk zoo verschrikkelijk huishield als ons wel wordt voorgesteld toch duidelijk zich de verschijnselen moesten openbaren geen spoor te bekennen valt. Integendeel, Java is een land in opkomst; de bevolking gaat er ontegenzeggelijk voor uit en al wordt van het eene jaar op het andere soms hier of daar wat meer aan opium besteed, dan is ook dit al weer een bewijs van verhoogde koopkracht zij het dan ook van misbruikte. Het opium-vraagstuk, van zijn legende ontdaan, stelt zich thans als volgt voor minister en Indische regeering: Een werkelijk doeltreffende regeling te bedenken, en deze in toepassing te brengen, waardoor uitbreiding van het gebruik van opium wordt belet en tevens de gelegen heid wordt geopend om geleidelijk tot een inkrimping van dat gebruik te komen. Het vraagstuk, op deze wijze geformu leerd, kan al even banaal als eenvoudig schijnen; in werkelijkheid echter is het even gecompliceerd als bezwaarlijk en zal de bekwaamheid van den bewindsman ten hoogste dienen te worden geroemd, die er in zal slagen het daarin vervatte pro gramma tot uitvoering te brengen; hoofdbre ken zal het vrij stellig kosten, al behoeft het den ministers ook geen nachtmerries meer te bezorgen, nu het uit de vage sfeer van de vloek- en kankerbeschouwingen is terug gebracht tot die van de gewone economischmoreele vraagstukken. Om de zaak nu eens concreet Ie stellen: In bepaalde deelen van Java (de quaestie van het schuiven der Chineezen en het vraagstuk ten opzichte der Buitenbezittingen hier buiten bespreking latende) vindt men schuiven over centra van zeer verschillende densiteit verdeeld; elders vindt men er weer geen. Het komt er nu op aan te beletten: l", dat het gebruik van het schuiven zich naar deelen waar niet geschoven wordt zou uitbreiden; Controle en expeditie van bereid opium RoostlokaaJ in een opiumfabriek 2°. dat in de streken, waar wél gescho ven wordt, het gebruik door de individueele schuivers niet toe-, liefst af neme; 3". bij het toepassen van daarheen doe lend fiscale maatregelen de economische kracht van de schuivende bevolking niet worde aangetast. Het overigens zoo afdoend voorkomend middel van het absolute verbod, zoowel van verkoop als van schuiven, stuit af afge zien nog van de zorg voor de financiëele gevolgen voor de schatkist, welke de regee ring trouwens niet meer in rekening mag brengen, sedert zij aan de vreemde mogend heden, deelneemsters aan de Opium-conferentie, verklaard heeft, dat die zorg niet bij haar zou meetellen waar het gold maat regelen tot uitroeiing van het opiumgebruik ten eerste op de zekerheid dat de smok kelhandel zich van invoer en verspreiding zou meester maken en verder nog op de vrees, dat de verspreiding van andere, prik kelende, dan wel verdoovende genotmid delen, die wellicht nog schadelijker zouden zijn dan opium (alcohol en morfine) zich zou uitbreiden naarmate het opium-gebruik verdween. Zoodra in een streek waar geschoven wordt, verbodsbepalingen worden ingevoerd, krijgt smokkel-opium waarde, ontstaan er belangen bij dien handel betrokken, en weet deze zich, de ondervinding heeft het geleerd, ondanks alle genomen voorzorgen, een toe gang te banen. Er ontstaat een clandestiene handel, iets wat op zich zelf al nadeeligen immoreel werkt en in dit speciaal verband tot zeer ongewenschte gevolgen moet leiden. Een der ergste en meest ongewenschte gevolgen is wel, dat er met den smokkel handel mede een belang ontstaat om den afzet en dus het gebruik van opium te ver spreiden. Niet enkel toch wordt dan aan personen, wien het schuiven reeds eigen is, maar wien men het wil beletten, nu toch opium verschaft, maar ook personen, die het nog niet gedaan hebben, worden tot schuiven verlokt. En dit is juist wat in de allereerste plaats moet worden vermeden. Een der groote voordeelen van de regie is, dat er niemand onder haar regime belang bij heeft, dat de kring der schuivers zou worden uitgebreid. Nie mand heeft er voordeel bij er een ander toe over te halen. En zoodra er smok kelhandel ontstaat, ont staat er ook een kring van niets ontziende lie den, die er voordeel bij hebben dit wél te doen. Daarom moet al wat tot smokkelhandel aan leiding kan geven, wor den vermeden en zijn verboden kringen en licentiën reeds om die reden af te keuren. Behalve deze beide werken ook nog de hooge debietprijzen het smokkelen in de hand. Dat is jammer, om dat men juist hierin een doeltreffend mid del heeft om het indi vidueel gebruik in schuivende centra te beperken. "III l III Illtll IIIII1IIIIIIIIHIIIIIIIIII l ,,,?lltlllllllllllll iiiiiiiiiimiiiiiM In den Haag heeft zich een verschijnsel voorgedaan, dat wel als zeer merkwaardig mag onthouden worden. Het ensemble, dat onder directie van Louis Bouwmeester Jr. den vroegeren Flora-schouwburg in de Wagenstraat bespeelt, en totnutoe vrijwel met het schuine" genre alleen succes had, speelt thans een mimo-drama, waarin het een serieuzer kunst, van een geheel ander karakter beoefent. De Haagsche pers is er over 't algemeen erg mede ingenomen, en een der critici doet het voorkomen, alsof de artiesten van dit gezelschap totnutoe voor hun eigen plezier altijd schunnigheden opvoerden, en geeft hun een schoudertikje van bemoediging, dat ze nu op een beteren weg zijn gekomen. Ik vind het geval gewichtig genoeg om er even bij stil te blijven staan. Fransche kluchten van een eenigszins lichtzinnig genre, die er te Parijs mee door kunnen, door het schitterend gracieuze spel en het, in de zonderlingste situaties altijd nog gedistin geerde gebaar, worden, in het hollandsch opgevoerd, van een platheid, die dikwijls weerzinwekkend is. De onvermijdelijke uit kleed- en bed-scènes, die door parijsche artiesten altijd nog met een zekere voor name charme worden voorgesteld, die over het gemeene een waas van poëzie weet te tooveren, worden op een hollandsch tooneel van een ordinairheid, die naar het bordeel riekt. Waar de charme en de poëzie weg zijn, blijft het triviale en ordinaire over Aan dit ordinaire nu is den Haag sinds een paar jaar bezig te smullen, en het publiek, dat er in de residentie van geniet is niet hetzelfde als dat van Prot indertijd in Amsterdam, maar er is een goed per centage publiek uit de betere, en zelfs hoogste kringen bij. Hoe meer bedden, hoe meer ondergoed, hoe meer schunnigheidjes, des te grooter succes. Het aantal onderrokken en calegons, die in 't stuk voor kwamen, bepaalde het succes. Ik heb, nu en dan de voorstellingen bezoekend, mede lijden gehad met de acteurs en actrices. Niet uit zedelijkheids- of fatsoensmotieven ik heb meermalen te Parijs om dezelfde stukken zitten schateren maar omdat deze acteurs hun, dikwijls kostelijke gaven zoo misbruiken moesten voor een genre, dat nu eenmaal niet voor hen weggelegd is; en dat zij door hun spel hoe langer hoe ordinairder maken moeten. Trouwens, hoe platter het is, hoe meer zulk spel er bij het publiek ingaat". Het is hier niet de acteur, die den smaak van het publiek bederft, het is de smaak van het publiek, die den acteur bederft. Het publiek is hier de groote schuldige. En ge deeltelijk ook de critiek, die verzuimt der gelijke vertooningen aan den kaak te stellen, en het publiek er op te wijzen, hoe ordinair ze zijn. Ik heb onlangs in 't Bouwmeester-theater in Den Haag de generale repetitie bijge woond van De verloren Zoon" een mimodrama van Michel Carréfils, muziek van Wormser welbekend reeds vór tientallen jaren een meesterstukje van muzikale en mimische uitbeelding, en ik heb toen ge legenheid gehad op te merken, hoe met hart en ziel dezelfde artiesten van de bedden en uitkleed-kluchten zich aan deze veel serieu zer, edeler kunst gewijd hebben. Zij gingen er allen geheel in op, en er werd gespeeld met een liefhebberij en een nobel pogen, waaruit ten duidelijkste bleek, welk een ver ademing dit spel voor de artiesten moet zijn na al de ordinaire bedden-scènes. De direc teur zélf zat er met een van voldoening stralend gezicht naar te kijken. Neen, het zijn niet de artiesten, die de schuine schun nigheden bij voorkeur chérisseeren, het is een zeker deel publiek, dat de acteurs er toe omlaag trekt. Ons publiek is op theater en ook Variété-gebied nog niet op gevoed. Er bestaat een muziek publiek in Holland met een vrij hoogen standaard, maar een theater-publiek nog niet. En waar Neder lands eerste gezelschappen nog steeds met op een zeer laag niveau staande succes stukken op den slechten smaak van't publiek blijven speculeeren, is er weinig hoop op verbetering voorloopig. Het succes van Pro Domo'' is er een van de treurige bewijzen van. Om goed in te zien hoe verschrikkelijk laag zelfs het onderscheidingsvermogen op humoristisch gebied staat, hoore men maar eens naar den humor" die het publiek in Variétés en zelfs in Cabarets slikt. Ik hoorde laatst humor" van Maupie Staal en van Dumas, en Kempinski, en ik heb mij ge schaamd tot een volk te behooren, dat om dergelijken kost van't allermisselijkst flauwe allooi schaterlacht. Ook in Revues lacht het publiek om de meest zoutelooze moppen en schunnigheden. Het was wel een heel zeldzame sensatie, het gezelschap van de bedden- en uitkleedstukken opeens met hart en ziel zich aan het oude, maar in Nederland in den laatsten tijd vergeten mimo-drama te zien wijden. Dit mimo-drama, waarin de muziek zoo illustratief is, dat zij de minste beweging ook gemoedsbeweging aangeeft, vereischt een bizondere, muzikale intelligentie, en het haalt datgene met bizonderen nadruk voor den dag, waar onze acteurs het armst aan zijn: het gebaar. Het gebaar wordt op ons tooneel meestal verwaarloosd. In 't mimo-drama spreken de acteurs niet met woorden maar met gebaren; en 't moeilijkste van alles met gelaats-mimiek, en dus ook met de oogen. Ik heb te Parijs o.a. door Sévérin op dit gebied wonderen zien doen, en tragedies zien opgevoerd, waarbij ik zat te huiveren. De moeilijkheid, om, met een reeds opge legd masker van schmink en grime vór, toch nog gelaats-expressie en gelaats-mimiek te geven, daar over heen en ook daar onder door, is buitengewoon, en die te overkomen vereischt jarenlange aparte studie in deze lijn. Hoezeer ook de algeheele toewijding waardeerende, en 't schoone pogen, miste ik die gelaats-expressie en gelaats-mimiek nogte veel in mevr. Stine den Hartog, die-hier den Pierrot creëerde, om enthoesiast over haar spel te zijn. Mevrouw Lous Bouwmeester als Phrynette zou daarnaast uitstekend vol daan hebben als zij eerst een vermagerings kuur onderging, en dan het ranke, elastische, gracieuze van die figuur terugvond. Maar Raaf Bouwmeester eu mevr. Westerhoven Zoo staat men voor een dilemma, en moet men kiezen tusschen het stellen van opiumprijzen, waardoor vrijwel alle reden tot uit breiding van het gebruik weggenomen wordt en het stellen van hooge prijzen, waardoor vrij groote zekerheid wordt verkregen om trent het ontstaan van een clandestienen handel, het binnensluipen dus van een zeer nadeeligen factor in de volkshuishouding, die laanleiding geeft tot wat boven alles moet worden vermeden: uitbreiding van den kring der schuivers. Bovendien, de Staat zit (dan toch behoort dat te doen l), hoe goed het geld ook gebruikt kunne worden, toch eenigermate verlegen met de hooge winsten uit een middel als het opium verkregen. Niet omdat er bloed en tranen" aan zouden kleven", maar omdat het fiscaal-economisch toch niet zoo heel gezond moet lijken, dat aan een betrekkelijk zoo kleine groep van lieden als de enkele honderd duizenden schuivers zulk een groote massa geld van die opium-millioenen zou den worden afgenomen. Intusschen moet de quaestie, of de opiumprijzen hoog dan wel laag moeten worden gesteld in verband met het te bereiken staatsdoel, nog als een open vraag worden beschouwd. Op het oogenblik hebben de hooge prijzen de bovenhand, doch het kan weder ver anderen. .. Het ligt trouwens ook niet in de bedoeling van den schrijver van dit artikel, om ten deze een bepaalde meening te verdedigen al kan hij zich persoonlijk ook voorstellen, dat een vrij belangrijke verlaging van de opium-prijzen om de door hem genoemde redenen heilzame gevolgen zou kunnen hebben. Dit is een zaak, welke als een economische quaestie van zeer specialen aard, ruste in handen van de Regeering en van hare be kwame, in de practijk der opium-regie ge schoolde adviseurs. Doel van dit artikel is dan ook te betoogen, dat het opium-vraag stuk vooral als een vraagstuk van den hieromschreven aard moet worden beschouwd, niet als een, waarmede men met groote gestes verder komt. Het moet rustig worden beschouwd, nadat het van den aanwas van fabelen, welke er de ware gedaante geheel van omhulden, is ontdaan. Wat men eisenen moet is, dat op de basis van cijfers en feiten en vastgestelde bevindingen, waarover men thans lang zamerhand is komen te beschikken, zal blijven voortbouwen, om op behoorlijk ge vestigde economische gronden conclusies te trekken ten opzichte van de te nemen maatregelen dit in tegenstelling met de tot dusver ten dezen, vooral op ongemptiveerden drang van een ondeskundig publiek, gevoerde nachtmerrie-politiek. H. DOEFF 1) Indische Gids 1910, p. 1441 vlg. 2) Rapport vol VI -l part I, p. 93. MIIIIIIIHlttllllMIIIIIIIIIIIIMlIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIItMIIMH Verbetering In het artikel van dr. F. Buitenrust Hettema over den Friezen-dei" in Utrecht is een vergissing ingeslopen : de preek van ds. Sj. Wartena is verkrijgbaar a ? 0.10 bij den uitgever Westeibaan te Dronrijp. * IIIIIIIIIMIIMlIlllllllllmilMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIIM waren als de ouders van Pierrot zér ver dienstelijk, en er was aan den vleugel Anton Blazer, een pianist van zér gevoelige muzi kaliteit. Het mooiste van deze Verloren Zoon" opvoeringen vind ik echter de stille, zwij gende getuigenis die zij tegenover het publiek bevatten, en waarin ligt opgesloten: gij, op schunnigheden belust publiek, hebt Pierrot, den acteur, op verkeerde paden geleid, maar berouwvol keert hij weer naar zijn vaderen-moeder, de ernstige, rythmische, melo dieuze, gratievolle kunst terug. Er is iets aandoenlijks in het consciën tieuze, toegewijde, zoo echt uit het hart komende spel van deze artiesten op de planken, waar zoo menig buitenechtelijk bed versjouwd is, en zoo menig coup de canif" in 't huwelijkscontract gesneden is, maar waar nu rythmisch, op melodieuze muziek, gracieus gebarenspel beweegt. (Wel is waar komt ook in De Verloren Zoon" een bed voor, maar slechts op den achtergrond, en het ergste wat er gebeurt is dat er ... een vlieg gevangen wordt!) Ik ben nu enkel benieuwd, hoe het publiek op deze verandering in het schuine" pro gramma reageeren zal. Niet alleen voor den Haag, maar ook voor Amsterdam en andere steden is het experiment interessant. En, behalve het goede gevolg dat het hebben kan van het doen verdwijnen van schuine, schunnige stukken, is op zichzelf de wederverschijning van het mimo-drama met muziek op 't hollandsche tooneel een feit van beteekenis. De kunst van 't rythmische be wegen en van 't gebaar, er is niets wat onze acteurs zóhoog noodig hebben. HENRI BOREL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl