Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Mei '15. No. 1975
Vulkamer eener opiumfabriek
De Javaan en het Opium
Er bestaat, wie zou het niet weten! een
opium-vraagstuk in Ned. Indië. En er om
heen heeft zich een legende gevormd, een
benauwende legende.
Voor de Ministers van Koloniën van de
laatste tien a vijftien jaar was het een ware
cauchemar geweest, aldus Minister Pleyte
den 30en December 1914 in de zitting der
Eerste Kamer. Dat kwam van die legende.
Welke de aard dier legende was, komt
het best uit, wanneer men een aanhaling uit
een brochure van den heer H. van Kol, ge
titeld: Weg met het opium", waarin van
het opium wordt gesproken als van het
giftig heulsap, waaruit de Inlander zijn
lichamelijken en geestelijken ondergang
opslurpt" plaatst naast de raming van de in
komsten van Ned. Indië voor 1915 uit het
opium-middel: / 39,511,000 bruto, zuiver
? 25,603,950 welke raming wederom
ZBOveel hooger is dan die voor 1914: ? 38,276,000
bruto, zuiver ? 21,170,964.
Ziedaar: Indië wordt vergiftigd; en het
gif wordt hoe langer hoe meer verspreid
om den Staat maar hoogere inkomsten te
verzekeren.
In een paar grove trekken geschetst komt
de legende daarop neer. En wat den cauche
mar beteekende voor den Minister, kan in
deze woorden worden samengevat: dat de
Minister onder den voortdureriden druk ging,
eenerzijds van de noodzakelijkheid om de
millioenen uit het opiummiddel van den
Indischen Staat te behouden en anderzijds
van de verplichting om de bevolking van
den opiumvloek te bevrijden." Wat zich niet
scheen te laten rijmen.
Het wordt echter tijd om vraagstuk en
legende te scheiden; de legende toch staat
een ernstige oplossing van het vraagstuk
duchtig in den weg. En de Minister van
Koloniën van Nederland heeft een te belang
rijke en .te actieve rol te vervullen dan dat
de helderheid van zijn oordeel langer door
cauchemars zou mogen worden bedreigd.
Het vraagstuk dient daartoe opnieuw te
worden geformuleerd.
Twee belangrijke vraagpunten doen, wan
neer men hiertoe wil overgaan, zich voor.
Ten eerste: is de werking van het opium
inderdaad zóschadelijk als de legende het
wil voorstellen ? En ten tweede: is het ge
bruik van het opium zoo algemeen, ver
spreidt het zich met zoodanige felheid, dat
men hier, zonder overdrijving, met zooveel
anti-opium-ijveraars van een volkskanker"
kan spreken?
Het eene nu is al even onjuist als het
andere.
In een zeer belangrijke reeks artikelen,
onder den titel Weg met het opium ?" in het
Soerab. Hbl. geschreven, heeft de hoofdre
dacteur van dat blad, de heer M. van Qeuns,
een aantal uitspraken gepubliceerd van des
kundigen, o.a. van ter zake zitting houdende
comtnissie's in Britsch Indië of de Straits
Settlements, waaruit blijkt dat het opium,
zooal geen onschadelijk genotmiddel, toch
geenszins het afgrijselijke vergif is der legende
en het gebruik in de schadelijkheid verre
achterstaat bij alcohol.
En eveneens wordt hierin aangehaald het
getuigenis van dr. D. J. Hulshoff Pol, l en ge
neesheer-directeur van het krankzinnigen
gesticht te Lawang, die in een studie over
opium en alcohol als oorzaken van krank
zinnigheid 1) de werking van beide genot
middelen naast elkaar plaatst.
Het mag hier een plaats vinden:
Misbruik van Alcohol. Misbruik van opium,
a. Langzame doch (schuiver.)
zekere verwoesting a. Uitputting van
van het lichaam. het lichaam.
b. Vermeerdert de b. Vermeerdert de
criminaliteit van dief- criminaliteit, doch
stal af tot moord. alleen van diefstal.
c. Geeft een here- c. Geeft geen
hereditair zwaar belast ditair belast
nagenageslacht. slacht.
d. 10 tot 40 procent d. Voert uiterst
zelder krankzinnigheid den tot
krankzinnigstaan op rekening heid.
hiervan.
In overeenstemming met de door dr.
Hulshoff Pol gemaakte gevolgtrekkingen zijn
die van de Britsch-Indische
Opium-Commissie van 1893." Aldus verder de heer
Van Geuns. Deze constateerde: 2)
Behalve de verklaringen van medische
getuigen in Staatsdienst, hadden wij de
getuigenissen in denzelfden zin van parti
culiere geneesheeren en van zendelingartsen.
Allen waren gelijkelijk zoo niet mér gekant
tegen het alcohol- dan tegen het opium
gebruik."
Opium is allesbehalve onschadelijk
vooral ook niet omdat men er zoo gemakke
lijk aan verslaafd raakt maar het verdient
niet zulk een overdreven kwaden naam als
de legende het heeft bezorgd. Zeer vele
lieden gebruiken hun pijpje opium als lieden
hier het woord is van den heer Colijn
hun dagelijksch bittertje en zij zijn er daar
niet slechter aan toe dan de velen, die het
niet doen. Zelfs schijnt het opium, volgens
eenige deskundigen, in de inlandsche huis
houding van Oostersche landen om zijn
geneeskundige werking zekere rol te spelen,
en om die reden moeilijk te kunnen worden
gemist.
En wat de verbreiding op Java betreft,
zoo toonen de staten van de opium-regie
op dat eiland aan, dat niet meer dan een
150,000 tal personen er
als koopers zijn inge
schreven. Ruimte laten
de vooreen
aanmerkelijken wederverkoop aan
niet-ingeschrevenen
gelijk inderdaad bekend
is dat plaats vindt
komt men dan toch nog
tot een cijfer, dat bij
het inwonerscijfer van
Java, meer dan 30
millioen zielen, vergeleken
in het niet zinkt. En
van de ingeschreven
opium-koopers behooren
zeker de helft niet tot
de eigenlijke Inlandsche
bevolking maar tot de
Chineezen, onder wie
het schuiven niet enkel
het meest algemeen is
maar die ook relatief
het meest opium gebrui
ken.
Welk een geringen
invloed het opium ge
bruik op de economi
sche toestanden op Java
zou kunnen oefenen, blijkt nog het spre
kendst uit het door den heer Van Geuns
op den voorgrond gestelde feit dat, naar de
opgaven der opium-regie, het gemiddelde
gebruik van opium per jaar en per hoofd
der bevolking bedraagt 2'A mata, d. i. n
gram, ter waarde van 50 ets. (waarbij nog
dient in acht genomen, dat verreweg de
grootste hoeveelheid verbruikte opium voor
rekening der Chineesche gemeenschap komt,
zoodat het verbruik per hoofd der Inlandsche
bevolking nog aanmerkelijk lager is te stellen).
Ter vergelijking diene, dat in Nederland
jaarlijks per hoofd der bevolking aan ge
distilleerd, dus aan een genotmiddel, dat
nog schadelijker dan opium is te achten,
wordt uitgegeven ? 5.25!
Een ander cijfer, door den heer Van Geuns
ter vergelijking gesteld, is dat van de som
men door den Javaan voor zijn dagelijksche
versnapering, het sirih-kauwen, betaald.
Aannemend, dat de Javanen sirih-kauwen en
rooken en per hoofd 2% cent per dag hier
aan uitgeven wat volgens een bekend
Javanenkenner ongeveer de verhoudingscij
fers inderdaad zijn zou jaarlijks voor dat
doel ruim 90 millioen gulden worden besteed.
Een cijfer waarbij de 15 millioen, die de In
landsche bevolking op Java op zijn hoogst ver
schuift vrij onbeteekenend lijkt. Echter moet
hierbij in het oog gehouden, dat de kring,
welke de laatstgenoemde millioenen opbrengt,
veel beperkter is, de druk op een ieder
daardoor geoefend natuurlijk grooter.
Zoowel voor den oppervlakkigen beschou
wer als voor hem, die dieper op de zaak
ingaat, zal het verder duidelijk zijn, dat er
van een achteruitgang in den fysieken,
intellectueelen en economischen toestand der
bevolking op Java waarvan, indien het
opium daaronder werkelijk zoo verschrikkelijk
huishield als ons wel wordt voorgesteld toch
duidelijk zich de verschijnselen moesten
openbaren geen spoor te bekennen valt.
Integendeel, Java is een land in opkomst;
de bevolking gaat er ontegenzeggelijk voor
uit en al wordt van het eene jaar op het
andere soms hier of daar wat meer aan
opium besteed, dan is ook dit al weer een
bewijs van verhoogde koopkracht zij het
dan ook van misbruikte.
Het opium-vraagstuk, van zijn legende
ontdaan, stelt zich thans als volgt voor
minister en Indische regeering:
Een werkelijk doeltreffende regeling te
bedenken, en deze in toepassing te brengen,
waardoor uitbreiding van het gebruik van
opium wordt belet en tevens de gelegen
heid wordt geopend om geleidelijk tot een
inkrimping van dat gebruik te komen.
Het vraagstuk, op deze wijze geformu
leerd, kan al even banaal als eenvoudig
schijnen; in werkelijkheid echter is het even
gecompliceerd als bezwaarlijk en zal de
bekwaamheid van den bewindsman ten
hoogste dienen te worden geroemd, die
er in zal slagen het daarin vervatte pro
gramma tot uitvoering te brengen; hoofdbre
ken zal het vrij stellig kosten, al behoeft het
den ministers ook geen nachtmerries meer
te bezorgen, nu het uit de vage sfeer van
de vloek- en kankerbeschouwingen is terug
gebracht tot die van de gewone
economischmoreele vraagstukken.
Om de zaak nu eens concreet Ie stellen:
In bepaalde deelen van Java (de quaestie
van het schuiven der Chineezen en het
vraagstuk ten opzichte der Buitenbezittingen
hier buiten bespreking latende) vindt men
schuiven over centra van zeer verschillende
densiteit verdeeld; elders vindt men er weer
geen. Het komt er nu op aan te beletten:
l", dat het gebruik van het schuiven zich
naar deelen waar niet geschoven wordt
zou uitbreiden;
Controle en expeditie van bereid opium
RoostlokaaJ in een opiumfabriek
2°. dat in de streken, waar wél gescho
ven wordt, het gebruik door de
individueele schuivers niet toe-, liefst
af neme;
3". bij het toepassen van daarheen doe
lend fiscale maatregelen de economische
kracht van de schuivende bevolking
niet worde aangetast.
Het overigens zoo afdoend voorkomend
middel van het absolute verbod, zoowel van
verkoop als van schuiven, stuit af afge
zien nog van de zorg voor de financiëele
gevolgen voor de schatkist, welke de regee
ring trouwens niet meer in rekening mag
brengen, sedert zij aan de vreemde mogend
heden, deelneemsters aan de
Opium-conferentie, verklaard heeft, dat die zorg niet bij
haar zou meetellen waar het gold maat
regelen tot uitroeiing van het opiumgebruik
ten eerste op de zekerheid dat de smok
kelhandel zich van invoer en verspreiding
zou meester maken en verder nog op de
vrees, dat de verspreiding van andere, prik
kelende, dan wel verdoovende genotmid
delen, die wellicht nog schadelijker zouden
zijn dan opium (alcohol en morfine) zich
zou uitbreiden naarmate het opium-gebruik
verdween.
Zoodra in een streek waar geschoven
wordt, verbodsbepalingen worden ingevoerd,
krijgt smokkel-opium waarde, ontstaan er
belangen bij dien handel betrokken, en weet
deze zich, de ondervinding heeft het geleerd,
ondanks alle genomen voorzorgen, een toe
gang te banen. Er ontstaat een clandestiene
handel, iets wat op zich zelf al nadeeligen
immoreel werkt en in dit speciaal verband
tot zeer ongewenschte gevolgen moet leiden.
Een der ergste en meest ongewenschte
gevolgen is wel, dat er met den smokkel
handel mede een belang ontstaat om den
afzet en dus het gebruik van opium te ver
spreiden. Niet enkel toch wordt dan aan
personen, wien het schuiven reeds eigen is,
maar wien men het wil beletten, nu toch
opium verschaft, maar ook personen, die
het nog niet gedaan hebben, worden tot
schuiven verlokt. En dit is juist wat in de
allereerste plaats moet worden vermeden.
Een der groote voordeelen van de regie
is, dat er niemand onder haar regime belang
bij heeft, dat de kring der schuivers zou
worden uitgebreid. Nie
mand heeft er voordeel
bij er een ander toe over
te halen.
En zoodra er smok
kelhandel ontstaat, ont
staat er ook een kring
van niets ontziende lie
den, die er voordeel
bij hebben dit wél te
doen.
Daarom moet al wat
tot smokkelhandel aan
leiding kan geven, wor
den vermeden en zijn
verboden kringen en
licentiën reeds om die
reden af te keuren.
Behalve deze beide
werken ook nog de
hooge debietprijzen het
smokkelen in de hand.
Dat is jammer, om
dat men juist hierin
een doeltreffend mid
del heeft om het indi
vidueel gebruik in
schuivende centra te
beperken.
"III l III Illtll IIIII1IIIIIIIIHIIIIIIIIII l ,,,?lltlllllllllllll
iiiiiiiiiimiiiiiM
In den Haag heeft zich een verschijnsel
voorgedaan, dat wel als zeer merkwaardig
mag onthouden worden. Het ensemble, dat
onder directie van Louis Bouwmeester Jr.
den vroegeren Flora-schouwburg in de
Wagenstraat bespeelt, en totnutoe vrijwel
met het schuine" genre alleen succes had,
speelt thans een mimo-drama, waarin het
een serieuzer kunst, van een geheel ander
karakter beoefent. De Haagsche pers is er
over 't algemeen erg mede ingenomen, en
een der critici doet het voorkomen, alsof
de artiesten van dit gezelschap totnutoe
voor hun eigen plezier altijd schunnigheden
opvoerden, en geeft hun een schoudertikje
van bemoediging, dat ze nu op een beteren
weg zijn gekomen.
Ik vind het geval gewichtig genoeg om
er even bij stil te blijven staan. Fransche
kluchten van een eenigszins lichtzinnig genre,
die er te Parijs mee door kunnen, door het
schitterend gracieuze spel en het, in de
zonderlingste situaties altijd nog gedistin
geerde gebaar, worden, in het hollandsch
opgevoerd, van een platheid, die dikwijls
weerzinwekkend is. De onvermijdelijke uit
kleed- en bed-scènes, die door parijsche
artiesten altijd nog met een zekere voor
name charme worden voorgesteld, die over
het gemeene een waas van poëzie weet te
tooveren, worden op een hollandsch tooneel
van een ordinairheid, die naar het bordeel
riekt. Waar de charme en de poëzie weg
zijn, blijft het triviale en ordinaire over
Aan dit ordinaire nu is den Haag
sinds een paar jaar bezig te smullen, en het
publiek, dat er in de residentie van geniet
is niet hetzelfde als dat van Prot indertijd
in Amsterdam, maar er is een goed per
centage publiek uit de betere, en zelfs
hoogste kringen bij. Hoe meer bedden,
hoe meer ondergoed, hoe meer
schunnigheidjes, des te grooter succes. Het aantal
onderrokken en calegons, die in 't stuk voor
kwamen, bepaalde het succes. Ik heb, nu
en dan de voorstellingen bezoekend, mede
lijden gehad met de acteurs en actrices.
Niet uit zedelijkheids- of fatsoensmotieven
ik heb meermalen te Parijs om dezelfde
stukken zitten schateren maar omdat deze
acteurs hun, dikwijls kostelijke gaven zoo
misbruiken moesten voor een genre, dat nu
eenmaal niet voor hen weggelegd is; en dat
zij door hun spel hoe langer hoe ordinairder
maken moeten. Trouwens, hoe platter het
is, hoe meer zulk spel er bij het publiek
ingaat".
Het is hier niet de acteur, die den smaak
van het publiek bederft, het is de smaak
van het publiek, die den acteur bederft. Het
publiek is hier de groote schuldige. En ge
deeltelijk ook de critiek, die verzuimt der
gelijke vertooningen aan den kaak te stellen,
en het publiek er op te wijzen, hoe ordinair
ze zijn.
Ik heb onlangs in 't Bouwmeester-theater
in Den Haag de generale repetitie bijge
woond van De verloren Zoon" een
mimodrama van Michel Carréfils, muziek van
Wormser welbekend reeds vór tientallen
jaren een meesterstukje van muzikale en
mimische uitbeelding, en ik heb toen ge
legenheid gehad op te merken, hoe met hart
en ziel dezelfde artiesten van de bedden en
uitkleed-kluchten zich aan deze veel serieu
zer, edeler kunst gewijd hebben. Zij gingen
er allen geheel in op, en er werd gespeeld
met een liefhebberij en een nobel pogen,
waaruit ten duidelijkste bleek, welk een ver
ademing dit spel voor de artiesten moet zijn
na al de ordinaire bedden-scènes. De direc
teur zélf zat er met een van voldoening
stralend gezicht naar te kijken. Neen, het
zijn niet de artiesten, die de schuine schun
nigheden bij voorkeur chérisseeren, het is
een zeker deel publiek, dat de acteurs er
toe omlaag trekt. Ons publiek is op theater
en ook Variété-gebied nog niet op
gevoed. Er bestaat een muziek publiek in
Holland met een vrij hoogen standaard, maar
een theater-publiek nog niet. En waar Neder
lands eerste gezelschappen nog steeds met
op een zeer laag niveau staande succes
stukken op den slechten smaak van't publiek
blijven speculeeren, is er weinig hoop op
verbetering voorloopig. Het succes van Pro
Domo'' is er een van de treurige bewijzen van.
Om goed in te zien hoe verschrikkelijk
laag zelfs het onderscheidingsvermogen op
humoristisch gebied staat, hoore men maar
eens naar den humor" die het publiek in
Variétés en zelfs in Cabarets slikt. Ik hoorde
laatst humor" van Maupie Staal en van
Dumas, en Kempinski, en ik heb mij ge
schaamd tot een volk te behooren, dat om
dergelijken kost van't allermisselijkst flauwe
allooi schaterlacht. Ook in Revues lacht het
publiek om de meest zoutelooze moppen en
schunnigheden.
Het was wel een heel zeldzame sensatie,
het gezelschap van de bedden- en
uitkleedstukken opeens met hart en ziel zich aan
het oude, maar in Nederland in den laatsten
tijd vergeten mimo-drama te zien wijden.
Dit mimo-drama, waarin de muziek zoo
illustratief is, dat zij de minste beweging
ook gemoedsbeweging aangeeft,
vereischt een bizondere, muzikale intelligentie,
en het haalt datgene met bizonderen nadruk
voor den dag, waar onze acteurs het armst
aan zijn: het gebaar. Het gebaar wordt op
ons tooneel meestal verwaarloosd.
In 't mimo-drama spreken de acteurs niet
met woorden maar met gebaren; en 't
moeilijkste van alles met gelaats-mimiek,
en dus ook met de oogen.
Ik heb te Parijs o.a. door Sévérin op
dit gebied wonderen zien doen, en tragedies
zien opgevoerd, waarbij ik zat te huiveren.
De moeilijkheid, om, met een reeds opge
legd masker van schmink en grime vór,
toch nog gelaats-expressie en gelaats-mimiek
te geven, daar over heen en ook daar onder
door, is buitengewoon, en die te overkomen
vereischt jarenlange aparte studie in deze
lijn. Hoezeer ook de algeheele toewijding
waardeerende, en 't schoone pogen, miste ik
die gelaats-expressie en gelaats-mimiek nogte
veel in mevr. Stine den Hartog, die-hier den
Pierrot creëerde, om enthoesiast over haar
spel te zijn. Mevrouw Lous Bouwmeester
als Phrynette zou daarnaast uitstekend vol
daan hebben als zij eerst een vermagerings
kuur onderging, en dan het ranke, elastische,
gracieuze van die figuur terugvond. Maar
Raaf Bouwmeester eu mevr. Westerhoven
Zoo staat men voor een dilemma, en moet
men kiezen tusschen het stellen van
opiumprijzen, waardoor vrijwel alle reden tot uit
breiding van het gebruik weggenomen wordt
en het stellen van hooge prijzen, waardoor
vrij groote zekerheid wordt verkregen om
trent het ontstaan van een clandestienen
handel, het binnensluipen dus van een zeer
nadeeligen factor in de volkshuishouding,
die laanleiding geeft tot wat boven
alles moet worden vermeden:
uitbreiding van den kring der
schuivers.
Bovendien, de Staat zit (dan toch behoort
dat te doen l), hoe goed het geld ook gebruikt
kunne worden, toch eenigermate verlegen
met de hooge winsten uit een middel als
het opium verkregen. Niet omdat er bloed
en tranen" aan zouden kleven", maar omdat
het fiscaal-economisch toch niet zoo heel
gezond moet lijken, dat aan een betrekkelijk
zoo kleine groep van lieden als de enkele
honderd duizenden schuivers zulk een groote
massa geld van die opium-millioenen zou
den worden afgenomen.
Intusschen moet de quaestie, of de
opiumprijzen hoog dan wel laag moeten worden
gesteld in verband met het te bereiken
staatsdoel, nog als een open vraag worden
beschouwd.
Op het oogenblik hebben de hooge prijzen
de bovenhand, doch het kan weder ver
anderen. ..
Het ligt trouwens ook niet in de bedoeling
van den schrijver van dit artikel, om ten
deze een bepaalde meening te verdedigen
al kan hij zich persoonlijk ook voorstellen,
dat een vrij belangrijke verlaging van de
opium-prijzen om de door hem genoemde
redenen heilzame gevolgen zou kunnen
hebben.
Dit is een zaak, welke als een economische
quaestie van zeer specialen aard, ruste in
handen van de Regeering en van hare be
kwame, in de practijk der opium-regie ge
schoolde adviseurs. Doel van dit artikel is
dan ook te betoogen, dat het opium-vraag
stuk vooral als een vraagstuk van den
hieromschreven aard moet worden beschouwd,
niet als een, waarmede men met groote
gestes verder komt.
Het moet rustig worden beschouwd, nadat
het van den aanwas van fabelen, welke er
de ware gedaante geheel van omhulden, is
ontdaan. Wat men eisenen moet is, dat op
de basis van cijfers en feiten en vastgestelde
bevindingen, waarover men thans lang
zamerhand is komen te beschikken, zal
blijven voortbouwen, om op behoorlijk ge
vestigde economische gronden conclusies
te trekken ten opzichte van de te nemen
maatregelen dit in tegenstelling met de
tot dusver ten dezen, vooral op
ongemptiveerden drang van een ondeskundig publiek,
gevoerde nachtmerrie-politiek.
H. DOEFF
1) Indische Gids 1910, p. 1441 vlg.
2) Rapport vol VI -l part I, p. 93.
MIIIIIIIHlttllllMIIIIIIIIIIIIMlIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIItMIIMH
Verbetering
In het artikel van dr. F. Buitenrust Hettema
over den Friezen-dei" in Utrecht is een
vergissing ingeslopen : de preek van ds.
Sj. Wartena is verkrijgbaar a ? 0.10 bij
den uitgever Westeibaan te Dronrijp.
*
IIIIIIIIIMIIMlIlllllllllmilMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIIM
waren als de ouders van Pierrot zér ver
dienstelijk, en er was aan den vleugel Anton
Blazer, een pianist van zér gevoelige muzi
kaliteit.
Het mooiste van deze Verloren Zoon"
opvoeringen vind ik echter de stille, zwij
gende getuigenis die zij tegenover het publiek
bevatten, en waarin ligt opgesloten: gij, op
schunnigheden belust publiek, hebt Pierrot,
den acteur, op verkeerde paden geleid, maar
berouwvol keert hij weer naar zijn
vaderen-moeder, de ernstige, rythmische, melo
dieuze, gratievolle kunst terug.
Er is iets aandoenlijks in het consciën
tieuze, toegewijde, zoo echt uit het hart
komende spel van deze artiesten op de
planken, waar zoo menig buitenechtelijk bed
versjouwd is, en zoo menig coup de canif"
in 't huwelijkscontract gesneden is, maar
waar nu rythmisch, op melodieuze muziek,
gracieus gebarenspel beweegt. (Wel is waar
komt ook in De Verloren Zoon" een bed
voor, maar slechts op den achtergrond, en
het ergste wat er gebeurt is dat er ... een
vlieg gevangen wordt!)
Ik ben nu enkel benieuwd, hoe het publiek
op deze verandering in het schuine" pro
gramma reageeren zal. Niet alleen voor den
Haag, maar ook voor Amsterdam en andere
steden is het experiment interessant. En,
behalve het goede gevolg dat het hebben
kan van het doen verdwijnen van schuine,
schunnige stukken, is op zichzelf de
wederverschijning van het mimo-drama met muziek
op 't hollandsche tooneel een feit van
beteekenis. De kunst van 't rythmische be
wegen en van 't gebaar, er is niets wat onze
acteurs zóhoog noodig hebben.
HENRI BOREL