De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 9 mei pagina 1

9 mei 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H* Zondag 9 Mei A°. 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mc. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR'UGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris, Aboonemfnt per 3 maanden , . . . T -f ' ff> Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail . 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12* UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiin van 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . . Advertenüo op de fcoaijtieele- en kunstpagina, per regel I?ÊCl*"«WI, p?T fPgfl ............... . . ?0.25 . . .030 . . , 0.40 INHOUD BJz. l: IQ de Kalmte, door W. Wynaendts Francken-Dyserinck. Koord en Zuid, door v. H. Confetti. Buitenlandsch Overzicht, door G. W. Eernk&mp. 2: Het Amsterdamsche Bood o Kr nis, door A. N, J. Fabias. De Landbouwverloven in de Tweede Kamer, door Habé. Een Waterkamp bjj de Friesche meren, door P. Tjebbes. 8: Internationale Tribune: Allen Upward. Feuil leton: 't Schandaal van Lazarus, door J. WinKNyhnis, I. 5: Voor Vrouwen (Intern. Vrouwen congres door Elis. M. Bogge. C: Koloniën XI, door J. C. v. E. Dramatische Kroniek, door Henri Borel. Het Eotterdamsch Tooneel (slot) door H. Dekking. 7: Nederlandsche Nationale Kleederdrachten, door Th. Molkenboer. Uit de Natuur, door Jac. P. Thvjsse. 8: Jan Toorop, door A. Plassohaert. Jeronimo de Vries t- 9: Financieele en Economische Kro niek, door J. D. Santilhano. Landjuweel. 10: Bijm-Kronyck, van Melis Stoke. De Jordaan, door G. v. Hulzen. De lugubere stratenmaker, teekeniug van A. Ost. 11: De chlorreiche" Germania, door Joh. Braakensiek. Onze Pnzzles. Schaakspel, door dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek, door K. C. de Jonge. ? Bijvoegsel: Teekening van Joh. Braakensiek: Het Internationale Vrouwencongres. iiliiiiliiiiiiiiiiiiimiiini IN DE RUIMTE Toen ik den oorspronkelijken oproep voor het vrouwen-vrede-congres" ont ving, en het verzoek om adhaesie te be tuigen, trof me al dadelijk de bepaling dat men slechts dan lid kon worden, wan neer men z'n instemming betuigde met de algemeene strekking van het program. In dat geval had men recht tot medediscussieeren en stemmen. Anders kon men tegen geringere bijdrage stilzwijgend toeschouw ster zijn. Wel echter is dit laatste mogelijk voor haar, die geen leidende plaats in de vrou wenbeweging bekleeden of bekleed hebben, niet voor wie gedurende een aantal jaren verantwoordelijke posten hebben vervuld. Nu kon men het natuurlijk zoo opvatten, dat als men maar tegen den gruwel van het oorlogvoeren in het algemeen was, (en hoe weinigen in ons land zijn Steinmetzianen?) men ook rustig adhaesie kon betuigen en lid worden. Maar wanneer men de voorge stelde resoluties wat nader bekeek en het klappen van de zweep kent, d. w. z. weet, met bijna mathemathische zekerheid, dat deze door een geëmotioneerde en voor een niet-gering deel tot oordeelen min be voegde vergadering zullen worden aange nomen, dan woog reeds het lid-worden (a plus forte raison: het adhaesie betuigen) veel zwaarder. In het voorbijgaan zij hier opgemerkt dat er onder degenen, die zoogenaamd ad haesie betuigden, namen voorkomen van vrouwen, die dit volstrekt niet deden; door twee harer werd in de vrouwenpers daar tegen dan ook uitdrukkelijk geprotesteerd. Wanneer we nu de oorspronkelijke reso luties nader bekijken, dan begon het al dade lijk met het eisenen van een wapenstilstand. Hoe de officieele Duitsche vrouwenbeweging daarover dacht, is in het voortreffelijk artikel van den Hoefijzercorrespondent van het Handelsblad": Een congres van Schijn" nader toegelicht. Dat het voor de Belgische en Fransche vrouwen, n voor alle anti-Pruisisch-militarisme-gezinde Nederlandsche, een weerzinwekkende eisch was, spreekt wel van zelf. Jammer dat Louis Raemakers zijn plaat tegen de goedbedoelende, maar dwaze jonckvrouwe, niet een week vroeger in De Tele graaf" publiceerde, en de vrouwen die denken zooals ik, in staat zijn gesteld geweest, een verkleinde reproductie ervan aan de congres bezoeksters uit te deelen. Niet ten congresse, wat wel niet zou zijn toegestaan, zelfs niet op den stoep of in den tujn, maar voor de ingangshekken van den Dierentuin. Licht waren althans eenigen van haar, die alleen maar uit nieuwsgierigheid of belangstelling gingen, wakker geworden en ook over het standpunt gaan nadenken. Stelselmatig is, vooral door het verdon keremanen van het gloeiend protest der Fransche vrouwen, aan de deelneemsters van den aanvang tot het einde een bepaalde weg voorgeschreven. Op dien weg waren de rustige electrische lichten van het koele ver stand uitgedraaid en mocht slechts het bengaalsch vuurwerk van het gevoel licht geven. Dat het den bezoeksters dan ook groen en geel voor de oogen geworden is en de ver warring vaak groot was, bleek me uit de door mij geraadpleegde courantenverslagen bij herhaling. Het zou geen nut hebben hier de oor spronkelijke resoluties, de later nieuw b ij gekomene, de vele amendementen stuk voor stuk aan een nader onderzoek te onder werpen. Alleen heb ik me afgevraagd of de vrouwen der kleine mogendheden in de verste verte begrepen hebben, wat het voor haar land zeggen wil, dat de wapenfabricage Staatsmonopolie moet wor den. Het schijnt me weer een van die helaas nog steeds voorkomende bewijzen te zijn, hoe verre de aan-het-openbare-Ievendeelnemende vrouw haar inzicht en krachten overschat, en hoe zij voortdurend vergeet dat er diepe studie noodig is, wil men zich met eenig recht van spreken over zulke in grijpende zaken uitlaten. Niet minder dwaas was het eischen van onmiddellijke nietigverklaring van alle bestaande geheime verdragen". En in hoe verre de kans op oorlog werkelijk geringer wordt als niet een vorst maaf het volk te beslissen heeft, het volk dat zoo heel mak kelijk onder de macht van een suggestie komt, zou ik voor mij en ik neem aan dat het gemiddelde peil der congresbezoek sters niet over zoo heel veel meer intellect beschikte dan ik zelf zonder nadere voor lichting en studie niet durven beoordeelen. Laten de congresbezoeksters die niet tot de leidsters behoorden (van haar neem ik aan dat zij inderdaad na diepgaande overweging tot haar overtuiging kwamen) nu ze nog belangstelling voor deze vraagstukken hebben, in De Gids" van Januari het artikel van mr. De Beaufort, in dien van Maart van dr. Jelgersma eens ter hand nemen. Nog erger wordt het waar de congressisten zich verbeeld hebben en tallooze buiten staanders mét haar dat zij uit naam van de" Nederlandsche vrouw spraken. Volkomen terecht is daartegen door J. A. M. E. in De Telegraaf" van 4 Mei Avondblad gepro testeerd. Wij die midden in de vrouwenbewe ging stonden, kenden die overschatting: toen een jaar of acht geleden aan delKoningin en de Kamer een ontwerp Grondwetsherziening door de V. v. V. K. werd aangeboden, heette ook dat reeds uit naam van de" Nederlandsche vrouw te geschieden, ofschoon men destijds een goede 2000 leden telde, daaronder vele mannen, en van al die leden misschien geen 10 pCt. de voorstellen zelfs maar hadden doorgezien. Terecht wees des tijds De Nederlander" in een hoofdartikel erop dat dergelijke onwaarheden de zaak geen goed doen. Al de jaren daarna is voortdurend geprote steerd tegen den schijn en nog eens den schijn in de vrouwen beweging. Het mag alles niet baten, telkens weer en ditmaal in bizonder hinderlijken vorm, duikt een groepje op, dat wellicht volkomen te goeder trouw het groote publiek zand in de oogen strooit. En wat het ergste is: er toe bijdraagt om de vrouw, die krachtens haar grootere emotionaliteit toch al zooveel moei lijker een koel en objectief oordeel velt, te verdommen in plaats van te ontwikkelen. ?Laat men zeggen, dat juist het zwijgen van het verstand en het laten spreken van het gevoel, als compensatie van de wijze waarop de man in de maatschappij optreedt zoo nuttig en zoo gelukkig is. Als dit zoo ware, als werkelijk uitsluitend gevoelsmotieven alleen hadden gegolden, ik had respect kunnen hebben voor het werk. Want dat de vrouw van werkkracht opnieuw blijk heeft gegeven, zal ik de laatste zijn te ontkennen. De vrouwenbeweging heeft voor alles op het oog 'gehad te protesteeren tegen macht boven recht". Welnu had men zuiver in die lijn willen gaan, dan had men een congres moeten bijeenroepen om te prote steeren tegen het gruwelijk onrecht, den kleinen en zwakken Staat België aangedaan, den eenigen waarvan geen enkel der medestrijdenden zal ontkennen dat de oorlog er aan is opgedrongen. Had men zich daartoe bepaald en verder eenige protesten in het algemeen doen hooren, de uitslag zou niet onvruchtbaarder geweest zijn dan nu, maar het was althans een mooi-vrouwelijke daad geweest. Thans is de afkeer, dien de vrouwen van den oorlog hebben, gebruikt om leden, die buiten de vrouwenbeweging stonden, maar alleen de groote vredeslijn zagen, haar stem te doen geven aan onzin-eischen als b.v. de uitnoodiging aan de conferentie der Mogendheden, die het vredesverdrag zullen opmaken, een verklaring af te leggen, waarin de noodzakelijkheid van de invoering van vrouwenkiesrecht in alle landen zal worden uitgesproken! Voelt men waarlijk niet hoe belachelijk men zich door het stellen en aannemen van zulke resoluties maakt? Summa summarum, het congres is onder de vlag van een vredesbetooging (die onder de gegeven omstandigheden nog niet eens werkelijk algemeene internationale of zelfs maar Nederlandsche instemming kon vinden, van welk gevoeleamen echter slechts blijk kon geven door weg te blijven) een congres geweest bedoeld ad majorem feminae gloriam. Of het zelfs maar dat doel bereikt heeft meen ik ernstig te mogen betijfelen. W. WYNAENDTS FRANCKEN Leiden, 5 Mei 1915. DYSERINCK: Noord en Zuid Sinds de Zuid-Nederlanders in grooten getale bij ons in 't Noorden hun tijdelijke wijkplaats hebben gezocht, omdat Vlaanderenland door de Duitschers is overheerd, hebben zij hier niet alleen veel stoffelijke en gemoedelijke gastvrijheid van noode ge had. Zij hebben ook hunne geestdijke vrijheid met zich mede binnen onze grenzen geborgen. Ook daarvoor werd Noord-Nederland hun een toevluchtsoord, en wanneer ons land zijn werk ten volle wil doen, helpt het de ZuidNederlandsche stamgenooten niet alleen, om er het leven bij te houden, maar'ook in het bewaren van hun volkskracht. Ten einde hiervoor te waken, hadden al aanstonds een aantal vooraanstaande Vlamin gen, van alle gezindheden en in den nationalen nood vereenigd, het dagblad De Vlaamsche Stem opgericht. Het moet dienen, om den over onze streken verspreiden Zuid-Neder landers woorden en gedachten uit het oude, eigen land te doen hooren, en aldus onder hen den eigen geest wakkertehouden.Zeker.de Noord-Nederlandsche dagbladen bieden hun reeds, en in de eigen taal, nieuwsberichten en courantenlectuur genoeg. Maar de Vlaam sche gedachten, de Vlaamsche geest, die spreken uit hen niet; die kunnen alleen door leidende landgenooten worden gevoed. Van hoe groote beteekenjs dit is voor een volk in ballingschap, van hoe grooten invloed voor een duurzamen samenhang een eigen blad kan zijn, kan ieder eenigermate begrijpen als hij zich eens herinnert, hoeveel vertrouwelijke aandoening hij er in heeft gevonden, wanneer hij, in den vreemde op reis, een Nederlandsche krant in handen kon krijgen. Zijn er nog niet meer menschen, die het thans hier te Amsterdam uitgegeven dagblad De Vlaamsche Stem kunnen steunen, enkel en alleen reeds door er op in te teekenen? Menigeen zal, wanneer hij deze vraag even wil overwegen, tot de slotsom komen, dat hij daarmede iets kan doen, dat de moeite waard is. Dat de opstellers hun werk tot dusverre op verdienstelijke wijze vervuld hebben, zal ieder erkennen, die wel van nummers van het blad heeft kennis genomen. Hier is een waarlijk gezond middelpunt van breed op gevat Vlaamsch leven. Indrukwekkend waren dan ook de woorden van koning Albert, uit de De Panne gedateerd, waarin voor eenige dagen aan het blad waardeering werd uit gesproken. Intusschen blijkt, om te kunnen blijven bestaan, het blad ook den steun van NoordNederland noodig te hebben. Behalve de Vlaamsche lezers, heeft de oplage de belang stelling noodig van een ruim aantal Neder landsche inteekenaren, belangrijk meer dan er thans zijn. Gelijk met andere Belgische belangen, staat het nu eenmaal ook met dit. En het is, na de Vlaamsche leiders van het blad te hebben gehoord, met ernstige over tuiging, dat ik bij uitzondering hier eenige woorden nederschrijf, om dit belang aan te bevelen. De gewenschte steun is verkregen, wanneer vele Noord-Nederlanders zich op het blad abonneeren (de abonnementsprijs is /l.75 per kwartaal, op te geven aan de administratie van het blad, Paleisstraat 31). Er zullen er onder ons zijn, die dit doen om den goeden inhoud, waarin zich ook werkelijk de wiekslag van eenen verderreikenden Nederlandschen volksgenius doet gevoelen. Laat ons, noordelijken, toch, bij alle nog zoo sterke karakterverschillen, de beteekenis hiervan niet onderschatten ! Er zullen er zijn, die het doen uit sym pathie voor de Vlamingen. Doch is het ook niet voldoende reden, dat de ten onzent zoo algemeen aanvaarde taak van herbergzaamheid, ook nog dezen bijstand wettigt jegens de buren uit het Zuiden? Hier is dus werkelijk iets, individueel eigenlijk van weinig bezwaar, de overweging waard. v. H. Heden, den 5den Mei, wordt te Quarto het plaatsje bij Genua, waar 55 jaar geleden Garibaldi met zijne 1000 vrijwilligers zich inscheepte voor den tocht naar Sicilië een gedenkteeken voor den grooten patriot onthuld. d'Annunzio, de dichter van het imperialistisch-gezinde Italië, houdt de feest rede, maar zal zelf ook gehuldigd worden. Eenige dagen lang heeft men, niet alleen in Italië, maar in heel Europa, zich de vraag gesteld: zullen de Koning en de ministers de plechtigheid bijwonen, ja of neen? Want het was te verwachten, dat d'Annunzio, bij het vieren van de gedachtenis van den man der daad, wien Italië, naast Cavour, zijne eenheid dankt, ook zou aandringen op de daad, waarvan hij en zijne geestverwanten hopen, dat zij de vervulling zal brengen van hunne droomen van grootheid en macht voor Italië. De herdenking van den tocht der duizend" zou, dus meende men,, een geestdriftvolle betooging worden vór het deelnemen van Italië aan den oorlog. Zoo de Koning -en zijne ministers naar Quarto kwamen, dan was de leerling geworpen en het maanden langer gesjacher der diplomatie geëindigd met een handslag waarbij Italië en de Triple-Entente den koop sloten. Ja, zij zullen komen heette het eerst; maar, zoo werd eraan toegevoegd: d'Annun zio zal zijne rede eerst ter goedkeuring aan de Regeering moeten voorleggen; dat wilde dus zeggen: de Koning wenscht geen aan sporing tot den oorlog aan te hooren; de beslissing is nog niet gevallen; de feest redenaar zal zich hebben te matigen. Vervolgens las men het bericht, dat d'An nunzio met verontwaardiging het vermoeden van zich wees, dat hij zich onder censuur liet stellen; hij zou vrijuit spreken, naar zijn hart hem ingaf. Toen werd het weer onzeker, of hij den Koning onder zijn gehoor zou hebben. Maar alle onzekerheid daaromtrent hield op, toen een Reuter-telegram van 3 Mei de tijding bracht: na overweging van den internationalen toestand heeft het kabinet besloten, dat geen minister Rome mag ver laten." Na dit bericht omtrent de interneering van het ministerie, was het eigenlijk overbodig, dat nog eens uitdrukkelijk werd medegedeeld, dat de Koning en de ministers de plechtige onthulling van het gedenk teeken te Quarto niet zouden bijwonen. Dat d'Annunzio dus vandaag heeft gespro ken, zonder de gelegenheid te hebben om door zijne geestdriftige woorden de hoogste regeeringspersonen wij zullen niet zeggen: in vervoering te brengen, want de veronder stelling van deze mogelijkheid zou een beleediging zijn voor staatslieden van practischen zin; laat ons dus zeggen: om door zijne dichterlijke taal aan Koning en ministers, die nu al wekenlang alleen verkeerd hebben in de wereld, waar men zaken in het groot doet, de aangename gewaarwording te geven, dat zelfs hun bedrijf nog kan worden ge dealiseerd dat d'Annunzio dus vandaag heeft gesproken voor een gehoor, waarbij Koning en ministers ontbraken, staat vrij vast. De korte inhoud van wat hij gezegd heeft, zal morgen door alle kranten worden bekend gemaakt, en onze lezers zullen het dus weten, als hun deze regels onder de oogen komen. Maar de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat zij op dat oogenblik nog altijd in onzeker heid verkeeren omtrent de reden, waarom Koning en ministers van het feest te Quarto zijn weggebleven. De buitenlandsche couranten geven daar voor verschillende redenen op, al naarmate van wat elk der beide groepen van groote mogendheden, wier zaak zij dienen, van Italië hoopt. Het niet opgaan van den koning en zijne ministers naar Quarto, zoo meent de pers, die een Duitsch-Oostenrijksch geluid laat hooren, is toe te schrijven aan den vlotten gang der onderhandelingen, die tusschen Italië en Oostenrijk worden gevoerd; alles loopt van een leien dakje; elk oogenblik mag men verwachten, dat beide partijen het eens zijn geworden; het groote belang der beslissing, die weldra zal vallen, maakt het noodzakelijk, dat er telkens een per soonlijke gedachtenwisseling plaats heeft; de koning en zijne voornaamste ministers moeten dus te Rome blijven, wat hun ook hierom niet aangenaam is, omdat zij te Quarto allicht getuigen zouden moeten zijn van een betooging, die tegen hun eigen bedoelingen ingaat. Neen, zeggen de imperialistisch-gezinde bladen in Italië, niets zou den koning liever zijn dan het aanhooren van een vurige op wekking tot den oorlog, nu hij op het punt staat zijn volk op te roepen tot den krijg tegen Oostenrijk. Maar en hierin stemmen zij met de andere partij overeen de koning kan te Rome niet worden gemist; in deze dagen, nu de diplomatieke onderhandelingen elk oogenblik tot de beslissing kunnen voe ren en de allerlaatste toebereidselen tot den oorlog worden gemaakt, ontbreekt hem de tijd om naar Quarto te reizen. Van Engelsche en Russische zijde wordt dit betoog nog wat aangedikt. De Times ontvangt van allerlei zijden berichten, dat de inmenging van Italië in den oorlog spoeInzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confettf. België heeft behoefte aan disciplinee ring, want zulk een onopgevoede bende jongens, als in België en in den laatsten tijd ook in Nederland rondloopt, vindt men nergens ter wereld. Er moet ingegrepen worden, maar met een hart vol liefde... Aldus, volgens een verslag in dieWoche", Karl Lamprecht in een rede, onlangs te Dresden gehouden. Ja, ja, die liefde is toch maar je ware! Dat hebben de onopgevoede Belgen in den laatsten tijd van de zijde der Duitschers wél ervaren! * Een Duitsche journalist heeft een interview gepubliceerd van den Sultan van Turkije. Het blijkt, dat de Zoon van den Profeet daarom zoo zeker is van de zege zijner Turken, omdat Molkte gezegd heeft: het succes is verliefd op den degelijke." De natie der Pacha's nu schijnt uit zulke bijzonder degelijke broekjes te bestaan. Het is, en in het bijzonder in dezen tijd, een bedroevend verschijnsel, dat juist Hol landers, die eene sterk-sprekende uitdruk king wenschen te bezigen om gebrek aan energie, lamzakkigheid en futloosheid aan te geven, daartoe gebruik maken van de, liefst op smalende wijze uitgesproken qualificatie: echt Hollandsch"! Dit feit op zich zelf is eerst recht echt Hollandsch"! iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiHiiiiiiiiiiiiiHiiiiii diger zal plaats hebben dan men tot dusverre verwachtte; haar correspondent te St. Peters burg meent zelfs te mogen verzekeren, dat men in Oostenrijk op het ergste voorbereid is! Uit Venetië krijgt het blad de tijding, dat er aan den Oostenrijkschen kant van de grens militaire toebereidselen gemaakt wor den alsof dit niet reeds maandenlang gebeurd is! en dat het verkeer over de passen stop is gezet. De Novoje Wremja heeft uit Triest vernomen, dat de militaire overheid daar in de Italiaansch-Oostenrijksche grensstreken een manifest heeft laten verspreiden, waarbij de bevolking erop wordt gewezen, dat het Italiaansche leger op het punt staat de grens te overschrijden; de bevolking van het bedoelde gebied wordt aangemaand zich kalm te gedragen en te vertrouwen dat de bezetting van het land door Italiaansche troepen niet lang zal duren. Dit alles klinkt inderdaad zó, alsof Italië morgen den oorlog zal verklaren. Maar men zal zich herinneren, dat er drie of vier weken geleden niet minder krachtig in de krijgstrompet werd geblazen, niet door de Itali aansche regeering zelf, maar door de bladen van de Triple-Entente, die met toenemend ongeduld het getreuzel van Italië aanzien. Ook toen stonden deze couranten vol van berichten over het oproepen van Italiaansche reservisten uit het buitenland, over waar schuwingen, aan in Italië wonende Oosten rijkers en Duitschers gegeven.om zoo spoedig mogelijk hunne biezen te pakken, over een groot aantal schepen, die in Engelsche havens gecharterd waren om steenkolen aan te brengen voor de Italiaansche vloot enz. Dat Italië gereed is om, zoo noodig, oor log te voeren hieraan twijfelt niemand; het heeft zich negen maanden lang daartoe kunnen uitrusten. Maar niemand weet op dit oogenblik nog met eenige zekerheid, of de onderhandelingen van de laatste maan den zullen leiden tot het resultaat, dat Italië oorlog gaat voeren tegen Oostenrijk, dan wel of Oostenrijk zich ten slotte bereid heeft verklaard de hooge rekening te betalen, die Italië het aanbiedt voor zijn onzijdig blijven in dezen oorlog. Niemand weet ook met eenige zekerheid, om welke redenen de Koning en zijn minis ters niet tegenwoordig zijn geweest bij de plechtigheid te Quarto; wij willen zelfs nog altijd de mogelijkheid opengelaten, dat, zooal niet de Koning zelf, dan toch Salandra op het laatste oogenblik trots alle drin gende redenen, die de ministers noodzaken niet uit Rome weg te gaan toch de ge legenheid voor een slipreisje naar Quarto heeft gevonden. Zoo men echter wil gaan gissen naar die redenen, dan wagen wij het, aan de boven genoemde een andere toe te voegen, die wij nog nergens vermeld vonden. Te Quarto zal de gedachtenis worden ge vierd van een man, die een kind was in de boosheid, wel te verstaan in de politieke boosheid; van een vurig patriot, wien alle berekening vreemd was; van een soldaat, die de zotste fouten heeft gemaakt, wanneer de omstandigheden hem dwongen ook regeeringsmaatregelen te nemen, maar die zich zijne volkomen ongeschiktheid om te regeeren volkomen bewust was en met vreugde die taak aan anderen overliet, zoodra er iemand was om ze over te nemen; van een idealist, die om practische overwegingen nooit iets gaf en daarom dan ook voort durend in conflict kwam met een staatsman als Cavour; een Italiaan, die zijn land gediend heeft alleen door zijn geestdrift, door zijne

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl