De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 9 mei pagina 10

9 mei 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Mei '15. No. 1976 t * i 't Klimaat bepaalt den volksaard, Werkt in zijn wetten na; Dus hangt nationalisme Af van de ectiplica." Een ander wijsgeer C. D. te A., schreef: .Nationalisme, bekeken vau den mooien kant, Beduidt zooveel als: liefde voor het vaderland Maar beschouwt men 't van de schaduwzij, Dan ziet m'er een tikje bekrompenheid bijl" Uit bescheidenheid wenscht deze inzender buiten mededinging te blijven; we zullen die bescheidenheid eerbiedigen. Minder ingenomen met de idee nationa lisme" toont zich J. C. Huiske te W. in het volgende oordeel: Misplaatste deugd, die eenerzijds een kleine groep tot staat" Vereent, maar aan den anderen kant Gestaag verdeeldheid wekt, en oorzaak is van haat, En hindert aan de vorming van den broe derband." Heelemaal niet te spreken over 't natio nalisme is J. H. Beversluis te M. die ons een aantal definities deed toekomen, waaruit we de volgende kiezen: Het nationalisme Is 't kapitalistische net, Dat de eendracht der werkers Zeer kunstmatig belet." En Pacificus" te A. is er niet minder op gebeten; men leze slechts: Nationalisme l eens zult ge verdwijnen Niet langer verpesten ons menschen-bestaan. Dan zal de zon van den vred' ons beschijnen, Gaan oorlog en volkshaat voorgoed van de baan." Van humor niet ontbloot zijn de volgende antwoorden: Een koebeest hecht zich aan zijn stal, Een vogel aan zijn nest; En 't land waar wij geboren zijn Lijkt ons het allerbest." (J. H. Garms Jr., te A.). Dan (van S. J. v. Duinen te A.). Nationalisme is een ding, dat inslaat bij oorlogsgevaar, Dan zetten de S. D. A. P'ers dit fluks in elkaar, En zijn die gevaren voor hen weer voorbij Dan zij ze met 't inter-nationalisme weer blij l" De Jordaan Van Nes en Zeedijk door Is. QUERIDO Er zullen er zijn, wien dit tweede deel van den Jordaan-roman tegenvalt, maar ik vrees dat dezen zich toch vergissen. 't Is zoo langzamerhand een gewoonte geworden te onderstellen, dat een vervolgdeel noodwendig moet af vallen, nadat een eerste deel groote verwachtingen heeft gewekt, een veronderstelling, die nergens op steunt. 'f En 'f begindeel van Querido's epos bleek een werk te zijn grootsch van vizie en inleving, breed van opzet en uitwerking, hoewel dan zonder maat en verhouding. 't Bestond uit een reeks tafereelen, die, geen klassiek afgerond geheel vormden. En dit tweede deel verschilt m. i. daarvan weinig, ondanks de verschillen. Er zijn weer overweldigend-geschreven tafereelen en gegedeelten, waar het verhaal inzinkt, 't bestaat eveneens uit een reeks tafereelen, die geen besloten geheel vormen, hoewel de schrijver er ditmaal wel naar streefde. 't Verschil van indruk is hoogstens, dat we bij het tweede alle gedachten aan belaten varen en voortaan elk boekdeel te beschouwen hebben als een fragment van een half duizend bladzijden dan, toch een brokdeel van een te vermoeden reusachtig geheel. Hoe dit geheel zich zal indeelen, hoe de auteur de brokstukken zal samenbouwen, hiervan valt nog niets te beramen noch te bevroeden. En de auteur weet het blijkbaar ook niet, volgens het nawoord": Ik schrijf, zoo verklaart hij, een Amsterdamsch epos, d. w. z. ik ga alle wijken van Amsterdam uit, onder alle standen en menschengroepen. Ik zal stellig nog uit den Jordaan schrijven, zonder dat mijn romans meer naar deze buurt zullen heeten, doch de personen laat ik weer optreden, als dit voor verdere karakterontleding en lotgevallen noodig blijkt". Heel fraai is dit stukje niet gestyleerd, maar we lezen althans er uit wat Querido zelf als de hoofdzaak van zijn werk be schouwt: karakter-ontleding en lotgevallen. Querido stoort zich nu eenmaal niet aan strakke lijn, niet aan klare indeeling en zuivere afsluiting, hij laat zich gaan... en bereikt ermee," voor wie er zich niet oppo sant tegenover stelt. We hebben hem te volgen of ons af te wenden. Ontegenzeggelijk, ieder schrijver heeft het recht zelf af te palen hoe hij zijn werk wil opvatten 't past een ander niet iets tegenovergestelds van hem te eischen. Of Querido tegenover anderen evenzoo is, dat valt wel even te betwijfelen. Gezien althans de hoofdstukken die hij schreef over crimiNog een paar bloemkens uit de rijke gaarde. B. B. te V. schreef: De dierst 'erinnering van dingen en van menschen Het best 'waaraan in 't been mijn hart ik heb verpand, Het liefste, wat ik nog in toekomstdroom durf wenschen, Dat alles dank ik u, mijn volk en mijn land." D. v. A. te A. antwoordde: Nationalisme is een bron van goed en kwaad, Die 't menschdom verder brengt, doch het ook schaadt, Een volk vereent, doch het van and're scheidt, En steeds zaait liefde maar ook haat." A. v. Raalte Jzn. te R. zond eenige ant woorden, waaruit we het volgende kiezen: Je Vader-land, je Moedertaal Je roeder-liefde, dat alleen, Met nog zoo iets van ideaal", Vormt nationalisme", naar ik meen. Tenslotte een letterspel", door A. C. C. de Vletter te H. ingezonden. Elk woord van dit rijmpje wordt in nationalisme" gevonden, doch geen enkele letter is in hetzelfde woord dubbel gebruikt: Nationalisme, Satan! is niet: aime la monnaie! 't Is: maintiens l'amitié, la sainte maison! In nationalisme is: Ie lion! lointain, isolé! O taal en stam, late 't lot ons 'n liaison!" Aan den samensteller van dit letterkunstje kennen' we ter wille van de moeite, die hij zich getroostte.intusscheneen der vijf uitge loofde boekwerken toe.Verderzijn?bekroond": H. J. Oosterbeek te D., J. C. Wijnand te W., R. te B. o. Z. en C. A. S. te O. Q. N. IIIIMIIIIlllllllllllllllllllllllllll RIJM-KRONYCK XII Waar 't zwaartepunt ligt... De correspondenten te velde, in 't Oosten en Westen vermelden, veel strijds en veel winsten, en zeggen: 't gevecht heeft zijn zwaartepunt weder naar elders verlegd."... Zoo hebben we 't zwaartepunt reeds zien doorloopen een derde van 't half rond,en drie-kwartEurope. Het zwaartepunt... waar zou het wezen? in 't Oosten of in de Vogezen? nam Nolens het mede, of ligt 't in den wissel van Muller in Kuhlmann, of in Przmysl? of was 't in 't congres (dat gelukkig gedaan is) in Rosika Schwimmer of in Rosa Manus...? Het zwaartepunt wankelt en waart, en wanneer g' u de moeite bespaart, van kletsen en zoeken naar oorzaak en wezen, dan komt u het antwoord zoo helder gerezen, ...Het zwaartepunt ligt in het lengen der dagen, in het groen dat de takken en twijgen gaan dragen, .,. 't is lente, 't wordt zoeler in loopgraaf en bosch... ... het weder wordt zacht,... en nu gaat 't er op los. XIII De pastoor van Neuvilette (mag niet in den Haag vertoond worden) Arme Haagsche diplomaten! want een stuk, waarin soldaten, schieten op een dorpspastoor, is geen kostje«voor uw oor... Karnebeek maakt korte metten, de Pastoor van Neuvilette mag niet binnen 's Gravenhage... ... Karnebeek van Neutre-Village... neele psychologie en romankunst *). Om evenwel de bespreking niet te vertroebelen ga ik hierop niet in. Er zouden anders wel voldoende redenen voor bestaan, 't Gaat hier toch om het psychisch crimineele wezen van misdadigers naturen. Hoe deze misdadigers-naturen te zien? Zooals Querido die ziet of zooals ik meen dat ze gezien moeten worden ... ? 't Verschil komt, in een paar woorden saamgetrokken hierop neer, dat misdadigers voor mij bovenal een belangrijk experiment vormen als ze door de omstandigheden z zijn geworden, terwijl Querido de misdadi gers-natuur op zichzelf belangrijk acht. Wat 't ook wel weer kan zijn, maar dan toch tot op zekere hoogte. Nu kan een groot schrijver alles belangrijk maken, bovenal n.l. voor de kritisch-ongeoefenden, voor de oppervlakkig lezenden, die teren op hun aandoeningen, de these niet van de uitwerking, de oorzaak niet van het gevolg scheiden. Wellicht staan we hier dan toch voor een der kriteria, hoe het komt dat er nog altijd velen zijn, die letterlijk niets goeds in Querido's reusachtig werktalent vinden, terwijl men er toch evenveel aantreft die hem in alles kritiekloos bewonderen. De een zegt: hij holt door, hij is als een blind paard. De ander antwoordt: goed, maar hij bereikt er mee, hij wint het van allen. 't Gevaar zou hier dan liggen juist in dat groot schrijverstalent van hem, waarmee hij de ongeoefenden kritiekloos slaat en de anderen zoo afkeerig maakt, dat ze zijn beste werk zelfs niet onder de oogen willen nemen. Er kunnen natuurlijk ook andere redenen bestaan; 't zou de moeite loonen als eens iemand zich er voor wilde zetten om de groote bewondering eenerzijds en de niet minder groote tegenzin bij anderen te doorgronden. In 't kader van deze korte bespreking, dit speurt men, past dit onder zoek niet. Overzien we dit tweede deel, zoo lijkt het mij, dat Querido mooie resultaten bereikte, hoewel literair-beschrijvend het minder sterker is. Begint het eerste deel met de haast geheimzinnige nachtelijke aalmarkt in de maand Mei, hier in dat tweede deel vangt Querido nuchtertjes-gewoon aan: Joden Jet gluurde schuw door haar grauwachtig voiletje naar het donkere trapgat waar Corry Scheendert in verdwenen was". Toch is dit gewoon-verhalend begin te verdedigen we krijgen immers verderop de beschrijvingen de auteur geeft hier een *) Arbeid", uitg. Scheltens en Giltay, Amst. XIV Prof. Treub en het Vreemdelingenverkeer [Prof. Treub wenscht, dat zeker antiDuitsch blad in het Doelen-Hotel ter lezing zal liggen; hij kwam dezen wensen persoonlijk uitspreken".] Hector Treub is de verlosser... ... van de waarheid, en steeds losser wordt 's ministers broeder's taal, als hij spreekt van 't moordend staal. Pas nog heeft hij in het Doelenhotel den gerant doen voelen, dat een Deutsch-unfreundliches Blatt" al het noodige bevat, om de Franschen, die nog reizen, hier te brengen a leur aise. Doch dit ging met zulk geweld, dat de gasten, toegesneld, in de hall naar 't tieren hoorden, waarmee de hooggeleerde stoorde. ... Van den vreemdelingen-vriend was men allerminst gediend. Est ce qu'il est agent de Cook?" noorden wij een Franschman vragen ... ... ge draagt wél messen, Treub, maar 't zijn niet allen Cooks" die messen dragen !>.. XV Gordijn voor Tellegen's eerste huis-dos" (de nieuwe brandweer-commandant) ? Is een Gordijn of Jalousie in 't brandweerperk getreden? die de laatste zitting a-huis-clos deed daveren van den naam Scharroo, van Cool en Meier... Tellegen heeft toen in een gezellige en Vliegens-vlugge speech besproken, hoe men 't gordijn had opgedoken; ... hoe hij wél in 't gordijn geloofde, en Snijders Cool een kooltje stoofde, hoe B. en W. weer zijn accoord, (niet Bouw en Woning)... enzoovoort. Hij heeft ze op hun plaats gezet, en bleek voortreffelijk au fait... Welaan, men haal 't gordijn in top, en berg' de jalousieën op. MELIS STOKE l IIIIIIIIMIlmlIIIMItllllll Inhoud van de Mei-Tijdschriften De Gids, Marcellus Emants, Liefdeleven, V. Dr. Charlotte A. van Manen, Duitschland's groei. Prof. C. H. Becker, Islampolitiek. Frank Gericke, Trophaeen. M. Scharten-Antink, De Zinkput. F. Schmidt-Degener, Het lot der naetureelste beweeglijkheid. Franc.ois Pauwels, Puck Triumphator. Buitenlandsch Overzicht. Bibliographie. Op de Hoogte, Portret prof. dr. H. Th. Obbink. D. Kouwenaar, Amsterdamsche Journalisten. De Wereldoorlog. A. W. Weissman, Rome. A. von'Klinckowstroem, De Laatste. J. J. H. Martijn ,Een nieuw Asyl voor Verwaarloosden en Ontouderden. O. v. T., Montparnasse. Allerlei. Bijlagen Zandvoortsch Binnen huisje" (plaat) en Voor onze Jeugd. Groot-Nederland, Bernard Canter, Pop penkast. Helene Swarth, Liedjes. Frits Hopman, De Roepstem. J. Everts, Het nieuwe Bewustzijn. J. Greshoff, Zwervers. Herih'nerihgen.?Frans Coenen, Duitschland's beschaving. Johan Toot, Verzen. J. A. N. Knuttel, J. L. Walch en Andréde Ridder, Literatuur. H. v. d. Wal, Dramatische Literatuur. J. L. Walch, Dramatisch Overzicht. Stemmen des Tijds: A. Wagenaar, Op Hoop van Zegen, I. Dr. F. M. Th. Böhl, Sumer en Akkad, iets over het oude Babylonië. E. Renévan Ouwenaller, Gedachten over het Gevangeniswezen. Mr. H. Verkouteren, De Fransche Revolutie, II. J. Petri, Selma Lagerlöf. Leestafel. De Vrouw en haar Huis: A. Bienfait, Tuinarchitecte en Vrouwenwerk. Annie iliMiiimiiiiiiiMimi t vervolgboek. Hij voert ons enkel een nieuwe figuur voor: Joden Jet. En deze Joden Jet, blanke slavinnen-ronselaarster, blijkt al een heel vuig en sluw wijf te zijn met haar lusten voor andere vrou wen, toch weer overwoekerd door haar schrokkende zucht naar geld. Ze aast nu op Corry Scheendert die we kennen uit het eerste deel, want op die niese is ze verkikkerd en die zal haar ook geld opbrengen. Mij trekt in deze beginhoofdstukken aan, dat ze kort zijn gehouden en men ze episch zou kunnen noemen, indien we nog bleven hechten aan de oude beteekenis van dit woord. En ook dat er ons een draad in wordt gegeven waarlangs het verhaal loopt. Volgt een analyseerend hoofdstuk over Manus Peet, bijgenaamd de Bochel of de Bad-aap, kompagnon en helper van Joden Jet. Ook een gokpartij met Simbad de Zeeman, daarna een partijtje klaverjassen op den volgenden middag, terwijl een dezer gokpartijen ons meer dan genoeg was; zelfs te veel. Niet de Bad-aap noch Simbad in teresseert ons, doch de jacht van Joden Jet op Corry. 't Episch kort invoeren van personen is hier dus (bladz. 21) gedaan en we hebben er 540 te lezen. Wie nu hier een tekort uit mocht willen afleiden, begrijpt me verkeerd. Ik heb enkel aangetoond, dat het begingedeelte, hoewel wat beschrijvingen aangaat minder overweldigend, als zeer goed kan worden beschouwd, en dat het te gereed overgaan in de uitspinning van bijtafereelen de goede verhaalgang schaadt. Na een pakkend hoofdstuk van de Nesmeiden in tingeltangel-kleedhok, waar ook Joden Jet en Corry zijn, krijgen we de bloemenmarkt. Mooie Corry drentelt er in zoete verge noeging en ontmoet er, hoewel in hoop mooien Karel te treffen, Dien, ook eens een onafhankelijke Jordaanmeid als zij! nu het groote leven ingegaan, waarvan ze de mizerie vertelt. Opgemerkt zou hier kunnen worden dat 't mizerie-verhaal langs ons afglijdt, dat het zoo goed als niets doet, wijl we die bleeke Dien niet kennen, ons althans niet voldoende haar herinneren, 't Moet blijkbaar dienen als waarschuwing voor Corry en we weten dat vlinders die om de vlam vliegen toch hun vleugels branden. Bij vader Scheendert met zijn duiven, daarna bij mooien Karel, overbekend, evenals Corry, uit deel I, zijn we in den Jordaan. Ligt het aan mij?.. Vele bladzijden lijken mij herhalingen uit het eerste deel. Natuurlijk herhaalt Querido zich niet. Hij geeft telkens wat anders, dat spreekt, maar de personen, hun aanvoelingen, hun zienswijze en ver wachtingen, herinneren we ons zoo volledig uit het eerste deel, dat het, hoe interessant ook Oorspronkelijke teekening van A. Ost voor de Amsterdammer DE LUGUBERE STRATENMAKER Salomons, Top Naeff (met portret). Gerda, Reisindrukken. G. J. Blees Kzn., Noorsch houtsnijwerk. Elis. M. Rogge, Kleeder dracht-poppen, II. Martine Wittop Koning, Plantenboter en Plantenvet. Leo Lauer, Liedjes van Kinderen. Egb. C. v. d. Man dele, Verantwoordelijkheid. Johan Briedé, Een Lampenkapje. Twee Kussens. Man telkraagje. Kinder-, Jongemeisjes- en Dameskleeding. Elck wat Wils. Kalen der van de maand. Wat ge niet weet of mogelijk weet. Over knippen en naaien. Nieuwe Uitgaven. Berichten. Onze Eeuw: G. F. Haspels, David en Jonathan, I. Dr. G. J. Hoogewerff, Jan van Scorel, zijn leven en persoonlijkheid. Dr. E. B. Kielstra, De Lampon gs. E. M. ten Cate, Menne Simons. TIE, Van den Hak op den Tak. J. C. Bloem, Uit Ge stalten". J. E. van der Waals, De Spoor trein. Buitenland. Leestafel. De Beweging: Alb. Verwey, In een tijd als deze. H. Labberton-Drabbe, Gedach ten naar aanleiding van den Oorlog. J. de Gruyter, Oorlogswee. Alb. Verwey, Eenzelvige Liederen. Jacob Israël de Haan, De Kinematograaf in de Crimonologie. J. I. van den Brandeler-den Beer Poortugael, Gedichten. Is. P. de Vooys, Berusting. miiiiMiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiM r op zichzelf, ons even een besef van afmatting bezorgt. Relatief dan, want Querido spitst ons telkens weer tot nieuwe inzichten in de karakters, hoewel die nieuwe blootleggingen geen verandering meer kunnen aanbrengen. ver het te vele van het meditatief, vooral bij misdadigers en primitieve naturen, door Querido met voorliefde toegepast, zou hier wel wat te zeggen zijn. Als om beurten zooals, hier Joden Jet, BadAap, Corry, Mooie Karel en anderen er voor gaan zitten of een straat, een grachtje omloopen om een overweging af te steken over het ongelukkige of voortreffelijke ik, dan mist men niet enkel de gewenschte uitwer king, maar gaat het soms op een gramofoon gelijken... Het hoofdstuk over het bijna ingepalmde en door Joden Jet opgesloten buitenmeisje sla ik over, 't herinnert mij te veel aan sensatie-volksstukken als Blanke Slavinnen". De moderne psycholoog ziet die dingenanders. En zoo ga ik veel voorbij, hoe zou men in kort bestek een zoo uitgebreid boek kritisch kunnen bespreken, om te komen tot de sterkgeschreven, spannende tafereelen, waarin zoowel de literaire als de psychologische waarde van dit boek is gelegen. Eén van deze tafereelen, is voor mij de Nes-scène van den champagne-baron, daar heeft Querido werkelijk overbluffend rake tafereelen van gemaakt. Al de rauwheld, al de dwaasheid en 't uitzinnige van zoo'n champagne-slurpenden nietsnut en het flauwe gekweel, de slaafsche meegaandheid van de aanwezigen werd hier voortreffelijk geschetst. Zeker niet minder sterk is de nachtelijke overval, van de souteneurs, de berooving en mishandeling van de matroosjes met wie de Zeedijk-meiden uit zijn geweest, en de uiteindelijke, lang verwachte val van de mooie Corry, in een woeste verkrachting door dierlijke kerels. Over die scène glipt Querido wel wat heen, vermoedelijk om te vermijden al te schokkende details; maar 't gevolg is nu, dat we 't niet zoo dadelijk gelooven. Die ranke, slanke Jordaanmeid stond toch altijd haar partij, kwam overal ongeschonden uit. Dat ze tegen het geweld moest verliezen volstaat hier niet, evenmin doordat ze te veel gedronken had en verkikkerd raakte op den Engelschen stuurman, die zooveel van mooien Karel had. Dat zou enkel hebben kunnen dienen, als dat stuurmannetje de verleider of verkrachter was. Nu de wilde, woeste orgie na de berooving ontbreekt, verzwakt de totaal-indruk. Overweldigend daarentegen in zijn korte, scherpe raakheid is het groote slot-hoofdstuk, het vuistgevecht tusschen Lou de Bokser en Mooie Karel, om Corry de Jordaansche. Hier vooral, in dit laatste tafereel, is Querido ] Maurits Uyldert, La Bohémienne. -- Jacob Israël de Haan, De Duitsche Rechtsgeleerden en de Oorlog. Boekbeoordeelingen. Politiek of Religieus. Vragen des Tijds: In Memoriam mr. J. A. van Gilse. Dr. G. W. Kernkamp, De Europeesche Oorlog. VIII. Een schoon gebaar. Dr. G. Kalff, Onze mannen ter zee. U. G. Schilthuis, De Nederlandsche graanhandel en de oorlog. Mr. H. P. Marchant, Staat kundig Overzicht. Mr. dr. H. J. Tasman, Sociale Kroniek. Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift: De Apenkooi, plaat naar een ets van H. L. Jungnickel. Max Eisler, De Etskunst in het tegenwoordige Duitschland. Ph.Zilcken, In en om Caïro (vervolg). Dr. M. W. de Visser, Japansche kleurendrukken in het Rijks Ethnographisch Museum te Lei den. H. J. de Vries, Iberische Kunst (slot). Willem de Merode, Gedichten. Frits Hop man, De Proeftijd (vervolg). A. J. Zoet mulder, De Verloting. Kroniek. Boekbespreking.R. W. P. Jr.?Kunst in Amsterdam, Derkzen v. Angeren bij v. Erven Dorens te Amsterdam. Willy Sluiter bij Schuller. Dr. Paul de Keyser, De Belgische hout snijder Henri Wils. geslaagd met realistische zoowel als psycho logische indringingskracht. In deze vuistkamp waarin de beroepsbokser-pooier met de vuisten knokt, doch de lenige jordaner hem schept, komt naar voren heel de aard van 't Jordanervolk, waarom het hier toch gaat. In Corry zien' we nu ineens een Carmen, in Karel een don José, in den bokser den Toreador, doch niet nagebootst, echt Hollandsch, onvervalscht Amsterdamsch. En dit niet te hebben beredeneerd noch in lek ker makend meditatief ons opgedrongen, doch realistisch fel te hebben gebeeld, uit zichzelf als een vlagende wind, hiervoor alleen heeft men dit boek al te lezen... en den auteur te loven. Natuurlijk valt er van dit boek nog heel wat meer te zeggen, doch de beperkte ruimte van een weekblad laat dit niet toe. Daarom enkel nog kleine opmerkingen. Jordaan I bleek voor velen moeilijk te lezen door een al te felle fonetische dialekt weergave. In deel 11 is Querido hiervan teruggekomen. En hoewel minder typisch, lijkt het me niet minder erom; dit pleit voor zijn groot beeldend vermogen. Dat hij met de vele gedachte-dialoog wel even in eigen literaire aanvoelingen vervalt, blijft een tout, en zij terloops aangestipt. De Nes voor een aantal jaren terug, liet hij in dit verband herleven, gebruik makend van zijn recht als romanschrijver. Hiertegen valt niet veel aan te voeren. Wel dat hij in denzelfden adem spreekt van nauwe rokken en van tango. Over het al te rijkelijk gebruik maken van stippeltjes, zou wel iets zijn te zeggen, maar dan verval ik tot tekstkritiek en dit is niet de bedoeling. Laat ik, mijn oordeel samentrekkend, enkel zeggen, dat Querido van het Jordaanvolk overweldigende tafereelen heeft geschreven die voor ons zullen blijven leven, maar dat 't geheel nog niet groeide tot een volledige karakteristiek of weergave van de Jordaan. Er schuilen in dit vlagende, oerkrachtige buurtvolk, weerspiegeling van heel ons volk, nakomelingen van kruideniers en van zee schuimers, nog andere hoedanigheden, van taaien wil, frisschen, blijden levenskijk, van huislijken vrede en zin voor orde en regel maat, die Querido blijkbaar niet ziet, en die hier toch noodig zijn, willen we een goed inzicht verkrijgen. Ik denk b.v. aan mooie tafereelen als van Jac. v. Looy, hier vrij wel ontbrekend. Dit gemis doet m.i. niets af aan wat er in deze boeken wel valt te loven, te waar deeren, te bewonderen, al naar de persoon lijke gesteldheid van den lezer. Voor mij is dit tweede boek niets minder dan :t eerste deel, ik wacht met belangstelling op het derde. G. VAN HULZEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl