Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Mei '15. No. 1976
t *
i
't Klimaat bepaalt den volksaard,
Werkt in zijn wetten na;
Dus hangt nationalisme
Af van de ectiplica."
Een ander wijsgeer C. D. te A., schreef:
.Nationalisme, bekeken vau den mooien kant,
Beduidt zooveel als: liefde voor het vaderland
Maar beschouwt men 't van de schaduwzij,
Dan ziet m'er een tikje bekrompenheid bijl"
Uit bescheidenheid wenscht deze inzender
buiten mededinging te blijven; we zullen
die bescheidenheid eerbiedigen.
Minder ingenomen met de idee nationa
lisme" toont zich J. C. Huiske te W. in het
volgende oordeel:
Misplaatste deugd, die eenerzijds een kleine
groep tot staat"
Vereent, maar aan den anderen kant
Gestaag verdeeldheid wekt, en oorzaak is
van haat,
En hindert aan de vorming van den broe
derband."
Heelemaal niet te spreken over 't natio
nalisme is J. H. Beversluis te M. die ons
een aantal definities deed toekomen, waaruit
we de volgende kiezen:
Het nationalisme
Is 't kapitalistische net,
Dat de eendracht der werkers
Zeer kunstmatig belet."
En Pacificus" te A. is er niet minder op
gebeten; men leze slechts:
Nationalisme l eens zult ge verdwijnen
Niet langer verpesten ons menschen-bestaan.
Dan zal de zon van den vred' ons beschijnen,
Gaan oorlog en volkshaat voorgoed van de
baan."
Van humor niet ontbloot zijn de volgende
antwoorden:
Een koebeest hecht zich aan zijn stal,
Een vogel aan zijn nest;
En 't land waar wij geboren zijn
Lijkt ons het allerbest."
(J. H. Garms Jr., te A.).
Dan (van S. J. v. Duinen te A.).
Nationalisme is een ding, dat inslaat bij
oorlogsgevaar,
Dan zetten de S. D. A. P'ers dit fluks in elkaar,
En zijn die gevaren voor hen weer voorbij
Dan zij ze met 't inter-nationalisme weer blij l"
De Jordaan
Van Nes en Zeedijk
door Is. QUERIDO
Er zullen er zijn, wien dit tweede deel van
den Jordaan-roman tegenvalt, maar ik vrees
dat dezen zich toch vergissen.
't Is zoo langzamerhand een gewoonte
geworden te onderstellen, dat een vervolgdeel
noodwendig moet af vallen, nadat een eerste
deel groote verwachtingen heeft gewekt, een
veronderstelling, die nergens op steunt.
'f En 'f begindeel van Querido's epos bleek
een werk te zijn grootsch van vizie en
inleving, breed van opzet en uitwerking,
hoewel dan zonder maat en verhouding.
't Bestond uit een reeks tafereelen, die,
geen klassiek afgerond geheel vormden.
En dit tweede deel verschilt m. i. daarvan
weinig, ondanks de verschillen. Er zijn weer
overweldigend-geschreven tafereelen en
gegedeelten, waar het verhaal inzinkt, 't bestaat
eveneens uit een reeks tafereelen, die geen
besloten geheel vormen, hoewel de schrijver
er ditmaal wel naar streefde.
't Verschil van indruk is hoogstens, dat
we bij het tweede alle gedachten aan
belaten varen en voortaan elk boekdeel te
beschouwen hebben als een fragment van een
half duizend bladzijden dan, toch een
brokdeel van een te vermoeden reusachtig geheel.
Hoe dit geheel zich zal indeelen, hoe de
auteur de brokstukken zal samenbouwen,
hiervan valt nog niets te beramen noch te
bevroeden. En de auteur weet het blijkbaar
ook niet, volgens het nawoord":
Ik schrijf, zoo verklaart hij, een
Amsterdamsch epos, d. w. z. ik ga alle wijken van
Amsterdam uit, onder alle standen en
menschengroepen. Ik zal stellig nog uit den
Jordaan schrijven, zonder dat mijn romans
meer naar deze buurt zullen heeten, doch
de personen laat ik weer optreden, als dit
voor verdere karakterontleding en lotgevallen
noodig blijkt".
Heel fraai is dit stukje niet gestyleerd,
maar we lezen althans er uit wat Querido
zelf als de hoofdzaak van zijn werk be
schouwt: karakter-ontleding en lotgevallen.
Querido stoort zich nu eenmaal niet aan
strakke lijn, niet aan klare indeeling en
zuivere afsluiting, hij laat zich gaan... en
bereikt ermee," voor wie er zich niet oppo
sant tegenover stelt. We hebben hem te
volgen of ons af te wenden.
Ontegenzeggelijk, ieder schrijver heeft het
recht zelf af te palen hoe hij zijn werk
wil opvatten 't past een ander niet iets
tegenovergestelds van hem te eischen. Of
Querido tegenover anderen evenzoo is, dat
valt wel even te betwijfelen. Gezien althans
de hoofdstukken die hij schreef over
crimiNog een paar bloemkens uit de rijke gaarde.
B. B. te V. schreef:
De dierst 'erinnering van dingen en van
menschen
Het best 'waaraan in 't been mijn hart ik
heb verpand,
Het liefste, wat ik nog in toekomstdroom
durf wenschen,
Dat alles dank ik u, mijn volk en mijn land."
D. v. A. te A. antwoordde:
Nationalisme is een bron van goed en kwaad,
Die 't menschdom verder brengt, doch het
ook schaadt,
Een volk vereent, doch het van and're scheidt,
En steeds zaait liefde maar ook haat."
A. v. Raalte Jzn. te R. zond eenige ant
woorden, waaruit we het volgende kiezen:
Je Vader-land, je Moedertaal
Je roeder-liefde, dat alleen,
Met nog zoo iets van ideaal",
Vormt nationalisme", naar ik meen.
Tenslotte een letterspel", door A. C. C.
de Vletter te H. ingezonden. Elk woord
van dit rijmpje wordt in nationalisme"
gevonden, doch geen enkele letter is in
hetzelfde woord dubbel gebruikt:
Nationalisme, Satan! is niet: aime la monnaie!
't Is: maintiens l'amitié, la sainte maison!
In nationalisme is: Ie lion! lointain, isolé!
O taal en stam, late 't lot ons 'n liaison!"
Aan den samensteller van dit letterkunstje
kennen' we ter wille van de moeite, die
hij zich getroostte.intusscheneen der vijf uitge
loofde boekwerken toe.Verderzijn?bekroond":
H. J. Oosterbeek te D., J. C. Wijnand te W.,
R. te B. o. Z. en C. A. S. te O.
Q. N.
IIIIMIIIIlllllllllllllllllllllllllll
RIJM-KRONYCK
XII Waar 't zwaartepunt ligt...
De correspondenten te velde,
in 't Oosten en Westen vermelden,
veel strijds en veel winsten, en zeggen:
't gevecht
heeft zijn zwaartepunt weder naar elders
verlegd."...
Zoo hebben we 't zwaartepunt reeds zien
doorloopen
een derde van 't half rond,en drie-kwartEurope.
Het zwaartepunt... waar zou het wezen?
in 't Oosten of in de Vogezen?
nam Nolens het mede, of ligt 't in den wissel
van Muller in Kuhlmann, of in Przmysl?
of was 't in 't congres (dat gelukkig gedaan is)
in Rosika Schwimmer of in Rosa Manus...?
Het zwaartepunt wankelt en waart,
en wanneer g' u de moeite bespaart,
van kletsen en zoeken naar oorzaak en wezen,
dan komt u het antwoord zoo helder gerezen,
...Het zwaartepunt ligt in het lengen der dagen,
in het groen dat de takken en twijgen gaan
dragen,
.,. 't is lente, 't wordt zoeler in loopgraaf en
bosch...
... het weder wordt zacht,... en nu gaat 't er
op los.
XIII De pastoor van Neuvilette (mag niet
in den Haag vertoond worden)
Arme Haagsche diplomaten!
want een stuk, waarin soldaten,
schieten op een dorpspastoor,
is geen kostje«voor uw oor...
Karnebeek maakt korte metten,
de Pastoor van Neuvilette
mag niet binnen 's Gravenhage...
... Karnebeek van Neutre-Village...
neele psychologie en romankunst *). Om
evenwel de bespreking niet te vertroebelen
ga ik hierop niet in.
Er zouden anders wel voldoende redenen
voor bestaan, 't Gaat hier toch om het
psychisch crimineele wezen van misdadigers
naturen.
Hoe deze misdadigers-naturen te zien?
Zooals Querido die ziet of zooals ik meen
dat ze gezien moeten worden ... ?
't Verschil komt, in een paar woorden
saamgetrokken hierop neer, dat misdadigers
voor mij bovenal een belangrijk experiment
vormen als ze door de omstandigheden z
zijn geworden, terwijl Querido de misdadi
gers-natuur op zichzelf belangrijk acht. Wat
't ook wel weer kan zijn, maar dan toch tot
op zekere hoogte.
Nu kan een groot schrijver alles belangrijk
maken, bovenal n.l. voor de
kritisch-ongeoefenden, voor de oppervlakkig lezenden,
die teren op hun aandoeningen, de these
niet van de uitwerking, de oorzaak niet van
het gevolg scheiden.
Wellicht staan we hier dan toch voor een
der kriteria, hoe het komt dat er nog altijd
velen zijn, die letterlijk niets goeds in
Querido's reusachtig werktalent vinden,
terwijl men er toch evenveel aantreft die
hem in alles kritiekloos bewonderen. De een
zegt: hij holt door, hij is als een blind
paard. De ander antwoordt: goed, maar
hij bereikt er mee, hij wint het van allen.
't Gevaar zou hier dan liggen juist in dat
groot schrijverstalent van hem, waarmee hij
de ongeoefenden kritiekloos slaat en de
anderen zoo afkeerig maakt, dat ze zijn
beste werk zelfs niet onder de oogen willen
nemen. Er kunnen natuurlijk ook andere
redenen bestaan; 't zou de moeite loonen
als eens iemand zich er voor wilde zetten
om de groote bewondering eenerzijds en de
niet minder groote tegenzin bij anderen te
doorgronden. In 't kader van deze korte
bespreking, dit speurt men, past dit onder
zoek niet.
Overzien we dit tweede deel, zoo lijkt het
mij, dat Querido mooie resultaten bereikte,
hoewel literair-beschrijvend het minder
sterker is.
Begint het eerste deel met de haast
geheimzinnige nachtelijke aalmarkt in de
maand Mei, hier in dat tweede deel vangt
Querido nuchtertjes-gewoon aan: Joden Jet
gluurde schuw door haar grauwachtig voiletje
naar het donkere trapgat waar Corry
Scheendert in verdwenen was".
Toch is dit gewoon-verhalend begin te
verdedigen we krijgen immers verderop
de beschrijvingen de auteur geeft hier een
*) Arbeid", uitg. Scheltens en Giltay, Amst.
XIV Prof. Treub en het Vreemdelingenverkeer
[Prof. Treub wenscht, dat zeker
antiDuitsch blad in het Doelen-Hotel ter
lezing zal liggen; hij kwam dezen
wensen persoonlijk uitspreken".]
Hector Treub is de verlosser...
... van de waarheid, en steeds losser
wordt 's ministers broeder's taal,
als hij spreekt van 't moordend staal.
Pas nog heeft hij in het
Doelenhotel den gerant doen voelen,
dat een Deutsch-unfreundliches Blatt"
al het noodige bevat,
om de Franschen, die nog reizen,
hier te brengen a leur aise.
Doch dit ging met zulk geweld,
dat de gasten, toegesneld,
in de hall naar 't tieren hoorden,
waarmee de hooggeleerde stoorde.
... Van den vreemdelingen-vriend
was men allerminst gediend.
Est ce qu'il est agent de Cook?"
noorden wij een Franschman vragen ...
... ge draagt wél messen, Treub, maar 't zijn
niet allen Cooks" die messen dragen !>..
XV Gordijn voor Tellegen's eerste huis-dos"
(de nieuwe brandweer-commandant) ?
Is een Gordijn of Jalousie
in 't brandweerperk getreden? die
de laatste zitting a-huis-clos
deed daveren van den naam Scharroo,
van Cool en Meier... Tellegen
heeft toen in een gezellige
en Vliegens-vlugge speech besproken,
hoe men 't gordijn had opgedoken;
... hoe hij wél in 't gordijn geloofde,
en Snijders Cool een kooltje stoofde,
hoe B. en W. weer zijn accoord,
(niet Bouw en Woning)... enzoovoort.
Hij heeft ze op hun plaats gezet,
en bleek voortreffelijk au fait...
Welaan, men haal 't gordijn in top,
en berg' de jalousieën op.
MELIS STOKE
l
IIIIIIIIMIlmlIIIMItllllll
Inhoud van de Mei-Tijdschriften
De Gids, Marcellus Emants,
Liefdeleven, V. Dr. Charlotte A. van Manen,
Duitschland's groei. Prof. C. H. Becker,
Islampolitiek. Frank Gericke, Trophaeen.
M. Scharten-Antink, De Zinkput. F.
Schmidt-Degener, Het lot der naetureelste
beweeglijkheid. Franc.ois Pauwels, Puck
Triumphator. Buitenlandsch Overzicht.
Bibliographie.
Op de Hoogte, Portret prof. dr. H. Th.
Obbink. D. Kouwenaar,
Amsterdamsche Journalisten. De Wereldoorlog.
A. W. Weissman, Rome. A.
von'Klinckowstroem, De Laatste. J. J. H. Martijn ,Een
nieuw Asyl voor Verwaarloosden en
Ontouderden. O. v. T., Montparnasse.
Allerlei. Bijlagen Zandvoortsch Binnen
huisje" (plaat) en Voor onze Jeugd.
Groot-Nederland, Bernard Canter, Pop
penkast. Helene Swarth, Liedjes.
Frits Hopman, De Roepstem. J. Everts,
Het nieuwe Bewustzijn. J. Greshoff,
Zwervers. Herih'nerihgen.?Frans Coenen,
Duitschland's beschaving. Johan Toot,
Verzen. J. A. N. Knuttel, J. L. Walch en
Andréde Ridder, Literatuur. H. v. d. Wal,
Dramatische Literatuur. J. L. Walch,
Dramatisch Overzicht.
Stemmen des Tijds: A. Wagenaar, Op
Hoop van Zegen, I. Dr. F. M. Th. Böhl,
Sumer en Akkad, iets over het oude
Babylonië. E. Renévan Ouwenaller, Gedachten
over het Gevangeniswezen. Mr. H.
Verkouteren, De Fransche Revolutie, II. J.
Petri, Selma Lagerlöf. Leestafel.
De Vrouw en haar Huis: A. Bienfait,
Tuinarchitecte en Vrouwenwerk. Annie
iliMiiimiiiiiiiMimi
t
vervolgboek. Hij voert ons enkel een nieuwe
figuur voor: Joden Jet.
En deze Joden Jet, blanke
slavinnen-ronselaarster, blijkt al een heel vuig en sluw
wijf te zijn met haar lusten voor andere vrou
wen, toch weer overwoekerd door haar
schrokkende zucht naar geld. Ze aast nu
op Corry Scheendert die we kennen uit het
eerste deel, want op die niese is ze
verkikkerd en die zal haar ook geld opbrengen.
Mij trekt in deze beginhoofdstukken aan,
dat ze kort zijn gehouden en men ze episch
zou kunnen noemen, indien we nog bleven
hechten aan de oude beteekenis van dit
woord. En ook dat er ons een draad in wordt
gegeven waarlangs het verhaal loopt.
Volgt een analyseerend hoofdstuk over
Manus Peet, bijgenaamd de Bochel of de
Bad-aap, kompagnon en helper van Joden Jet.
Ook een gokpartij met Simbad de Zeeman,
daarna een partijtje klaverjassen op den
volgenden middag, terwijl een dezer
gokpartijen ons meer dan genoeg was; zelfs
te veel. Niet de Bad-aap noch Simbad in
teresseert ons, doch de jacht van Joden Jet
op Corry.
't Episch kort invoeren van personen is
hier dus (bladz. 21) gedaan en we hebben
er 540 te lezen. Wie nu hier een tekort uit
mocht willen afleiden, begrijpt me verkeerd.
Ik heb enkel aangetoond, dat het
begingedeelte, hoewel wat beschrijvingen aangaat
minder overweldigend, als zeer goed kan
worden beschouwd, en dat het te gereed
overgaan in de uitspinning van bijtafereelen
de goede verhaalgang schaadt. Na een
pakkend hoofdstuk van de Nesmeiden in
tingeltangel-kleedhok, waar ook Joden Jet
en Corry zijn, krijgen we de bloemenmarkt.
Mooie Corry drentelt er in zoete verge
noeging en ontmoet er, hoewel in hoop
mooien Karel te treffen, Dien, ook eens een
onafhankelijke Jordaanmeid als zij! nu het
groote leven ingegaan, waarvan ze de mizerie
vertelt. Opgemerkt zou hier kunnen worden
dat 't mizerie-verhaal langs ons afglijdt, dat
het zoo goed als niets doet, wijl we die
bleeke Dien niet kennen, ons althans niet
voldoende haar herinneren, 't Moet blijkbaar
dienen als waarschuwing voor Corry en we
weten dat vlinders die om de vlam vliegen
toch hun vleugels branden.
Bij vader Scheendert met zijn duiven,
daarna bij mooien Karel, overbekend, evenals
Corry, uit deel I, zijn we in den Jordaan.
Ligt het aan mij?.. Vele bladzijden lijken
mij herhalingen uit het eerste deel. Natuurlijk
herhaalt Querido zich niet. Hij geeft telkens
wat anders, dat spreekt, maar de personen,
hun aanvoelingen, hun zienswijze en ver
wachtingen, herinneren we ons zoo volledig
uit het eerste deel, dat het, hoe interessant ook
Oorspronkelijke teekening van A. Ost voor de Amsterdammer
DE LUGUBERE STRATENMAKER
Salomons, Top Naeff (met portret). Gerda,
Reisindrukken. G. J. Blees Kzn., Noorsch
houtsnijwerk. Elis. M. Rogge, Kleeder
dracht-poppen, II. Martine Wittop Koning,
Plantenboter en Plantenvet. Leo Lauer,
Liedjes van Kinderen. Egb. C. v. d. Man
dele, Verantwoordelijkheid. Johan Briedé,
Een Lampenkapje. Twee Kussens. Man
telkraagje. Kinder-, Jongemeisjes- en
Dameskleeding. Elck wat Wils. Kalen
der van de maand. Wat ge niet weet of
mogelijk weet. Over knippen en naaien.
Nieuwe Uitgaven. Berichten.
Onze Eeuw: G. F. Haspels, David en
Jonathan, I. Dr. G. J. Hoogewerff, Jan
van Scorel, zijn leven en persoonlijkheid.
Dr. E. B. Kielstra, De Lampon gs. E. M.
ten Cate, Menne Simons. TIE, Van den
Hak op den Tak. J. C. Bloem, Uit Ge
stalten". J. E. van der Waals, De Spoor
trein. Buitenland. Leestafel.
De Beweging: Alb. Verwey, In een tijd
als deze. H. Labberton-Drabbe, Gedach
ten naar aanleiding van den Oorlog. J.
de Gruyter, Oorlogswee. Alb. Verwey,
Eenzelvige Liederen. Jacob Israël de Haan,
De Kinematograaf in de Crimonologie.
J. I. van den Brandeler-den Beer Poortugael,
Gedichten. Is. P. de Vooys, Berusting.
miiiiMiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiM r
op zichzelf, ons even een besef van afmatting
bezorgt. Relatief dan, want Querido spitst
ons telkens weer tot nieuwe inzichten in de
karakters, hoewel die nieuwe blootleggingen
geen verandering meer kunnen aanbrengen.
ver het te vele van het meditatief, vooral
bij misdadigers en primitieve naturen, door
Querido met voorliefde toegepast, zou hier
wel wat te zeggen zijn.
Als om beurten zooals, hier Joden Jet,
BadAap, Corry, Mooie Karel en anderen er voor
gaan zitten of een straat, een grachtje
omloopen om een overweging af te steken over
het ongelukkige of voortreffelijke ik, dan
mist men niet enkel de gewenschte uitwer
king, maar gaat het soms op een gramofoon
gelijken...
Het hoofdstuk over het bijna ingepalmde
en door Joden Jet opgesloten buitenmeisje
sla ik over, 't herinnert mij te veel aan
sensatie-volksstukken als Blanke Slavinnen".
De moderne psycholoog ziet die dingenanders.
En zoo ga ik veel voorbij, hoe zou men in
kort bestek een zoo uitgebreid boek kritisch
kunnen bespreken, om te komen tot de
sterkgeschreven, spannende tafereelen, waarin
zoowel de literaire als de psychologische
waarde van dit boek is gelegen.
Eén van deze tafereelen, is voor mij de
Nes-scène van den champagne-baron, daar
heeft Querido werkelijk overbluffend rake
tafereelen van gemaakt. Al de rauwheld, al
de dwaasheid en 't uitzinnige van zoo'n
champagne-slurpenden nietsnut en het flauwe
gekweel, de slaafsche meegaandheid van de
aanwezigen werd hier voortreffelijk geschetst.
Zeker niet minder sterk is de nachtelijke
overval, van de souteneurs, de berooving
en mishandeling van de matroosjes met wie
de Zeedijk-meiden uit zijn geweest, en de
uiteindelijke, lang verwachte val van de
mooie Corry, in een woeste verkrachting
door dierlijke kerels. Over die scène glipt
Querido wel wat heen, vermoedelijk om te
vermijden al te schokkende details; maar 't
gevolg is nu, dat we 't niet zoo dadelijk
gelooven. Die ranke, slanke Jordaanmeid
stond toch altijd haar partij, kwam overal
ongeschonden uit. Dat ze tegen het geweld
moest verliezen volstaat hier niet, evenmin
doordat ze te veel gedronken had en
verkikkerd raakte op den Engelschen stuurman,
die zooveel van mooien Karel had. Dat zou
enkel hebben kunnen dienen, als dat
stuurmannetje de verleider of verkrachter was.
Nu de wilde, woeste orgie na de berooving
ontbreekt, verzwakt de totaal-indruk.
Overweldigend daarentegen in zijn korte,
scherpe raakheid is het groote slot-hoofdstuk,
het vuistgevecht tusschen Lou de Bokser
en Mooie Karel, om Corry de Jordaansche.
Hier vooral, in dit laatste tafereel, is Querido ]
Maurits Uyldert, La Bohémienne. -- Jacob
Israël de Haan, De Duitsche Rechtsgeleerden
en de Oorlog. Boekbeoordeelingen.
Politiek of Religieus.
Vragen des Tijds: In Memoriam mr. J. A.
van Gilse. Dr. G. W. Kernkamp, De
Europeesche Oorlog. VIII. Een schoon gebaar.
Dr. G. Kalff, Onze mannen ter zee. U.
G. Schilthuis, De Nederlandsche graanhandel
en de oorlog. Mr. H. P. Marchant, Staat
kundig Overzicht. Mr. dr. H. J. Tasman,
Sociale Kroniek.
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift: De
Apenkooi, plaat naar een ets van H. L.
Jungnickel. Max Eisler, De Etskunst in
het tegenwoordige Duitschland.
Ph.Zilcken, In en om Caïro (vervolg). Dr. M.
W. de Visser, Japansche kleurendrukken in
het Rijks Ethnographisch Museum te Lei
den. H. J. de Vries, Iberische Kunst (slot).
Willem de Merode, Gedichten. Frits Hop
man, De Proeftijd (vervolg). A. J. Zoet
mulder, De Verloting. Kroniek.
Boekbespreking.R. W. P. Jr.?Kunst in Amsterdam,
Derkzen v. Angeren bij v. Erven Dorens
te Amsterdam. Willy Sluiter bij Schuller.
Dr. Paul de Keyser, De Belgische hout
snijder Henri Wils.
geslaagd met realistische zoowel als psycho
logische indringingskracht. In deze
vuistkamp waarin de beroepsbokser-pooier met
de vuisten knokt, doch de lenige jordaner
hem schept, komt naar voren heel de aard
van 't Jordanervolk, waarom het hier toch
gaat. In Corry zien' we nu ineens een
Carmen, in Karel een don José, in den bokser
den Toreador, doch niet nagebootst, echt
Hollandsch, onvervalscht Amsterdamsch. En
dit niet te hebben beredeneerd noch in lek
ker makend meditatief ons opgedrongen, doch
realistisch fel te hebben gebeeld, uit zichzelf
als een vlagende wind, hiervoor alleen heeft
men dit boek al te lezen... en den auteur
te loven.
Natuurlijk valt er van dit boek nog heel
wat meer te zeggen, doch de beperkte ruimte
van een weekblad laat dit niet toe. Daarom
enkel nog kleine opmerkingen.
Jordaan I bleek voor velen moeilijk te
lezen door een al te felle fonetische dialekt
weergave. In deel 11 is Querido hiervan
teruggekomen. En hoewel minder typisch,
lijkt het me niet minder erom; dit pleit
voor zijn groot beeldend vermogen. Dat hij
met de vele gedachte-dialoog wel even in
eigen literaire aanvoelingen vervalt, blijft
een tout, en zij terloops aangestipt.
De Nes voor een aantal jaren terug, liet
hij in dit verband herleven, gebruik makend
van zijn recht als romanschrijver. Hiertegen
valt niet veel aan te voeren. Wel dat hij in
denzelfden adem spreekt van nauwe rokken
en van tango. Over het al te rijkelijk gebruik
maken van stippeltjes, zou wel iets zijn te
zeggen, maar dan verval ik tot tekstkritiek
en dit is niet de bedoeling.
Laat ik, mijn oordeel samentrekkend, enkel
zeggen, dat Querido van het Jordaanvolk
overweldigende tafereelen heeft geschreven
die voor ons zullen blijven leven, maar dat
't geheel nog niet groeide tot een volledige
karakteristiek of weergave van de Jordaan.
Er schuilen in dit vlagende, oerkrachtige
buurtvolk, weerspiegeling van heel ons volk,
nakomelingen van kruideniers en van zee
schuimers, nog andere hoedanigheden, van
taaien wil, frisschen, blijden levenskijk, van
huislijken vrede en zin voor orde en regel
maat, die Querido blijkbaar niet ziet, en die
hier toch noodig zijn, willen we een goed
inzicht verkrijgen. Ik denk b.v. aan mooie
tafereelen als van Jac. v. Looy, hier vrij
wel ontbrekend.
Dit gemis doet m.i. niets af aan wat er
in deze boeken wel valt te loven, te waar
deeren, te bewonderen, al naar de persoon
lijke gesteldheid van den lezer. Voor mij is
dit tweede boek niets minder dan :t eerste
deel, ik wacht met belangstelling op het derde.
G. VAN HULZEN