De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 9 mei pagina 2

9 mei 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

J ' l l i l l & f & * «?- A DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND i r r "f" i i ' r r i r '? i ' t i < i 9 Mei '15. No. 1976 toewijding aan de algemeene zaak, zonder dat hij iets voor zich zelf vroeg, door zijn gereed zijn om zichzelf te wagen en de gevaarlijkste ondernemingen te beginnen, ook al wist hij dat de regeering van zijn land hem zou verloochenen, wanneer hij niet slaagde. Is de onderstelling niet geoorloofd, dat bij een feest, in deze dagen ter eere van Garibaldi gevierd, de Italiaansche regeering liever afwezig blijft, omdat zij beseft, dat deze patriot, zoo hij thans nog leefde, haar zou verfoeien om haar koel berekenende, alle kansen wegende politiek? Een politiek, waaraan alle idealisme vreemd is behalve het idealisme van de nationale zelfzucht; daarom een in onze dagen voor treffelijke staatkunde, die door alle kenners wordt geprezen. Maar een politiek, die zich niet onder de schuts kan stellen van den naam Garibaldi; die eerder den naam kan aanroepen van den staatsman, dien Gari baldi soms zoo bitter gehaat heeft, van Cavour. . Straks, als de beslissing gevallen en de koop gesloten is, als Italië verondersteld altijd, dat het daarmede zijn voordeel het best meent te kunnen behartigen zich aan de zijde der Triple Entente heeft gesteld en oorlog gaat voeren tegen Oostenrijk, dan is het oogenblik aangebroken om een idealis tische leus voor de belangen-politiek aan te heffen; een idealistische leus, die men zelfs nog te hooren krijgt in het onbeschaamde ultimatum, door Italië vór den Tripolisoorlog aan Turkije gesteld, waarin de mili taire bezetting van Tripolitanië en Cyrenaica, behalve door andere redenen, ook met deze wordt gerechtvaardigd, dat het een eisch der beschaving" is, aan deze landen een beter bestuur te geven. Wij twijfelen er niet aan, of ook thans zal een schoonklinkende reden voor een zuivermaterialistische staatkunde worden gevon den: gemakkelijk zal het niet zijn; maar zoo Italië den strijd tegen Oostenrijk begint, kan misschien Albanië een aanleiding bie den; en wanneer de Italiaansche regeering het verwijt durft trotseeren, dat zij bij haar idealiseering van oorlogvoeren in herhalin gen vervalt de eisch van beschaving" kan ook tegenover Albanië heel wat recht vaardigen! 5 Mei 1915. G. W. KERNKAMP IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII Het Amsterdamsche Roode Kruis Verslag der werkzaamheden van de Vereeniging Comitévan het Nederlandsche Roode Kruis voor Amsterdam gedurende het jaar 1914." In de laatste weken is een vraag aan de orde gesteld, welke door een Roode Kruisman" in de jongste aflevering van het Reddingwezen" aldus werd geformuleerd: is het al of niet wenschelijk, om ten onzent de verzorging van zieken en gewonden (lees: zieke en gewonden krijgslieden") in tijd van oorlog geheel van staatswege te doen geschieden, met andere woorden, om ons Roode Kruis als onafhankelijke; vrij willige vereeniging te vervangen door een zuivere staatsinstelling?" Zeer zeker is die vraag van beteekenis, doch zij is niet reeds nu te beantwoorden. Immers de oorlogsondervinding thans in Frankrijk en Duitschland opgedaan, belooft ook omtrent de verpleging en verzorging der gekwetsten in de toekomst veel leerrij ks te geven; zal doen zien in hoeverre vrij willige hulp naast Rijkshulp mogelijk en nuttig is; kan wellicht leiden tot'eene organisatie van het Roode Kruis hier te lande in den geest der vrijwillige landweer of landstorm, zelfs zonder te worden een zuivere?' staatsinstelling. Voor Amsterdam is een en ander van veel gewicht; de hoofd stad toch verkeert in zeer bijzondere om standigheden, want terwijl men in alle deelen des lands den Helder uitgezonderd de zieke en gewonde militairen zoo noodig achterwaarts kan afvoeren, is zulks binnen de stelling van Amsterdam niet het geval. Overal kan de Roode Kruis-arbeid een liefdewerk blijven, doende wat de hand te doen vindt, en tevens rekening houdende met de mid delen, terwijl men doorzendt wat men zelf niet verzorgen kan. Binnen Amsterdam daar entegen heeft men niet te vragen of het kan, daar geldt 't: het moet; daar krijgt men te verzorgen, al wat zorg behoeft, en al of niet behoort tot de vaste bezetting, want uit het Gooi en uit de omstreken van Haarlem zul len honderden gekwetsten bij mangel van een anderen afvoerweg op Amsterdam worden geëvacueerd. Zoo zijn er volgens Een Waterkamp bij de Friesche meren Met levendige instemming heeft De Amsterdammer" den heer Tjebbes hier de gelegenheid geboden, zijn plan voor een Waterkamp nog eens te beschrijven. Dit is een gezond plan; een echt vaderlandsch plan; en een prettig plan ! Wij wenschen heel wat jongens toe, dat zij er hun hart aan op kunnen halen. Menig oudere zal zeker met vreugde deze water-padvinders-expeditie in gedachten vergezellen. Hoe een vreemdeling zich in den regel ons land voorstelt weet ik niet precies, maar ik vermoed dat hij een visioen zal hebben van veel water met daar tusschen hier en daar een stukje grond, dat vroeger water is het hierboven genoemd verslag bij een algeheele insluiting ruim 14000 bedden extra benoodigd, ten einde zoowel gezonde en zieke militairen als burger patiënten te ver plegen," eene schatting, die waarlijk niet te zwaarmoedig is: na den oorlog zullen wij beschikken over gegevens, die vermoedelijk tot minder rooskleurige beschouwing voeren. Hoeveel van die veertien duizend bedden bij het uitbreken van den oorlog reeds ge reed stonden, moge de belangstellende uit het Verslag opdiepen, waarbij hij dan allicht tot de overtuiging zal komen, dat het Bestuur der Amsterdamsche afdeeling van het Roode Kruis een energie aan den dag legde, welke niet genoeg te waardeeren valt. Zoo mocht het terwijl bij 't uitbreken van den oorlog zelfs nog moest worden aangevangen met een oordeelkundige organisatie" binnen korten tijd beschikken over 3 a 4 duizend bedden, met alhetgeen daarbij behoort. Wat daartoe vereischt en hoe daartoe ge arbeid werd, gaf Eigen Haard" van 7 Npv. in woord ten beeld te aanschouwen. Hier zij in het bijzonder de aandacht gevestigd op de organisatie, de regeling van het mobiliseeren, gelijk die in de bijlagen van het Verslag tot in details werd aangegeven, waardoor dit boekdeel van blijvende waarde zal blijven, ook wanneer tegelegenertijd meer dringend de vraag wordt gesteld: al of niet Rijkszaak? ?Niet het minst zal dan de financieele quaestie onder de oogen dienen gezien te te worden. Op l Augustus was het kapitaalt je, waarvoor de Amsterdamsche afdeeling beschikte, niet alleen betrekkelijk klein, maar bovendien voor een deel belegd in 2Vs pCt. Ned. Werk. Schuld en dus vrij wel onver koopbaar. De inrichtingkosten voor een noodhospitaal werden per 100 bedden ge schat op f3500, en van het Hoofdcomit van het Ned. Roode Kruis was geen steun te verwachten," daar het onomwonden had verklaard, dat het niet genegen was het Amsterdamsche Comitémet eenig bedrag van beteekenis bij te staan." Kort daarop heeft het Rijk een subsidie verleend van f 35000, en al moge die geldelijke bijdrage geheel zijn geschied buiten de vraag: al of niet Rijkszaak, in de erkenning van de Regee ring, dathet Amsterdamsche Comitéh'nantieel diende gesteund, ligt eene vingerwijzing. Doch er is veel meer. Zoo stelt men zich, niet dit verslag in de hand, de netelige vraag: zal de Amsterdamsche afdeeling van het Roode Kruis, van wier goede zorgen het wel of wee van duizenden gewonden kan afhangen, steeds kunnen rekenen op een energiek bestuur als dat van Augustus 1914? Wel telt de hoofdstad mannen en vrouwen genoeg van wilskracht, durf en kennis, edoch hoevelen van hen komen voor op de ledenlijst, die nauwelijks honderd namen telt. Staat daar tegenover, dat zoo vele niet-Ieden in de bange dagen van Augustus hun penningsken offeren, men bedenke wel, dat met geld geen gewonden worden verpleegd, met geld geen geschikt personeel wordt gevormd, dat met geld niet is goed te maken wat aan de voorbereiding heeft ontbroken. Valt ook met blijdschap te erkennen, dat velen uit de burgerij zich beschikbaar stelden, om ieder naar'zijne krachten persoonlijk te helpen, een blik op de Engelsche strijdmacht van heden kan wellicht tot waarschuwing dienen. Voorts worde niet vergeten, dat een leger zonder aanvoerder en zonder generalen staf niet veel beteekent. Ook voor het Roode Kruis geldt het para helium. Wat het Amsterdamsche comitéaan de leiding van den aanvoerder en aan diens staf heeft te danken, valt slechts gedeeltelijk uit het daaromtrent zeer sobere verslag op te maken, terwijl het geheel verzwijgt den naam van zijn samensteller, den secretaris mr. C. H. Guépin, wiens kantoor maanden achtereen is geweest het hoofdbureel, en wiens hoofd mocht heeten het centraal commando-orgaan, dag en nacht verbonden met de stafbureelen en de werkplaatsen der rusteloos arbeidende onder-aanvoerders. A. N. J. FABIUS De Landbouwverloven in de Tweede Kamer (Van onzen militairen medewerker] Zeer duidelijk is er door verschillende Kamerleden in de afgeloopen week gewezen op de groote lasten, welke de mobilisatie van het geheele leger aan onze bevolking oplegt en algemeen was het verzoek tot den M. v. O. gericht om hierin zooveel mogelijk verandering te brengen. Welwillend geweest. De bijbehoorende Hollander op klompen is van achteren bezien n groot zitvlak met wijd uitstaande zakken, waarin de groote handen schuilgaan; van voren gezien een muts, een pijp en daaronder Zeeuwsche knoopen. Variaties op het thema zijn mogelijk, maar in ieder geval doet het beeld denken aan botters of andere vaar tuigen en riekt sterk naar zeewater. Hoe moet het zoo'n vreemdeling tegenvallen als hij ontdekt dat een Hollander zelfs van de meest moderne zaken wat weet, maar niet van scheepvaart en wat daarmede in ver band staat. Het is diep treurig telkens weer te moeten ervaren, hoe bitter weinig belangstelling onze landgenooten, die meer dan een mijl van de kust wonen, koesteren voor die groote bron van welvaart voor ons land, die koop vaardij heet en hoe weinig zij mede leven met diegenen, die onze handelsvloot be mannen. Sommigen hebben vroeger mei een of anderen neef die vaart" eens een groot schip bezien en teren nu de rest van hun leven op de heugenis van een blinkende machinekamer en een dikke pijp. Op het gebied van sport is het al evenzoo gesteld. Wij kunnen flink meedoen waar 't betreft voetbal, turnen, hardloopen enz., maar de tijden dat de watersport bloeide hier te lande zijn voorbij of nimmer geweest. Onze nationale eer op dit gebied drijft op de Kromhout" en de behaalde prijzen te Kiel en daarmede is zoo goed als alles gezegd. In geen geval is de reputatie van ons land op het gebied van watersport evenredig aan onze reputatie als waterland. Dit moet anders worden en ieder die deze verandering bevorderen kan, dient er aan mede te werken; we moeten met de jeugd beginnen. Stel een Hollandschen jongen in staat om onze vaarten en kanalen, onze plassen en poelen te bevaren en hij zal u dankbaar heeft deze tenslotte beloofd zijne denkbeel den nog eens aan een revisie te onderwerpen, doch er tevens bijgevoegd dat de verwach tingen niet te hoog gespannen moesten zijn. Ons inziens niet ten onrechte. Immers volgens onze vaste overtuiging kan onder de huidige omstandigheden en met de tegenwoordige organisatie niet veel verder worden gegaan, doch wij moeten hier dadelijk aan toevoegen, dat bij een meer doelmatige organisatie van onze weerkracht deze bezwaren grootendeels hadden kunnen worden ondervangen. Toch mag men fouten in onze weermacht aan geen personen verwijten; zij zijn nu eenmaal onafscheidelijk aan de militaire we reld yerbondenl Waar toch de gemeenschap in al zijne organisaties zichzelf voortdurend corrigeert, doordat het onbruikbare in den strijd om het bestaan verdwijnt, daar ver keert de militaire organisatie in een geheel anderen toestand. Het leger in vredestijd is eenigszins te vergelijken met een fabriek die nimmer werkt, doch waarin telken jare een aantal werklieden wordt opge leid in het gebruik der machines, welke opleiding bovendien zich nog dikwijls be perkt tot een zuiver theoretischen cursus. Wanneer nu zulk een fabriek plotseling in bedrijf moest worden gesteld dan zouden ernstige haperingen en groote fouten niet uitblijven. Immers de strijd om het be staan zou hier niet het onbruikbare hebben uitgeworpen. Bij de weermacht nu doet zich een soort gelijk geval voor. In tijd van vrede ontbreekt uiteraard alle mogelijkheid de genomen maatregelen, de oefening, de or ganisatie enz. aan de praktijk te toetsen. Fouten hierin treden niet aan het daglicht. Alleen langs den weg van nadenken kan men eenigszins de fouten voorzien, doch waar deze fouten niemand hinderen, doordat zij in vredestijd zich niet vertponen, daar wordt het- aanbinden van een strijd hiertegen veelal beschouwd als een soort spoken zien, of wel als een ziekelijke zwartgalligheid. Voegt men hierbij, dat in elke ambtelijke organisatie, doch vooral in de militaire wereld, de op perste leiding berust bij veelal reeds bejaarde personen, en met het toenemen der jaren de conservatieve geest zich sterk ontwikkelt, dan volgt hieruit duidelijk dat in zulk een organisatie denkbeelden kunnen heersenen, welke geen rekening houden met de eischen der werkelijkheid. Zooals wij reeds zeiden, wordende legers slechts zelden in staat gesteld practische ervaring op te doen. Het ligt dus voor de hand, dat de ernstige mannen in het leger, er naar hunkeren kennis te nemen van oor logservaring van vreemde legers. Nu is echter niets gevaarlijker dan zoogenaamde ervaring opdoen, daar verschillende per sonen, naar gelang van het standpunt waarop zij staan, uit dezelfde feiten ge heele verschillende conclusiën trekken. En waar deze conclusiën alleen door een nieuwen oorlog kunnen worden getoetst, daar ligt het voor de hand dat de kans zeer groot is, dat de conclusies, zelfs wanneer ze in der tijd juist waren getrokken, in den nieuwen oorlog door geheel veranderde omstandig heden weer verouderd zullen blijken te zijn. Vandaar de voortdurende verrassingen, die elke oorlog brengt en het steeds weer voor komende verschijnsel, dal tactiek, uitrusting en organisatie meestal blijken niet te vol doen. Het is als met een fabriek, die men eenmaal in de twintig jaar zou laten werken met de ervaring twintig jaar te voren op gedaan. Het zou ons te ver voeren hierop verder in te gaan, alleen moeten we nog wijzen op het feit, dat -de niet oorlogvoerende legers bij voorkeur hun kennis gaan opdoen bij den overwinnaar, waardoor de kans op slaafs copieeren zeer groot wordt. En waar een maatregel in het eene land zeer goed kan zijn en toch geheel verkeerd voor een ander land, daar is de mogelijkheid groot dat dit copieeren bedenkelijke ge volgen kan hebben. De oorlog van 1870 bracht de schitterende overwinningen van het Duitsche leger; dadelijk stelden zich de verschillende landen tot ideaal de Duitsche legervorming, enz. enz. zoo getrouw mogelijk over te nemen, al kon dat ideaal natuurlijk bijna nooit worden bereikt. Zoo werd ook de Duitsche legervorming door de leidende militairen als ideaal beschouwd en trachtte men dit ideaal zooveel mogelijk nabij te komen. Nu behoeft het geen betoog, dat een groot land zijn daden als regel laat beheerschen door zijn eigen belang; immers een groot land vooral een land als Duitschland verklaart den oorlog wanneer het zulks zijn omdat ge hem gegeven hebt een genot in overeenstemming met zijn aard. Tot de watersport komt een jongen niet zoo ge makkelijk als bijv. tot de yoetbalsport. Zoodra hij loopen kan, weet hij een elastie ken bal te bekomen, de beenen zijn spoedig in actie: de kiem van voetballer is gelegd. Hij bemachtigt ook wel eens een plank met een langen stok en tracht daarmede overeen sloot of vaart te komen, maar daar komt dadelijk moeder de vrouw aan te pas en nog weken lang levert de waaghalzerij van den booswicht stof tot gesprek. Een veilige boot is niet zoo gemakkelijk te verkrijgen als een goede bal en zoo blijft de kennis van de watersport bij velen steeds beperkt tot de wetenschap, dat een in de vaart ge worpen klinker de makkers aan de overzij flink onder de modder kan spatten. Een Hollandsche jongen is een tuchtloos wezen, zonder eenig gevoel voor discipline en orde, hij is... enz. enz. Alles waar, maar grijp een Hollandschen jongen in 't hart en ge kunt wonderen met hem doen; tracht hem niet te overgieten met een imitatie Engelschsausje, want hij lust geen Engelsche saus en wil ook niet op zijn Duitsch verdisciplineerd worden. Geef hem een Hollandsche zeilboot pp een Hollandsche waterplas en gij zult zien hoe zijn durf en ondernemings geest zich ontwikkelen,hoe zijn waarnemings vermogen gescherpt wordt en zijn gevoel voor regelmaat en orde groeit. Indien nu eens alle energie van man geworden Hol landsche jongens in plaats van tot schelden ep het tucht-looze der nog niet man gewordenen, gebruikt kon worden tot het bevor deren der nationale sport bij uitnemendheid, dan zouden wij heel wat verder komen. De gelegenheid om in die richting werkzaam te zijn zal er dezen zomer wezen. Het ligt in mijn bedoeling in de maand Augustus een 100 a 150 tal flinke jongens om mij te verzamelen; met een 20 tal vaarwenscht, niet wanneer de tegenstander het hiertoe eindelijk dwingt. Zulk een natie begint den strijd op het oogenblik door haar zelf te bepalen en treedt natuurlijk in den strijd met haar geheele kracht. Een lang durige mobilisatietoestand is voor haar uit gesloten. Voor zulk een land bestaat dus niet de moeilijkheid van dezen laatsten toe stand; bij zulk een land volgt als regel de oorlog onmiddellijk op de mobilisatie. Voor een klein land is de toestand geheel anders. Daar is handhaving van neutraliteit regel en oorlog uitzondering. De moeilijk heden van den mobilisatietoestand geven hier dus den doorslag en hierbij moet bij de legerorganisatie rekening worden gehouden. Zulk een land moet een organisatie hebben, welke het in staat stelt, hetzij de geheele weerkracht plotseling te organiseeren, hetzij hiervan slechts een deel onder de wapenen te roepen, in dier voege echter, dat dit deel steeds een organisch geheel is. Het alles of niets" van het Duitsche leger is hier dus niet op zijn plaats; het moet zijn: juist wat noodig is? Onze legerorganisatie laat slechts toe het leger in zijn geheel te mobiliseeren; roept men slechts enkele lichtingen op, dan blijven de tactische eenheden veel te zwak en dus ongeschikt voor den strijd. Boven dien heeft dit stelsel het gevaar, dat een weinig energieke regeering, in verband met de groote uitgaven, welke een mobili satie eischt, het mobilisatie bevel zooveel mogelijk zal uitstellen en dus te laat zal komen. Onze tegenwoordige regeering heeft deze fout niet begaan, doch met krachtige hand het stuur gegrepen. Hiervoor kan haar niet genoeg hulde worden gebracht; eerst wanneer na den oorlog de feiten en toe standen beter bekend zullen zijn, zal blijken welk een groote daad door onze regeering in Augustus 1914 is verricht. Duurt de oorlog lang en wordt het gevaar minder, dan staat de regeering voor de moei lijke beslissing om of het geheele leger naar huis te sturen, of het geheel onder de wape nen te houden. Immers een tusschenweg bestaat niet. Het naar huis sturen van de oudere lichtingen toch verzwakt alle onderdeelen tegelijk en maakt dus het geheele leger onstrijdvaardig. Verleent men nu op groote schaal ver loven, dan worden alle onderdeelen onstrijd vaardig ook zij, die den eersten stoot zullen moeten opvangen. Een tijdelijk vervangen van deze verlofgangers door manschappen uit de depots door den afgevaardigde van Steenwijk voorgesteld , is absoluut te ver werpen. In den oorlog komt het niet alleen op de getalsterkte aan, maar vooral op den samenhang,op de onderlinge kameraadschap, op het elkaar kennen, op het gevoel van samenhoorigheid. Juist het gebrek aan dit laatste, hetwelk in het begin der mobilisatie zich zoo sterk deed gevoelen, doch nu door den langen mobilisatietoestand grootendeels is verdwenen, had in het begin van den oorlog een ramp kunnen veroorzaken. En dezen toestand zou men vrijwillig weder in het leven willen terugroepen! De troepeneenheden zouden daardoor tot een soort van passantenhuis worden verlaagd, en vooral dezulken die den eersten stoot van in den krijg geharde troepen moeten opvangen, als 't ware voorbestemd worden tot een debacle. Niettemin moet rekening gehouden worden met de oeconomische belangen; iedereen voelt toch, dat het bestendigen van dezen toestand gedurende een tweede jaar bijna onmogelijk zal zijn. De weermacht in zijn geheel is aan de zelfde wetten onderworpen als een troep op het gevechtsveld. Een dezer wetten schrijft voor, dat de gevechtsvaardigheid verband moet houden met de grootte van het gevaar, waarin men verkeert, daar eene voortdu rende gevechtsvaardigheid van alle deelen den troep te veel zou uitputten. En even onmogelijk als het is alle troepen van een leger steeds oogenblikkelijk gevechtsbereid te houden, even onmogelijk is dit van een volk te eischen. Het langdurig gemobiliseerd houden toch van het geheele leger wanneer in de oogen van de natie, al is dit ten onrechte geen gevaar meer dreigt, voert op den duur tot juist het tegenovergestelde van hetgeen men wil bereiken. De natie wordt onwillig den last te dragen en het gevaar is zeer groot, dat men eindelijk het kind met het badwater uitwerpt, d. w. z. dat men tot de mobili satie, meestal op een noodlottig oogenblik, besluit. De groote Staten kunnen de Duitsche organisatie behouden, die trouwens voor hen ook de eenig juiste is. Voor hen is de MMNiiMiii iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiimiiiiiiMiiiMiiiiimiiii tuigen als Friesche jachten, botters, sloe pen, enz. van Amsterdam koers te zetten over de Zuiderzee naar Takozijl of de Lem mer en een kamp te gaan betrekken nabij het Slotermeer op de zandgronden van het Gaasterland. Een paar afhaalkottertjes van het Loodswezen, die thans toch niet gebruikt worden, zijn evenals een motorboot mis schien wel te verkrijgen om den tocht over de Zuiderzee mede te maken; de kotters kunnen dan in een der genoemde haven plaatsjes blijven liggen om bij goed weer de tochten van uit het kamp ook over de Zuiderzee uit te strekken. Op een flink hoog terrein nabij het genoemde meer wor den de tenten opgeslagen, die aan een deel der jongens tot nachtverblijf zullen.dienen; tevens wordt daar een houten loodsje ge bouwd voor keuken en bergplaats van proviand. De rest der jongens (natuurlijk in afwisseling) slaapt in hangmatten, (die misschien wel door de Kon. Marine in bruikleen kunnen worden gegeven) aan boord der grootste vaartuigen van de in de nabijheid verankerde vloot. De lange zomerdagen worden besteed aan allerlei roei- en zeiloefeningen, waterpolo, zwemmen en voor afwisseling en ter vermijding van een zijdigheid fietstochten, marschen, voetbal, korfbal, hockey enz. enz. Muziek en zang klinken 's avonds door Gaasterland en over 't meer tot een gezonde slaap weer krachten geeft voor een volgenden dag van werk zaam genot. Overbodig te vermelden dat op ieder vaartuig minstens n volwassen en ervaren persoon geplaatst wordt met het oog op de veiligheid, terwijl ook zwemgordels worden medegevoerd. Deelnemers aan het kamp zijn jongens boven de 15 jaar, die goed kunnen zwemmen, als regel dus leerlingen van H.B.S. of gymnasium, maar tevens ligt het in de bedoeling aan het kamp op zeer gunstige voorwaarden te laten deel nemen leerlingen der verschillende Zeevaart^^^^^HI^H^^^^^BBV"^^^""^ ?ormamïrï-Tabïëtteri| l"* vernietigen de bacteriën in mond en keel en beschermen teaen Besmetting. mobilisatie slechts een korte overgang van ? vrede tot oorlogstoestand, en in tijd van oorlog voelt iedereen de noodzakelijkheid de zwaarste lasten te dragen. Bovendien heeft men in den oorlog niet te kiezen. De lasten van den krijg zijn altijd nog geringer dan de lasten, die de overwinnaar oplegt. Het Vae Victis" geldt thans meer dan ooit. De kleine Staten echter moeten een geheel andere organisatie hebben, welker noodzake lijkheid des te sterker gaat spreken nu de oorlogen geheel in strijd met de officieele denkbeelden van voor dezen krijg lang duren en dus de gevechtsvaardigheid der neutrale staten langen tijd noodzakelijk is. Gaan wij thans over tot het schetsen der doof ons gewenschte organisatie, dan be ginnen wij allereerst met het meest gevechtswaardige deel, het zoogenoemde grensleger". Deze troepenmacht, gevormd uit alle weerbare mannen der grensgemeenten, van 20?45 jaar, is alleen in compagniën geor ganiseerd, en bestaat uit infanterie, wielrijders en mitrailleur-afdeelingen. Zij vormen als 't ware de eerste lijn der voorposten van de legerorganisatie. Hun taak is zoo lang weerstand te bieden, totdat de achtergelegen troepenafdeelingen gevechtsvaardig zijn. Volkomen ter plaatse bekend, elkaar allen door jaren lang samenleven ken nende, kan in deze troepen een groote samenhang en gevechtwaarde wonen, en daar zij alleen in de onmiddellijke nabijheid van hun woonplaats zullen behoeven te strijden, kunnen door hen reeds al die ver beteringen van het terrein worden aange bracht, welke noodig zijn. Het spreekt van zelf, dat zij niet steeds allen onder ,de wapenen behoeven te staan; zij kunnen voor een gedeelte tehuis werken, doch dit moet zoodanig worden geregeld, dat dit deel b.v. uiterlijk in Vs uur op het gevechtsveld kan zijn. Bovendien moet een deel steeds tot oogenblikkelijk gevecht gereed zijn. Waar deze dienst zeer zwaar zal drukken, kan men aan dit grensleger grootere vergoedin gen toekennen dan aan de overige troepen afdeelingen. Op deze wijze kan hun taak tot aller tevredenheid worden geregeld. Deze grenstroepen staan in geen verder organi satorisch verband met het veldleger. . Breekt de vijand door deze grenstroepen heen, wier tegenstand vrij groot kan zijn, dan stuit hij op de troepen der 2de linie. Deze troepen zijn landweerafdeelingen, gevormd uit uitsluitend ter plaatse wonenden. Zij zijn tot regimenten georga niseerd en bestaan uit infanterie, artillerie, wielrijders en mitrailleurs. Voor artillerie is hier gedacht aan het oude materieel der vesting-artillerie. Waar hun tegenstand slechts tijdelijk behoeft te zijn en veel artillerie materieel vermoedelijk verloren zal gaan, is dit bij de voorges'eide indeeling van oud geschut, geen bezwaar. Hun strijdvaardig heid kan reeds minder zijn dan die der grenstroepen. Een deel kan tehuis arbeidep, mits dit slechts zoo geregeld is, dat dit in plm. 3 uur zijn plaats van bestemming kan bereiken. Waar ook deze troepen alleen in de nabijheid van hunne woonplaats zullen strijden, kunnen de punten van weerstand van te voren in staat van verdediging worden gesteld. De tegenstand door deze troepen te bieden, kan reeds zeer groot zijn, zoodat het hier achter gelegen veldleger allen tijd heeft zich gevechtsvaardig te maken. Aan dit veldleger het groot ste deel der weermacht uitmakende kan nu op ruimer schaal verlof worden ver leend ; ja wanneer de toestand minder drei gend werd, zouden hiervan zelfs geheele onderdeelen met verlof kunnen worden ge zonden. Volgt men toch in, het veldleger dezelfde lijn d. w. z. vormt men de compagnieën enz. slechts uit n lichting, dan verzwakt men de bataljons in zulk een geval slechts met enkele compagnieën, doch houdt steeds geheel intacte onderdeelen. Op deze wijze wordt de weermacht van ons volk tot zijn hoogsten graad opgevoerd, zonder aan de bevolking te zware lasten op te leggen, en heeft men dus de meeste kans, dat dit volk steeds geneigd zal zijn de wil der regeering die uiteraard meer weet op te volgen. In hoeverre dit stelsel reeds thans zou zijn door te voeren, waag ik niet als scholen. Dit heeft het groote voordeel dat deze laatsten goed met allerlei vaartuigen leeren omgaan; deze tijd van getorpedeerde schepen stelt scherp in 't licht hoe noodig het is dat zij deze kunst verstaan. Tevens wordt onder de andere jongens bekend dat er Zeevaartscholen bestaan, dat daar een breede ontwikkeling wordt bijgebracht en wordt opgeleid voor een mooi, mannelijk vak, dat andere aantrekkelijkheden heeft dan de wandeling van de kantoorkruk naar huis alleen. Zij zullen er van terzijde leeren kennis maken met een vak, dat nog niet met werkkrachten is overvoerd en dat door de reusachtige expansie der laatste jaren nog ruimte biedt aan menigen flinken Hol landschen jongen om iets te worden in de Maatschappij. De jongens keeren naafloop van het kamp terug tot hun haardsteden, tot hun kring van vriendjes en bekenden en zij voeren iets mede van het heilige vuur en zaaien iets uit dat liefde tot de watersport en tot zeevaren kweeken moet. Wat ik noodig heb om een en ander te kunnen uitvoeren? Steun van autoriteiten, die mij helpen kunnen, steun van kapitaal krachtigen, die zorgen dat de onkosten per jongen zoodanig dalen, dat een flinke deel name verzekerd is, en steun van ouders, die van hun jongens Hollanders willen maken. Och neen, leg het artikel nu niet ter zijde met een glimlach dat het plan wel aardig is, maar DOE eens wat! P. TJEBBES, Directeur der Zeevaartschool in het Zeemanshuis te Amsterdam * S>

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl