Historisch Archief 1877-1940
J ' l l i l l
& f & * «?- A
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
i r r "f" i i ' r r
i r '? i ' t i < i
9 Mei '15. No. 1976
toewijding aan de algemeene zaak, zonder
dat hij iets voor zich zelf vroeg, door zijn
gereed zijn om zichzelf te wagen en de
gevaarlijkste ondernemingen te beginnen, ook
al wist hij dat de regeering van zijn land
hem zou verloochenen, wanneer hij niet
slaagde.
Is de onderstelling niet geoorloofd, dat
bij een feest, in deze dagen ter eere van
Garibaldi gevierd, de Italiaansche regeering
liever afwezig blijft, omdat zij beseft, dat
deze patriot, zoo hij thans nog leefde, haar
zou verfoeien om haar koel berekenende,
alle kansen wegende politiek?
Een politiek, waaraan alle idealisme vreemd
is behalve het idealisme van de nationale
zelfzucht; daarom een in onze dagen voor
treffelijke staatkunde, die door alle kenners
wordt geprezen. Maar een politiek, die zich
niet onder de schuts kan stellen van den
naam Garibaldi; die eerder den naam kan
aanroepen van den staatsman, dien Gari
baldi soms zoo bitter gehaat heeft, van
Cavour. .
Straks, als de beslissing gevallen en de
koop gesloten is, als Italië verondersteld
altijd, dat het daarmede zijn voordeel het
best meent te kunnen behartigen zich aan
de zijde der Triple Entente heeft gesteld en
oorlog gaat voeren tegen Oostenrijk, dan is
het oogenblik aangebroken om een idealis
tische leus voor de belangen-politiek aan te
heffen; een idealistische leus, die men zelfs
nog te hooren krijgt in het onbeschaamde
ultimatum, door Italië vór den
Tripolisoorlog aan Turkije gesteld, waarin de mili
taire bezetting van Tripolitanië en Cyrenaica,
behalve door andere redenen, ook met deze
wordt gerechtvaardigd, dat het een eisch
der beschaving" is, aan deze landen een
beter bestuur te geven.
Wij twijfelen er niet aan, of ook thans zal
een schoonklinkende reden voor een
zuivermaterialistische staatkunde worden gevon
den: gemakkelijk zal het niet zijn; maar
zoo Italië den strijd tegen Oostenrijk begint,
kan misschien Albanië een aanleiding bie
den; en wanneer de Italiaansche regeering
het verwijt durft trotseeren, dat zij bij haar
idealiseering van oorlogvoeren in herhalin
gen vervalt de eisch van beschaving"
kan ook tegenover Albanië heel wat recht
vaardigen!
5 Mei 1915. G. W. KERNKAMP
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII
Het Amsterdamsche
Roode Kruis
Verslag der werkzaamheden van de
Vereeniging Comitévan het
Nederlandsche Roode Kruis voor Amsterdam
gedurende het jaar 1914."
In de laatste weken is een vraag aan de
orde gesteld, welke door een Roode
Kruisman" in de jongste aflevering van het
Reddingwezen" aldus werd geformuleerd:
is het al of niet wenschelijk, om ten onzent
de verzorging van zieken en gewonden
(lees: zieke en gewonden krijgslieden") in
tijd van oorlog geheel van staatswege te
doen geschieden, met andere woorden, om
ons Roode Kruis als onafhankelijke; vrij
willige vereeniging te vervangen door een
zuivere staatsinstelling?"
Zeer zeker is die vraag van beteekenis,
doch zij is niet reeds nu te beantwoorden.
Immers de oorlogsondervinding thans in
Frankrijk en Duitschland opgedaan, belooft
ook omtrent de verpleging en verzorging
der gekwetsten in de toekomst veel leerrij ks
te geven; zal doen zien in hoeverre vrij
willige hulp naast Rijkshulp mogelijk en
nuttig is; kan wellicht leiden tot'eene
organisatie van het Roode Kruis hier te
lande in den geest der vrijwillige landweer
of landstorm, zelfs zonder te worden een
zuivere?' staatsinstelling. Voor Amsterdam
is een en ander van veel gewicht; de hoofd
stad toch verkeert in zeer bijzondere om
standigheden, want terwijl men in alle deelen
des lands den Helder uitgezonderd
de zieke en gewonde militairen zoo noodig
achterwaarts kan afvoeren, is zulks binnen de
stelling van Amsterdam niet het geval. Overal
kan de Roode Kruis-arbeid een liefdewerk
blijven, doende wat de hand te doen vindt,
en tevens rekening houdende met de mid
delen, terwijl men doorzendt wat men zelf
niet verzorgen kan. Binnen Amsterdam daar
entegen heeft men niet te vragen of het kan,
daar geldt 't: het moet; daar krijgt men te
verzorgen, al wat zorg behoeft, en al of niet
behoort tot de vaste bezetting, want uit het
Gooi en uit de omstreken van Haarlem zul
len honderden gekwetsten bij mangel van
een anderen afvoerweg op Amsterdam
worden geëvacueerd. Zoo zijn er volgens
Een Waterkamp bij de
Friesche meren
Met levendige instemming heeft De
Amsterdammer" den heer Tjebbes hier
de gelegenheid geboden, zijn plan voor
een Waterkamp nog eens te beschrijven.
Dit is een gezond plan; een echt
vaderlandsch plan; en een prettig plan !
Wij wenschen heel wat jongens toe, dat
zij er hun hart aan op kunnen halen.
Menig oudere zal zeker met vreugde deze
water-padvinders-expeditie in gedachten
vergezellen.
Hoe een vreemdeling zich in den regel ons
land voorstelt weet ik niet precies, maar ik
vermoed dat hij een visioen zal hebben van
veel water met daar tusschen hier en daar
een stukje grond, dat vroeger water is
het hierboven genoemd verslag bij een
algeheele insluiting ruim 14000 bedden extra
benoodigd, ten einde zoowel gezonde en
zieke militairen als burger patiënten te ver
plegen," eene schatting, die waarlijk niet te
zwaarmoedig is: na den oorlog zullen wij
beschikken over gegevens, die vermoedelijk
tot minder rooskleurige beschouwing voeren.
Hoeveel van die veertien duizend bedden
bij het uitbreken van den oorlog reeds ge
reed stonden, moge de belangstellende uit
het Verslag opdiepen, waarbij hij dan allicht
tot de overtuiging zal komen, dat het Bestuur
der Amsterdamsche afdeeling van het Roode
Kruis een energie aan den dag legde, welke
niet genoeg te waardeeren valt. Zoo mocht
het terwijl bij 't uitbreken van den oorlog
zelfs nog moest worden aangevangen met
een oordeelkundige organisatie" binnen
korten tijd beschikken over 3 a 4 duizend
bedden, met alhetgeen daarbij behoort.
Wat daartoe vereischt en hoe daartoe ge
arbeid werd, gaf Eigen Haard" van 7 Npv.
in woord ten beeld te aanschouwen. Hier
zij in het bijzonder de aandacht gevestigd
op de organisatie, de regeling van het
mobiliseeren, gelijk die in de bijlagen van het
Verslag tot in details werd aangegeven,
waardoor dit boekdeel van blijvende waarde
zal blijven, ook wanneer tegelegenertijd
meer dringend de vraag wordt gesteld: al
of niet Rijkszaak?
?Niet het minst zal dan de financieele
quaestie onder de oogen dienen gezien te
te worden. Op l Augustus was het
kapitaalt je, waarvoor de Amsterdamsche afdeeling
beschikte, niet alleen betrekkelijk klein, maar
bovendien voor een deel belegd in 2Vs pCt.
Ned. Werk. Schuld en dus vrij wel onver
koopbaar. De inrichtingkosten voor een
noodhospitaal werden per 100 bedden ge
schat op f3500, en van het Hoofdcomit
van het Ned. Roode Kruis was geen steun
te verwachten," daar het onomwonden had
verklaard, dat het niet genegen was het
Amsterdamsche Comitémet eenig bedrag
van beteekenis bij te staan." Kort daarop
heeft het Rijk een subsidie verleend van
f 35000, en al moge die geldelijke bijdrage
geheel zijn geschied buiten de vraag: al of
niet Rijkszaak, in de erkenning van de Regee
ring, dathet Amsterdamsche Comitéh'nantieel
diende gesteund, ligt eene vingerwijzing.
Doch er is veel meer. Zoo stelt men zich,
niet dit verslag in de hand, de netelige
vraag: zal de Amsterdamsche afdeeling van
het Roode Kruis, van wier goede zorgen
het wel of wee van duizenden gewonden
kan afhangen, steeds kunnen rekenen op
een energiek bestuur als dat van Augustus
1914? Wel telt de hoofdstad mannen en
vrouwen genoeg van wilskracht, durf en
kennis, edoch hoevelen van hen komen voor
op de ledenlijst, die nauwelijks honderd
namen telt. Staat daar tegenover, dat zoo
vele niet-Ieden in de bange dagen van
Augustus hun penningsken offeren, men
bedenke wel, dat met geld geen gewonden
worden verpleegd, met geld geen geschikt
personeel wordt gevormd, dat met geld niet
is goed te maken wat aan de voorbereiding
heeft ontbroken. Valt ook met blijdschap
te erkennen, dat velen uit de burgerij zich
beschikbaar stelden, om ieder naar'zijne
krachten persoonlijk te helpen, een blik op
de Engelsche strijdmacht van heden kan
wellicht tot waarschuwing dienen. Voorts
worde niet vergeten, dat een leger zonder
aanvoerder en zonder generalen staf niet
veel beteekent. Ook voor het Roode Kruis
geldt het para helium.
Wat het Amsterdamsche comitéaan de
leiding van den aanvoerder en aan diens
staf heeft te danken, valt slechts gedeeltelijk
uit het daaromtrent zeer sobere verslag op
te maken, terwijl het geheel verzwijgt den
naam van zijn samensteller, den secretaris
mr. C. H. Guépin, wiens kantoor maanden
achtereen is geweest het hoofdbureel, en
wiens hoofd mocht heeten het centraal
commando-orgaan, dag en nacht verbonden
met de stafbureelen en de werkplaatsen der
rusteloos arbeidende onder-aanvoerders.
A. N. J. FABIUS
De Landbouwverloven
in de Tweede Kamer
(Van onzen militairen medewerker]
Zeer duidelijk is er door verschillende
Kamerleden in de afgeloopen week gewezen
op de groote lasten, welke de mobilisatie
van het geheele leger aan onze bevolking
oplegt en algemeen was het verzoek tot
den M. v. O. gericht om hierin zooveel
mogelijk verandering te brengen. Welwillend
geweest. De bijbehoorende Hollander op
klompen is van achteren bezien n groot
zitvlak met wijd uitstaande zakken, waarin
de groote handen schuilgaan; van voren
gezien een muts, een pijp en daaronder
Zeeuwsche knoopen. Variaties op het thema
zijn mogelijk, maar in ieder geval doet het
beeld denken aan botters of andere vaar
tuigen en riekt sterk naar zeewater. Hoe
moet het zoo'n vreemdeling tegenvallen als
hij ontdekt dat een Hollander zelfs van de
meest moderne zaken wat weet, maar niet
van scheepvaart en wat daarmede in ver
band staat.
Het is diep treurig telkens weer te moeten
ervaren, hoe bitter weinig belangstelling
onze landgenooten, die meer dan een mijl
van de kust wonen, koesteren voor die groote
bron van welvaart voor ons land, die koop
vaardij heet en hoe weinig zij mede leven
met diegenen, die onze handelsvloot be
mannen. Sommigen hebben vroeger mei
een of anderen neef die vaart" eens een
groot schip bezien en teren nu de rest van
hun leven op de heugenis van een blinkende
machinekamer en een dikke pijp.
Op het gebied van sport is het al evenzoo
gesteld. Wij kunnen flink meedoen waar 't
betreft voetbal, turnen, hardloopen enz.,
maar de tijden dat de watersport bloeide
hier te lande zijn voorbij of nimmer geweest.
Onze nationale eer op dit gebied drijft op
de Kromhout" en de behaalde prijzen te
Kiel en daarmede is zoo goed als alles
gezegd. In geen geval is de reputatie van
ons land op het gebied van watersport
evenredig aan onze reputatie als waterland.
Dit moet anders worden en ieder die deze
verandering bevorderen kan, dient er aan
mede te werken; we moeten met de jeugd
beginnen.
Stel een Hollandschen jongen in staat om
onze vaarten en kanalen, onze plassen en
poelen te bevaren en hij zal u dankbaar
heeft deze tenslotte beloofd zijne denkbeel
den nog eens aan een revisie te onderwerpen,
doch er tevens bijgevoegd dat de verwach
tingen niet te hoog gespannen moesten zijn.
Ons inziens niet ten onrechte.
Immers volgens onze vaste overtuiging
kan onder de huidige omstandigheden en
met de tegenwoordige organisatie niet veel
verder worden gegaan, doch wij moeten hier
dadelijk aan toevoegen, dat bij een meer
doelmatige organisatie van onze weerkracht
deze bezwaren grootendeels hadden kunnen
worden ondervangen.
Toch mag men fouten in onze weermacht
aan geen personen verwijten; zij zijn nu
eenmaal onafscheidelijk aan de militaire we
reld yerbondenl Waar toch de gemeenschap in
al zijne organisaties zichzelf voortdurend
corrigeert, doordat het onbruikbare in den
strijd om het bestaan verdwijnt, daar ver
keert de militaire organisatie in een geheel
anderen toestand. Het leger in vredestijd
is eenigszins te vergelijken met een fabriek
die nimmer werkt, doch waarin telken
jare een aantal werklieden wordt opge
leid in het gebruik der machines, welke
opleiding bovendien zich nog dikwijls be
perkt tot een zuiver theoretischen cursus.
Wanneer nu zulk een fabriek plotseling
in bedrijf moest worden gesteld dan
zouden ernstige haperingen en groote fouten
niet uitblijven. Immers de strijd om het be
staan zou hier niet het onbruikbare hebben
uitgeworpen.
Bij de weermacht nu doet zich een soort
gelijk geval voor. In tijd van vrede
ontbreekt uiteraard alle mogelijkheid de
genomen maatregelen, de oefening, de or
ganisatie enz. aan de praktijk te toetsen.
Fouten hierin treden niet aan het daglicht.
Alleen langs den weg van nadenken kan men
eenigszins de fouten voorzien, doch waar
deze fouten niemand hinderen, doordat zij
in vredestijd zich niet vertponen, daar wordt
het- aanbinden van een strijd hiertegen veelal
beschouwd als een soort spoken zien, of wel
als een ziekelijke zwartgalligheid. Voegt men
hierbij, dat in elke ambtelijke organisatie,
doch vooral in de militaire wereld, de op
perste leiding berust bij veelal reeds bejaarde
personen, en met het toenemen der jaren de
conservatieve geest zich sterk ontwikkelt,
dan volgt hieruit duidelijk dat in zulk een
organisatie denkbeelden kunnen heersenen,
welke geen rekening houden met de eischen
der werkelijkheid.
Zooals wij reeds zeiden, wordende legers
slechts zelden in staat gesteld practische
ervaring op te doen. Het ligt dus voor de
hand, dat de ernstige mannen in het leger,
er naar hunkeren kennis te nemen van oor
logservaring van vreemde legers. Nu is
echter niets gevaarlijker dan zoogenaamde
ervaring opdoen, daar verschillende per
sonen, naar gelang van het standpunt
waarop zij staan, uit dezelfde feiten ge
heele verschillende conclusiën trekken. En
waar deze conclusiën alleen door een nieuwen
oorlog kunnen worden getoetst, daar ligt
het voor de hand dat de kans zeer groot
is, dat de conclusies, zelfs wanneer ze in
der tijd juist waren getrokken, in den nieuwen
oorlog door geheel veranderde omstandig
heden weer verouderd zullen blijken te zijn.
Vandaar de voortdurende verrassingen, die
elke oorlog brengt en het steeds weer voor
komende verschijnsel, dal tactiek, uitrusting
en organisatie meestal blijken niet te vol
doen. Het is als met een fabriek, die men
eenmaal in de twintig jaar zou laten werken
met de ervaring twintig jaar te voren op
gedaan.
Het zou ons te ver voeren hierop verder
in te gaan, alleen moeten we nog wijzen op
het feit, dat -de niet oorlogvoerende legers
bij voorkeur hun kennis gaan opdoen bij
den overwinnaar, waardoor de kans op
slaafs copieeren zeer groot wordt. En
waar een maatregel in het eene land zeer
goed kan zijn en toch geheel verkeerd voor
een ander land, daar is de mogelijkheid
groot dat dit copieeren bedenkelijke ge
volgen kan hebben.
De oorlog van 1870 bracht de schitterende
overwinningen van het Duitsche leger;
dadelijk stelden zich de verschillende landen
tot ideaal de Duitsche legervorming, enz.
enz. zoo getrouw mogelijk over te nemen,
al kon dat ideaal natuurlijk bijna nooit
worden bereikt. Zoo werd ook de Duitsche
legervorming door de leidende militairen als
ideaal beschouwd en trachtte men dit ideaal
zooveel mogelijk nabij te komen.
Nu behoeft het geen betoog, dat een groot
land zijn daden als regel laat beheerschen
door zijn eigen belang; immers een groot
land vooral een land als Duitschland
verklaart den oorlog wanneer het zulks
zijn omdat ge hem gegeven hebt een genot
in overeenstemming met zijn aard. Tot de
watersport komt een jongen niet zoo ge
makkelijk als bijv. tot de yoetbalsport.
Zoodra hij loopen kan, weet hij een elastie
ken bal te bekomen, de beenen zijn spoedig
in actie: de kiem van voetballer is gelegd.
Hij bemachtigt ook wel eens een plank met
een langen stok en tracht daarmede overeen
sloot of vaart te komen, maar daar komt
dadelijk moeder de vrouw aan te pas en
nog weken lang levert de waaghalzerij van
den booswicht stof tot gesprek. Een veilige
boot is niet zoo gemakkelijk te verkrijgen
als een goede bal en zoo blijft de kennis
van de watersport bij velen steeds beperkt
tot de wetenschap, dat een in de vaart ge
worpen klinker de makkers aan de overzij
flink onder de modder kan spatten. Een
Hollandsche jongen is een tuchtloos wezen,
zonder eenig gevoel voor discipline en orde,
hij is... enz. enz. Alles waar, maar grijp
een Hollandschen jongen in 't hart en ge kunt
wonderen met hem doen; tracht hem niet
te overgieten met een imitatie
Engelschsausje, want hij lust geen Engelsche saus
en wil ook niet op zijn Duitsch
verdisciplineerd worden. Geef hem een Hollandsche
zeilboot pp een Hollandsche waterplas en
gij zult zien hoe zijn durf en ondernemings
geest zich ontwikkelen,hoe zijn waarnemings
vermogen gescherpt wordt en zijn gevoel
voor regelmaat en orde groeit. Indien nu
eens alle energie van man geworden Hol
landsche jongens in plaats van tot schelden
ep het tucht-looze der nog niet man
gewordenen, gebruikt kon worden tot het bevor
deren der nationale sport bij uitnemendheid,
dan zouden wij heel wat verder komen. De
gelegenheid om in die richting werkzaam te
zijn zal er dezen zomer wezen.
Het ligt in mijn bedoeling in de maand
Augustus een 100 a 150 tal flinke jongens
om mij te verzamelen; met een 20 tal
vaarwenscht, niet wanneer de tegenstander het
hiertoe eindelijk dwingt. Zulk een natie
begint den strijd op het oogenblik door haar
zelf te bepalen en treedt natuurlijk in den
strijd met haar geheele kracht. Een lang
durige mobilisatietoestand is voor haar uit
gesloten. Voor zulk een land bestaat dus
niet de moeilijkheid van dezen laatsten toe
stand; bij zulk een land volgt als regel de
oorlog onmiddellijk op de mobilisatie.
Voor een klein land is de toestand geheel
anders. Daar is handhaving van neutraliteit
regel en oorlog uitzondering. De moeilijk
heden van den mobilisatietoestand geven hier
dus den doorslag en hierbij moet bij de
legerorganisatie rekening worden gehouden.
Zulk een land moet een organisatie hebben,
welke het in staat stelt, hetzij de geheele
weerkracht plotseling te organiseeren, hetzij
hiervan slechts een deel onder de wapenen
te roepen, in dier voege echter, dat dit deel
steeds een organisch geheel is. Het alles
of niets" van het Duitsche leger is hier dus
niet op zijn plaats; het moet zijn: juist
wat noodig is?
Onze legerorganisatie laat slechts toe het
leger in zijn geheel te mobiliseeren; roept
men slechts enkele lichtingen op, dan
blijven de tactische eenheden veel te zwak
en dus ongeschikt voor den strijd. Boven
dien heeft dit stelsel het gevaar, dat een
weinig energieke regeering, in verband
met de groote uitgaven, welke een mobili
satie eischt, het mobilisatie bevel zooveel
mogelijk zal uitstellen en dus te laat zal
komen. Onze tegenwoordige regeering heeft
deze fout niet begaan, doch met krachtige
hand het stuur gegrepen. Hiervoor kan haar
niet genoeg hulde worden gebracht; eerst
wanneer na den oorlog de feiten en toe
standen beter bekend zullen zijn, zal blijken
welk een groote daad door onze regeering
in Augustus 1914 is verricht.
Duurt de oorlog lang en wordt het gevaar
minder, dan staat de regeering voor de moei
lijke beslissing om of het geheele leger naar
huis te sturen, of het geheel onder de wape
nen te houden. Immers een tusschenweg
bestaat niet. Het naar huis sturen van de
oudere lichtingen toch verzwakt alle
onderdeelen tegelijk en maakt dus het geheele
leger onstrijdvaardig.
Verleent men nu op groote schaal ver
loven, dan worden alle onderdeelen onstrijd
vaardig ook zij, die den eersten stoot zullen
moeten opvangen. Een tijdelijk vervangen
van deze verlofgangers door manschappen
uit de depots door den afgevaardigde van
Steenwijk voorgesteld , is absoluut te ver
werpen. In den oorlog komt het niet alleen
op de getalsterkte aan, maar vooral op den
samenhang,op de onderlinge kameraadschap,
op het elkaar kennen, op het gevoel van
samenhoorigheid. Juist het gebrek aan dit
laatste, hetwelk in het begin der mobilisatie
zich zoo sterk deed gevoelen, doch nu door
den langen mobilisatietoestand grootendeels
is verdwenen, had in het begin van den
oorlog een ramp kunnen veroorzaken. En
dezen toestand zou men vrijwillig weder in
het leven willen terugroepen! De
troepeneenheden zouden daardoor tot een soort
van passantenhuis worden verlaagd, en vooral
dezulken die den eersten stoot van in den
krijg geharde troepen moeten opvangen, als
't ware voorbestemd worden tot een debacle.
Niettemin moet rekening gehouden worden
met de oeconomische belangen; iedereen
voelt toch, dat het bestendigen van dezen
toestand gedurende een tweede jaar bijna
onmogelijk zal zijn.
De weermacht in zijn geheel is aan de
zelfde wetten onderworpen als een troep op
het gevechtsveld. Een dezer wetten schrijft
voor, dat de gevechtsvaardigheid verband
moet houden met de grootte van het gevaar,
waarin men verkeert, daar eene voortdu
rende gevechtsvaardigheid van alle deelen
den troep te veel zou uitputten.
En even onmogelijk als het is alle troepen
van een leger steeds oogenblikkelijk
gevechtsbereid te houden, even onmogelijk is dit
van een volk te eischen. Het langdurig
gemobiliseerd houden toch van het geheele
leger wanneer in de oogen van de
natie, al is dit ten onrechte geen gevaar
meer dreigt, voert op den duur tot juist
het tegenovergestelde van hetgeen men
wil bereiken. De natie wordt onwillig den
last te dragen en het gevaar is zeer groot,
dat men eindelijk het kind met het badwater
uitwerpt, d. w. z. dat men tot de mobili
satie, meestal op een noodlottig oogenblik,
besluit.
De groote Staten kunnen de Duitsche
organisatie behouden, die trouwens voor hen
ook de eenig juiste is. Voor hen is de
MMNiiMiii iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiimiiiiiiMiiiMiiiiimiiii
tuigen als Friesche jachten, botters, sloe
pen, enz. van Amsterdam koers te zetten
over de Zuiderzee naar Takozijl of de Lem
mer en een kamp te gaan betrekken nabij
het Slotermeer op de zandgronden van het
Gaasterland. Een paar afhaalkottertjes van
het Loodswezen, die thans toch niet gebruikt
worden, zijn evenals een motorboot mis
schien wel te verkrijgen om den tocht over
de Zuiderzee mede te maken; de kotters
kunnen dan in een der genoemde haven
plaatsjes blijven liggen om bij goed weer
de tochten van uit het kamp ook over de
Zuiderzee uit te strekken. Op een flink
hoog terrein nabij het genoemde meer wor
den de tenten opgeslagen, die aan een deel
der jongens tot nachtverblijf zullen.dienen;
tevens wordt daar een houten loodsje ge
bouwd voor keuken en bergplaats van
proviand. De rest der jongens (natuurlijk
in afwisseling) slaapt in hangmatten, (die
misschien wel door de Kon. Marine in
bruikleen kunnen worden gegeven) aan
boord der grootste vaartuigen van de in de
nabijheid verankerde vloot. De lange
zomerdagen worden besteed aan allerlei roei- en
zeiloefeningen, waterpolo, zwemmen en
voor afwisseling en ter vermijding van een
zijdigheid fietstochten, marschen, voetbal,
korfbal, hockey enz. enz. Muziek en zang
klinken 's avonds door Gaasterland en over
't meer tot een gezonde slaap weer krachten
geeft voor een volgenden dag van werk
zaam genot. Overbodig te vermelden dat
op ieder vaartuig minstens n volwassen
en ervaren persoon geplaatst wordt met het
oog op de veiligheid, terwijl ook
zwemgordels worden medegevoerd. Deelnemers aan
het kamp zijn jongens boven de 15 jaar,
die goed kunnen zwemmen, als regel dus
leerlingen van H.B.S. of gymnasium, maar
tevens ligt het in de bedoeling aan het kamp
op zeer gunstige voorwaarden te laten deel
nemen leerlingen der verschillende
Zeevaart^^^^^HI^H^^^^^BBV"^^^""^
?ormamïrï-Tabïëtteri|
l"* vernietigen de bacteriën in
mond en keel en beschermen
teaen Besmetting.
mobilisatie slechts een korte overgang van ?
vrede tot oorlogstoestand, en in tijd van
oorlog voelt iedereen de noodzakelijkheid
de zwaarste lasten te dragen. Bovendien
heeft men in den oorlog niet te kiezen. De
lasten van den krijg zijn altijd nog geringer
dan de lasten, die de overwinnaar oplegt.
Het Vae Victis" geldt thans meer dan ooit.
De kleine Staten echter moeten een geheel
andere organisatie hebben, welker noodzake
lijkheid des te sterker gaat spreken nu de
oorlogen geheel in strijd met de
officieele denkbeelden van voor dezen krijg
lang duren en dus de gevechtsvaardigheid
der neutrale staten langen tijd noodzakelijk is.
Gaan wij thans over tot het schetsen der
doof ons gewenschte organisatie, dan be
ginnen wij allereerst met het meest
gevechtswaardige deel, het zoogenoemde
grensleger". Deze troepenmacht, gevormd uit alle
weerbare mannen der grensgemeenten, van
20?45 jaar, is alleen in compagniën geor
ganiseerd, en bestaat uit infanterie,
wielrijders en mitrailleur-afdeelingen. Zij vormen
als 't ware de eerste lijn der voorposten
van de legerorganisatie. Hun taak is zoo
lang weerstand te bieden, totdat de
achtergelegen troepenafdeelingen gevechtsvaardig
zijn. Volkomen ter plaatse bekend, elkaar
allen door jaren lang samenleven ken
nende, kan in deze troepen een groote
samenhang en gevechtwaarde wonen, en
daar zij alleen in de onmiddellijke nabijheid
van hun woonplaats zullen behoeven te
strijden, kunnen door hen reeds al die ver
beteringen van het terrein worden aange
bracht, welke noodig zijn. Het spreekt van
zelf, dat zij niet steeds allen onder ,de
wapenen behoeven te staan; zij kunnen voor
een gedeelte tehuis werken, doch dit moet
zoodanig worden geregeld, dat dit deel b.v.
uiterlijk in Vs uur op het gevechtsveld kan
zijn. Bovendien moet een deel steeds tot
oogenblikkelijk gevecht gereed zijn. Waar
deze dienst zeer zwaar zal drukken, kan
men aan dit grensleger grootere vergoedin
gen toekennen dan aan de overige troepen
afdeelingen. Op deze wijze kan hun taak
tot aller tevredenheid worden geregeld. Deze
grenstroepen staan in geen verder organi
satorisch verband met het veldleger. .
Breekt de vijand door deze grenstroepen
heen, wier tegenstand vrij groot kan
zijn, dan stuit hij op de troepen der 2de
linie. Deze troepen zijn
landweerafdeelingen, gevormd uit uitsluitend ter plaatse
wonenden. Zij zijn tot regimenten georga
niseerd en bestaan uit infanterie, artillerie,
wielrijders en mitrailleurs. Voor artillerie
is hier gedacht aan het oude materieel
der vesting-artillerie. Waar hun tegenstand
slechts tijdelijk behoeft te zijn en veel artillerie
materieel vermoedelijk verloren zal gaan, is
dit bij de voorges'eide indeeling van oud
geschut, geen bezwaar. Hun strijdvaardig
heid kan reeds minder zijn dan die der
grenstroepen. Een deel kan tehuis arbeidep,
mits dit slechts zoo geregeld is, dat dit in
plm. 3 uur zijn plaats van bestemming kan
bereiken. Waar ook deze troepen alleen in
de nabijheid van hunne woonplaats zullen
strijden, kunnen de punten van weerstand
van te voren in staat van verdediging
worden gesteld. De tegenstand door deze
troepen te bieden, kan reeds zeer groot
zijn, zoodat het hier achter gelegen
veldleger allen tijd heeft zich gevechtsvaardig
te maken. Aan dit veldleger het groot
ste deel der weermacht uitmakende kan
nu op ruimer schaal verlof worden ver
leend ; ja wanneer de toestand minder drei
gend werd, zouden hiervan zelfs geheele
onderdeelen met verlof kunnen worden ge
zonden. Volgt men toch in, het veldleger
dezelfde lijn d. w. z. vormt men de
compagnieën enz. slechts uit n lichting,
dan verzwakt men de bataljons in zulk een
geval slechts met enkele compagnieën, doch
houdt steeds geheel intacte onderdeelen.
Op deze wijze wordt de weermacht van
ons volk tot zijn hoogsten graad opgevoerd,
zonder aan de bevolking te zware lasten
op te leggen, en heeft men dus de meeste
kans, dat dit volk steeds geneigd zal zijn
de wil der regeering die uiteraard meer
weet op te volgen.
In hoeverre dit stelsel reeds thans zou
zijn door te voeren, waag ik niet als
scholen. Dit heeft het groote voordeel dat
deze laatsten goed met allerlei vaartuigen
leeren omgaan; deze tijd van getorpedeerde
schepen stelt scherp in 't licht hoe noodig
het is dat zij deze kunst verstaan. Tevens
wordt onder de andere jongens bekend dat
er Zeevaartscholen bestaan, dat daar een
breede ontwikkeling wordt bijgebracht en
wordt opgeleid voor een mooi, mannelijk
vak, dat andere aantrekkelijkheden heeft
dan de wandeling van de kantoorkruk naar
huis alleen. Zij zullen er van terzijde leeren
kennis maken met een vak, dat nog niet
met werkkrachten is overvoerd en dat door
de reusachtige expansie der laatste jaren
nog ruimte biedt aan menigen flinken Hol
landschen jongen om iets te worden in de
Maatschappij.
De jongens keeren naafloop van het kamp
terug tot hun haardsteden, tot hun kring
van vriendjes en bekenden en zij voeren
iets mede van het heilige vuur en zaaien
iets uit dat liefde tot de watersport en tot
zeevaren kweeken moet.
Wat ik noodig heb om een en ander te
kunnen uitvoeren? Steun van autoriteiten,
die mij helpen kunnen, steun van kapitaal
krachtigen, die zorgen dat de onkosten per
jongen zoodanig dalen, dat een flinke deel
name verzekerd is, en steun van ouders,
die van hun jongens Hollanders willen
maken.
Och neen, leg het artikel nu niet ter zijde
met een glimlach dat het plan wel aardig
is, maar DOE eens wat!
P. TJEBBES,
Directeur der Zeevaartschool
in het Zeemanshuis te Amsterdam
* S>