De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 9 mei pagina 6

9 mei 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Mei '15. No. 1976 t, t 1* DE OORLOG EN HET OOSTEN XI. Samenwerking Onder de, gedurende dezen wereldoorlog van inlandsche zijde vernomen, stemmen zijn er ook verscheidene, welke pleiten voor het weerbaar maken van een deel der be volking ter verdediging van den geboorte grond tegen een eventueelen vijand van Nederland. In eene vergadering van inlandsche vereenigingen te Semarang is het denkbeeld geopperd eene militie voor inlanders in te voeren; op verschillende plaatsen is het plan gevormd tot het oprichten van inlandsche vrijwilligerskorpsen, en het bleek ook uit de inlandsche pers, dat in wijden inlandschen kring de neiging wordt gevoeld om in tijd van nood werkdadig deel te nemen aan de verdediging van Indië tegen vreemd wapen geweld. Naar is medegedeeld, is deze aan gelegenheid tot een onderwerp van nader overleg met de Indische regeering gemaakt. Dat overleg zal zeker in hoofdzaak betrekking hebben op de vraag, hoe op uitgebreide schaal voor militaire doeleinden van de diensten der inboorlingen kan worden ge bruik gemaakt, want op de andere vraag, of het nuttig en mogelijk is voor de verdediging van koloniaal gebied van de diensten der inlandsche gemeente te profiteeren, schijnt door dezen oorlog een afdoend antwoord gegeven te zijn (zelfs in Centraal- en Oost-Afrika). Welk stelsel van Indische verdediging door de deskundigen ook worde gekozen: de hoofdverdediging ter zee, een naar onze middelen zoo sterk mogelijke verdediging te land en ter zee beide, of eene verdediging in hoofdzaak dór een landleger, altijd weder zal men toch aangewezen zijn op de grootste medewerking van de bevolking als den factor, die van het belangrijkste nut zal zijn. Factor bovendien, die n door het grbote aantal van de medewerkenden n door hunne ter plaatse zoo bruikbare eigen schappen van gewicht is. Want bij onze, uit sluitend defensieve, rol zullen zij ook in oor logstijd in eigen land en in eigen omgeving dien sten kunnen bewijzen, waardoor zij een voor sprong hebben boven den vreemdeling, die eene invasie zou willen beproeven. De huidige oorlog zal de tegenstanders van het voor militaire doel einden benutten van in landers op groote schaal wel hebben overtuigd van de noodzakelijkheid en de mogelijkheid daarvan niet alleen, maar ookvan|het groot voordeel van het hebben van de beschikking over eene gewillige en aan ons gezag trouwe bevolking, waaruit voor haast alle koloniale werk geschikte elemen ten te vinden zijn en niet het minst voor militaire functiën. Voor zoover bij de marine stemmen mochten opgaan, welke nog twij felen aan het groote voordeel om op groote schaal goede schepelingen te kunnen aan werven uit de, zoo vele uitmuntende zee varende elementen bevattende, bevolking van den Indische* Archipel, zullen die stem men verstommen, wanneer de thans voor genomen proef tot opleiding van inlandsch personeel voor de vloot blijkt zeer bruik bare menschen op te leveren. En al zou dit niet het geval zijn, dit ware hoogst waarschijnlijk niet te wijten aan het niet aanwezig zijn van geschikte krachten bij de bevolking, maar veeleer aan de ont brekende geschiktheid van het Europeesche personeel om de goede krachten te vinden of om met die inlanders om te gaan en hen te leiden. Want als iets uit dezen oorlog kan worden geleerd, dan is het wel dit, dat Groote Boom te Semarang iMriiiiiimmnHaiiHumriHiimiwiiwuiMMiiiuimmiiimmiiiiimiiiiMimiiu imimiiii iiiiiiiiiiiiiniiiiii Minimum beweging, fijn gebaar, rythme, plastiek, van dit alles heb ik nu en dan lang niet al tijd bij Lily Green's kunst genoten, maar al deze genietingen waren niet onafschei delijk van het karakter der muziek, en zou den ook bij geheel andere muziek kunnen ;egeven zijn. Plastisch en picturaal lijkt mij laar kunst mér dan muzikaal. Zij wordt ook dikwijls meer acteeren en mimiek dan dansen. De eigenlijke danskunst en dit geldt niet alleen voor Lily Green wordt op den achtergrond gedrongen door gebaren spel, door dramatiek ook, en ook door al lerlei licht-effecten, die meer in een feeërie thuis behooren. Nu en dan naderen de lichaamsbewegingen, die lichaams-wringingen worden draaiende zwaaiingen van den romp, vér achterover zelfs op be denkelijke wijze tot acrobatiek. Men heeft dan het idee, niet met eene danseres maar met eene acrobate te doen te hebben. Er is nog een groot bezwaar, dat ik tegen deze soort danskunst heb. Meermalen, al te veel malen, ziet men de danseres afwerende, dan wel aanroepende, aanbiddende, dan wel van angst wegkruipende gebaren maken voor of tegen iets onzichtbaars van buiten, met veel actie en dramatiek. Het rythme van den dans moet echter van binnen komen, en hier ligt m. i. de groote fout van alles: er wordt van buiten gezocht wat van binnen moet zijn. Niet ongeziene machten of geesten van buiten, maar het rythme van binnen in de ziel van de danseres geeft ten rechte de impuls aan den dans. Dezelfde teleurstelling gaf mij een tweede dansavond, dien ik onlangs van Angèle Sydow zag, met eenige nieuwe dansen. Veel gebaren, veel dramatiek en zelfs traditioneele opera-balletpassen, maar niet het innerlijke rythme der ziel, dat het lichaam in beweging doet uitbreken. Ook Angèle Sydow gaat een gevaarlijken bij-weg hierin op. Ik wilde wel dat een Maecenas derge lijke europeesche danseressen eens een reis naar Java deed maken om den serieuzen, klassieken, stijlvollen dans der serimpies" en bedajas" in de kratons te Solo en Jogja te doen bestudeeren. Dan zouden zij stellig leeren, wat stijl is in den dans, een stijl, die harmonie in alle bewegingen on derling brengt en die onvereenigbaar is met het drukke, onrustige in de kunst dezer europeesche danseressen, dat onrustige, dat een zoeken, een zenuwachtig zoeken ver raadt, maar niet een gevonden hebben. De beweging, die rust is hoe vreemd dit pok klinke de beweging, zóluchtig en ijl dat zij niet meer een beweging van het stoffelijk lichaam is, maar van den geest, geheel vrij van de materie, dit is in het Oosten te leeren, in die klassieke dansen, waaraan een gansche, mystieke wijsbegeerte ten grondslag ligt, die de overwinning van den geest op de materie heeft bevochten. Als men de serimpies" ziet dansen, dan voelt men dat het de zuivere geest van binnen is, die het lichaam beweegt, niet alleen de voeten, maar het gansche lichaam, tot ooren en neusvleugels toe, en vooral ook de handen en spitse vingertoppen, en hoe alle bewe gingen, tot de minste toe, door dien nen geest, in harmonie, in nen statigen stijl van lijnen en rythmen, bewogen worden. Hier is de beweging, die, als alle groote kunst, ten slotte toch Rust geeft. Geen lichteffecten, geen acrobatiek, geen wenken en grijpen naar buiten zijn daarbij noodig, want het Lily Green Onlangs sprak ik van de aparte hokjes, waarin de vak" critici worden ingedeeld. De l danskunst als van) Aigèle Sydow, Lily Green en anderen, brengt deze vakindeeling danig in de war. Hier komt muziek bij-tepas, en dans-rythme, en plastiek, en mimiek, en kleurenbeweging, en nog heel wat meer. Er zouden niet n, maar een groot aantal hokjes moeten opengaan om vak"kundig over deze kunst te doen spreken. Ik heb gisteren middag Lily Green zien dansen. De vreugde, dat de edele danskunst, uit de traditie van het ballef'-getrippel bevrijd, zich nieuwe banen breekt, is zoo groot, dat men allicht geneigd zou zijn, alles mooi te vinden wat de nieuwe, vrije kunst geeft, en bedenkingen voor zich te houden. Lily Green, evenals Angèle Sydow, en een aantal anderen, geeft in dans weer den indruk, die muziek op haar maakt. Volgens haar eigen zeggen: De ware danseres maakt van een gedicht muziek en van muziek een gedicht in beweging en daarom is het dansen voor mij een zelfstandige, geen reproduceerende, doch een scheppende kunst." Daar ieder een andere, aparte impressie van een muziekstuk krijgt, zegt zij elders, zal ieder ook anders op muziek reageeren, en kan men een leerling geen bepaalde, zelf vastgestelde bewegingen daarbij opdringen. Toegegeven. Maar wanneer ik een danseres een vroolijke Tango zou zien dansen bij het Adagio Sostenuto uit Beethoven's Mondschein-Sonate, of een droevige»doodengang bij de Freuet Euch des Lebens" Walzer van Strauss, dan zou ik zeggen: die danseres begrijpt muziek niet. Lily Green vertoont bij de Des-dur wals van Chopin een soort kluchtige pantomime van een zwarten Pierrot met een Bieder meier-meisje, dat hij niet krijgen kan, (waar bij ook een kermis-ballonnetje wordt inge voerd) en ieder Chopin-kenner voelt direct, hoe deze op zichzelf heel aardige en zeer sierlijk uitgevoerde vertooning ook best met geheel andere muziek, een of an der willekeurig mopje, kan gedanst worden, maar zeker niet op een van vagen weemoed zwoelen Chopin-wals, waarin de wals-be weging misschien meer uitgelachen droef heid dan vreugde is, en in elk geval gén scherts. Hetzelfde geldt voor het nachtvlinder-gefladder bij Brahms' intermezzo, voor het, in Stede van droomerig oostersche, vél te wild-hartstochtelijke en drukke gebaren en bewegen bij César Cui's Oriëntale", enz. enz. Hierin was ook oostersch gebaren met westersch dppreengehaspeld. Het dan sen is daarbij zóin flagrant contrast met de stemming der muziek dat men zich af vraagt: is Lily Green wel muzikaal, heeft zij gevoel voor de diepe beteekenis van muziek? Daarom kan vooral voor niet-muzikale menschen haar danskunst op zichzelf wel mooi zijn en groote charme hebben. Schoone Tandjong Priek bij goede leiding van de inlanders uit ver schillende wereldstreken zeer bruikbare militaire medewerkers zijn te maken, wier hulp dankbaar moet worden aanvaard en wier bijstand door wie dien missen moet, wordt benijd. Wanneer dit geldt voor het geen gepraesteerd werd in Europa door leden van de bevolking van Afrika en het vasteland van Zuid-Oost-Azië, zou dat dan niet opgaan ten aanzien van de bruikbaar heid in hun eigen omgeving van de volg zame, over het algemeen met een goed verstand toegeruste, sobere Indonesiërs, die van ouds hebben getoond de Vikings" van Azië te zijn geweest bij hunne tochten naar Madagascar en China in den tijd, toen nog geen winzucht van vreemdelingen hunne scheepvaart moedwillig had te gronde gericht. Men stare zich toch niet blind op de ondervinding van dezen of genen met betrekking tot de een of andere compagnie of de stokers van dit of dat schip, doch men beschouwe het vraagstuk in groote lijnen en het kan niet anders of de moge lijkheid wordt ingezien om in de tientallen millioenen van Nederlandsch-Indië de ge schikte elementen bij duizenden te vinden voor het vervullen van den militairen en maritiemen rol, welken men hun heeft toe gedacht bij de verdediging van Indië, die in elk opzicht op eigen krachten zal moeten drijven, wanneer in kritieke tijden de ver binding met het moederland is verbroken. In elk opzicht, dat wil dus ook zeggen, dat er in Indië dan een politiek organisme is tot stand gekomen, dat eigener autoriteit niet alleen, maar eigener kracht bewust door het zich gegrondvest weten op den algemeenen volkswil, optreedt namens en ten dienste van de geheele koloniale bevol king bij het vervullen van al de moeielijke plichten, die de strijd om het bestaan met zich brengt. Volkswapening is het com plement van volksbestaan, en de in de laatste jaren door onze koloniale politiek ingeslagen weg van opvoeding tot zelf standigheid van Nederlandsch-Indië zal dan ook em deze reden met goed ver trouwen, rekening houdende met volkska rakter en volksontwikkeling, verder kunnen worden bewandeld. Bij ons, zoowel als in andere koloniën, want in het algemeen heeft iiiiMiiiMiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiMMiiii rythme komt van binnen, dat het lichaam, als magnetisch beweegt. Met enkele, zér eenvoudige, brjna onmerkbare vinger-sprei dingen, met vage wendingen van een voet, met een even ombuigen van het lichaam, of een droom-zachte hoofdwending, worden daarbij de meest subtiele teedere ziele-dingen aangegeven. Geen bruuske sprongen, geen pirouettes, geen draaiende drukte zijn noodig om in die danskunst de hoogste vreugde of de hoogste smart uit te beelden. Ik geloof dat dit het schoone van die Oostersche danskunst is: de Geest, die in Rust is, blijft steeds over de smart en de vreugde heer senen, en blijft onbewegelijk voelbaar achter de gansche dans-beweging. Hierdoor blijft vanzelf harmonie behouden, en stijl, want n Geest is meester over alle bewegingen en leidt ze harmonisch naar zijn wil. Die harmonie, dat opperbestuur ontbreken, zelfs in de allerbeste Europeesche danseressen die ik zag, en wier kunst veel te druk en te onrustig is, om een grooten stijl te hebben. Ten slotte, als voor alle kunst is voor deze danskunst mér noodig dan goede wil en oefening en techniek: eene verinniging in zich zelf, een bespiegeling en doorschou wing in dat diepste, mystieke van elk menschelijk wezen, dat alleen in Rust is te vinden, die Rust, van waaruit alle beweging uit moet gaan, maar waartoe alle beweging ook moet terugkeeren. De geest, die alle beweging beheerscht, en in de wetten van zijn stijl houdt, dézen mis ik nog te veel in de moderne danskunst van Europa. Het is alles zoo wild, zoo druk, zoo zoekend, en alle stijlen egyptisch en grieksch dooreengemengeld met acrobatiek en tricot-ballet liggen er in met elkaar overhoop. Vandaar dat nu en dan iets hél moois gezien wordt, een nobel gebaar, een prachtige plastiek, een kostbaar rythme, maar dan direct weer, in de warreling, door anderen verdrongen, en gén harmonie in 't geheel. Dit alles maakt den indruk van wild, onharmonisch zoeken, niet van gevonden hebben. Trouwens, deze kunst is ook nog pas enkele jaren in wording, en zoekt haar banen nog af. Dat zij eens tot het besef kome, hoe ook hier het licht ten slotte in het Oosten is te vinden. Ik heb met dit alles vooral niet willen zeggen dat ik Lily Green's streven niet belangrijk vind. Alle zoeken is belangrijk, en er is zeer veel schoons in. Of het tot vinden van stijl en harmonie komt, moet de toekomst leeren. HENRI BOREL Het Rotterdamsch Tooneel in 1915 (Slot) De nieuwe leider van het Rotterdamsche Tooneelgezelschap moet, wil hij zijn onder neming waarlijk hare oude beteekenis weer geven, een kunstenaar wezen, een man met idealen en van groot artistiek vermogen. Maar vór alles moet hij zijn een vrij man. Geeft hij zich opnieuw gevangen in de sfeer van opvattingen en verlangens van subsidiënten, abonné's en tekortdekkers, dan is deze directeurswisseling om niet geweest. Het Rotterdamsche publiek is van zijn deze oorlog beter aan het licht doen kpmenlde waarde van de inheemsche bevolkingen, welke de verschillende kolo niën bewonen.Nietalleen hare waarde als pro ducenten van handels goederen, maar hare waarde als evenmenschen, wier trouw in critieke omstandigheden op hoogen prijs te stel len is, zoodat het nut van eene goede inland sche politiek dat is de gedragslijn van den vreemdeling jegens de inlandsche menschen en de inlandsche maat schappijen sterk op den voorgrond treedt. In dit opzicht is aan dezen oorlog groote kultuurhistorische waarde niet te ontzeg gen. Hij heeft de zoogenaamde onbe schaafde volken dichter bij de beschaafd zich noemende volkeren gebracht dan vór dien het geval was. Eensdeels, omdat de menschenwaarde in loopgraaf en handge meen zeer tastbaar bleek, ten anderen, om dat eenige schuchterheid ontstond om op die Westersche beschaving te grooten na druk te leggen. Zonder twijfel bracht deze oorlog de menschen van andere beschavingen een schrede verder op den weg naar de achting van West-Europa, en als zoodanig zal aan deze crisis een plaats aan te wijzen zijn in den keten van wereldgebeurtenissen, die loopt van de tochten van Alexander den Groote over de kruistochten, het tijdperk der wereld-ontdekkingsreizen, de opkomst van de wetenschap der volkenkunde en den invloed van de evolutiedenkbeelden naar den tegenwoordigen tijd. Dat men bij de huidige wereldberoering ook kan wijzen op een muitend regiment Indische infanterie te Singapoera, op het wegwerpen van den Duitschen uniform door inlandsche soldaten in Togo en op een soldatenopstootje tusschen Indische troepen en Engelsche garnizoenssoldaten te Alexandrië, dat men bedenkelijk het hoofd kan schudden bij hetgeen er mogelijk in Somaliland, den Soedan, het binnenland van Marokko en Algiers is geschied naar aan leiding van of zonder samenhang met het uitbreken van den oorlog, valt niet te ont kennen. Doch daarnaast: wie let op het kranig en vertrouwenwekkend gedrag van alle kolo niale bevolkingen en vooral van die, welke ondanks ophitsing van vijandelijke zijde met man en macht den zoogenaamden overheerscher ter zijde staan, hij kan niet ont komen aan de gevolgtrekking, dat in dit opzicht de min of meer ontwikkelde bevol king van behoorlijk bestuurde koloniën over het algemeen vertrouwen verdient. De heer Troelstra, wiens inzicht soms de groote lijnen eerder ontdekt dan menig een die door de Indische boomen het bosch niet zag, heeft over dat vertrouwen in een der jongste zittingen van de Tweede Kamer behartigingswaarde woorden gezegd. Het wil mij voorkomen" aldus die afgevaar digde dat, als wij het moeten hebben van dreadnoughts of van duikbooten, als dat onze groote macht moet zijn, wij niet sterk staan, en dat wij moeten trachten aldus in Indië op te treden, dat de Indische bevolking in ons niet ziet onderdrukkers, maar helpers, een macht, die hen helpen wil om zich zelf standig te ontwikkelen, en dat wij, als wij dat toonen te zijn, de meeste kans hebben, dat, wanneer Indië wordt aangevallen en anderen zich van Indië zouden willen meester maken, de Indische bevolking zelf datgene doet wat noodig is om tegenweer te kunnen bieden." Dat is niets nieuws ten aanzien van onze koloniale gedragslijn van de laatste tijden, maar het is goed, dat wij ons dat thans herinneren. J. C. v. E. W Marine-etablissement te Soerabaja tooneel vervreemd. Dat, in zijn geheel, terug fte brengen met de oude liefde en voorkeur naar de Aert van Nesstraat, behoort het streven te zijn van den nieuwen leider. Van dat gansche publiek moet hij zijn veilige toekomst hebben, niet van de enkele wel willende geldmenschen, die rustig amusement van hun tooneel verlangen en in ruil daar voor wel in tekorten willen bijdragen. Het is de fout van de leiding geweest in de laatste vijftien jaren, nog daargelaten dat zij geen systeem, geen enthousiasme, geen trots en geen kunstzin had, dat zij de levenskracht van haar onderneming bij dit kleine groepje welwillende menschen dacht te vinden, in plaats van bij de groote massa des volks, in wie zij de oude, echt Rotter damsche, liefde voor de tooneelspeelkunst moest doen herleven. Misschien doet deze openhartig bedoelde beschouwing, waarbij vór al de meening voorging, dat enkele waarheden eindelijk nu er een nieuwe leider komt, gezegd moesten worden, onrecht aan de gulle lieden, die het Rotterdamsch Tooneel steunden. Welke be doeling zouden zij kunnen hebben met hun steun, anders dan om de tooneelonderneming het leven gemakkelijker te maken? Inder daad gén. Zij zijn de oud geworden over geblevenen van de jongelui, die indertijd, als jeunesse dorde, het tooneel subsidieer den ; uit goede traditie zetten zij hun steun voort. Welnu, k hun zal een nieuwe goede richting, door den nieuwen leider ingeslagen, voldoening geven. Zij zullen blijven steunen, k al wijst de nieuwe leider alle beïn vloeding af en wellicht zullen hun zonen en neven een nieuwe jeunesse dorée" vormen, die, door den leider tot lief de opge wekt, uit kunstzinnigheid en stadstrots, een goed Rotterdamsch Tooneelgezelschap steunen. Zal de heer Verkade de man wezen, die ons deze nieuwe heerlijkheid brengen komt? Hij heeft in bovenbedoeld interview en ook in andere persgesprekken, gouden be loften gedaan. Natuurlijk heeft hij dat, het zou dom wezen als hij zich niet vol goede bedoelingen toonde. Wat mij het meest in zijn verzekeringen aantrok, is deze, dat hij in volkomen vrijheid werken wilde en geen bescherming verlangde. Subsidies, zei hij, vraag ik niet. Ik ben als de dood voor subsidies. Dat gaat te makkelijk en dat is onreeël. Een zaak die niet op zichzelf kan bestaan, heeft geen reden van bestaan." Dit is voortreffelijk geredeneerd en bewijst zoowel moed als overtuiging. Ook zakelijk deed hij krachtige, ernstige beloften. Ik ga, zei hij, ik ga Rotterdam exploiteeren zooals het moet en nog niet gedaan is. De mogelijkheid dat een stuk inslaat en er toch in 14 dagen maar twee of drie voorstellingen van gegeven worden, zal dan uit zijn. Is er een stuk, dat Rotterdam zien wil, dan zal het dat eiken avond kunnen zien, in den .Grooten Schouwburg of in Tivoli. Ook de Tivoli-schouwburg is in het speelplan be grepen. De samenstelling van het Rotterdamsch Tooneelgezelschap zal, hoop ik, zózijn, dat ik alle goede krachten behoud." Dat is sinds inderdaad gebeurd. Met uit zondering van enkele lieden van het ach terste plan heeft hij de dames en heeren van Van Eysden tot dames en heeren van Verkade gepromoveerd. Daar zijn artiesten bij, zóals geen ge zelschap in Nederland ze beter heeft, doch die slechts voor een zeer gering deel hunne beteekenis hebben kunnen toonen. Wat zal de heer Verkade ermee doen? Er is eenige onzekerheid in de verwach tingen. In de adoratie voor Verkade's tooneelbeteekenis heb ik nooit kunnen deelen. Er was voor mij te veel dilettanterigs in zijn doen. Als acteur van geringe waarde heeft hij, als leider, naar Engelsen voorbeeld werkend, wel geheelen van knapheid en uiterlijk schoon verkregen, maar nooit een enorme daad gedaan als Royaards er vele verrichtte in zijn Vondel-, Shakespeare- en Molière-vertooningen. Men zag Verkade's werk, werd wel vaak bekoord, doch vergat ook weer. Zal men ooit Gijsbrecht, Midzomernachtsdroom, Misantroop, Adam vergeten? De bewonderende herinnering verliezen aan Heks van Haarlem ? En niet steeds met De genoegen terugdenken aan Grompie", Mijlpalen", Frankforters"? Rooyaards schonk nieuwe schoonheid, nieuwe nobele tooneelkunst; Verkade wat nieuws, zeker, maar meest zonder diepte, schoon van uiterlijkheid. Met dilettanten die zich hoekig bewogen, doch beschaafd waren en fraai gekleed, creëerde hij in Nederland den Engelschen tooneelstijl, een stijl dien hij ook in Fransche stukken, als kortelings in Amoureuse", volhield. Nu krijgt hij goede kunstenaars tot zijn beschikking en er zijn geen kunstjes noodig om een Verkade-kunst te scheppen. Doch dit alles heeft men af te wachten. Toen, in het midden van den winter, de heer Verkade, pas lid van den Raad van Beheer van de Koninklijke Vereeniging ge worden, hier en daar de beste acteurs uit concurreerende gezelschappen wég-enga geerde : van Royaards Musch, zijn medebeheerraad van Heijermans Van der Veer en hij dit ook elders trachtte te doen, leek zijn manier weinig sympathiek. De enorme apointementen die hij betaalde, waren de lokmiddelen, waarvoor deze kun stenaars zich lieten overhalen. Wellicht niet tot hun artistiek wel. Van den verdienste lijken Musch o. a. is te vreezen dat hij, de geniale leiding van Royaards missend, waaraan hij de superieure beeldingskracht der beide laatste seizoenen ontleende, tot het hoogstbekwaam utiteitswezen van voor heen terug zal keeren. Maar dit weghalen van goede krachten verslapt de gezelschappen in elk geval, zoo dit niet het doel was. In drie groote gezelschappen zal de heer Verkade de leiding hebben. Bezwaren daartegen heeft hij in zijn pers gesprekken trachten weg te redeneren. Naar mijn opvatting zoo zei hij tot den redacteur van het Rotterdamsch Nieuws blad, is tot heden alle tooneelexploitatie amateurisch geweest, men heeft de kunst en de zaken eigenlijk nooit goed uit elkaar gehouden. Een tooneelonderneming is een ^.zaak" als alle andere zaken", en behoort ook?kaufmannisch" te worden geleid. Mij is het onderling geconcurreer van onze gezelschappen altijd voorgekomen te zijn een noodelooze versnippering van krach ten en een vermoeiing van talenten. Toen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl