Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Mei '15. No. 1976
'l
l
gelds dat kunstwerk voor ons land te redden.
Maar, wat is, wat wordt gedaan voor onze
Nederlandsche nationale kleederdrachten,
Wat deed de regeering? Wat deden de
hooge en officieele kunstvereenigingen? Wat
deden de kunst-geleerden en de kunstenaars ?
Behave wat door een paar belangstellende
particulieren gedaan werd, en behalve de
verzameling poppen in het Rijksmuseum en
eenige interieurs hier en daar in den lande
die over eenigen tijd door de mot verteerd
zullen zijn, bestaat er niets; geen uitgave,
geen boek, geen atlas, geen verzameling
teekeningen of photos, geen beschrijving waaruit
latere geslachten de werkelijkheid omtrent
de toch eenmaal zoo geroemde nationale
kleederdrachten zullen kunnen nagaan.
Niets is er... behalve een paar prenten
boeken... en wat onjuiste prent-briefkaarten.
En toch zijn die nationale drachten niet
het minste monument van den kunst-zin,
de kunst-vaardigheid, den smaak, het hand
werk en het ideaal van ons voorgeslacht.
En zeer zeker zijn ook die monumenten
niet minder schoon" dan die oude meu
belen, die oude gevels, die oude schilderijen.
Het zijn niet alleen rariteiten.
Ook kan men hun waarde niet bepalen
met uitsluitend geleerde maar dorre
philolojgie. Maar hun levende schoonheid is toch
met door onze zoo geroemde Hollandscbe
schilders opgemerkt. En ook onze officieele
kvnsthistorici hebben zich te veel in hef
schilderij verdiept om nog oogen voor dit
belangrijke oud-Hollandsche kunst-monu
ment te hebben. ,
En al hebben de Haagsche meesters nu en
dan een boerin in hun schilderijen toegelaten
uitsluitend om de noot kleur" die zij gaf,
de schoonheid die onze nationale dracht
tot iets monumentaals maakt; de schoon
heid, de grootheid van de figuur om en door
zich zelf, hebben zij nooit begrepen zelfs
ook de tachtigers hebben dit brok levende
schoonheid in hun zoeken naar leven
nooit opgemerkt. En het jongere geslacht
van Nederlandsche kunstenaars zoekt ook
haar zielvolle inspiratie" niet daar waar ze
die het dichtsbij zou kunnen vinden.
Maar de werkelijke schilderachtigheid van
onze Hollandsche nationale drachten hebben
de Hollandsche schilders nooit gezien. Hun
is volkomen de kleuren-rijkdom van de
Markers ontgaan, zoo goed als het levens
volle, het temperamentvolle van de
zeeuwsche kleedij, de aristocratische voornaamheid
van de Friesche costumes en de intieme
schoonheid van de meeste weezen-drachten.
Dat prachtige arbeidsveld, die mooie voor
beelden hebben de Nederlanders aan de vreem
delingen overgelaten, aan de Duitschers, de
Engelschen en vooral de Amerikanen, die
niets van de werkelijke schoonheid van die
kleederdrachten begrepen hebben en met
hun atelier- en salonopvattingen onze eigen
Hollandsche kleedij zoo verhandeld hebben
dat ze per slot in het buitenland heel
Holland belachelijk heeft gemaakt.
En het resultaat is nu dat als over een
tijdje alle nationale kleedij verdwenen zal
zijn, de poppen in de musea zullen zijn
vergaan, geen enkele betrouwbare afbeel
ding of beschrijving zal bestaan dan
zal... doordat de Nederlanders zelf in deze
zoo verregaand in wat hun plicht was te
kort schoten.... over die mooie Nederland
sche kleederdrachten nog alleen gesproken
worden als over die malle, ouderwetsche
boers-heid... waarboven we nu goddank
verheven zijn.
Dat die drachten verdwijnen kunnen we
niet tegen houden, maar is het nog tijd ze
althans te inventariseeren, te beschrijven,
en betere, juistere inzichten in
binnenen buitenland in deze te verspreiden ?
TH. MOLKENBOER
Jan Toorop
(Een algemeene beschouwing)
Er is veel geschreven over dezen schilder.
Er wordt veel over hem nog geschreven.
Daarvoor is een eenvoudige reden; ge bespeurt
in zijn werk onmiddelijk en middellijk de
tijdsbewegingen, ledere nieuwe schakeering,
niet zoozeer van 't denken als van 't ge
voelen; iedere technische winst of verlies;
iedere nieuwe (en oude) theoretische be
schouwing; ge her-vindt ze in Toorop's
werk, geknot of uitgebreid; wei-begrepen of
ten halve doorgrond. Dit is merkwaardig,
zoo ge wilt, maar het is iets waaraan velen
te gronde zouden gaan. Het bewijst bij die
velen geen eigen persoon, maar open leegten
in 't gevoel, en vage plaatsen in de kennis.
Het is geen lovende betiteling wanneer ge
zegd wordt van iemand, dat hij onder alles
komt, en gemakkelijk onder alles raakt. Het
is haast een smaad. In den tijd toen wij
allen 't felst uit waren op de scherpste be
paling van onze eigen persoon, was het een
niet te dulden qualificatie. Toch is deze
betiteling zelden in volle macht op Toorop's
wezen gezet, zelden zelfs zacht tegen hem
gebruikt. Omdat hij een genie is? Voor mij
is het genie vol dwingender kracht. Ook
het genie is de geest, die uit vele dingen
honig voor den eigen rijkdom puurt. Ook
het genie zoekt en vindt, en verwerkt, en
wat het tot zich nam wordt tot volop eigen
bloed. Dit laatste doet Toorop niet altijd.
Hij is het beweeglijke talent, dat in alles
duikt; naar alles zoekt; tot alles wil stijgen,
maar niet altijd wordt het technisch inzicht,
het procédé, het philosophisch begrip, het
mathematische, onherroepelijk tot bloed van
zijn bloed; drang van zijn drang. Dit is
hier en daar stellig als te kort hem toe te
rekenen. En toch treft elke tentoonstelling
van zijn werk. Dit kon nooit zonder een
diepe reden zijn. Er moet onder al dat vlot
tende en gemakkelijk opgenomene iets anders
zijn, dat harten verzaadt, en groote neigingen
niet hongerig Jvan zich laat gaan. Het kan
zijn assimilatie niet zijn, immer ree. Het is
natuurlijk nooit het half verteerd begrip; de
virtuoos overgenomen techniek. Het moet
van binnen-uit uit hem komen. Het moet iets
van de diepste driften vertoonen. Het is, ik
schreef het meer, het romantisch-tragische
in hem. Pat is wat hem redt, en meer dan
redt in zijn beetre werken. Het romantische
is mij een zwoel medegevoel van donkren,
alles-vereenenden aard; het tragische is hier
de eindeloos-diepe strijd tusschen twee ge
gevens. Deze dingen in Toorop bevatten de
elementen, waardoor hij onze waardeering
geniet. Het tragische wij doorleven het
allen; het romantische het is in sommig
uur in ons allen. Deze zijn twee ziels
beschouwingen, twee zielsbewegingen haast,
die van uit het inwendigste kunnen komen;
tot het hoogste kunnen gaan; allerlei
medeklinkende schoonheden en gevoelens kunnen
wekken. Deze twee dingen kunnen, mits hun
gestalte wordt gegeven, lang belangrijk zijn;
zelfs altijd. En Toorop kan hun gestalte
genoeg geven. In zijn zwart-jn-wit; in zijn
donker gamma. Gewoonlijk lukt hem dit
niet in de klare vlagen van zijn gediviseerde
kleur. Mij lijkt daarin d'intimiteit dikwijls
te klein; het is alsof de diepste wezens
uitingen daar niet in kunnen resonneeren,
klinken en op klinken. Gestalte geeft hij in
zijn zwart-en-wit (soms even-gekleurd)'; in
het romantische gamma, dat hij eens duide
lijk deed zien. Zeer duidelijk. De herinne
ringen, die ik daarvan bewaar, zijn levendig.
Ze toonen mij den Toorop van de grootste
dracht. Ze zijn, ik weet het, episodisch soms.
Soms verhalen zij serieen verhalen, in plaats
van n kleur- en gedachtebeeld te zijn.
Maar ze zijn innerlijk. Ge kunt ze aanvaar
den, ea ze beschouwen. Hoe eenvoudiger ze
waren, hoe overtuigender. Ze zijn vol levende
schaduwen van den geest en van het gevoel.
Ze zijn vol psychologie over den tragischen
mensen.
Dit soort werk ontstond niet altijd even
rijkelijk in hem. Maar het bleef; het stond
soms, als een vreemd gezicht achter de deur,
als buiten gesloten van den eigen drempel
maar het bleef. Het is er nog. In La
Belgique Sanglante" vindt ge 't; in de
teekening uit 1914 b. v. die heet Het Heilige
schreed (met de vrouw voorop die dwars
over de teekening schrijdt (een gevoel dat
hij meer gaf) met de nonnen, met de Maria
en den Christus en met de bekoring van
welke gebouwrijke stad er achter!). Het is
in de Non" met de stoutmoedig zwarte
reep dwars over het werk, en met opnieuw
een stad er achter, die gansch-in-stemming
is. De stemming, duister, ligt binnen Toorop's
vermogen: Zie de Bomschuit". Deze stem
ming is: psychologische nheid.
De Dantekop (uit 1914) heeft deze psy
chologie van Toorop. Ze is hier, als dikwijls
tegenwoordig, groot genoeg gehouden. De
Dante van Toorop, haast gemodelleerd als
een beeld, staat in een landschap van mathe
matische bergen van ijs. Hierin, in deze
vormen, is eenig toegeven aan den strijd
van dezen tijd; zoo ook (wilt ge) in den
kop, maar dit moedwillige is verwonnen
door de zielskennis van dit portret. Want
terwijl vele portretten ons phantasieën lijken
op de rijkere werkelijkheid, is deze
phantaisie een rijke werkelijkheid.
De kop zwijgt. De mond is veeg van stille
pijnen, en trots weerhouden Ellende. De neus
heeft de stoutmoedigheid van een brugovereen
rivier in zich. De oogen, boven de schaduw
zware wangen, staren niet meer uitwaarts,
maar naar binnen (Pijn is van uur tot uur
genoot). Het voorhoofd heeft de twee rimpels
van het Leed en van de Beslistheid; en
boven die rimpels is het koppig, als een kant
van een berg, star tegen den wind. En om
den rouw te geven tegen het witte van de
bergen van ijs en van de bestraalde lucht,
is een hoofddoek zwart getrokken langs den
hoekigen schedel, recht neer langs het ge
zicht en de keel. Om deze pijn tegen de
witte bergen aangezien; om dezen, als in een
beeld met scherpe vlakken gemodelleerden,
mond overtreft Toorop's Dante de andere
Dante's, die ik ken uit den laatsten tijd
Niet altijd is Tporop's psychologie echter
zoo kern-vast. Dit is hem alleen soms ge
lukt in den laatsten tijd, toen hij zijn
phantasie betoomen kon.
Soms is zijn psychologie zwevender, zijn
phantaisie minder verbeten; soms was zijn
zielskracht zinnelijker. Zij is dit in de por
tretten der kinderen, die hij maakte; in de
portretten van de jonge meisjes. Hier ziet
hij elk oogenblik, de vrouw uitsteken; hier
vindt hij in 't begin de toekomst al...
Soms was zijn zielskennis teederder... Zij
is dit in het Portret van Mevrouw van Zuylen,
waar hij de handen zag in dezelfde ziels
spiegeling als het oovrige. Soms was zijn
zielskennis met meer open mede-lijden als
in de biddende M. Janssen (uit 1914), waar
hij nog niet de fijne teederheid van het
gezicht voldoende kon bereiken
Altijd echter, was dit lichte fijne door
dringen (zij 't nog zoo zeer van uit den
eigen hoek) altijd is Toorop's psychologie
een zijner bekoringen, en eene die hem af
zonderlijk maakt tusschen de andere
portrettisten...
II
De Figuur langs haar gaat Toorop's
weg ter innigheid Het landschap is alleen
innig bij hem zoo het de figuur al niet
verklaart, verklaren toch helpt. Er is in 't
land soms gloed zoo hij het gediviseerd
ziet, maar er is nooit in 't landschap-alleen
de rijkere leving en opleving der Figuren.
Er is in de Figuren worstelen, leven, en
smeeken; zich openbaren ; mee-leven zoeken
te winnen voor rijk of arm doel-einde; er
is zielskennis in, sterk of sluw; minnelijk
of eerbiedig in het landschap is zijn
vertuositeit.
Deze trekt mij hier niet ter bespreking.
Ik besprak haar!
Toorop's fouten ? Ik voel ze met mijn
oogen, zooals handen scherpe zeerdoende
dingen aanvoelen. Maar ik wil ze nu niet
zien. Ik wil nu leven in een tijd van
zielsoverschattingen, om ziels mogelijkheden te
benaderen (in schilders). Ik wil nu een
heraut zijn, die niet achteruit ziet, maar
naar-voren, langs en met den klank mee,
die hij doet trillen. Ik wil dit, en weet dit,
het zij gezegd voor 't gevoel van veiligheid.
PLASSCHAERT
Jeronimo de Vries f
Met Jeronimo de Vries, de vorige week
te Haarlem overleden, is een man van hoog
staande geestelijke ontwikkeling, een voor
treffelijk predikant, een fijngevoelig schrijver,
en een braaf mensen ten grave gedaald.
In de laatste jaren was men De Vries
wat vergeten. Hij leefde rustig en terug
getrokken van de wereld. In 1908 n.l. had
hij zijn emeritaat genomen en geleidelijk
liet zijn gezondheidstoestand niet toe veel
anders te doen dan nu en dan een bij
drage te leveren voor Eigen Haard",
waarvan hij tot het begin van 1914 eender
redacteurs was. Maar uit zoo'n artikeltje,
over een onderwerp van den dag, een
causerietje bij een schilderij, een brokje uit de
geschiedenis der beeldende kunst, sprak nog
altijd de man van kunstgevoelige bescha
ving en groote wetenschap, de geestige
denker en de zorgzame stylist.
Aldus is hij altijd geweest, niet enkel als
schrijver, doch ook als predikant. Na in
enkele kleinere gemeenten gestaan te hebben
De Vries behoorde tot de Doopsgezinden
kwam hij in 1872 te Haarlem en daar heeft
hij zevenendertig jaren lang met ernst en
toewijding het predikambt vervuld. Een
kanselredenaar, een orator was hij niet, doch
wat hij zeide boeide door de overtuiging
die er uit sprak, door den vorm, waarin hij
zijne gedachten goot, door het spiritueele
karakter van zijn betoog, dat hij gaarne be
lichtte met een of andere puntige opmerking,
getuigend van zijn menschenkennis, doch
ook van zijn menschenliefde. Vele toespra
ken zijn in druk verschenen en zij treffen
bij het lezen wellicht dieper dan zij te voren
bij het hooren hadden gedaan.
En dat met Jeronimo de Vries een goed
en braaf mensch is heengegaan aan zijn
graf is dit met een enkel woord getuigd;
ook de talrijke schare, die zwijgend stond
bij de geopende groeve met ontroering een
laatste hulde brengend aan den ontslapene,
bewees, dat voor velen een hartelijk en hulp
vaardig vriend is heengegaan. K.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII
Ingekomen Boekwerken
MIEK JANSSEN, Aan den Einder,1-Verzen,
door, 117 pag. Amsterdam, L. J. Veen,
A. HANS, Voor de Vrijheid, 239 pag.
's Hertogenbosch, H. Berger.
MAX BLOKZEYL, Maar als de vijand komt.
Soldaten-marschlied, f 0.20. Amsterdam,
Jacob v. Campen."
HENRIETTE ROLAND '. HOLST-VAN DER
SCHALK, Het feest der gedachtenis, Verzen,
door, 249 pag. Rotterdam, W. L. en J.
Brusse.
Vlaanderen en de Belgische kwestie.
Vlaamsche beschouwingen, door een Hollander
weergegeven, 31 pag., f 0.25. Den Haag, D.
A. Daamen.
M. SPREE, Klaasje Zevenster. Tooneelspel
in vijf bedrijven en een voorspel, 66 pag.,
f 0.40. Leiden, A. W. Sijthoff.
M. REEPMAKER, De Theosophie in de
XXe Eeuw, 77 pag., f 1.25. Rotterdam, Nijgh
en van Ditmar.
JUST HAVELAAR, Oud-Hollandsche Figuur
schilders, 184 pag. f 2.50, geb. f 3.25, in
perkam. band f 4.25. Haarlem, Erven F. Bohn.
War Obviated by an International Police,
223 pag. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff.
llllllllltlllllllllllilliillllllllllll ia
Kennisgevingen voor
Verloving en Ondertrouw
InvitaUën. Programma'*
Dankbetuigingen, Menu's
Lnepapler en Corr. Kaarten
Artlatiek Stempelwerk
BOEK. M STEENDRUK*C.K>J
B. van Mantgem
H«»n«veimr:el«r
Slngri 662 keet faMrut. AmsL
miiiiiiiiiiitiMiimiiiiitiniiiiiiiiiiMJiiiiimiiitmiimimimiiiiiiiii
IIIIUIIIIIIllllllllllllllllitMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIMMIimil l I1IIIIIHIIIIIIIIM
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiitii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
I.V. TECHNISCH BUREAU v/h MOENS & BECK,
AMSTERDAM, ROKIN 122.
Importeurs TUI
Haringgraatstaal.
Brandvrij materiaal voor plafonds, vrijstaande wan
den, trapbeschietingen, enz. in Kerken, Scholen,
Kantoorgebouwen, Fabrieken, Schouwburgen, Woon
huizen, Boerderijen, Stallen, ene.
Monsters en nieuwe prospectus-prijscourant wor
den op aanvraag gratis toegezonden.
BINNENHUISKUNST
MEUBELEN
STOFFEN
LAMPEN
UIT
'T BINNENHUIS
RAADHUISSTRAAT 48-50
AMSTERDAM.
AF. C.S. LIJN 3, 17.
TEL. 6O3
Naarmate men meer gebruik maakt van zijn FONGERS,
waardeert men ook destemeer de vele diensten, die dit rijwiel,
bij goed onderhoud, zijn gebruiker van jaar tot jaar op alle
wegen bewijst.
Eigen filialen: Amsterdam, Nassaukade 500; Arnhem, Bakkerstraat 5; Den Haag,
Spui 45 en Reinkenstraat 121; Groningen, Heereweg 85; Leiden, Breestraat 86;
Middelburg, Lange Delft 19; Rotterdam, West-Nieuwland 16; Utrecht, Neude 12.
VOORHEEN
THANS
EN
DAMES
LAAT UW
OUDE BEU
GEL NIET
LANGER IN
UW KAST
LIGGEN.
GROOTSTE
KEUZE ZIL
VERENBEUGELS MET FIJNE
LEDEREN TASCH.
MODEL NAAR EIGEN KEUZE.
IN DEN SILVEREN MOLENBEECKER.
EENIG ADRES fiimsSoÓRL. 32
MODKLKAMERS.
VRAAGT CATAL.OGUS
Abonneert u op
Die Woche.
Prijs per 3 maanden ?2.30. Losse
NOS. 20 cent.
Vertegenwoordiger voor Nederl.:
Van Holkema & Warendorf, Amst.