Historisch Archief 1877-1940
NV1977
Zondag 16 Mei
AM915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H, BRUGMAN S, (
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr?Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris.
Voor het Burtenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
AfaooderUjke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
j
Adverteatiea VM 1?5 regels / 1.25, elke regel meer . .
Advertentieo op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . /0.25
. . .030
. . 0.40
INHOUD : Blz. l: De bleeke handen, door v. H.
Lichamelijke Volksopvoeding, III, door W. P. Hnbert
Tan BUjenbnrgh. Confetti. 2: Buitenl.
Overzicht, door prof. G. W. Kernkamp. Inter
nationale Tribune : l'Esprit de la France, door E.
Boutronx. Zeauwsch Vlaanderen en Nederland,
'I, door dr. O. F. Haje. 3: Spreekzaal. Feuil
leton: 't Schandaal van Lazarus, door J. Wink-Nghnis,
II. 5: Yoor Vrouwen, red. Elis. M. Bogge.
uit de Natuur, door J. P. Thysse. Ontplofbar
kogels, door dr. A. van Tienhoven. Bij 't Licht
van de Oorlogsvlam, VI, door F. van Eeden.
7; Wandelingen door Amsterdam in de 16e Eenw,
door H. Brugmans. Muziek in de Hoofdstad,
door Bern Dresden. Kunst en Letteren: Pater
B. van Meurs, door J. F. M. Stérek.
TentoonSterling-Smeerdvjk, door H. De Tooneelschool,
door J. H. Eössing. 8: Haegsche Brieven. II.
9: Fin. en Eeon. Kroniek, door J. D. Santilhano.?
10: In het Wild, X, door Petronius. In en om het
Binnunof. Liedjeszingen, door J. H. Speenhott'.
11: De Vermogensbelasting door de Eerste Kamer
verworpen, teekening van Joh. Braakensiek.
Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. 12:
Damrubriek, red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De Lusitania in den groud geboord;
teekening van Joh. Braakensiek.
iiiiiiiiittiii t u Ullmiiiilni n .'u iiiuiiii
DE BLEEKE HANDEN
Het .is al maar van die vijftienhonderd
verdronkenen der Lusitania", mannen,
vrouwen, kinderen, dat de gemoederen
zijn vervuld.
Maar laten wij ons eens even inden
ken in dien nen: den man onder den
periscoop. Commandant van U" num
mer zooveel.
In wat spanning heeft hij, hebben zijn
mannen, hebben al die nieuwe duikbooten
die op den loer lagen, dagen van te voren
§eleefd! Hoeveel verwachting heeft er
e laatste uren gehangen in de enge,
van olie- en smeerlucht lauwe machine
gangen. Terwijl de boot als een reus
achtige kaaiman in het water lag te
azen, een nauwelijks zichtbaar stukje
van den ronden rug boven den spiegel,
en n listig oogje open.
Hij wist toch ook maar niet, of ze op
den grooten zeeweg zijn kant zou uit
komen. Of hij de geroepene zou zijn,
dan wel over een paar dagen onver
richter zake kunnen afdruipen, hoogstens
misschien met een treilertje of zoo.
Dan, opeens, daar in den verren nevel:
bij 0od, een groote mailboot! Wat
maakt ze een rook". Hoeveel pijpen?"
Vier!" Vier? dan is het... ja, dan is
het de Lusitania". Koerst naar ons heen,
met haar wit gesnuif voor den boeg.
Hebben haar maar af te wachten?"
Toen heeft de adem hun wel even
gestokt. Dus zou het dan zoo zij n!...
En ze kwam: vroolijk en druk. Vol
wonderlijke dingen, vol praal en vol
zaken. Dik van rijke menschen en van
bescheiden zielen, van belangen en van
vooruitzichten, en ongewisheid.
leder op zijn werk. Vol je tanks, zet
aan je motoren, klaar bij de, ja, dat
vooral: klaar bij de lanceerbuizen! En
gelet op 't signaallampje, want als
dat straks opgaat, dan afgeschoten: knip,
knap,... foetsch ...
Omlaag, en vooruit "
De Lusitania". Also, doch!
En dan, na een tijdje, ziet. hij haar
weer, nu dwars voor en dicht bij, hij,
de man onder den periscoop. Hij alleen.
Ze loopt niet eens zoo hard. Er hangen
menschen over de verschansing; sigaar
tjes te rooken en praatjes te maken.
Zomerhoedjes en gemoedelijkheid. Een
vent op den uitkijk. De booten hebben
ze uitgezwaaid.
Ze begrijpt niets; ze merkt niets; ze
vermoedt niets; ze kuiert voort
Hij zal toch wel bleek gezien hebben,
de man onder den periscoop. En zijn
tanden op elkaar gezet. Koude handen
gehad. Zoo iets gemompeld van Gott,
Gott, Schweineglück".
Het is alles een zaak van dertig
seconden, ge weet wel: van die lange.
Dan ligt zijn boot gericht, en... tik, op
't knopje.
Nu weten ze beneden ook wat ze te
doen hebben. De U" beeft in haar
lendenen. Gelijk de kaaiman met een klap
van zijn staart een schaap van de pooten
slaat, zoo gooit hij de torpedo naar
zijn logge prooi.
Dan: nóg eens een druk op 't knopje,
nóg 'n schot: Ziezoo, daar ga je, oude
kast".
En hij weer: Omlaag en vooruit "
* *
Wat ? heeft die schrale, resolute man
daar onder den periscoop, met zijn
enkele drukken op het signaalknopje ge
daan!
Vijftienhonderd menschen naar de
haaien gestuurd. Gezinnen uit elkaar
gerukt. Vreedzame levènsdroomen ver
stoord. Een wonder van een schip ver
nield.
Maar meer nog. Schrik gezaaid over
een geheele wereld. Een vleug van
ontzetting door alle landen doen waaien,
verbeten vloeken doen losbreken; en de
menschheid aan 't duizelen gebracht.
Een barst doen springen, eene schei
ding gemaakt tusschen- al wat-Duitsch
is, en wat niet-Düitsch.
De geheele Duitsche flatje met vol
doening vervuld (lees de Kölnische
Zeitung). Maar tevens bij de anderen
een angstigen twijfe} verwekt aan de
geestelijke en zedelijke normaliteit onder
dit krachtvplk van Middèn-Európa. Den
jongen van dagen eene herinnering in
geprent, waar zij later nog als stokoudjes
van zullen vertellen: Ja, toen hebben
waarachtig- de Duitschers....."
.Nog in lengte van jaren zullen de
bleeke vingers en vingertjes die daar
thans deinen onder de lersche zeeën, met
kille gebaren wijzen op de macht, die
zóstreed.
En dit alles met die twee drukjes op
den knop, van dien nen man onder
den periscoop.
Maar het was niet hij, die ze gaf. Het
was zijn geheele land; zijne regeering.
Zijn onverschilligheid, is de wil van
zijne natie.
In het eerste schot klonk: Deutschland
soll Weltpolitik machen".
In het tweede: mogen die Menschen
uns hassen, wenn sie uns nur fiirchten".
Daarvór is de Lusitania" in den
grond geboord. Dit nebben de onnoozele
lijken aan de menschheid te verkonden.
En de bleeke handen moeten getuigen
van wereldpolitiek en machtsgeweld.
* *
*
Er is geen twijfel aan, of in alle kalmte
en objectief beschouwd, is het in den
grond schieten van de Lusitania", met
hare tweeduizend opvarenden, eene
monstruositeit voor het zedelijk gevoel
en het rechtsbewustzijn.
Men behoeft hiervoor niet te gaan
pluizen in conventie's en problemen van
volkenrecht.
Het zijn reeds eenvoudige begrippen,
die onbetwistbaar den weg wijzen.
Het in volle zee in den grond schieten
van een stampvol passagiersschip,
zonder waarschuwing en op een wijze
die redding uitsluit, kan nooit een
geoorloofde oorlogsdaad zijn.
Ook wenken, voor het uitvaren ge
geven, maken dit nimmer goed. De
in Amerika van Duitsche zijde gedane
aankondigingen konden geen gewoon
mensch dit- plan, of déze mogelijkheid,
doen veronderstellen.
Vooral ook, omdat daarbij nooit met een
woord is gerept geworden van deredenen,
welke nu eensklaps als de eigenlijke
rechtvaardiging voor het torpedeeren
worden opgegeven: dat het passagiers
schip feitelijk bewapening voerde; en
ammunitie en oorlogstuig in had voor
de wederpartij.
Naar de Engelsche tegenspraken te
oordeelen, was met de Lusitania" het
eerste niét, het laatste wél het geval.
Zij voer als mailboot, niet als hulp
kruiser. Maar had wapentuig in.
Nu verandert dit zeker de geheele ver
houding. Het is aannemelijk, dat eene
oorlogvoerende mogendheid dit vervoer
tracht te keeren, en zelfs er toe over
gaat, elk aldus beladen schip, als
vijandig oorlogsschip te bestrijden en in
den grond te schieten.
Doch dan moet zij dit vooraf en uitdruk
kelijk, openlijk hebben verklaard! Het moet
onbetwistbaar kunnen zijn vastgesteld.
Daarom mist het beroep, door
Duitschland nu gedaan op 't vervoer van
ammunutie, alle zedelijke beteekenis, omdat men
dit . had dienen uit te spreken (men
was immers blijkbaar op de hoogte) vór
het uitvaren; of althans anders zoodra
men dit vernam, al was het schip varende.
Het is immers draadloos steeds te bereiken.
Was dan de reis doorgegaan, en de
ammunitielading aan boord gebleven, dan
kon men zeker zeggen, dat de passagiers
die meevoeren, de risico op zich hadden
genomen van op een oorlogsschip te
varen.
In de bekende waarschuwingen was
echter hiervan nimmer een stom woord
gezegd, en niemand, die nog aan een
minimum moraal in de wereld gelooft,
kon daaruit in; ernst de dreigementen
verstaan, van wat nu heeft plaats gehad.
De ramp van de Lusitania is zeer zeker
mogelijk gemaakt door zorgeloosheid
van de reedèrij en van het Britsche
vlootbestuur.
Maar dit doet geen millimeter af aan
het afschuwelijke en onverantwoordelijke
van den Duitschen aanval.
Dit kan Duitschland en zijne aanbidders
niet schelen! Maar het is zoo.
* *
Doch niet om zedekundige beschou
wingen of om klaagliederen is het, dat
de natte, bleeke handen ons wenken.
Het is tot waarschuwing.
En daarom is het slechts verderfelijke
kortzichtigheid, zich'er geen rekenschap
van te willen geven.
Zij wijzen op een gevaar, dat zich in
de toekomst naar ieder op zijn beurt
uitstrekt.
Het is 't gevaar van de macht, die
niets meer schelen kan.
Het meest algemeene middel onderde
menschen, dat hen wederkeerig beschermt
tegen gretigheid en hebzucht, is nog de
schroom voor het onbehoorlijke, voor 't
geweten der menschheid.
Wie daarover, en desbewust, heenstapt;
wie zijn macht desnoods wil vestigen op
schrik en afgrijzen, en voor zijn eigen
belang geen anderen breidel meer kent
dan zijn eigen geweld; wie om de
ineeningen, om de belangen, om de
menschelijkheid van anderen glimlacht, en
alleen nog maar bidt voor zijn eigen
onweerstaanbaarheid, van dien heeft
men ook op alles verdacht te zijn.
In het statenleven kan hij, schoon duur
zaam niet, veel bereiken. Maar het
smaakt hem alles naar meer!
Dit hebben ook zij ervaren, de offers
van de Lusitania. Hunne bleeke han
den wijzen op den somberen man daar
onder den periscoop, als op het zinne
beeld van een gansche wereldpolitiek,
die vooruit dringen wil en geen grenzen
aanvaardt.
En wel sukkels zijn zij, die er kort
zichtig de oogen voor sluiten en zich niet
inrichten en voorbereiden tot op het
uiterste, voor wanneer de beurt eens aan
hen komt. v. H.
Lichamelijke Volksopvoeding
in
V oor geoefendheid
Bij het nader bespreken der eischen van
voorgeoefendheid, bedoeld in de Militiewet,
moet ik mij er toe bepalen, hier en daar
een greep te doen, eensdeels omdat het hier
niet de plaats is voor beschouwingen, welke
al te technische uiteenzettingen noodzakelijk
zouden maken, anderdeels omdat ik dan een
al te onbescheiden gebruik zou moeten maken
van de plaatsruimte.
A. Staaf- en B. Vrije oefeningen (waarbij
ligsteun-oefeningen, langzaam en gestrekt
marcheeren). Deze categorieën van oefenin
gen hebben ook volgens hen die dit type
van oefeningen verdedigen slechts betee
kenis als middel tot lichaamsontwikkeling en
behooren dus, blijkens hetgeen in het vorige
artikel werd medegedeeld, in dit programma
niet thuis.
De thans opgenomen oefeningen kunnen
door ieder, welke die oefeningen eenige malen
heeft geprobeerd, worden uitgevoerd; wan
neer men deze oefeningen kent, kan men ze
ook; hare (betrekkelijke) moeilijkheid is een
gevolg van de samengesteldheid, niet van
het feit, dat de oefeningen eene zekere graad
van werkzaamheid van bepaalde spieren ver
gen. Iemand, die deze oefeningen meer of
minder correct kan uitvoeren, geeft daarmede
nog absoluut geen bewijs van zijne licha
melijke geschiktheid als soldaat, noch uit
een physiologisch oogpunt, noch uit een
praktisch oogpunt.
Al deze oefeningen werden bij het thans
gehouden onderzoek over het algemeen zér
slecht uitgevoerd, doch deze slechte uitvoe
ring vormde geenszins het bewijs voor de
mindere lichamelijke geschiktheid der
candidaten.
D. Springen;/. Vrije sprongen;a. Hoog,l M.
Deze eisch is te licht en moet op minstens
1.10 M. liever nog op 1.15 M. worden ge
steld. Aangezien dit hier een eisch is, welke
betrekking heeft op de praktijk, behoort
hier de aanloop niet te worden beperkt tot
drie pas; de aanloop moet vrij zijn, want
dit is in de praktijk ook het geval. Wél
moet de sprong met afstoot links en rechts
worden geëischt, niet zoo zeer omdat dit
met het oog op de harmonische lichaams
ontwikkeling beter is (m. a. w. als
gymnastische eisch) want daar gaat het hier niet
om, maar wel omdat het in de praktijk kan
voorkomen dat men een voet heeft verzwikt
en men in dat geval in staat mpet zijn,
met den anderen voet af te zetten (dus als
praktische eisch).
Om dezelfde reden moet niet over een
lijn of lat, maar over een vast voorwerp
worden gesprongen.
b. Loopsprong. Het vaststellen van den
onderlingen afstand der horden op 4 M.,
maakt het vrijwel onmogelijk, aan dezen
eisch te voldoen.
c. Sprong met schuinen aanloop. Deze
eisch (0.80 M.) is, na den eisch van .1 M.
voor den gewonen hoogtesprong, geheel
zonder beteekenis. Het opnemen van dezen
eisch bevreemdt te meer, waar men over
het algemeen met den sprong met schuinen
aanloop een grootere hoogte bereikt dan
met den gewonen hoogtesprong. De eisch
voor den sprong met schuinen aanloop moet
dus op zijn minst even hoog zijn als en
liever nog, hooger zijn dan die, gesteld voor
den gewonen sprong, bijv. 1.15 M. of 1.20 M.
Bij het thans gehouden onderzoek kwam het
voor, dat de candidaat dezen sprong nooit
had gedaan en de eerste keer zelfs met den
verkeerden voet afzette; de medecandidaten
echter toonden hem den vorm van den
sprong en de tweede maal kon de sprong
met voldoende worden beoordeeld. Wel een
bewijs dat ook deze eisch thans niet tot
een langdurige voorbereiding noodzaakt en
als maatstaf voor lichamelijke geschiktheid
geen waarde heeft.
d. Vér, 3.50 M. Bij deze eisch, die even
goed als de hoogtesprong van praktische
waarde is, wordt geheel ten onrechte niet
geëischt dat met den linker- en met den
rechtervoet moet worden afgezet; dit is
inconsequent, want hetzelfde argument als
voor den hoogtesprong is ook hier toe
passelijk.
G. Werpen (Staaf-). Het ongerijmde van
deze oefening springt in het oog, wanneer
men bedenkt, dat een staaf geen
werpvoorwerp is. Men kan evengoed met een
tafel of stoel gaan gooien. Ook dan zal men
er na veel oefening in slagen, de tafel of
stoel met een der pooten vooruit, voorwaarts
te doen gaan, doch een dergelijke oefening
hoort meerthuisineene school voor jongleurs
dan op eene plaats, waar men zich de licha
melijke opvoeding ten doel stelt. De ver
kregen handigheid, de staaf met het eene
einde een doel te doen treffen, is praktisch
geheel nutteloos. Het is overigens duidelijk,
dat het mikken met een tot mikken absoluut
ongeschikt voorwerp bovendien aanleiding
is, dat niet zoover mogelijk geworpen wordt
en dus niet, met het oog op de ontwikkeling
der spieren, het volle effect van deze oefening
wordt verkregen.
Bij het onderzoek bleek dan ook, dat velen
met den romp in het geheel geene beweging
maakten en alle aandacht concentreerden op
het richten van de staaf, waarbij de staaf
voornamelijk door de armen werd geworpen;
de zoo belangrijke ontwikkeling der romp
spieren kwam dan in het geheel niet tot
haar recht.
Tot het werpen wordt algemeen bij de
beoefening van athletiek gebruik gemaakt
van een daartoe geëigend voorwerp, nl. de
speer. Het feit, dat door het vervangen van
staafwerpen door speerwerpen het beschik
baar zijn' van een of meer speren noodzake
lijk wordt, kan geen beletsel zijn, aangezien
de prijs van een speer (/ 2.40) gering is en
een bamboe-oefenspeer vrijwel onbreekbaar
is, terwijl de oefening op elk weiland of
vlak terrein kan plaats hebben. Het
speerwerpen zal voorts meer aantrekking hebben
voor jongelui.
K. Marcheerbefeningen. Deze eisch staat
ten nauwste in verband met de
marschvaardigheid van den soldaat en verdient
daarom in het bijzonder de aandacht.
De eischen zijn zeer licht en in 't alge
meen kan worden gezegd, dat ieder, die aan
de overige eischen van het program ma heef t
voldaan, ook deze beide marsenen kan ten
einde brengen. De eisch dat de deelnemer
aan het einde van den marsch verkeert in
goede lichamelijke gesteldheid, is echter vrij
vaag. Het komt voorts gewenscht voor, dat
niet de Commissie in de gelegenheid wordt
gesteld", geneeskundig advies in te winnen,
nopens dezen eisch (zie artikel 8 van de Re
geling), maar dat uitdrukkelijk worde voor
geschreven, dat de deelnemers door offi
cieren van gezondheid, na afloop der marsenen
moeten worden onderzocht en dat daarbij in
het bijzonder moet worden gelet op de
hartf unctie en op den toestand der voeten. Wat
betreft de hart-functie, zoude het ten zeerste
gewenscht zijn, hierbij door opmeting van
den bloeddruk en den polsslag vór en na
de marsenen, zoowel in liggende als staande
houding, gegevens te verkrijgen omtrent de
functioneele waarde van het hart der
candidaten. Betreffende het onderzoek der voeten
zij [medegedeeld, dat hierbij niet zoozeer
gedoeld wordt op blaren of ontvellingen,
maar meer in het bijzonder op den aanleg
voor platvoeten.
Het is namelijk een veelvuldig voorkomend
verschijnsel, dat personen, die na onvoldoende
voorbereiding een eenigszins belangrijke
marsch-prestatie maken, deze zonder uiterlijk
waarneembaar bezwaar ten einde kunnen
brengen, maar toch bij aankomst pijn in de
voeten gevoelen; de candidaten zullen dit
echter niet zelf melden uit vrees, dat zulks
tengevolge zal hebben dat zij het Bewijs
van voorgeoefendheid" niet krijgen. Bij die
personen, wier voeten tengevolge van on
voldoende training niet voldoende zijn ont
wikkeld (waarbij ik het oog heb op te zwakke
banden en spieren aan de onderzijde van
den voet) doet zich dan tengevolge van die
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
Uit: Wenken voor het behoud der gezond
heid te velde:
Kader! Het Is uw plicht, om er voort
durend uw aandacht aan te wijden, dat
deze wenschen worden opgevolgd.
Meer ontwikkelden! Het is uw plicht,, in
dezen met woord en daad een voorbeeld
te geven."
Het onderscheid tusschen kader" en
meer ontwikkelden" is niet erg vriendelijk.
*
Het Jaarverslag der Overdekte Bad- en
Zweminrichting te Amsterdam zegt:
De heeren-zwembaden liepen aan
merkelijk terug, o.m. in verband met de
tijdsomstandigheden, waardoor vele be
zoekers hun abonnement niet vernieuw
den. Daarentegen zijn de dames-zwem
baden weer belangrijk vooruitgegaan."
Een mooie puzzle voor de
oorlogs-psychologie.
IIIIIMIIUIIIIIlmilllMlIlllllmMIIM IIIIMjmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIII
betrekkelijk zware inspanning, het verschijnsel
voor van doorzakken van de voetan. Deze,
tengevolge van overinspanning ontstane plat
voeten, kunnen slechts door speciale en
langdurige behandeling blijvend worden her
steld. Er dient dus bij het onderzoek op te
worden gelet, dat dit verschijnsel van door
zakken zich niet heeft voorgedaan; is dit
wel het geval, dan - hebben de candidaten
daarmede hunne voeten voor geruimen tijd
bedorven, is de voorbereiding onvoldoende
geweest en moeten de candidaten worden
afgewezen.
Aangezien zich dit verschijnsel van door
zakken der voeten dikwerf pas na eenige
dagen marcheeren voordoet, zoude het aan
beveling verdienen, vier marschen op het
programma te zetten. Deze eisch met het
daaraan verbonden onderzoek moet als het
ware het zwaartepunt vormen van het pro
gramma, vooral voor hen, die bij de infan
terie zullen worden ingelijfd. Voor eventueele
ingelijfden bij de wielrijders-compagnieën of
bij de regimenten vesting-artillerie behoeft
deze eisch minder gewicht in de schaal te
leggen. Zij, die aan de overige eischen vol
daan hebben, doch na afloop van de mar
schen doorgezakte voeten hebben, moeten
dus uitsluitend voor deze troepengedeelten
worden bestemd.
Ik wil er hier pp wijzen, dat eene syste
matische versterking van spier- en banden
stelsel van de voeten vrijwel het voornaamste
doel moet zijn van de zoogenaamde training
van den soldaat met het oog op zijne
marschvaardigheid; een voldoend onder
steunde voetboog is de voornaamste factor
der marschvaardigheid. Het komt mij voor,
dat eene systematische training in het mar
cheeren in ons leger veel te wenschen
overlaat. Bij de officieren heerscht veelal
de meening, dat, aangezien een marsch van
bijv. 4 .of 5 uur ook zonder voorbereiding
kan worden volbracht, de training daarmede
kan worden aangevangen; en toch kunnen
eenige marschen van dien duur, eenige
opeenvolgende dagen gehouden, de voeten
voor de naaste toekomst bederven. Ik
betwijfel of bij de training altijd een vol
doend systematische verzwaring wordt in
acht genomen en vooral of daarbij voldoende
aandacht wordt gewijd aan speciale gym
nastiek voor de voeten.
De marcheeroefening, welke thans in het
programma is opgenomen, is dan ook veel
te licht en ten gevolge daarvan, vrijwel
zonder beteekenis.
Het is nog nooit voorgekomen, dat een
candidaat, welke voor alle oefeningen van
den eersten dag van het onderzoek was
geslaagd, ten gevolge van een ongunstige
afloop van de marscheer-oefening is afge
wezen. En toch mag als vast worden aan
genomen, dat geen dier candidaten zich
ook maar eenigszins voor die
marcheeroefeningen heeft getraind. Ieder jongeling,
welke niet bepaald zwak is te noemen,
kan dan ook daaraan voldoen, zonder eenige
voorbereiding, terwijl de daarbij gevorderde
inspanning niet altijd voldoende is om even
tueele gebreken aan het licht te doen treden.
Terwijl een vierdaagsche afstandsmarsch d
minder van nature geschikte candidaten
noodzaakt tot een degelijke systematische
voorbereiding, willen zij niet de kans loopen,
hunnen voeten voor langen tijd ernstige
schade toe te brengen, levert een dergelijke
marcheeroefening eveneens de gelegenheid,
om hart- en voetgebreken, indien daartoe
aanleg bestaat, tot uiting te brengen. Dr.
M. Meyers uit in zijn verslag van de
afstandsmarschen, in 1911 uitgeschreven door
den Nederlandschen Bond voor Lichame
lijke Opvoeding, eveneens zijne meening,
dat zelfs deze marschen, die toch nog heel
wat zwaarder zijn dan die, welke als eisch
voor voorgeoefendheid worden gesteld, nog
geen bijzondere prestatie uitmaken en zelfs
deelt hij mede, hoe een jongeling van 16
jaar, zonder de minste moeite of schade
het parcours van 35 K.M. met lichte
be