De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 16 mei pagina 10

16 mei 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Mei '15. No. 1977 4" wlssUrikénlhgen voor hef meerendeel noe menswaardige verbeteringen aan, terwijl de provisierekeningen vrijwel stationnalr zijn gebleven; daarentegen is, zooals onder de omstandigheden niet anders te verwachten was, de winst op fondsenrekening in ver houding vrij belangrijk achteruit gegaan, Onder de uitgaven trekt eene vermeerde ring der algemeeioe onkosten van f 2.756.000 tot f 3.311.000 -tfftnët ruim een half millioen de aandacht. Voo.r een de.et is dit het ge volg van uitbreiding van personeel, in Verband met opening va»rfléuwe bijkantoren en aan-' stelling van hulppersoneel tengevolge der mobilisatie, terwly het meerendeel der onder dienst zijnde beambten in het genot van hun vol salaris gebleven is. Het grootste deel der vermeerdering, nml. f 324.000, is echter bij de Rotterdamsche Bank te constateeren en een uitvloeisel vandeamalgamatiederLabouchère, Oyens & Co's Barik met die instelling. Valt uit de .hier aangevoerde cijfers af te leiden, dat onze >groote banken onder de buitengewone omstandigheden gunstig ge arbeid hebben en de aandeelhouders ondanks de zeer aanzienlijke afschrijvingen en reserven slechts weinig minder divi dend hebben ontvangen, ook in andere opzichten bevatten de verslagen belangrijke opmerkingen en mededeelingen. Het zoude mij te ver voeren bij de ver schillende balansposten stil te staan. Ik bepaal mij daarom tot slechts n punt, maar dat dan-ook zeer belangwekkend is. Zooals trouwens algemeen verwacht werd bij de zenuwachtige stemming, die bij he,t begin van den oorlogstoestand heerschte, hebben de deposito's en credit-saldo's in die dagen aanzienlijke verminderingen ondergaan. Bij de Amsterdamsche Bank verminder den zij van 28 Juli tot l Augustus met f20 millioen of ca. 50 pCt., waartegenover echter f8 millioen nieuwe stortingen stonden. Bij de Rotterdamsche Bank bedroeg de vermindering in de 5 eerste dagen der crisis f24 millioen of eveneens nagenoeg 50 pCt. van het totaal op 31 December 1913. De Incasso-Bank betaalde in die dagen van een totaal van f 14.5 millioen deposito's en credit-saldi f6.4 millioen of ca. 45 pCt. terug. De Twentsche geeft geene bepaalde cijfers, maar in het verslag van Commis sarissen wordt gezegd, dat in het begin van Augustus aanzienlijke bedragen aan dadelijk opzegbare depositos en creditsaldos in rekening-courant opgevraagd werden." Bij alle vier instellingen vloeiden in de laat ste vier maanden van het jaar de depositos en rekening-courant saldos echter niet alleen terug, maar namen zoodanig toe, dat op 31 December 1914 het totaal belangrijk hooger was dan op 31 December 1913, zooals uit onderstaand overzicht blijkt: Deposito's en crediteuren. 31 Dec. 1914. 31 Dec. 1913. Amsterd. Bank f 54.163.000 f 38.823.000 Twentsche Bank 54.909.000 41.816.000 "Rotterd. Bank 62.208.000 50.808.000 Incasso-Bank , 10.300.000 12.810.000 f 181.580.000 f 144.257.000 Deze cijfers toonen duidelijk aan, dat onze groote banken in de eerste dagen van den oorlogstoestand den vuurproef met glans doorstaan hebben en in enkele dagen zonder bezwaar, aan den drang tot opvraging van ongeveer de helft harer dadelijk opeischbare verbintenissen hebben kunnen voldoen. Dat de snelle en coulante actie van de Nederlandsche Bank' daarbij onschatbare diensten bewezen heeft, ligt voor de hand. In de tweede plaats blijkt uit de cijfers, dat ook hier wederom innerlijk krachtsbetoon vertrouwen wekt en reeds na enkele maanden door het publiek aan die instel lingen veel grootere kapitalen toevertrouwd werden dan vór de crisis, wellicht dan ooit te voren. J. D. SANTILHANO * In en om het Prinsenhof Duykers af. Gordijn op. Een waarlijk vrijzinnig wethouder. Wie krijgt de markthallen ? Daags nadat de gemeenteraad het besluit had genomen was het toeval ? om de verordening op de winkelsluiting in haar ouden vorm te herstellen, dus zonder over gangsbepaling voor de winkeliers, die het bij de inwerkingtreding der verordening, September 1911, van den avondverkoop na 9 uur moesten hebben, daags na die avond zitting van 5 Mei 1915 ging de mare door de hoofdstad, dat Duykers zich had terug getrokken als candidaat der liberalen voor den gemeenteraad in district VI. Ge kent toch Duykers ? Niet ? Welnu, Duykers is iemand van wien men zegt Duykers. Niet mijnheer Duykers, of de heer Duykers, maar Duykers, zonder meer. Een gezellig, rond type, ook letterlijk, een man, die de gave des woords wel heeft, al is het dan slechts uiterlijke welsprekendheid, want het innerlijke van zijn betoog Ofschoon dit nog geen beletsel zou zijn om raadslid te kunnen worden..'. Duykers dan is de kampioen voor het vrije winkelbedrijf, volgens zijn opvatting althans, de «vrijheid" voor den winkelier om open te blijven zoolang zijn concurrent aan den overkant hem noopt dit te doen. Duykers is al eens candidaat voor den Raad geweest, een paar jaar geleden, maar hij bleef ver beneden den maat. Achttien leden van- den Bond van Vrije Liberalen hadden hem ditmaal tot hun man gestempeld bij verrassing, want de oud directeur der gemeentebelastingen, de heer Raedt, was eigenlijk de aangewezene, doch moest voor Duykers het veld ruimen. Na den terugtocht van zijn concurrent, zal nu de heer Raedt wel in den Raad komen. De naam leent zich voor woordspelingen. En men zou van dit geval kunnen rijmen Duykers' nobele daad Bracht Raedt in den Raad. *»* Dezelfde raadszitting, daareven genoemd, was aan de benoeming van een brandweer commandant gewijd. Als iemand ooit een mauvaise presse" heeft gehad, dan was het de uitverkorene van B. en W., die ten slotte toch benoemd werd, de heer Gordijn, hoofdambtenaar van een verzekeringsmaat schappij, vór dien luitenant der infanterie, Sanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii De geschiedenis, vaderlandsche zoowel als algemeene, vervalt in herhalingen, gelijk een repeteergeweer. In het Palatium bij Nero of in den Nieuwen Karseboom onder de rook van een Dameskapel, er is bij alle verschil van snit veel gelijkheid, veel dat summa summarum som der sommen op het zelfde uitdraait, van hetzelfde laken een pak is. Er is geen nieuws onder de zon, omdat alles er altijd is geweest en altijd wezen zal en het is een quaestie van vorm, dien wij menschen verleenen en in welken de latente krachten telkens anders aktueel wor den, waardoor de verschijnselen het spel der verscheidenheid spelen. A la bonne heure, maar de begrippen oud en nieuw zijn toch niet uit den duim ge zogen. Er is toch zooveel als een oude tante en. een nieuwe fiets en ook een nieuw ge zichtspunt, b.v. wanneer in de kleine pro vincie-stad een nieuwe substituut wordt benoemd, jeugdig, ongehuwd en van geapprouveerde familie. Dit is de sport van het modern geestelijk beraad, verschil en gelijkheid over n kam te scheren. Ik moet wel toegeven, dat goed kwaad is, het positieve negatief en dat, wat niet is, wel is. Bijna tegelijkertijd! Bijna! dus toch op n oogwenk van aandacht na en daar zit 't 'm juist in. Die oogwenk is de speld, die er tusschen te steken is, ais een spaak in het wiel. Trouwens de bespiegeling daalt na een vlucht in den hooge, in de ijle luchten der algemeenheid, in vol planéneer naar den vasten grond en zoo ook na een blik, dat alles in het licht der eeuwigheid bij het oude blijft, geeft zij toe, dat gij en ik en het meisje van hier-over alle in hun soort het meisje van hier-over is van een heel knap soort iets nieuws zijn en dat het een rijk gespikkel is, dat niemand en niets geheel zijn's gelijke heeft. Op soortgelijke wijze is het, dat dichters en predikers ten slotte, als zij hun hooger-ik hebben op- en uitgelucht, neerstrijken bij een biefstuk met gebakken aardappelen. Maar daarom zijn ze er niet minder om. Vorm is dus een punt van gewicht, omdat daarin het nieuwe uitbreekt en het karakter zijn eigene karteling krijgt. Daarom hecht ik aan goede vormen, zooals ik uit Quo Vadis" als bekend mag veronderstellen; niet aan ceremonieel, dat salon en voornaamheid aankleeft, als etiquette de flesch, maar aan de lenige manieren om door het leven te glijden, die door eigen vinding geschakeerd worden. Tot op zekere hoogte ben ik daarom ook democratisch, niet slechts omdat men tot op zekere hoogte alles zijn kan of omdat zoolang ik hier vertoef, ik huil met de wolven, waarmee ik in het bosch ben, maar omdat ik het een eisch van correcte manieren vind tot welken rang hij het van loodgieter en timmerman heeft gebracht. Een self-made man, een pientere jongen, zoo een die alles afneust en het dan heel gauw zelf kent. Een, die het recht heeft van zich zelf te veron derstellen, dat hij zich vlug ergens inwerkt. Zoodat hij bijvoorbeeld ook solliciteerde destijds, toen de heer Hordijk aftrad, voor hoofdcommissaris. Van wien men kan aan nemen dat hij, op een goeden dag, een brandweerkazerne bezoekend, bij zichzelf dacht: Ik zou wel commandant van de brandweer willen worden. En die, het hem dan lapt ook. Jong nog, 34 jaar, een magere, schrale figuur, met wilskracht op het scherpe, bleeke, kaalgeschoren gelaat. Iets spottends ook, als wilde hij zeggen: Ik kom er toch wel. En wiens lijfspreuk Do it now" is. Commandant Meier, zijn voorganger, had een ander aanbevolen, een genieofficier. Misschien dezen al beloofd, dat hij het wel worden zou En zoo las men kort na de openbaarmaking der voordracht in de bladen, dat zij was ingediend in strijd met het advies van den commandant. De wegen der pers zijn niet altijd ondoorgrondelijk! Burgemeester Tellingen heeft in geheime zitting de verdiensten van den heer Gordijn opgesomd in een Speech, waarover de spreker ondanks zijn sneltreinvaart drie kwartier deed. Zoo vernamen de raadsleden in dat onder-onsje, dat de candidaat zijn poot ge broken'' had bij 't beproeven met een eigen vliegmachine. Aan uiterlijkheden hecht de nieuwe burgemeester blijkbaar niet. * * * Wethouder Den Hertog tracht in spreektrant naar het schijnt zijn voorganger na te volgen. Maar het afgemetene van Mr. De Vries kreeg door bijmenging van spot iets piquants, terwijl de heer Den Hertog er slechts door bereikt dat zijn redevoerin gen iets stroefs en houterigs hebben. Maar niettemin, de democratische vrijzinnige heeft aanleiding zich te verheugen dat hij er zit, doordat de heer De Vries thans financiën en bedrijven beheert. Want Den Hertog is wel de liberale democraat, waarvan men er zoo graag wat meer zou zien in Amsterdam's gemeenteraad. Zijn betoog, gehouden bij de verdediging der (aangenomen) voordracht om ook de gehuwde onderwijzeres te plaatsen op de lijst der bij voorkeur benoembaren, getuigde van een democratischen vrijzin nigen kijk. Als persoon beklaag ik de ge huwde onderwijzeres, die uit vrijen wil kin den demos niet ongenegen te zijn, daar iemand van educatie minzaam aan een ieder een plaats gunt onder de zon of in een volle tram. Maar les accommodements niet alleen met den hemel, maar ook met de hel en met iedere andere uitspanning zijn onuitputtelijk en zoo kan men gevoegelijk geestdriftig zijn voor het arbeidersvraagstuk en toch een wit vest dragen of in Monte Carlo den gebraden 'kapoen uithangen. Ik heb hier dan ook zelden op volksvergaderingen den arbeider zien meesmuilen, wanneer een held, wien men het vet van het gezicht kan scheppen, den mond vol heeft over het vet van de bourgeoisie. Het leven is een en al conflict en tegen strijdigheid, zij geven er den smaak aan als het zout aan het ei. De geheele santenkraam is eigenlijk opgebouwd en bestaat in dwarsbelangen. Maar telkens weer wordt een even wicht gevonden door inschikking. De dwarsbelangen worden dwarsleggers. Voor zoolang het duurt. Vergelijk is als een ingedrukte veer; een nieuwe botsing is op sprong; daarvoor is er nu eenmaal leven en bewe ging in de brouwerij en is het geen dooie boel. Maar een nieuw akkoord is ook weer op til, omdat elke kracht haar meerdere te erkennen krijgt. Zoo is het leven een geven en nemen, een telkens zich aan- en itkleeden, een telkens: presenteert het geweer, zet af. En ge brandt in de pijp en treedt uit de circulatie, wanneer ge het moe zijt voor strijd en dwarsboomerij klaar te staan. Het is dank zij de goede vormen, dat men telkens elkaar op zij zet of elkaar legt met een beminlijken lach, zonder beentjes te lichten of elkaar bij de ooren te trekken; dat de inschikking geschiedt met zwier en niet wordt een spijtige en kruipende retraite. Met een heusch woord kan men iemand afschepen zoo goed als met een rijksdaalder en er is een vriendelijke groet al heeft die veelal iets glazig's waarmede men iemand beter van het lijf houdt, dan door hem te negeeren. Inderdaad achter streelende manieren schuilen ook weg schijnheiligheid of bloed armoede of zeere plekken en huichelarij mits geparfumeerd en gefriseerd heeft nog geen pas. Maar wat wil dit anders zeggen, als dat ook Ie beau geste, als zooveel andere tuigage, tot valschen opschik kan worden aangewend? Maar ook dan geeft men blijk niet verstokt te zijn en leegte tenminste te willen bedekken met sierselen als het breed 'gebaar en het welwillend woord. Dan nog wrijft men elegantia en urbaniteit aan, dat zij toch niet geven kunnen, wat het warme hart en vochtige oogen, die pomade en strijkagien niet van noode hebben, ver mogen te zijn. Dit is de gewone hersenkronkel, waardoor men om het betere aan het goede geen plaats gunt, zonder zich aan het betere evenmin veel gelegen te laten liggen en waardoor men geen schik heeft in de vermaken hier, omdat die van Parijs of van hier-namaals nu eenmaal de reputatie hebben. C'est laid mais c'est chic" klinkt het op den Boulevard en men spreekt de zegepraal uit van den geest, ook al zit hem leelijkheid dwars. De geest troeft het lichaam ten slotte komt het wel in n pot als hét guitige wipneusje.^iet gevatte gebaar, het oolijke hoedje meer getapt worden dan slanke hooge lijven of geaccrediteerde schoonheid. Men trouwt niet alleen met welgebouwdheid en dicht naaren zwarte oogen maar vraagt veelal ook iets gekruids, een pittig lachje, parmantig voetje of, een handig strikje en hupsche manieren om van deugd nu niet te spreken. PETRONIUS RIJM-KRONYCK XV. Herrn Kapitan von.. ? gezagvoerder van de U... ? Voorzeker, 't was uw recht en plicht 't fataal bevel te geven. Had niet uw admiraliteit derloos blijft, aldus de wethouder, maar, sprekende namens de overheid zeg ik: Daarmede hebben we niets te maken. * * Wie krijgt de markthallen? Onder welken wethouder zullen ze ressorteeren ? Die vraag, gesteld bij de behandeling van de voor dracht om het marktwezen der hoofdstad grondig te verbeteren, had een diepe beteekenis. Wethouder Jitta komt er het eerst voor in aanmerking, doch ook werden andere wethou ders genoemd.Men vreest blijkbaar.dat het den heer Jitta zal ontbreken aan doortastendheid om deze nieuwe zaak eens goed aan te pakken. En men noemde de wethouders Wibaut, de Vries en schertsend ook Den Hertog. Maar niemand dacht blijkbaar aan den heer Vliegen, die behalve wethouder voor de Publieke Werken, ook de Handels inrichtingen beheert. En met handel hebben markthallen voor groot- en kleinhandel toch wel iets te maken! Maar ook voor den Amsterdamschen Raad geldt: Souvent on cherche de loin ce qu'on a de pres." X X X Liedjeszingen en verzoek ik u tegen vier uur in het Hotel Den Burgh te zijn, waar een rij tuig u zal af komen halen en u naar het Gesticht brengen. We mogen zeker wel op u beiden rekenen met 't eten. Hoogachtend De Directeur." De Maatschappij tot Expl. v. S.S. was de schuld, dat de zusters in hare eetzaal een kwartier hebben moeten wachten met opdoen. Een ruime koets had ons door donkere lanen en langs angstig kreupelhout den weg opgevoerd naar het Gesticht en er ons voor de stoep gezet, waar de deurwachter ons, al wat verstoord over het te laat komen, binnensloot. We waren in het Krankzinnigen-Gesticht en zouden er een heelen avond blijven. Vroeger hadden we wel meer in zoo een huis liedjes gezongen, maar dan gebeurde dit meestal voor de zusters, broeders en dokters Nu zou 't voor de krankzinnigen zijn. De directrice, een jonge vrouw met onge woon donkere oogen, rustig door lange in de couranten, wijd en zijd, door publicaties u vooruit Van wroeging reeds ontheven? Voorzeker, 't was uw recht en plicht onschuldigen te treffen. Nietwaar? want Krieg istKrieg, is 't niet? en wie zich in uw krijgsgebied heeft durven wagen, moest vooruit 't gevaar daarvan beseffen! Welaan dan, 't was uw recht en plicht... ... en 'k sidder bij 't bedenken, hoe, even nog, uw handgreep beeft, voordat ge 't sein des onheils geeft, dat 't groote schip zal senken." Het was uw strenge plicht, Germaan, die 't zoover heeft doen komen; Gij voelt niet boven plicht en wet Humaniteit, die perken zet, en voor de daad doet schromen. die kinderen tot uw slachtvee maakt, en moeders heeft doen boeten. Gij rekendet met recht en plicht, met starren dwang op uw gezicht van n-menschwaardig moeten! Gij, mensch, 'k benijd den droom u niet, die straks zal komen kwellen! Want ondanks recht en plicht en dwang is in u nog de mensch, die bang die wroeging op voelt wellen. Zókeert straks Duitschland het gelaat, dat star is van het strijden, ontnuchterd af van 't doovend vuur! De stille inkeer van dat uur brengt rust en onrust beide! Dan breekt er iets in u; en breed zal rijzen een onzegbaar leed tot uw verstarde oogen ! Een schok doortrilt de ijzeren leen .... de krijgsman wendt zich,... om allén een traan, die welt, te drogen. MELIS STOKE VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto Leekenspiegel", en onder opgave van naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden beschouwd.) P. A. S. te A. Zijn U ook werken bekend, die eznigszins orié'nteeren omtrent literatuur o ver de Nederlandsche schilderkunst ? Werken dus, die de voornaamste boeken, over de Ned. Schilderkunst handelende of over deelen daarvan, de revue laten passeeren en kor telings inlichten over hunne waarde. Zulk een werk, een beredeneerde catalogus van werken over Nederlandsche schilder kunst, is ons niet bekend, terwijl met vrij groote zekerheid kan gezegd worden dat het ook niet bestaat. D. B. te S. a. H. In Leonardo da Vind" lees ik, dat die geniale Italiaan in pi. m. 1500 te Florence een perzikboom, inspool'met een oplossing van arsenicum in alcohol, tenge volge waarvan de rijpe perziken vergiftig werden. Zijn er sinds dien proeven genomen waaruit bleek dat zulks juist is ? In deskundige kringen, door ons daarnaar gevraagd, twijfelt men er aan of dpor Da Vinci werkelijk dat resultaat is bereikt, om dat bij toediening van zulk een krachtige dosis vergif zonder twijfel de boom zou afsterven vór de vruchten rijp zijn. Met zekerheid kon men zeggen dat van verdere proefnemingen in dezen geest niets bekend is. iiHiiiiiminmiiiiiiiiiiiiiliHiiiiiiiiiiiiiiiiiimi iiiiiiiiimiiiiimiiiiin plichtsbetrachting, ontving ons liefelijk. Ze bracht ons zonder lange voorbereiding in eens naar de eetzaal, waar een twintigtal zusters aan tafel gereed zaten om met ons te spijzen. De zaal was wit, ruim, licht en eenvoudig, het eten lekker, voldoende, licht en ook een voudig. Soep met zeer vele aangename balletjes, waarbij zure bieten. Een trotsche biefstuk met donzige aard appelen, volmaakte jus en dorperwtjes als parelen of groene zomertranen van de doperwttwijg. Een toetje: taart met-vla. Een koekje en de eenige baarddrager aan den disch een rookertje toe. Er werd gesproken over zieken, 't weer, de eenzaamheid en de toekomst. Er werd gelachen over plagerijtjes die wij niet begrepen, maar die vol uiterst nette grappigheid waren. Twintig ongehuwde vrouwen, die dage lijks eikaars gebrekjes voelen, kunnen heel wat te keuvelen hebben! Verbaasd keken we op, toen we over uiterst moeilijke verplegingszorgen zoo zakelijk hoorden praten. Een man in timrnerlieden-kleeding kwam zelfbewust lachend en vertrouwelijk binnen. Hij deed twee schuifdeuren open en zei dat 't tijd was. Achter de deuren was de zaal. Wij bespraken eenige zaakkundige klei nigheden met hem en bereidden ons voor. Tienus" zoo heette de brave werkman, is al tien jaar hier. Hij is patiënt" zei een der zusters. We schrokken er van en vroegen naar den aard van zijn kwaal. Diefachtigheid, zonder hebzucht. Hij stal altijd voor een ander", hoorden we. De zaal was al geheel gevuld. Oudjes, jongens, mannen, meisjes. Een gesnater en gebabbel als in een school waar meester even wat gaan halen is. Het voordoek ging op en we begonnen. De keure der liedjes was moeielijk. We begonnen terstond met een lustig deuntje met een refreintje. Na het derde versje zongen er een vijftig tal mee. Het doek zakte. De dokter onderzocht zijn patiënten zoo staande voor zijn stoel en stelde vast, dat er geen buitengewone op winding was. We vervolgden onzen arbeid. /. R. te H. Wat is eigenlijk humanisme en welke personen waren de dragers van dit begrip? Het humanisme is een zekere geestelijke strooming, laat in démiddeleeuwen ontstaan, en vooral zich kenmerkend door de studie der oude wijsbegeerte, letteren en kunst. De humanisten, de voorstanders van deze wetenschappelijke richting, welke vooral in het Renaissana-tijdperk bloeide, zagen in het leven en de literatuur der klassieken volkeren het voorbeeld van menschelijke volkomenheid en trachtten door ijverige studie daarin door te dringen. Later beperkte zich de studie in hoofdzaak tot de oude talen alleen. Als voorloopers worden genoemd de Ita lianen Dante, Petrarca en Boccaccio; in Frankrijk worden tot de humanisten gere kend : Budé, Casanbon, Dolet, Dorat, Estienne, Rabelais en Scaliger; in Duitschland, Joh. Agricola (Magister Islebius); Ulrich von Hutten, Melanchtton, Joh. Reuchlin en Joh. Sturm. Van grooten invloed voor de opkomst van het humanisme in ons land zijn geweest Geert Groote, Florentius Radewijns, Rudolf Agricola (eig. Roelof Huijsman) en Erasmus. Over Groote en Erasmus zijn vele werken verschenen; voor enkele jaren promoveerde Dr. v. d. Velden met een studie over Agricola, den Nederland-chen humanist. Wat beteekent het woord raad" in dage raad" ? Volgens sommige hedendaagsche taalgeleerden bestaat geen zekerheid omtrent den oorsprong van dit woord. Men is echter geneigd daarin geen samenstelling doch eene afleiding van een vorm van den stam dag" te zien. Anderen nemen als vaststaand aan dat het is saamgesteld uit dag" en raad", maar noemen dan den oorsprong van het tweede lid onzeker. Vroeger waren er die het woord afleidden van het Oud-Hoogduitsch tagarodo" wat dagrood" beteekent, zoodat .dageraad" zou beteekenen dagerood", gelijk men nu nog heeft morgenrood." Anderen nemen aan dat het afkomstig is van dagerake" of daggrake", van welk graken" men eerst grieken" en 'vervolkens krieken" schijnt gemaakt te hebben, en zou dus het woord het krieken van den dag beteekenen. Weer anderen zeggen dat de dag wordt gezegd te breken (aan te breken) en dat breken in den voortijd ook raken" beteekende en alzoo de afleiding dagerake" en daarvan dageraat'jjjs gekomen. Nog weer een ander zegt dat rake" verband houdt met het Angelsaksisch racu" dat schemering", nevel", duisternis" beteekent. Aldus zou dagerake synoniem zijn met dagschemering", morgenschemering." miiiiiiiiimii iiMiiiiiiimiiiMiiiiMinmiimmMim MimiiiuniiiMttmiiniiiiiii Rechts in de zaal tegen den muur een man met een pet over zijn neus getrokken, en zijn mond zoo ver open dat zijn hoofd een gat leek. In die houding bleef hij tot op 't laatst toe staan. Hij vertelde dat hij altijd in 't water lag en zijn mond openhield om niet te stikken. Midden onder een der liedjes stond een ernstige man plotseling op vroeg met ionderende stem 't woord en zei: Zuster u heeft me verboden me aan u voor te stellen, mijn naam is....!" 't Was de patiënt die door niemand aan geraakt wilde worden. Als men hem ook maar even aanstootte, werd hij woedend. Er zat ook niemand naast hem; vroeger was hij koopman. Zijn eenige liefhebberij was glazen zeem en. Men zette hem voor een raam en hij begon te zeemen. Als 't klaar was, bleef hij staan tot men hem voor een volgend geplaatst had. Eenmaal had men dit vergeten en van 's morgens acht uur tot 's middags een uur was hij met zijn gezicht naar den muur blijven staan, tot de zuster vroeg wat hem scheelde. U hebt vergeten mij te komen halen, zuster, ik wacht!" Het meezingen ging al beter en valsch klonk geen enkele stem. Wij hadden nimmer verwacht dat geesteskranken zoover konden komen. Het lachen op het gepaste oogenblik ge beurde echter niet. Wanneer 't voorkwam lachten ze om elkaar, maar niet om wat ze hoorden. Wonderlijk zijn deze zielloozen. Hunne oogen staren als die van schapen of flikkeren als die van hanen. * Een der patiënten, eertijds een machtig pianist en die nu en dan nog heerlijk kon spelen (zonder meer te weten wat hij deed) was door het meezingen verstoord geworden. Hij verliet de zaal luidruchtig. Vreemd, dat alles dezen ongelukkigen voor bijgaat, maar dat juist muziek en zang hen nog kan beroeren. Na afloop verzocht ons de directeur nog eenige malen terug te komen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl