Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Mei '15. No. 1977
4"
wlssUrikénlhgen voor hef meerendeel noe
menswaardige verbeteringen aan, terwijl de
provisierekeningen vrijwel stationnalr zijn
gebleven; daarentegen is, zooals onder de
omstandigheden niet anders te verwachten
was, de winst op fondsenrekening in ver
houding vrij belangrijk achteruit gegaan,
Onder de uitgaven trekt eene vermeerde
ring der algemeeioe onkosten van f 2.756.000
tot f 3.311.000 -tfftnët ruim een half millioen
de aandacht. Voo.r een de.et is dit het ge volg
van uitbreiding van personeel, in Verband
met opening va»rfléuwe bijkantoren en aan-'
stelling van hulppersoneel tengevolge der
mobilisatie, terwly het meerendeel der onder
dienst zijnde beambten in het genot van hun
vol salaris gebleven is. Het grootste deel der
vermeerdering, nml. f 324.000, is echter bij de
Rotterdamsche Bank te constateeren en een
uitvloeisel vandeamalgamatiederLabouchère,
Oyens & Co's Barik met die instelling.
Valt uit de .hier aangevoerde cijfers af te
leiden, dat onze >groote banken onder de
buitengewone omstandigheden gunstig ge
arbeid hebben en de aandeelhouders
ondanks de zeer aanzienlijke afschrijvingen
en reserven slechts weinig minder divi
dend hebben ontvangen, ook in andere
opzichten bevatten de verslagen belangrijke
opmerkingen en mededeelingen.
Het zoude mij te ver voeren bij de ver
schillende balansposten stil te staan. Ik
bepaal mij daarom tot slechts n punt,
maar dat dan-ook zeer belangwekkend is.
Zooals trouwens algemeen verwacht werd
bij de zenuwachtige stemming, die bij he,t
begin van den oorlogstoestand heerschte,
hebben de deposito's en credit-saldo's in
die dagen aanzienlijke verminderingen
ondergaan.
Bij de Amsterdamsche Bank verminder
den zij van 28 Juli tot l Augustus met
f20 millioen of ca. 50 pCt., waartegenover
echter f8 millioen nieuwe stortingen stonden.
Bij de Rotterdamsche Bank bedroeg de
vermindering in de 5 eerste dagen der crisis
f24 millioen of eveneens nagenoeg 50 pCt.
van het totaal op 31 December 1913.
De Incasso-Bank betaalde in die dagen
van een totaal van f 14.5 millioen deposito's
en credit-saldi f6.4 millioen of ca. 45 pCt.
terug. De Twentsche geeft geene bepaalde
cijfers, maar in het verslag van Commis
sarissen wordt gezegd, dat in het begin
van Augustus aanzienlijke bedragen aan
dadelijk opzegbare depositos en creditsaldos
in rekening-courant opgevraagd werden."
Bij alle vier instellingen vloeiden in de laat
ste vier maanden van het jaar de depositos
en rekening-courant saldos echter niet alleen
terug, maar namen zoodanig toe, dat op
31 December 1914 het totaal belangrijk
hooger was dan op 31 December 1913,
zooals uit onderstaand overzicht blijkt:
Deposito's en crediteuren.
31 Dec. 1914. 31 Dec. 1913.
Amsterd. Bank f 54.163.000 f 38.823.000
Twentsche Bank 54.909.000 41.816.000
"Rotterd. Bank 62.208.000 50.808.000
Incasso-Bank , 10.300.000 12.810.000
f 181.580.000 f 144.257.000
Deze cijfers toonen duidelijk aan, dat onze
groote banken in de eerste dagen van den
oorlogstoestand den vuurproef met glans
doorstaan hebben en in enkele dagen zonder
bezwaar, aan den drang tot opvraging van
ongeveer de helft harer dadelijk opeischbare
verbintenissen hebben kunnen voldoen. Dat
de snelle en coulante actie van de
Nederlandsche Bank' daarbij onschatbare diensten
bewezen heeft, ligt voor de hand.
In de tweede plaats blijkt uit de cijfers,
dat ook hier wederom innerlijk
krachtsbetoon vertrouwen wekt en reeds na enkele
maanden door het publiek aan die instel
lingen veel grootere kapitalen toevertrouwd
werden dan vór de crisis, wellicht dan
ooit te voren.
J. D. SANTILHANO
*
In en om het Prinsenhof
Duykers af. Gordijn op. Een
waarlijk vrijzinnig wethouder. Wie
krijgt de markthallen ?
Daags nadat de gemeenteraad het besluit
had genomen was het toeval ? om de
verordening op de winkelsluiting in haar
ouden vorm te herstellen, dus zonder over
gangsbepaling voor de winkeliers, die het
bij de inwerkingtreding der verordening,
September 1911, van den avondverkoop na
9 uur moesten hebben, daags na die avond
zitting van 5 Mei 1915 ging de mare door
de hoofdstad, dat Duykers zich had terug
getrokken als candidaat der liberalen voor
den gemeenteraad in district VI.
Ge kent toch Duykers ? Niet ?
Welnu, Duykers is iemand van wien men
zegt Duykers. Niet mijnheer Duykers, of
de heer Duykers, maar Duykers, zonder meer.
Een gezellig, rond type, ook letterlijk, een
man, die de gave des woords wel heeft, al
is het dan slechts uiterlijke welsprekendheid,
want het innerlijke van zijn betoog
Ofschoon dit nog geen beletsel zou zijn om
raadslid te kunnen worden..'.
Duykers dan is de kampioen voor het vrije
winkelbedrijf, volgens zijn opvatting althans,
de «vrijheid" voor den winkelier om open
te blijven zoolang zijn concurrent aan den
overkant hem noopt dit te doen. Duykers is
al eens candidaat voor den Raad geweest,
een paar jaar geleden, maar hij bleef ver
beneden den maat.
Achttien leden van- den Bond van Vrije
Liberalen hadden hem ditmaal tot hun man
gestempeld bij verrassing, want de oud
directeur der gemeentebelastingen, de heer
Raedt, was eigenlijk de aangewezene, doch
moest voor Duykers het veld ruimen. Na
den terugtocht van zijn concurrent, zal nu
de heer Raedt wel in den Raad komen. De
naam leent zich voor woordspelingen. En
men zou van dit geval kunnen rijmen
Duykers' nobele daad
Bracht Raedt in den Raad.
*»*
Dezelfde raadszitting, daareven genoemd,
was aan de benoeming van een brandweer
commandant gewijd. Als iemand ooit een
mauvaise presse" heeft gehad, dan was
het de uitverkorene van B. en W., die ten
slotte toch benoemd werd, de heer Gordijn,
hoofdambtenaar van een verzekeringsmaat
schappij, vór dien luitenant der infanterie,
Sanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
De geschiedenis, vaderlandsche zoowel als
algemeene, vervalt in herhalingen, gelijk een
repeteergeweer. In het Palatium bij Nero
of in den Nieuwen Karseboom onder de rook
van een Dameskapel, er is bij alle verschil
van snit veel gelijkheid, veel dat summa
summarum som der sommen op het
zelfde uitdraait, van hetzelfde laken een
pak is.
Er is geen nieuws onder de zon, omdat
alles er altijd is geweest en altijd wezen
zal en het is een quaestie van vorm, dien
wij menschen verleenen en in welken de
latente krachten telkens anders aktueel wor
den, waardoor de verschijnselen het spel
der verscheidenheid spelen.
A la bonne heure, maar de begrippen oud
en nieuw zijn toch niet uit den duim ge
zogen. Er is toch zooveel als een oude tante
en. een nieuwe fiets en ook een nieuw ge
zichtspunt, b.v. wanneer in de kleine pro
vincie-stad een nieuwe substituut wordt
benoemd, jeugdig, ongehuwd en van
geapprouveerde familie.
Dit is de sport van het modern geestelijk
beraad, verschil en gelijkheid over n kam
te scheren. Ik moet wel toegeven, dat goed
kwaad is, het positieve negatief en dat, wat
niet is, wel is. Bijna tegelijkertijd! Bijna!
dus toch op n oogwenk van aandacht na en
daar zit 't 'm juist in. Die oogwenk is de
speld, die er tusschen te steken is, ais een
spaak in het wiel.
Trouwens de bespiegeling daalt na een
vlucht in den hooge, in de ijle luchten der
algemeenheid, in vol planéneer naar den
vasten grond en zoo ook na een blik, dat
alles in het licht der eeuwigheid bij het oude
blijft, geeft zij toe, dat gij en ik en het
meisje van hier-over alle in hun soort
het meisje van hier-over is van een heel
knap soort iets nieuws zijn en dat het
een rijk gespikkel is, dat niemand en niets
geheel zijn's gelijke heeft.
Op soortgelijke wijze is het, dat dichters
en predikers ten slotte, als zij hun hooger-ik
hebben op- en uitgelucht, neerstrijken bij
een biefstuk met gebakken aardappelen.
Maar daarom zijn ze er niet minder om.
Vorm is dus een punt van gewicht, omdat
daarin het nieuwe uitbreekt en het karakter
zijn eigene karteling krijgt. Daarom hecht
ik aan goede vormen, zooals ik uit Quo
Vadis" als bekend mag veronderstellen; niet
aan ceremonieel, dat salon en voornaamheid
aankleeft, als etiquette de flesch, maar aan
de lenige manieren om door het leven te
glijden, die door eigen vinding geschakeerd
worden.
Tot op zekere hoogte ben ik daarom ook
democratisch, niet slechts omdat men tot
op zekere hoogte alles zijn kan of omdat
zoolang ik hier vertoef, ik huil met de wolven,
waarmee ik in het bosch ben, maar omdat
ik het een eisch van correcte manieren vind
tot welken rang hij het van loodgieter en
timmerman heeft gebracht. Een self-made
man, een pientere jongen, zoo een die alles
afneust en het dan heel gauw zelf kent. Een,
die het recht heeft van zich zelf te veron
derstellen, dat hij zich vlug ergens inwerkt.
Zoodat hij bijvoorbeeld ook solliciteerde
destijds, toen de heer Hordijk aftrad, voor
hoofdcommissaris. Van wien men kan aan
nemen dat hij, op een goeden dag, een
brandweerkazerne bezoekend, bij zichzelf
dacht: Ik zou wel commandant van de
brandweer willen worden. En die, het hem
dan lapt ook. Jong nog, 34 jaar, een magere,
schrale figuur, met wilskracht op het scherpe,
bleeke, kaalgeschoren gelaat. Iets spottends
ook, als wilde hij zeggen: Ik kom er toch
wel. En wiens lijfspreuk Do it now" is.
Commandant Meier, zijn voorganger, had
een ander aanbevolen, een genieofficier.
Misschien dezen al beloofd, dat hij het wel
worden zou En zoo las men kort na de
openbaarmaking der voordracht in de bladen,
dat zij was ingediend in strijd met het advies
van den commandant. De wegen der pers
zijn niet altijd ondoorgrondelijk!
Burgemeester Tellingen heeft in geheime
zitting de verdiensten van den heer Gordijn
opgesomd in een Speech, waarover de spreker
ondanks zijn sneltreinvaart drie kwartier
deed. Zoo vernamen de raadsleden in dat
onder-onsje, dat de candidaat zijn poot ge
broken'' had bij 't beproeven met een eigen
vliegmachine. Aan uiterlijkheden hecht de
nieuwe burgemeester blijkbaar niet.
* * *
Wethouder Den Hertog tracht in
spreektrant naar het schijnt zijn voorganger
na te volgen. Maar het afgemetene van Mr.
De Vries kreeg door bijmenging van spot
iets piquants, terwijl de heer Den Hertog
er slechts door bereikt dat zijn redevoerin
gen iets stroefs en houterigs hebben. Maar
niettemin, de democratische vrijzinnige heeft
aanleiding zich te verheugen dat hij er zit,
doordat de heer De Vries thans financiën
en bedrijven beheert. Want Den Hertog is
wel de liberale democraat, waarvan men er
zoo graag wat meer zou zien in Amsterdam's
gemeenteraad. Zijn betoog, gehouden bij de
verdediging der (aangenomen) voordracht
om ook de gehuwde onderwijzeres te plaatsen
op de lijst der bij voorkeur benoembaren,
getuigde van een democratischen vrijzin
nigen kijk. Als persoon beklaag ik de ge
huwde onderwijzeres, die uit vrijen wil kin
den demos niet ongenegen te zijn, daar
iemand van educatie minzaam aan een ieder
een plaats gunt onder de zon of in een
volle tram.
Maar les accommodements niet alleen met
den hemel, maar ook met de hel en met
iedere andere uitspanning zijn onuitputtelijk
en zoo kan men gevoegelijk geestdriftig zijn
voor het arbeidersvraagstuk en toch een wit
vest dragen of in Monte Carlo den gebraden
'kapoen uithangen. Ik heb hier dan ook zelden
op volksvergaderingen den arbeider zien
meesmuilen, wanneer een held, wien men het
vet van het gezicht kan scheppen, den mond
vol heeft over het vet van de bourgeoisie.
Het leven is een en al conflict en tegen
strijdigheid, zij geven er den smaak aan als
het zout aan het ei. De geheele santenkraam
is eigenlijk opgebouwd en bestaat in
dwarsbelangen. Maar telkens weer wordt een even
wicht gevonden door inschikking. De
dwarsbelangen worden dwarsleggers. Voor zoolang
het duurt. Vergelijk is als een ingedrukte
veer; een nieuwe botsing is op sprong;
daarvoor is er nu eenmaal leven en bewe
ging in de brouwerij en is het geen dooie
boel. Maar een nieuw akkoord is ook weer
op til, omdat elke kracht haar meerdere te
erkennen krijgt.
Zoo is het leven een geven en nemen, een
telkens zich aan- en itkleeden, een telkens:
presenteert het geweer, zet af. En ge
brandt in de pijp en treedt uit de circulatie,
wanneer ge het moe zijt voor strijd en
dwarsboomerij klaar te staan.
Het is dank zij de goede vormen, dat men
telkens elkaar op zij zet of elkaar legt met een
beminlijken lach, zonder beentjes te lichten
of elkaar bij de ooren te trekken; dat de
inschikking geschiedt met zwier en niet
wordt een spijtige en kruipende retraite.
Met een heusch woord kan men iemand
afschepen zoo goed als met een rijksdaalder
en er is een vriendelijke groet al heeft
die veelal iets glazig's waarmede men
iemand beter van het lijf houdt, dan door
hem te negeeren.
Inderdaad achter streelende manieren
schuilen ook weg schijnheiligheid of bloed
armoede of zeere plekken en huichelarij
mits geparfumeerd en gefriseerd heeft nog
geen pas. Maar wat wil dit anders zeggen,
als dat ook Ie beau geste, als zooveel andere
tuigage, tot valschen opschik kan worden
aangewend? Maar ook dan geeft men blijk
niet verstokt te zijn en leegte tenminste te
willen bedekken met sierselen als het breed
'gebaar en het welwillend woord.
Dan nog wrijft men elegantia en urbaniteit
aan, dat zij toch niet geven kunnen, wat het
warme hart en vochtige oogen, die pomade
en strijkagien niet van noode hebben, ver
mogen te zijn. Dit is de gewone
hersenkronkel, waardoor men om het betere aan
het goede geen plaats gunt, zonder zich
aan het betere evenmin veel gelegen te
laten liggen en waardoor men geen schik
heeft in de vermaken hier, omdat die van
Parijs of van hier-namaals nu eenmaal de
reputatie hebben.
C'est laid mais c'est chic" klinkt het op
den Boulevard en men spreekt de zegepraal
uit van den geest, ook al zit hem leelijkheid
dwars. De geest troeft het lichaam ten
slotte komt het wel in n pot als hét
guitige wipneusje.^iet gevatte gebaar, het
oolijke hoedje meer getapt worden dan slanke
hooge lijven of geaccrediteerde schoonheid.
Men trouwt niet alleen met
welgebouwdheid en dicht naaren zwarte oogen maar
vraagt veelal ook iets gekruids, een pittig
lachje, parmantig voetje of, een handig
strikje en hupsche manieren om van deugd
nu niet te spreken.
PETRONIUS
RIJM-KRONYCK
XV.
Herrn Kapitan von.. ?
gezagvoerder van de U... ?
Voorzeker, 't was uw recht en plicht
't fataal bevel te geven.
Had niet uw admiraliteit
derloos blijft, aldus de wethouder, maar,
sprekende namens de overheid zeg ik:
Daarmede hebben we niets te maken.
*
*
Wie krijgt de markthallen? Onder welken
wethouder zullen ze ressorteeren ? Die vraag,
gesteld bij de behandeling van de voor
dracht om het marktwezen der hoofdstad
grondig te verbeteren, had een diepe
beteekenis. Wethouder Jitta komt er het eerst voor in
aanmerking, doch ook werden andere wethou
ders genoemd.Men vreest blijkbaar.dat het den
heer Jitta zal ontbreken aan doortastendheid
om deze nieuwe zaak eens goed aan te
pakken. En men noemde de wethouders
Wibaut, de Vries en schertsend ook Den
Hertog. Maar niemand dacht blijkbaar aan
den heer Vliegen, die behalve wethouder
voor de Publieke Werken, ook de Handels
inrichtingen beheert. En met handel hebben
markthallen voor groot- en kleinhandel toch
wel iets te maken! Maar ook voor den
Amsterdamschen Raad geldt: Souvent on
cherche de loin ce qu'on a de pres."
X
X
X
Liedjeszingen
en verzoek ik u tegen vier uur in
het Hotel Den Burgh te zijn, waar een rij
tuig u zal af komen halen en u naar het
Gesticht brengen.
We mogen zeker wel op u beiden rekenen
met 't eten.
Hoogachtend De Directeur."
De Maatschappij tot Expl. v. S.S. was de
schuld, dat de zusters in hare eetzaal een
kwartier hebben moeten wachten met opdoen.
Een ruime koets had ons door donkere
lanen en langs angstig kreupelhout den weg
opgevoerd naar het Gesticht en er ons voor
de stoep gezet, waar de deurwachter ons,
al wat verstoord over het te laat komen,
binnensloot.
We waren in het Krankzinnigen-Gesticht
en zouden er een heelen avond blijven.
Vroeger hadden we wel meer in zoo een
huis liedjes gezongen, maar dan gebeurde dit
meestal voor de zusters, broeders en dokters
Nu zou 't voor de krankzinnigen zijn.
De directrice, een jonge vrouw met onge
woon donkere oogen, rustig door lange
in de couranten, wijd en zijd,
door publicaties u vooruit
Van wroeging reeds ontheven?
Voorzeker, 't was uw recht en plicht
onschuldigen te treffen.
Nietwaar? want Krieg istKrieg, is 't niet?
en wie zich in uw krijgsgebied
heeft durven wagen, moest vooruit
't gevaar daarvan beseffen!
Welaan dan, 't was uw recht en plicht...
... en 'k sidder bij 't bedenken,
hoe, even nog, uw handgreep beeft,
voordat ge 't sein des onheils geeft,
dat 't groote schip zal senken."
Het was uw strenge plicht, Germaan,
die 't zoover heeft doen komen;
Gij voelt niet boven plicht en wet
Humaniteit, die perken zet,
en voor de daad doet schromen.
die kinderen tot uw slachtvee maakt,
en moeders heeft doen boeten.
Gij rekendet met recht en plicht,
met starren dwang op uw gezicht
van n-menschwaardig moeten!
Gij, mensch, 'k benijd den droom u niet,
die straks zal komen kwellen!
Want ondanks recht en plicht en dwang
is in u nog de mensch, die bang
die wroeging op voelt wellen.
Zókeert straks Duitschland het gelaat,
dat star is van het strijden,
ontnuchterd af van 't doovend vuur!
De stille inkeer van dat uur
brengt rust en onrust beide!
Dan breekt er iets in u; en breed
zal rijzen een onzegbaar leed
tot uw verstarde oogen !
Een schok doortrilt de ijzeren leen
.... de krijgsman wendt zich,... om allén
een traan, die welt, te drogen.
MELIS STOKE
VRAGENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te
zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag
het motto Leekenspiegel", en onder opgave van
naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden
beschouwd.)
P. A. S. te A. Zijn U ook werken bekend,
die eznigszins orié'nteeren omtrent literatuur
o ver de Nederlandsche schilderkunst ? Werken
dus, die de voornaamste boeken, over de
Ned. Schilderkunst handelende of over deelen
daarvan, de revue laten passeeren en kor
telings inlichten over hunne waarde.
Zulk een werk, een beredeneerde catalogus
van werken over Nederlandsche schilder
kunst, is ons niet bekend, terwijl met vrij
groote zekerheid kan gezegd worden dat
het ook niet bestaat.
D. B. te S. a. H. In Leonardo da Vind"
lees ik, dat die geniale Italiaan in pi. m. 1500
te Florence een perzikboom, inspool'met een
oplossing van arsenicum in alcohol, tenge
volge waarvan de rijpe perziken vergiftig
werden. Zijn er sinds dien proeven genomen
waaruit bleek dat zulks juist is ?
In deskundige kringen, door ons daarnaar
gevraagd, twijfelt men er aan of dpor Da
Vinci werkelijk dat resultaat is bereikt, om
dat bij toediening van zulk een krachtige
dosis vergif zonder twijfel de boom zou
afsterven vór de vruchten rijp zijn. Met
zekerheid kon men zeggen dat van verdere
proefnemingen in dezen geest niets bekend is.
iiHiiiiiminmiiiiiiiiiiiiiliHiiiiiiiiiiiiiiiiiimi iiiiiiiiimiiiiimiiiiin
plichtsbetrachting, ontving ons liefelijk. Ze
bracht ons zonder lange voorbereiding in
eens naar de eetzaal, waar een twintigtal
zusters aan tafel gereed zaten om met ons
te spijzen.
De zaal was wit, ruim, licht en eenvoudig,
het eten lekker, voldoende, licht en ook een
voudig.
Soep met zeer vele aangename balletjes,
waarbij zure bieten.
Een trotsche biefstuk met donzige aard
appelen, volmaakte jus en dorperwtjes als
parelen of groene zomertranen van de
doperwttwijg.
Een toetje: taart met-vla.
Een koekje en de eenige baarddrager aan
den disch een rookertje toe.
Er werd gesproken over zieken, 't weer,
de eenzaamheid en de toekomst.
Er werd gelachen over plagerijtjes die wij
niet begrepen, maar die vol uiterst nette
grappigheid waren.
Twintig ongehuwde vrouwen, die dage
lijks eikaars gebrekjes voelen, kunnen heel
wat te keuvelen hebben!
Verbaasd keken we op, toen we over
uiterst moeilijke verplegingszorgen zoo
zakelijk hoorden praten.
Een man in timrnerlieden-kleeding kwam
zelfbewust lachend en vertrouwelijk binnen.
Hij deed twee schuifdeuren open en zei dat
't tijd was. Achter de deuren was de zaal.
Wij bespraken eenige zaakkundige klei
nigheden met hem en bereidden ons voor.
Tienus" zoo heette de brave werkman,
is al tien jaar hier. Hij is patiënt" zei een
der zusters.
We schrokken er van en vroegen naar den
aard van zijn kwaal.
Diefachtigheid, zonder hebzucht. Hij stal
altijd voor een ander", hoorden we.
De zaal was al geheel gevuld.
Oudjes, jongens, mannen, meisjes.
Een gesnater en gebabbel als in een school
waar meester even wat gaan halen is.
Het voordoek ging op en we begonnen.
De keure der liedjes was moeielijk.
We begonnen terstond met een lustig
deuntje met een refreintje.
Na het derde versje zongen er een vijftig
tal mee.
Het doek zakte. De dokter onderzocht zijn
patiënten zoo staande voor zijn stoel en
stelde vast, dat er geen buitengewone op
winding was.
We vervolgden onzen arbeid.
/. R. te H. Wat is eigenlijk humanisme
en welke personen waren de dragers van
dit begrip?
Het humanisme is een zekere geestelijke
strooming, laat in démiddeleeuwen ontstaan,
en vooral zich kenmerkend door de studie
der oude wijsbegeerte, letteren en kunst.
De humanisten, de voorstanders van deze
wetenschappelijke richting, welke vooral in
het Renaissana-tijdperk bloeide, zagen in
het leven en de literatuur der klassieken
volkeren het voorbeeld van menschelijke
volkomenheid en trachtten door ijverige
studie daarin door te dringen. Later beperkte
zich de studie in hoofdzaak tot de oude
talen alleen.
Als voorloopers worden genoemd de Ita
lianen Dante, Petrarca en Boccaccio; in
Frankrijk worden tot de humanisten gere
kend : Budé, Casanbon, Dolet, Dorat, Estienne,
Rabelais en Scaliger; in Duitschland, Joh.
Agricola (Magister Islebius); Ulrich von
Hutten, Melanchtton, Joh. Reuchlin en Joh.
Sturm. Van grooten invloed voor de opkomst
van het humanisme in ons land zijn geweest
Geert Groote, Florentius Radewijns, Rudolf
Agricola (eig. Roelof Huijsman) en Erasmus.
Over Groote en Erasmus zijn vele werken
verschenen; voor enkele jaren promoveerde
Dr. v. d. Velden met een studie over Agricola,
den Nederland-chen humanist.
Wat beteekent het woord raad" in dage
raad" ?
Volgens sommige hedendaagsche
taalgeleerden bestaat geen zekerheid omtrent den
oorsprong van dit woord. Men is echter
geneigd daarin geen samenstelling doch
eene afleiding van een vorm van den stam
dag" te zien. Anderen nemen als vaststaand
aan dat het is saamgesteld uit dag" en
raad", maar noemen dan den oorsprong
van het tweede lid onzeker.
Vroeger waren er die het woord afleidden
van het Oud-Hoogduitsch tagarodo" wat
dagrood" beteekent, zoodat .dageraad"
zou beteekenen dagerood", gelijk men nu
nog heeft morgenrood." Anderen nemen
aan dat het afkomstig is van dagerake" of
daggrake", van welk graken" men eerst
grieken" en 'vervolkens krieken" schijnt
gemaakt te hebben, en zou dus het woord
het krieken van den dag beteekenen. Weer
anderen zeggen dat de dag wordt gezegd
te breken (aan te breken) en dat breken in
den voortijd ook raken" beteekende en
alzoo de afleiding dagerake" en daarvan
dageraat'jjjs gekomen. Nog weer een ander
zegt dat rake" verband houdt met het
Angelsaksisch racu" dat schemering",
nevel", duisternis" beteekent. Aldus zou
dagerake synoniem zijn met
dagschemering", morgenschemering."
miiiiiiiiimii iiMiiiiiiimiiiMiiiiMinmiimmMim
MimiiiuniiiMttmiiniiiiiii
Rechts in de zaal tegen den muur een man
met een pet over zijn neus getrokken, en
zijn mond zoo ver open dat zijn hoofd een
gat leek. In die houding bleef hij tot op
't laatst toe staan.
Hij vertelde dat hij altijd in 't water lag
en zijn mond openhield om niet te stikken.
Midden onder een der liedjes stond een
ernstige man plotseling op vroeg met
ionderende stem 't woord en zei:
Zuster u heeft me verboden me aan u
voor te stellen, mijn naam is....!"
't Was de patiënt die door niemand aan
geraakt wilde worden. Als men hem ook
maar even aanstootte, werd hij woedend.
Er zat ook niemand naast hem; vroeger was
hij koopman. Zijn eenige liefhebberij was
glazen zeem en. Men zette hem voor een raam
en hij begon te zeemen. Als 't klaar was,
bleef hij staan tot men hem voor een volgend
geplaatst had. Eenmaal had men dit vergeten
en van 's morgens acht uur tot 's middags
een uur was hij met zijn gezicht naar den
muur blijven staan, tot de zuster vroeg wat
hem scheelde.
U hebt vergeten mij te komen halen,
zuster, ik wacht!"
Het meezingen ging al beter en valsch
klonk geen enkele stem.
Wij hadden nimmer verwacht dat
geesteskranken zoover konden komen.
Het lachen op het gepaste oogenblik ge
beurde echter niet. Wanneer 't voorkwam
lachten ze om elkaar, maar niet om wat ze
hoorden.
Wonderlijk zijn deze zielloozen. Hunne
oogen staren als die van schapen of flikkeren
als die van hanen. *
Een der patiënten, eertijds een machtig
pianist en die nu en dan nog heerlijk kon
spelen (zonder meer te weten wat hij deed)
was door het meezingen verstoord geworden.
Hij verliet de zaal luidruchtig.
Vreemd, dat alles dezen ongelukkigen voor
bijgaat, maar dat juist muziek en zang hen
nog kan beroeren.
Na afloop verzocht ons de directeur nog
eenige malen terug te komen.