De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 16 mei pagina 5

16 mei 1915 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

16 Mei '15. No. 1977 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ; ;?Het Vraagstuk der Emancipatie bij de oude Romeinen Op een groot aantal Romeinsche grafschrif ten wordt ter eere van gestorven vrouwen gezegd: Zij zat veel thuis, zij was een goede spinster." Dit geeft weer, wat men algemeen denkt over de positie der vrouw in de oudheid. Zij is de huishoudster, die in de provisiekamer regeert, maar haar hoofd buiten de huisdeur niet mag steken. Toch is die opvatting niet juist, wanneer wij spreken over de Romeinsche vrouw. Grafschriften zijn veelal een uiting van momenteele droefheid en kunnen ons over maatschappelijke verhoudingen niet behoor lijk inlichten. Daarbij komt, dat de eentonig heid in de uitlatingen op de grafsteenen wijst op vaste formules, die de een van den ander overneemt. Willen wij de positie der vrouw leeren kennen, dan moet de literatuur onze bron zijn, en wel die literatuur, welke niet onder den invloed staat van uitheemsche ideeën. Welnu uit hetgeen wij bij de schrij vers lezen, blijkt ons, dat te Rome de vrouw hare rechten heeft gehad en heeft weten te verdedigen. Reeds bij den aanvang van Rome's supre matie in Latium neemt de vrouw een zekere positie in. Zij mist wel-is-waar een aantal rechten, die de man bezit, maar niet door gebrek aan achting voor haar persoon. Het standpunt van den ouden Romein is dit: de vrouw staat achter bij den man in wilskracht, energie en lichamelijke sterkte. Hierin ligt de psychologische grond voor de verschil lende maat, waarmee man en vrouw in het civielrecht gemeten! worden. Daartegen over staat een groote eerbied voor de spe cifiek vrouwelijke eigenschappen, die zich uit in het verleenen van bijzondere voor rechten. Deze privileges zijn dan ook uit sluitend bestemd voor de matrona, opdat zij kenbaar zal zijn te midden der vele sla vinnen en vreemde vrouwen, die steeds meer en meer zich te Rome vestigen. De matrona krijgt het recht in kleeding en haartooi zich te onderscheiden van haar omgeving, op straat mag zij zich bedienen van een draagstoel. Wij moeten dit niet onderschatten. Het maatschappelijk leven is in die dagen nog zoo eenvoudig. Voor den pater familias evengoed als voor de matrone is het ge zinsleven alles. Als de oorlogen den man uit het gezin wegroepen en de banden, die hem aan huis binden, losser worden, als Rome haar machtssfeer uitbreidt en de staatsmachine meer raderen krijgt, begint de mindere vrijheid in beweging, die de vrouw heeft, sterker op te vallen. Zij voelt zich achteruit gezet. Men eischt van haar kuischheid en eenvoud, terwijl de man de zedelijkheidsbegrippen over boord gooit en buitenshuis de genie tingen najaagt. Het steeds rijker wordende Rome bederft zijne burgers. Het verschil tusschen de positie van man en vrouw wordt grooter. Hiertegen is de vrouw opgekomen. Eerstens heeft zij met hand en tand zich vastgeklemd aan de voorrechten, die zij had, en vervolgens zocht zij langs den weg der emancipatie zich een meer zelfstandige po sitie te bezorgen.. Reeds voor den Keizertijd heeft zij bereikt, dat zij niet langer als on mondig werd beschouwd, waar het gold het bestuur over haar vermogen. Dit was een noodzakelijk gevolg van het breken met de oude, strenge bepalingen omtrent het huwelijk. Terwijl vroeger de vrouw met haar vermogen onder het gezag van den man kwam, bleef zij voortaan rechtens in het oude familieverband. Van haar geld kreeg de man slechts de bruidschat in bezit. Haar persoonlijke vrijheid nam toe. Wij mogen niet verzwijgen, dat ook in het oude Rome deze emancipatie grooten iiimiiimiilliiliiiiliiililiillilllliiliiiiiiiiiiiiiiilllliiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii Oisterwïjk Een van de goede gevolgen van de mobi lisatie is de omstandigheid dat het schoone Brabant en de aardige Brabanters voortaan door de Hollanders en wat dies meer zij, meer zullen worden gewaardeerd. Dit is echter i geen winstpunt voor de oorlogspropa gandisten, want wij waren al aardig op weg om op veel vriendelijker en min der kostbare manier het zelfde doel te bereiken. |Er was echter gelukkig ook al een trek naar Brabant en ik mag wel zeggen dat door de bemoeiingen vanl de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten en van de organen die met haar streven sympathiseeren die trek in de laatste jaren zeer ver sterkt is. Maar toch doet het mij genoegen dat van tijd tot tijd (gebruinde, rechtoppe, gezond uit ziende, flink kijkende en bondigsprekendejongens, die ik vroeger wel eens anders gekend heb, mij komen vertellen, hoe dat land bezuiden de Maas hun is meegevallen. En als hun verlofdaagjes op zijn, dan gaan zij weer welgemoed naar Chaam of naar de Zaligheden of waar dan ook. Het Brabantsen land schap is buitengewoon aangenaam, vol afwis seling. Er zijn groote heiden, maar't is nergens dor en als ge maar recht uit loopt, onverschillig in welke richting, dan ontinvloed had op het huwelijksleven. Men maakte minder bezwaar tot echtscheiding over te gaan, wanneer karakterverschil voor den dag kwam, want noch man noch vrouw voelde voldoende de verplichtingen, die men bij het sluiten van een huwelijk op zich nam. Het leven moest genoten worden, liefst zonder eenige opoffering. Deze emancipatie der vrouw stuitte her haaldelijk i op verzet van den kant der mannen, al waren er ook onder hen, die begrepen, dat men met zijn tijd moest mee gaan en dat de verandering in het leven van den man noodwendig meebracht een omwenteling in de maatschappelijke positie der vrouw. Het pro en contra is nooit sterker tot uiting gekomen dan in het jaar 195 v. Chr. In 215, toen Hannibal in Italië met zijne legers Rome bedreigde met ondergang en de stad hare bondgenooten naar de over winnaars zag overloopen, kostte het veel moeite de Romeinsche legerscharen op de been te houden en aan te vullen. Geld moest er zijn en de ernst der tijden gebood een voud. Die beperking in de weelde werd de Romeinsche vrouwen opgelegd door een wet van Oppius. Zij moesten hare sieraden opbergen en de wagens, waarin zij zich op straat lieten dragen, zouden zij afschaffen. Wij hooren van geen verzet. De vrouwen hebben zich in het onvermijdelijke geschikt. De storm is overgedreven. Na den 2den Punischen oorlog herleefde de zwaar be proefde staat en weldra brak een tijd van ongekende welvaart aan. De vrouwen, die zooeven het hoofd hadden gebogen, bleken hare rechten niet vergeten te zijn. Steeds luider eischten zij de herroeping van de wet, in 215 afgekondigd. Deze roepstem vond ge hoor bij twee volkstribunen. Ook de vrouwen zelf maakten propaganda voor haar zaak, door dagelijks in grooten getale naar het marktplein zich te begeven en aan de mannen hare belangen aan te bevelen. Het voorstel om de wet van 215 af te schaffen kon niet langer uitblijven. Hoe meer de dag naderde, waarop in de vergadering de afschaffing ter sprake zou komen, des te meer begreep men, dat de vrouw niet alleen streed voor de verloren privileges, maar dat zij in het met nieuwe kracht herlevende Rome ook zich een betere positie wilde toegekend zien. Vandaar de groote opwinding der vrouwen, vandaar de scherpe tegenkanting van Marcus Porcius Cato, den conservatief in merg en been. Zijne eerste woorden, in deze zaak ge sproken, zijn een kras verwijt tegen de Romeinen. Doordat zij in huis hun gezag tegenover de vrouw niet hebben kunnen handhaven, zijn zij de schuld, dat de aan eengesloten vrouwen buitenshuis eischen durven stellen. Voor Cato schuilt het groote gevaar in deze aaneensluiting. Zoo men toegeeft, omdat men zich laat beangstigen door het eenstemmig eischen eener klasse in de maatschappij, draagt deze toegevend heid in zich de kiem van Rome's ondergang. Volgens Cato lijkt het verzoek der vrouwen onschuldig, maar daarachter houdt zich ver borgen de zucht naar volledige vrijheid. Hij heeft zich geschaamd, toen hij op zijn gang naar het forum zich een weg moest banen door die drommen vrouwen, die zich niet ontzagen vreemde mannen aan te spreken, terwijl zij, ieder afzonderlijk, hare belangen bij hare mannen thuis hadden moeten be pleiten. Tegenover Cato verdedigt de volkstribuun Lucius Valerius, de kampioen voor het in willigen der eischen, de veranderde rechts positie der vrouw. Als de man meer zijn leven uitleeft, als de man breekt met zeden en gewoonten van vroeger dagen, kan hij zijn vrouw dit niet weigeren. Vrouwen uit lagere standen, vrouwen in provinciesteden kennen een zekere weelde en bewegen zich vrijer, nu de maatschappij veranderd is. Moet de Romeinsche matrona achterstaan? En wat vraagt zij ? Geen politieke rechten, alleen geen achteruitstelling bij maatschap pelijk minder hoogstaande klassen. Hoe hoog de eenvoud ook te schatten is, de welstand heeft op alles zijn stempel gedrukt en dermoet ge stellig binnen het half uur en meestal veel eerder een meertje, een plas of een stroomend beekje. Alleen beneden fabrieksplaatsen zijn ze soms met afval bezoedeld, maar doorgaans zijn ze kristal helder of eventjes gebruind door den invloed van het veenwater. De meertjes, de vennen, zijn veelal plaatsen van groote schoonheid, begroeid met keur van oever- en water planten, omringd door heide en bosch. En wanneer soms zooals aan 't Hildsche ven een stuk van den oever in beslag is geno men door een ruime rommelige boerderij met zijn zware linden en bloemrijken boom gaard, dan doet dat aan de schoonheid geen afbreuk. Brabant is het land der ontginningen. halve is het een dwaasheid van Cato de oogen hiervoor te sluiten en toestanden uit het verleden voor te houden als voorbeelden voor het tegenwoordige. Met groote handigheid brengt Valerius naar voren, dat hier geen oude wet zal worden afgeschaft, maar dat het hier gaat om een tijdelijke wet buiten werking te stel len, nu de beweegredenen, op grond waar van de wet in 215 is aangenomen, verdwenen zijn. Wat in het verschiet zal volgen, ziet hij niet of wil hij niet zien. Hij begrijpt, dat de emancipatie der vrouw geleidelijk zich moet ontwikkelen. Zonder groote sprongen voorwaarts, maar nooit achteruit is zijne leuze. Te goed weet hij, dat Cato's woorden : van het oogenblik af, dat de vrouwen ge lijke rechten hebben, zijn zij de mannen boven het hoofd gegroeid" nog tot velen doordringen. Valerius heeft het pleit gewonnen. Het latere bericht, dat de vrouwen de vergadering zijn binnengedrongen, hare sieraden hebben aangedaan en onder luid gejuich weer zijn vertrokken, is natuurlijk fantasie. Zij zijn in stilte verheugd geweest over deze over winning, die in den loop der tijden te Rome door meerdere is gevolgd. Denken wir," zoo schrijft Teufer, 1) bei Frauenbewegung an den leidenschaftlichen Kampf um die soziale und politische Vollberechtigung des Weibes, der mit seinen gewaltigen Rüstungen und seinen zahen Ringen eng mit de m inneren Leben der modernen Kulturstaaten verquickt ist, so finden wir allerdings in der Geschichte der alten Romer keine Parallele zu dieser bedeutsamen Erscheinung der Gegenwart." Dit is volkomen juist. In de politiek een rol te spelen of politieke rechten te erlangen lag niet in de bedoeling der vrouwen van Cato's tijd. Toch zag Cato terecht in het optreden dezer vrouwen de politiek op den achtergrond. Door den invloed van vrouwen werd een wet afgeschaft; het agitatorisch optreden van vrouwen in het openbaar werd gesanc tioneerd. Daarin lag de groote beteekenis, ook al deed Valerius het voorkomen, alsof het alleen te doen was om sieraden en een draagstoel. Dr. IJ. H. ROGGE 1) Zur Geschichte der Frauenemanzipation im alten Rom von Prof. Dr. Johannes Teufer, Leizig 1913. Een voorjaarsbouquet Enkele takken maar van de Prunus, van de Brem en van de donker gekleurde Mahonia. En toch wat een rijkheid van kleur, welk een schoonheid van vormen, welk eefl teer heid van pas ontluikende blaadjes en ont plooiende bloemen ! Ik zette ze bijeen in een donker bronzen vaas, en het was alsof uit die warme bruine kleur de tinten oprezen, al teerder, al fijner zich verdeelend in honderden kleurtjes tot boven, tot de jongste knopjes der Prunustakken, die nog niet ontloken waren. O jubelende lente ! Het was toeval, dat ik juist gekomen was door het buitenweggetje, waar de Brem stond in al haar pracht, schitterend goudgeel, zich koesterend in het zonnelicht; het was toevallig dat bij mijn thuiskomst juist mijn oog viel op een boompje in mijn tuin een Prunusboompje, dat in vollen bloei stond; maar het was geen toeval, dat ik die beide samen bracht in de bronzen vaas met de Malionia-tak ; want ik zag dadelijk dat die takken moesten harmonieëren tot een mooi geheel, dat het goudgeel van de Brem weer klank zou vinden bij de licht-bruin gekleurde Prunusblaadjes, dat de bloemen van de Brem en van de Prunus zouden schitteren als een beeld van de komende lente. Een klein stukje natuur bracht ik naar binnen, een klein stukje van dien enormen rijkdom, die als een zwellend accoord al wijder en breeder om zich heen grijpt, als een steeds grooter wordend leger, dat de vorstinne der lente oproept, tot zij einDe natuurlijke gesteldheid van den bodem maakt dat ontginningswerk vrij gemakkelijk; de waterscheidingen hebben niet veel te be duiden, zoodat 't draineeringswerk vlot van stapel kan loopen. In de laatste jaren zijn dan ook duizenden hektaren ontgonnen, wat op zichzelf zeer is te prijzen, maar 't land schap wordt er niet mooier op en de plaatsen waar de mensch rust en ontspanning, schoon heid en verheffing kan zoeken, dreigen daar mettertijd te verdwijnen. Daarom tracht de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu menten te midden van wat kort en onvrien delijk wel eens de kultuursteppe" genoemd wordt, oasen te reserveeren van ,woesten grond. Dat woest" moet alweer opgevat Een der Oisterwijksche Vennen (Illustratie uit de Prospectus van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten) Voorjaarstakken delijk in drommen daar staan, al de bloemen en bladen en takken gedurende den langen zomertijd. De Prunus de pruim en de perzik en de kers, de sleedoorn en de vogelkers, zij zijn alle voorloopers van de groote familie van de roos-bloemigen. De dunne witte blaadjes vallen als die van de wilde roos op den grond, fladderen als ontzielde vlin dertjes op den adem van den wind, de vele gele meeldraadjes staan als miniatuur gouden sterretjes te midden der bloembladen. Is niet elk bloemetje van de pruim, van de perzik, de kers, een variatie op den vorm van de wilde rozenbloem, op de oude be kende eglantier? Voorloopers zijn zij van de groote rozen familie, die al breeder zich ontwikkelt en ons steeds nieuwe vormen laat zien den heelen zomer door. En wat zijn zij in ons leven, die ontlui kende bloemen ? Wij volken van het Noorden en van het koude Westen zijn zoo ernstig denkend, zoo pluizerig, zoo ontledend, en bij al die ontleedkunde, zien we de schoon heid voorbij. Wie gaat er kijken als de vruchtboomen bloeien ? In Japan vieren de bloemen haar hoogtij, worden zij gehuldigd als hoogste goed. De hoogste Japansche orde is de orde van de Chrysanth! Wie heeft niet in ver rukking stil gestaan voor de wandversiering in het V redespaleis, gezonden door het Ja pansche rijk! Is het niet de schoonste zending van alle, die van heinde en verre tot ons kwamen? Daar zien we dat de bloemen zijn samengeweven met het leven der Japanners I En wat zijn de bloemen voor ons? Wij kennen de roos, geen sterveling haast die de roos voorbij zal loopen. Maar de bramen, de pruimen, de appels en de peren, ja zelfs de perzik staan de vruchten ons niet veel nader dan de bloem ? Is voor ons het nut, het product niet dat, waar we het meest ons in verdiepen? Bij de Japanners is het feest, als de aman dels en de perziken bloeien, als de azalea's in vollen bloei staan, en het volk trekt uit in grooten getale om het lentefeest te zien. Ieder jaar vieren de boomgaarden in onze Betuwe hun lentefeest als de boomen bloeien. Eén reuzen-bouquet van teer witte, rose en licht roode bloemen en het Hollandsche jong-lente landschap daar omheen! Het malsche groen der weiden, de gele dotterbloemen, de pinksterbloemen, de mei zoentjes en de fiere paardebloemen als worden cum grano salis want werkelijke woestheid is in ons land nog maar heel weinig voorhanden. Die Vereeniging heeft dan 't geluk gehad, om beslag te kunnen leggen op een deel van de bosschen en vennen te Oisterwijk, die met hun omgeving wel kunnen beschouwd worden als de hoogste uitdrukking van het Brabantsche schoon. Het van Esschenven, Witven, Choorven en Tonven, gemakkelijk in een paar uur te bewandelen bevatten een rijkdom aan planten en dieren, zooals waar schijnlijk nergens in ons land op een even beperkt terrein te vinden. En gaan we even verder zuidwaarts in de richting naar de Beersen, dan stuiten we op een moerasge bied dat ook verbazing wekt door zijn rijk dom en waaruit die vennen een groot deel van hun vogelleven betrekken. Achter dat moeras gebied liggen weer heiden en vennen tot heel in de Belgische Kempen toe, waar tege lijk al de belangrijkste beken ontspringen die ons gebied doorstroomen. De Oister wijksche vennen nu moeten beschouwd worden als een deel van dat groote geheel. Nu leert de ervaring, dat zoo'n mooi stukje onherstelbaar gaat verarmen wanneer het van zijn natuurlijk gebied wordt afgesneden. In eenigszins gewijzigden vorm hebben wij dit in Amsterdam kunnen waarnemen aan het Vondelpark. Ik heb de verwording van dat park aanschouwd gedurende vijfendertig jaren, twintig goede en vijftien slechte. Het was een lust om jaar in jaar uit na te gaan hoe in 't eerst de vogelbevolking van het park toenam. Wij krijgen in Amsterdam onze woudvogels vooral uit het oosten van ons land en zij verspreiden zich via de bosschen, parken en beplante er.ven aan de klei en veenstreek. De Vecht, de Amstel en de oude groote wegen vormen een min of meer samenhangend boschgebied en zoolang het Vondelpark door den Amstelveenschen weg daarmee was verbonden, ontmoetten wij er allerlei vogels tot nachtegalen toe. Sedert de bebouwing van het Willemspark en de groote veranderingen aan den Amstel veenschen weg gaat de vogelbevolking van 't Vondelpark met reuzenschreden achteruit. Iets dergelijks kan nu ook in Oisterwijk gebeuren. Daar ligt ten zuiden van het Choorven een groot stuk hei en bosch, dat als 't ware aangewezen is voor villaterrein. Kwam daar een villadorp, dan zouden onze vennen wel aardig"' blijven, maar met hun grootschheid was het gedaan. Het bestuur van de Vereeniging tot Behoud van Natuur gouden sterren op hun krachtigen steel en daarachter, daarboven de bloeiende boomen Eén weelde! n jubel! n bloemen pracht. Trekken de Hollanders uit als de Betuwsche boomgaarden in feestdos zijn? Eén klein stukje lenteweelde schikte ik samen in de bronzen vaas, maar de weelde van de lente is onuitputtelijk. Als wij werkelijk die groote schoonheid waardeeren, dan kunnen wij niet anders, dan enkele takken meenemen naar huis en bewust meevieren het lentefeest, dat aan zooveel stervelingen ontsnapt, omdat zij niet toezien, omdat dagelijksche beslommeringen hen meer in beslag nemen, dan de komende lente! A. BIENFAIT * * * Ons Kookboek HEERENSCHOTELTJE Men gebruikt: 1% ons bitterkoekjes, 1% ons kinderbiscuits, l Va ons abrikozen jam, h glas rhum of punch van rhum, % glas water. De koekjes en de biscuits weekt men in de rhum. Men legt ze met de jam laag om laag in een steenen vorm, de onderste laag biscuits, en laat dit staan tot een uur vór het eten. Dan keert men den vorm om en giet er onderstaande roomsaus over. N.B. Berekend voor 6 personen. M. W. ROOMSAUS Men klutst 2 eierdooiers, vermengt ze met 2 eierlepels meel of maïzena, en voegt er % kan melk, % stokje vanille, l stukje boter en suiker naar smaak bij. Onder gestadig roeren kookt men de saus tot deze eenigszins gebonden is. M. W. CONGRESPUDDING " Men gebruikt: 1% ons beste rijst, V»glas rhum, Vs glas suiker, Vs pot abrikozen jam (liefst een geleiachtige soort). Kook de rijst in water goed gaar en zeer droog. Doe er de rhum en de suiker door. Schik laag om laag de rijst en de jam, te beginnen met de jam, in een steenen vorm. Koud geworden keert men den vorm op een schaal om en giet er roomsaus over. M. W. Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden: Koninginneweg 93, Haarlem. IflIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllilllllllllllllltllllltllllllllllllll ^miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiuiniiinmiiiniiinnijiig orseiien Prima, stoten. baleinen. lllllllllllmillllllllllllMHIIMIIIIIIIIIIIIIIIIItlllltl monumenten heeft daarom reeds in 't voorjaar van 1914 pogingen gedaan, om dat terrein in handen te krijgen, en 't was juist gereed om als naar gewoonte een beroep te doen op de beurzen der belangstellenden, toen de oorlog uitbrak en alle dergelijke acties stop gezet moesten worden. Het blijkt thans ech ter, dat er toch voortgang mee moet worden gemaakt en het restant der Oisterwijksche rentelooze leening, dat nu nog f 25.000 groot is, wordt nu uitgegeven. Hoe kunt ge dat thans doen", is er gezegd, nu het zaken leven is ontwricht en niemand weet wat hem nog boven het hoofd hangt, 't Is nu geen tijd voor luxe dingen". De Vereeniging echter meent dat haar werk nu juist geen luxe werk is en dat.de gelegenheid voor den aankoop zelve gunstig is te noemen, wat toch ook meetelt. En 't gaat om geen groote bedragen, want de aandeelen zijn gesplitst tot in stukken van honderd gulden. Boven dien, wie niet leenen wil kan geven, want giften tot elk bedrag, hoe klein ook, worden gaarne ontvangen aan het kantoor der Ver eeniging, Rokin 69, Amsterdam. Als ieder, die met plezier in Oisterwijk heeft gewan deld, n cent per doorloopen kilometer afstond, dan was het geld er direct en 't zakenleven bleef ongemoeid. Ik durf op deze plaats voor deze zaak spreken, omdat de Groene" een groot aan deel heeft gehad in het tot stand komen van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmo numenten. Toen de kwestie van het Naardermeer acuut begon te worden heeft mijn onvergetelijke vriend Heimans in dit blad een paar artikeltjes geschreven over de be teekenis van het behoud van rijke natuur landschappen en, zooals gebruikelijk is, gevraagd om naamkaartjes als bewijzen van instemming. Hij kon mij toen een sigarenkistje vol van die naamkaartjes en brieven sturen en dat leverde een belangrijke aanwinst aan leden voor de jonge vereeniging. Als ik nu eens op deze manier een sigarenkistje vol guldens bijeen kon krijgen, dan zou ik daarin een aardige hulde zien aan zijn nagedach tenis. Maar niet aan mij sturen, liever direct aan Rokin 69, waar ook mooi geïllustreerde circulaires met inschrijvingsbiljetten voor de leening te krijgen zijn. JAC. P. THIJSSE * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl