Historisch Archief 1877-1940
23 Mei '15. No. 1978
DE A-MSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
SALANDRA,
Italië's eerste minister, de man van
het oogenblik.
«HmMHinnnmiuiiHHHniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
wijze ontdekt en hunne daaraan vooraf
gaande bezigheden schenen hen nu niet
in het bijzonder te hebben aangewezen om
ons in de geheimen er van in te leiden.
Ze hebben het rondweg zelf erkend en deze
bekentenis geeft dubbele waarde aan hunne
getuigenis. Als goede Belgen van de oude
school, overtuigd, dat het de plicht eens
volks is gelukkig te zijn, stonden ze vroolijk
te keuvelen op het groote plein te Bergen.
Ze genoten van het rustige Belgische leven
en vermeden diepe gedachten te wekken.
De komst van een Franschen vriend, Georges
Ducrocq, brengt het gesprek op
ElzasLotharingen; men vermeldt zich in tallooze
grappen over de oud-modische deunen,
welke op dat oude instrument nog getokkeld
worden, doch intusschen verschijnt in de
gedachten der beide vrienden het probleem
in een nieuw licht. De wensch wordt bij
hen geboren om daarginds", in het gebied,
waar ze het heftigst is bestreden, kennis te
maken met de kracht, schuilend in den
tegenstand van de Latijnsche beschaving,
geboden tegen die andere" die achter den
schoolmeester een gendarme kan plaatsen.
Bestaat dit vraagstuk ook niet in België
zelf, heerscht daar ook geen quaestie van
taal en van invloed, en vindt men in dit
geschil niet den wedijver tusschen twee
beschavingen?" Is België niet op den huidigen
oogenblik nog het slagveld van twee tegen
strijdige beschavingen ?
Wat zoudt ge zeggen", vroeg hun Qeprges
Ducrocq, zoo in de weegschaal, waarin de
verschillende voordeelen tegen elkander
worden opgewogen, iemand de zwaarte
van zijn degen wierp?"
Malligheden", antwoordde men, Wilhelm
H zou dat niet doen. Als vriend komt hij onze
tentoonstelling bezoeken."
Maar Wilhelm I is ook wel als vriend
naar Parijs gekomen voor de tentoonstelling
van 1867."
Welnu, zoo we den inval niet konden
weerstaan, zouden we hem moeten onder
gaan. Macht is macht."
Maar hier kom ik nu juist tegen op,"
antwoordt Georges Descrocq.
Elzas-Lotharingen heeft veertig jaar ge
leden de macht aan den lijve gevoeld en
Elzas-Lotharingen worstelt nog steeds. Het
land wordt door den soldaat beheerscht,
doch wijst de Duitsche beschaving af. Heeft
die rol geen grootsch karakter? Verdient
dat zelfs niet ook van een ander dan Fransch
standpunt bestudeerd te worden?"
(Wie zou" op dat oogenblik gezegd heb
ben, dat het lot van België in een zoo kort
tijdsverloop zoo buitengewoon zou gelijken
op dat van Elzas-Lotharingen!)
Doch een egoïstisch verzet drong in den
geest der beide aangesprokenen op.
Wat kunnen wij er aan verhelpen? We
spreken tot Belgen!"
mmiiiminiiiiBiumliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMi
't SCHANDAAL VAN LAZARUS
DOOR
JEANNETTE WINK-NIJHUIS
(Slot)
Onderwijl phantaseerde de meneer" z'n
pas aangevangen roman verder, van de
colibri onder de musschen, de kleurige bloem
uit 't zonnige land, in de kille modder
overgeplant, vertrapt door de nijdige schoenen
van sjacherende kooplui. Kooplui, ba!
Natuurlijk was ze van minderen stand, en
hem uit liefde gevolgd, en nu verborgen ze
hun geluk voor de familie, die natuurlijk k
weer niets erkende dan stand en geld, vooral
geld. Kooplui! paardebloemen, mod
der, geldmodder! Die ploerten zouden 't
natuurlijk winnen ze wonnen het altijd,
want ze waren machtig. En dat schuchtere
kind was weerloos, zooals hij zélf ook weer
loos geweest was, lang geleden, in zijn jeugd.
Dat donkeroogige viooltje zou wel weer
doodgetrapt worden, natuurlijk, zoo ging
het altijd. Er was nu al angst in haar
oogen!
En wat kon hij doen? hoe kon hij
helpen? Ze waren arm, had Mina gezegd,
en ze werden bestolen...
Toen hij dien avond zijn kopij wegbracht,
liet hij een brief in de bus van No. 3 glijden
schuw, als een betrapte schooljongen.
Hij, de man van droomen, en niet van daden,
had nu de daad begaan, door Madame" in
vloeiend fransch, ridderlijk zijn hulp en
bijstand aan te bieden, waar en hoe ze die
ooit noodig mocht hebben.
Eindelijk, na drie weken van spanning,
plotseling de catastrophe.
Het rare stel van Lazarus" had nu drie
weken de straat bewoond zonder nig
nieuw gebeuren dan dat de luitenant nijdig,
en de juffrouw treurig begon te kijken
de deftige meneer hield steeds dezelfde
En het antwoord dat volgt heeft een wer
kelijk voorzeggend karakter:
Ge spreekt tot getuigen. Het oordeel
der wereld zal misschien eenmaal in de
quaestie Elzas-Lotharingen het laatste woord
spreken!" >
Tot de reis wordt dus besloten en deze
reis verhalen ons Dumont Wilden en Léon
Souguenet. Zij hebben hun onderzoek
ondernomen met den vurigen wensch naar
onpartijdigheid, waartoe twee mannen, levend
in de koortsachtige en hartstochtelijke at
mosfeer dier dagen, zich bij machte gevoelden.
Zij hebben steeds en in de eerste plaats
getracht naar juiste waarneming, meer ver
trouwend op de kleine feiten, welke het
toeval tot u brengt, dan op het doorsnuffelen
van boeken, waarbij men altijd kans loopt door
het letterkundige karakter op onjuisten weg
te komen. Per rijwiel hebben zij de steden
en dorpen der geannexeerde landen bezocht;
zij hebben gesprekken aangeknoopt met de
voorbijgangers op den weg, in de herbergen
overnacht, den kleinen burgerman, den
lageren beambte zoowel als den man van poli
tieke beteekenis ondervraagd. En wat zij
hebben gezien en gehoord, hebben zij te boek
gesteld. Het verhaal is zoo opgewekt, zoo
levendig, zoo boeiend, dat de belangstelling
met elke bladzijde groeit, naarmate de ziel
van den Elzas zich scherper af teekent. Hun
werk gaat men niet ontleden, want de be
koring schuilt juist in het fluks opgeteekende
détail dat, los van het geheel slechts mid
delmatige waarde heeft, terwijl het in de
lijst van het verhaal, een gansche bladzijde
tot sieraad strekt.
Te Metz wordt de kathedraal bezocht.
Voor de hoofddeur staan we stil; een der
pijlers is gesierd met een propheet met
monnikskap. Maar dat is, in de kleedij
van den propheet Daniel Wilhelm, de meester!
En onze gids vermaant: lacht niet, daar
komen menschen aan.";
Opmerkelijk is vooral de vrees, de angst,
waarmede de atmosfeer der steden en
plaatsen, die men bezocht, als 't ware ver
vuld lijkt.
Alom ontmoet mep de vrees voor de
politie." Doch indien al met zorg vermeden
wordt openlijk uiting te geven aan zijn
gevoelens, hetgeen in het diepst der ziel
omgaat breekt zich baan tusschen duizenden
kleine feitjes. Trouwens niet alle Elzassers
koesteren die vrees voor de politie" welke,
naast de vreeze dez Heeren in den Elzas
het beginsel aller wijsheid schijnt te zijn.
Iedereen heeft wel gehoord van la
Lorraine Sportive", van den heer Samain en
'van zijn botsingen met de openbare machten
Het gezag verbiedt dat in de straten op
de trompet wordt geblazen... de volgende
week zijn de inwoners van Metz getuige,
hoe een schare mannen in militaire pas door
de straten marcheert. Het is la Lorraine
Sportive". De jongelui dragen dezelfde
kleedij als anderen, die men te Nancy heeft
ontmoet. Maar zij houden tegen hunne
lippen gedrukt trompetten, welke geen ge
luid geven en die zij met krip hebben om
wonden." Ten slotte verklaart het gezag:
Ge maakt het ons lastig!" O zoo, maar
gij zelf", antwoordt Samain, meent ge, dat
ge het 'ons niet lastig maakt?"
Waar is die* koene Samain thans? Gevan
gen of gefusilleerd? Men zal het vermoe
delijk niet te weten komen vór de oorlog
is geëindigd.
Te Noisseville staat het trotsche gedenk
teeken van de Gallia" met den gulden helm,
die een gesneuvelden Franschen soldaat in
haar armen houdt. En nu moet men lezen
hoe de heer Jean, de oprichter van den
Souvenir Francais", en van het gedenkteeken
van Noisseville, heeft te strijden met het
burgerlijk gezag: maar waarom wilt u
toch bijlbundels en vlaggen op het voet
stuk aangebracht hebben? Omdat
het soldaten waren! Begrijpt toch dat
het geen kruideniers waren: ik kan er toch
geen suikerbrooden op laten aanbrengen?"
Te Weissenburg is het geen gesneuvelde
soldaat, die rust in de armen van de door
smart getroffen Gallia", maar een levens
krachtige haan, de Gallische haan, die luid
keels zijn groet aan de morgenzon zendt.
Dit edele en eenvoudige gedenkteeken
prikkelde de toorn der pan-germanisten.
uu nu i u i IIIIIIMIIIIII i in iiiiin
onpersoonlijke persoonlijkheid toen er
een rijtuig om den hoek ratelde, 't Was een
gure regendag, en de grimmige voorjaars
wind gierde over 't vlakke veld.
Een rijtuig in deze doodloopende straat,
die nooit een rijtuig zag dan ns in 't jaar
een huurkoets, als meneer Smit van No. 35,
die een beroerte gehad had, naar 't station
gereden moest worden, om zijn kinderen in
Arnhem te bezoeken!
Een equipage met twépaarden koetsier
in livrei natuurlijk stilhoudend voor 't huis
vol geheimenissen.
Twee oude heeren stappen uit de
n in uniform vol goud 't beruchte huis
binnen.
Da's deftige klandisie, en zoo vroeg op
den dag," grinnikt de slager tegen juffrouw
Bentinck, die even was komen hooren,
waarom het dubbeltje soepbeentjes nog niet
bezorgd was
Zwijn" de juffrouw verontwaardigd
de deur uit. Zoo'n spotvogel toch, die slager!
Alle neuzen komen voor de ruiten, bij 't
wielgeratel, en juffr. Boudewijnse zei direct
tegen haar man, die juist vrij van dienst
was, en nu haar naaimachine repareerde,
dat die in 't goud vast en zeker de vader
van dien dooien Lazarus was, hij zag net
zoo geel, en hield 't hoofd ook zoo raar opzij.
Wie zou de andere zijn? Wacht, ze moest
juffrouw den Beker altijd nog die geleende
haakpatroontjes terugbrengen - die woonde
d'r vlak tegenover.
Meneer en juffrouw den Beker bleken zér
verontwaardigd over al dat schandaal in hun
straat, waar nooit zie zooveel de juffrouw
knipt met duim en wijsvinger of ze'n snufje
zout in de soep doet op te zeggen ge
weest was!
? Juffrouw Knol, die k aan is komen
loopen, is vast en zeker van opinie, dat die
andere meneer een notaris is, meegenomen
om de slet" een afkoopsom aan te bieden
als ze dien armen jongen" vrij laat. En
juffrouw Lanter ontrafelt ondertusschen het
geval voor eenige aandachtige hoorderessen.
Och, ja," zucht juffrouw Bentinck, met
tranen in de oogen. Zoo'n arme, oude man,
maar zógaat het, als je jong bent, trap
pen ze je op de rokken, en als je oud bent,
op je hart:
De uren verloopen, sterker wordt de
BOUWT TE NIMSPEiT.
Mooie boschrflketerreinen.Spoor.Tram,
Electrlsch licht, Telephoon. Inlichtingen
Mfl. .DE VELUWE", Nunspeet.
HAND-S VINS DE CIIAMPAüNh
Rerrier-Jpuet
, ,,. Epcrnay.
Conccssion'iiüi.rcs.x .
Sauter & Polis,Maastricht.
-- American
Eau de Cologne
wordt het MEEST gevraagde Merk.
Imp.: JEAN MULDER, Sloterdijk.
TRA D B
MARK.
Le Cognac Martel!
est garanti comme tant Ie
produit naturel des vins
récoltés et distillés dans la
région de COGNAC.
Agents:
KOOPMANS en BRUINIER,
AMSTERDAM.
Wanneer er een optocht langs ging, dan
balden zij de vuist naar den haan, en zwoe
ren, dat zij hem plukken zouden. Bij de
onthulling van het gedenkteeken heeft echter
een kreet weerklonken, die men reeds lang
uitgestorven waande! In tegenwoordigheid
van een ontelbare menigte, heeft de plech
tigheid in de volmaakste orde plaats...
Plotseling heft de schare, de gansche me
nigte, zich niet meer kunnende bedwingen,
de Marseillaise" aan, een opbruisende
Marseillaise, die de dooden in de schoot der
aarde opwekt, gansch het veroverde land
doet trillen en doordrong tot in het hart
van het verbaasde Duitschland... En de
Fransche vaandels, welke op den Qufberg
wapperden, werden onderling verdeeld. Met
welken eerbied heeft men er in een bevrien
de woning een voor ons ntfbld!"
In het dorp, in den herberg, waar alle
Kriegervereine" samenkomen, schijnt tus
schen de Duitsche prenten, ze alle uit den
geest wegdringend, de Droom" van Detaille
thans de verwezenlijking nabij te zijn,
Te Straatsburg, waar Ie Journal
d'AlsaceLorreine",de Revue Alsacienne", het Musée
Alsacien" onvermoeid werkten voor de on
afhankelijkheid, doet zich het onverwoest
baar streven daartoe zich nog krachtiger
gevoelen,
Hier neemt men de nederlaag van 1870
op als een episode in den strijd, welke nog
steeds niet is geëindigd... De Elzasser is
niet overwonnen, men heeft hem zijn grond
ontroofd, men heeft hem de zorg voor de
geldmiddelen ontnomen, men onthoudt hem
de openbare betrekkingen. Maar wat hindert
dat ? De Elzas behoudt voor zichzelven zijn
onverzoenlijke ziel en geest, en, zoon van
een ras van dapperen, lacht hij om dat ont
zaglijke Duitschland, dat zijn uiterste krach
ten inspant voor de geestelijke verovering
van zijn kleine land."
wind, en de regen striemt tegen den
blinkenden hoed van den koetsier, die op en
neer loopt, rillend en mopperend om 't lange
oponthoud.
De paarden trappelen.
Voorzichtig glijdt een deur op 'n kier, en
een zure stem vraagt of de koetsier ook
een borrel wil."
Nou, juffrouw, wat graag; 't is om hier
de koue koorts op je lijf te krijgen."
Juffrouw Lanter, wie de onzekerheid te
kraswas geworden doet nu navraag, en de dank
bare koetsier toont zich toeschietelijk.
Ja zeker, 't was zijn vader, de oud
minister, uit den Haag, en de andere, die
gouden, was de commandant van zijn regi
ment; de stiekemerd had 'm gesmeerd,
niemand wist waarheen, die aap had nou,
om zoo te zeggen, nooit willen deugen,
maar nou zou 't 'm eens verteld worden,
dat ie z'n ontslag kreeg, as ie die meid
niet zitten liet. O, zoo! En waar most ie
dan van leven? Hij, die 't zoo royaal ge
wend was....
Juffrouw Lanter, half achter de deur, uit
angst, dat iemand haar zal zien, geeft aar
zelend antwoord, en offreert een tweeden
borrel. De flesch staat onder haar bereik,
op 't gasmeterkastje.
As 'k je niet ontrief, graag, juffrouw."
Z'n blik glijdt naar 't gesloten huis. Nog
niks te zien, dat kan nog 'n tijdje duren;
die gladjanus had niet gedacht, dat z'n
plannetje uit zou komen; hij kent me best,
heb 'm duk genog gereje; toen ie me
strakkies de deur los dee, wier ie zoo wit
as 'n dooje en stoof naar boven. Zoo'n
eend, waarom doet ie niet as vroeger, toen
had ie nog veul meer an de hand, maar
toen liep ie niet in de smiezen.
Juffrouw Lanter weet nu genoeg, en laat
met een korten groet de deur stil dicht
vallen.
En op den hoek, plat gedoken tegen haar
winkeldeur, met een bont om voor de kou,
staat de slagersjuffrouw, als gehypnotiseerd
starend naar de paardenkoppen.
... De luchtgolyen hebben 't verder ge
trild, van een minister en een hooge, vast
'n generaal uit den Haag grootheden
van een parade, van 't Hof, nu hier, in hun
straat met livrei op den bok van de
staatsiekoets...
Verheerlijkt zijn ze plots, en de heele
MCTZE6
LeiDSCHCSTRAAT
AMSTCRDAM
een GROOTG
MCT ZORG GCKOZCN coLLecne
PCRZISCHC TAPUïeri
C65CHIKT VOOR HAL. SALOft
WOOMKAM6R , eeTKAMeR.
WAARONDER DE SOORTEN'.
GHCORDeS Fi.145- n 210.-. AKBAR
'pi.15p-Fi.375.MUSHGABAD n.160.- n 325.-.AFGHAM
n.l75.-n.65QMAHAL Fi.250.-Fi.450r/TOWAN FI.
295.-n.525.KIRMAN H.650.- Fil300.-,mceri5CROOTTe*KWaLIT0T
eN KLemeRe KLCCDJES
VOOR
DIVAN-en
eewice veRTeceriwooRDiceRs IN
VAM
LIBCRTY^CO
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii iini HI >"'" "H" "i "i ""i"
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiii"""""
Het Duitsche decor verbergt niets. De
werkelijkheid komt steeds naar voren. Wij
zien wat er achter alles blijft bestaan, gelijk
we weten, dat achter de borden, welke op
de hoeken de straten in het Duitsch aangeven,
diep gegrift in de onverwoestbare steen een
Fransche naam gegrift staat. We begrijpen
de beteekenis van een ouderwetsch uithang
bord, van een fout in de spelling van een
Duitsch woord, van een prent voor het raam,
en we verstaan de oogknipjes.de glimlach
jes, de teekenen, welke de overwonnenen
elkaar geven onder de oogen van den om
den tuin geleiden overwinnaar.
Zou die ontzagwekkende Duitschen mis
schien simpelweg belachelijk wezen? Te
Straatsburg begint die vraag zich steeds meer
op den voorgrond te dringen. Helaas, dat be
lachelijke neemt op dit opgenblik een ander
karakter aan ; men lacht niet meer te Straats
burg, men siddert, men weent en men bidt er.
Doch wellicht begint, meer dan ooit in
het diepst der gemoederen de vonk, die nog
steeds rockende was, op te flikkeren met
ongekenden gloed. De hoop, waarvan bij elke
schrede Dumont-Wilden en Souguenet het
bestaan constateerden, groeit in de harten van
zeer velen. Het woord der jonge eenvoudige
Elzasser vrouw, die zij ondervroegen en die
van de Franschen verklaarde: We blijven
steeds op ze wachten," is misschien waarder
dan in eenig tijdperk der geschiedenis. Hoe
vurig echter die hoojj ook moge wezen,
geen Elzasser zou ooit de bevrijding van
zijn land gewild hebben tegen den prijs van
den huidigen oorlog. Het wachtwoord was
geduld te hebben en de toekomst voor te
bereiden. Men gevoelde zich aan Duitschland
gebonden. Frankrijk scheen te vergeten,
toonde zich onverschillig. Het scheen wel
alsof alles uit was.... Tenzij.... En dat
woord keerde telkens terug in den mond
der Elzassers: tenzij... ! Het daarmede
bedoelde, dat men niet dorst onder woorden
brengen, is de werkelijkheid van dit oogen
blik en vervult de wereld met het gedaver
van zijn kanongebulder. Wat zal de dag van
morgen aan den Elzas brengen? Niemand
weet het. Maar Dumont-Wilden en Souguenet
straat voelt solidair met den armen Laza
rus" _ bezorgd om z'n redding.
Het arme vliegje in glinsterend net ge
vangen als ze hem nou maar van die
lel af kunnen halen! zukke meiden ont
zien toch ook niks of niemand, als ze de
menschen maar arm en ellendig maken
kunnen !
Meer en meer wordt de voorname luitenant
beklaagd, zoo'n hals, zOo'n stakkerd
hij had zulke trouwe oogen stel je toch
eens voor, een vader, die minister is, en
zoo'n gouwen generaal, n eigen equipage!
Als hij zich nou maar redden laat!
De meneer van 37 is ook in spanning;
Mina kan nooit lang mokken, en heeft 't
verbod al weer overtreden,
triumphantelijk de juiste toedracht vertellend.
En nu is het hem, of zijn lot daarginds
beslist zal worden, of hij naar boven ge
vlucht is. 't Was toch immers te ver
wachten, dat zulk een liefde niet bestaan
kan in deze ploertige wereld; geen lelies
bloeien uit een moeras . . .
De bloem uit het zuiderland houdt al
zijn denken gevangen. En ginds, bij
Schimmel galmen ze luid-uit:
Welzalig, hij, die in der boozen raad,
Niet wandelt, noch op 't pad der zondaars
gaat,
Noch nederzit, waar zulken samenrotten."
Het orgel dreunt, al strenger, al harder,
overstemmend het eindelijk wegratelen van
't rijtuig met twee stille gedaanten, waarvan
n het hoofd buigt, diep, hél diep.
Den volgenden morgen trekt het rare
stel", belast en beladen, even stil en plotse
ling weg, als 't gekomen is. Hoe of wat
of waarom, weet niemand met zekerheid
zelfs Drees, wiens boekje al betaald was,
is geen uitsluitsel gegeven, of deze reis een
definitief afscheid aan de straat was.
Een jongen van Drees volgt met een z waren
koffer, waar de nieuwsgierige straat een
adres in Bruxelles" afleest.
De vlucht der gelieven" grappigt de slager,
en een striemende regen vaagt het laatste
restje patchoulie" weg.
Om vier uur staat dehuisheer, een goed
moedige dikkert, op de stoep. Het dreigende
alarm had hem eindelijk ook bereikt, en
hadden gelijk te schrijven, dat zij niet onver
schillig wilden blijven bij het smartelijke
drama, dat zich in de Elzasser ziel afspeelt:
Het drama beklemt ons. Wij kunnen dien
strijd welken een klein volk voor zijne
beschaving, die ook de onze is, voert, niet
aanschouwen alsof we er geheel buiten
stonden. Wie zal ons verzekeren, dat wij
morgen niet op ons eigen gebied denzelfden
strijd zullen hebben te voeren?"
iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiur
Nieuwe boeken van deze week
Mr. J. G. C. JOOSTINQ, L. A. F. REDDINGIUS,
K. A. BEVERSLUIS, Menscheli/ke stemmen uit
de oorlogvoerende landen, bijeen gebracht
door..., 44 pag., f 0.25. Groningen, P.
Noordhoff.
ALEXANDER STERNHEIM, De Drinker, 212
pag. Amsterdam, J. Emmering.
. E. CHITS ROZEN, Wiegeliedje van
Poppekind, gedichtje van getoonzet door JEANNE
VAN DER HAAR BÖTTGER, f 0.35. 's
Gravenhage, Van der Haar en Van Ketel.
C. VAN DER POL, Waarom
Volksbewapenins? (Het vraagstuk van de naaste toe
komst voor iederen staatsburger) 47 pag.,
f 0.15. 's Gravenhage, C. L. G. Veldt.
J. HOSTE JR., Het goede recht van België,
24 pag., f 0.10. Amsterdam, De Vlaamsche
Stem."
NOTO SOEROTO, Mélatiknoppen. Gedichten
in proza, 66 pag., f 1.25, geb. f 1.90, Amster
dam, S. L. van Looy.
NIGHOLAS MURRAY BUTLER, De Internatio
nale geest. Voorrede van Gabriël Hanotaux.
Ingeleid door Mr. W. H. de Beaufort, 130
pag., Amsterdam, P. N. van Kampen en Zn.
J. PETRI, Holland, wees U zelf! een cul
tuur beschouwende schets, (serie Levens
vragen"), 43 pag., f 0.40, Baarn, Hollandia
Drukkerij.
Jos. GOUDSWAARD, Uit 't leven van een
leurder, 68 pag., Amsterdam, Mij. Elsevier",
Dr. H. H. MEULENBELT, Bij onze zieken,
305 pag., Baarn, Hollandia Drukkerij.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmmiiiiiiiiiii
nu komt hij, vastbesloten er een eind aan
te maken." Terwille van n huurder kan
hij met al zijn huurders geen ruzie hebben
en geluwd was de woede niet, als hij eerst
nog gehoopt had.
Een klein, nijdasserig kereltje, met spits
puntbaardje, is bij hem, en rukt nu aan de
bel. 't Is Hevelink, de behanger.
Toevallig laat de meneer van 37 Spits
uit, en, beleefd als altijd, waarschuwt hij
Op reis, meneer Janssen."
Mina had hem pas ingelicht.
Op reis, op reis, driftigt het spitse ventje,
't is wat moois"?en hij pakt hem bij een
knoop van zijn slobberend huisjasje.
Op reis, in uniform ?"
Nee, ik geloof in burger," is 't ont
hutste antwoord.
Boven hun hoofd worden ramen open
geschoven.
Hadden ze vél mee?
Ja, dat weet ik niet, aarzelend, of
hij de voortvluchtigen eigenlijk niet behoort
te helpen.
'k Ben er leelijk in geloopen, en hoop
maar, dat ze er voorgoed vandoor zijn, m'n
geld heb ik" vertelt lijmerig de huisbaas.
Ik zeg nog zoo: meneer, is u gehuwd ?"
Jawel," zeit ie, maar 'k ben een arme
jongen." Nou, een officier geloof je toch,
en hij betaalde vooruit. Ik kan hem z'n
trouwboekje toch niet vragen, of zeggen, dat het
hier geen stand voor 'm is!
Maar, meneer Janssen, schuchtert het
oude manneke, belasteren ze nou die men
schen niet, dat ie toch getrouwd is, beneden
z'n stand, of zoo, en dus ver van de familie...
Wat getrouwd ? stuift Hevelink nu op
de smeerlap z'n meisje woont in Rotter
dam hij het, God weet,, al veel meer op
z'n geweten, maar dit was een kellnerin uit
Brussel, en die andere vriend betaalde
mé, voor n was ze te duur fijne ge
schiedenis. Nou, dat juffie zal de grens
al wel over zijn gezet, mijn 'n zorg,
maar Ik mot m'n geld voor 't zeil en de
gordijnen.
De meneer vao 37 loopt door, 't hoofd
gebogen van schaamte, dat hij, 't kind met
grijs haar, geloofd heeft, geloofd in de rein
heid van een geurige bloem, die giftig was,
toch giftig!
* * *