Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
23 Mei '15. No. 1978
t-.
Rembrandt in en om
Amsterdam
Onze grootste schilder is zelden
getroffen geworden door de eigen
aardige stille bekoring van het
Hollandsche stadsschoen. Noch de kleu
rige frischheid van Amsterdams
burgwallen noch de statige schoon
heid van onze grachten hebben hem
blijvend geboeid. Van hem kennen
wij geen fijne stadsgezichten als ons
nog altijd bekoren van Berckheijde,
van Van der Heijden, van
Saenredam, van Beerstraten en van zoovele
anderen. Te verklaren en te begrijpen
is dat wel. Het grootsch-menschelijke,
dat Rembrandt vooral. zocht, vond
hij niet licht op de straten, pleinen
en grachten der woelige koopstad,
waar hij niettemin het grootste deel
van zijn leven heeft gesleten. Am
sterdammers heeft hij bij menigte
geschilderd, maar Amsterdam liet hij
ter zijde.
Zoo is de voorstelling in den regel.
JMet eenige verwondering kon men
dan ook een boek ontvangen als dat
van Frits Lugt, dat ons Wandelingen
met Rembrandt In en om Amsterdam
(Amsterdam, P. N. van Kampen en
Zoon) beloofde. Het resultaat is ver
rassend, tenminste ten deele. De
boven gegeven voorstelling behoeft
wel herziening, geen principieele ver
andering. Want ook op onze wan
delingen met Rembrandt zwerven
wij meer om dan in Amsterdam. -?
Buiten, al dadelijk op en onderden
wal, dan den Amstel op, den
Zeeburgerdijk langs, daar vond Rem
brandt de plekken, waar het
Hollandsche landschap, al of niet gestoffeerd
met menschen en dingen, hem onmiddellijk
boeide. Boomen en water, de hooge hemel
daarboven, die wijde schoonheid van ons
land, zooals wij' die nog lederen dag kunnen
genieten bij Amsterdam zoo was ook het
landschap van Rembrandt.
De heer Lugt heeft een even nuttigen
als aantrekkelijken arbeid verricht. Hij is
met Rembrandt gaan wandelen, maar heeft
den meester telkens staande gehouden met
de vraag: waar zijn wij hier? En op die
'??^wt^'H .<^S?f/
/ vv .$&&.>; jjSï1' "f*?«.*;.
- - ,. ; -v}* :«ri3|p;.«,.->; ?-?iA«3J," l 'v-;-... .?
?»., ? ?>:-?? >>«2«!^$&'''-«,jr. ? ;;lt»*>V
^?v _,fVrv-'E«&:,ï^fe-,/, ? ,.^|>&'r*>-f
? '?' " ? ?' ?*?«'*?< -- - 'W '- *'"-9Vj--»i,«5(S*".
. .?, ^-..--CSfrï;'
.' ---r .r '
? . .A.*'*1.
Gezicht langs den Amsteldijk voor Trompenburg
Teekening door Rembrandt in een Parijsche verzameling, vroeger in de verzameling J. P. Heseltine (HdG. 1062)
vraag is meer dan eens van Rembrandt zelf
een afdoend antwoord gekomen. De schilder
zwijgt ook wel eens, verzonken als hij was
in de pracht van wat hij voor zich zag,
maar in den regel weet de heer Lugt zijn
geslotenheid te overwinnen. De uitkomst is
even verrassend als rijk. Natuurlijk weet
iedereen, dat Rembrandt den Westertoren
en de ruïnes van het oude stadhuis heeft
afgeteekend. Maar dat men met Rembrandt
een wandeling langs de wallen van Amster
dam kan doen, dat men met hem kan gaan
langs den Amstel tot Ouwerkerk toe en
langs den Zeeburgerdijk tot de Zuiderzee toe
en overDiemen terug, dat was minder bekend.
Hoe verrassend de ontdekkingen van den
heer Lugt zijn, mogen enkele voorbeelden
aangeven, Rembrandts beroemde molen, zoo
dikwijls gehouden voor 's vaders molen te
Leiden, blijkt te hebben gestaan op het bol
werk de Passeerder,
tusschen de Looiers- .
en Passeerdergracht, waar thans het nieuwe
St. Bernardusgesticht aan de Marnixstraat
zich verheft. De heer Lugt kwam tot deze ver
bluffende localiseering door de beroemde
ets in spiegelbeeld te bezien, een methode,
die voor de hand ligt en toch zeer onge
woon is en die ook elders zeer verras
sende resultaten heeft opgeleverd. Een
teekening, die altijd als een Hollandsche dorps
straat is beschreven, blijkt niets an
ders dan het bolwerk de Rose bij
de Raampoort met den molen de
Smeerpot. Zeer verrassend is ook
de wijze, waarop prenten, die opper
vlakkig niets met elkander hebben te
maken, door den heer Lugt met elkan
der in verband kunnen worden ge
bracht. Wij geven hierbij als voor
beeld een drietal gezichten aan den
Amstel bij Trompenburg, waar een
aantrekkelijk gegeven als het ware
in drie stadia is behandeld.
Zoo geeft het boek van den heer
Lugt veel belangrijks en veel aan
trekkelijks, veel ook, dat ontwijfel
baar als juist kan worden aanvaard.
Zijn methode is de ware; zijn kennis
is zeer uitgebreid; zijn conclusiën
zijn scherpzinnig en voorzichtig tege
lijk. Een enkele maal wil hij te veel
bewijzen. Dat b.v. het beroemde
Sixbruggetje aan den Amstel bij
KleinKostverloren is teruggevonden, is niet
meer dan een vernuftige onderstel
ling ; het is waar, dat het in de buurt
van Hillegom, waar de familie Six
sedert 1642 de buitenplaats Elsbroek
bezat, ook nooit is aangewezen.
Ernstiger bezwaar is het, dat wij bij
onze wandeling door en om Amster
dam ons niet alleen ophouden bij de
schilderachtige plekken, door Rem
brandt vereeuwigd, maar ook bij de
huizen van allerlei personen, waar
mede de meester in betrekking stond.
Dat geeft aan het boek ee»wat twee
slachtig karakter en tast de eenheid
van compositie aan. Wij waren met
Rembrandt gaan wandelen om mooie
landschappen te zien, niet om zijn
vriendin, nog minder om
zijnschuldeischers te bezoeken. Maar het is
waar al wandelende komt het gesprek
licht van het eene op het andere. En wan
neer men al voort-gaande zooveel mooiste
zien krijgt, is men ten slotte zeer dankbaar. De
heer Lugt heeft inderdaad een degelijk en
mooi boek gegeven. Het is aanwinst voor
Rembrandt en voor Amsterdam.
H. BRUGMANS
d
Hetzelfde gezicht
Teekening door Rembrandt in de veraameling van den Duke of Devoiishire te Chatsworth. (HdG. 836)
Hetzelfde gezicht
Teekening door Rembrandt ir. de verzameling van den Duke of Devonshire te Chatsworth. (HdG. 837)
IIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIItlllllllllllllUIMIIlMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
MIIIIIIIIIIIIIIIIHIMMlmil
Na de Viering
Een gesprek met Albert Verwey.
Vorigen Zaterdag hebben enkele vrienden
en vereerders plechtig den vijftigsten ver
jaardag van Albert Verwey herdacht en in
gezelligen kring gevierd. De leden van het
uitvoerend comitévan Jiet
Verwey-huldebetoon, vele dichters en kunstenaars en kunst
vrienden zijn op 15 Mei den dichter van
Demeter en van Persephone te Noordwijk
gaan begroeten.
Ik ben hen achterna gegaan... om bij die
gelegenheid van den dichter te vernemen,
welke zijne indrukken van de hem ge
wijde viering zijn geweest, welke beteekenis
hij aan dien heugelijken dag wil hechten,
welke besluiten de ontvangen blijken van
heel bijzondere waardeering in hem ver
wekt hebben... En ik dank de redactie
van De Amsterdammer" me die opdracht
te hebben gegeven... Het verheugt me zeer,
op die wijze, mijn deel te mogen nemen in
de viering, die Holland aan een zijner beste
dichters feestelijk heeft voorbereid, mijn
stem te kunnen mengen in de dankbetui
ging die het intellectueele Groot Nederland
hem heeft willen brengen...
Men mag niet in alles met Verwey's poë
tische richting instemmen, zekere zijner
tegenwoordige of vroegere inzichten
negeeren, maar men kan niet weigeren het hoofd
te buigen voor zijn vruchtbare en edele
carrière, voor zijne rechte gedragslijn, voor
het zuiver, echt, eerlijk werk, dat hij aan
de literatuur van zijn land heeft geschon
ken. In hem wordt de heele Nederlandsche
dichtkunst gevierd. En in die viering deel
ik gretig; geestdriftig, met ontroering en
met den dank van een dergenen die hunne
jeugd door de schoonheid van de Nieuwe
Gids" lyriek doordrongen en gewijd zagen,
en aan niemand van de bezielde schaar
hunne hulde en hunne erkentelijkheid willen
onthouden. En ik durf bijna zeggen dat
heel het literaire Vlaanderen achter me staat
waar ik hier deze hulde pleng...
Verwey was een der baanbrekers van de
beweging van '80, is gebleven de meest vol
hardende van de eerste Nieuwe Gidsers;
en we voorzien zelfs niet den gang ten
avond van dien Benjamin der oudere"
dichters, leider van de beweging" der jon
gere poëten.
Het oogenblik waarop een echt
Nederlandsch dichter door het jonge Holland wordt
geëerd, heb ik willen te baat nemen om eenige
woorden uit den mond van den gevierde op
te vangen, over wat de feestviering ter zijner
eere. beteekende, over de bron waaruit hij
ten dezen dage de levenmakende beginselen
van zijne kunst putte, over de toekomst die
hij zich wenschte en droomde
En ik mocht het den goeden, ouden
Penning nazeggen:
Verheugd naar Noordwijk opgegaan
Bij dreunlied ginds uit zee,
Bezie 'k voor 't eerst uw dorp, uw huis,
Gevoel me op Villa Nova thuis,
En denk me ook duin en ree
De dichter genoot nog van de navreugde
van den blijen, begeesterenden dag En ik
vond heel simpel en aandoenlijk de huiverige
voldoening waarmede zijne vingers gleden
over het schoon stuk perkament van het
album met honderden namen gevuld
dat hem op 15 Mei door zijne ver
eerders werd geboden, tegelijkertijd met eene
bescheiden gift die de prachtuitgave zijner nog
slechts in handschrift bestaande, nieuwste
gedichten moet mogelijk maken en'nog wel
in den loop van dezen voor uitgevers van
verzenbundels mér dan ongunstigen oor
logstijd.
Zulke ceremoniën zijn beroerd als 't je
eigen persoon geldt en dagen lang heb ik
me gedrukt gevoeld omdat ik meende dat
in dezen tijd dergelijke feestelijke huide
betuiging niet op haar plaats was. Ik heb
me, zooals ik tot mijne vrienden zeide,
alleen er mee kunnen vereenigen, ten
slotte omdat het niet ik was die werd ge
huldigd, maar ons werk: een vereeniging
van kunst en gedachte. Juist nu hebben we
behoefte aan gemeenschap met onze broe
ders van hier en van over de grenzen. In
dien zin van gemeenschap heb ik toen ook
het huldeblijk aanvaard. En 't was een groote
vreugd voor me uit brieven, die ik van
overal ontving, voornamelijk van Duitsche
vrienden, te vernemen dat er iets tóch door
den oorlog niet gebroken was: de hoogere
gemeenschap van idee; nochtans is die ge
meenschap door den oorlog, op zeker oogen
blik, heel scherp bedreigd geweest, zoodat
ik vrees koesterde voor de toekomst
Thans weet ik dat er banden zijn, die blijven...
Mijne vrienden, al mijne vrienden zijn heel
hartelijk voor me geweest... en wat me 't
meest heeft ontroerd is de warmte waar
mede ze hun hart hebben uitgesproken; ik
heb met evenveel warmte het genoegen ge
had hun genegenheidsblijk te mogen aan
vaarden Ik kan u dan allén zeggen: 't is
een heel aangename verjaardag geweest...."
Ik meen nochtans wél, dat in de be
doeling van de inrichters het huldebetoon
mér dan een gewoon jubileum, mér zelfs
dan de viering van uw kunstenaarschap
moest beduiden Wil u me de richting
deh'nieeren waarvan in uw persoon de leider
werd gevierd?''
Mijn innigste levensvoldoening berust
op de liefde van de jongere dichters. De
Beweging bestaat thans tien jaar en 't is ons
duidelijk geworden, dat sedert dien een aantal
dichters tot uiting zijn gekomen, die den
zelfden kijk op natuur en kunst hebben. Om
dat dadelijk een richting in de poëzie te
noemen, dat zou ik niet willen. Ik zou de
laatste zijn om een goed gedicht uit te sluiten,
omdat het niet tot wat men mijn richting
noemt, behoort Ja, wat heb ik met de
oprichting van De Beweging bedoeld ? De
tien verschenen jaargangen zullen u dat be
grijpelijker maken dan wat ik u in een paar
woorden kan zeggen Alles wat ik mede
te deelen had, vindt u in mijn tijdschrift.
Als er een richting uit mijn opvatting over
poëzie blijkt, dan zal die tot u spreken uit
wat ik daar heb neergeschreven?Hoofd
zaak is : goede poëzie leveren ... wordt er
later aan die poëzie een zeker karakter be
vonden, des te beter, maar de uiting zelf
gebeurt meestal zonder opzet?Trouwens,
eene beweging is nooit de idee van n
persoon, er worden langzamerhand elementen
in opgenomen, die de richting min of mér
wijzigen...."
Ik liet den dichter niet los, drong op
definieering aan
't Onderscheid van de poëzie van mijn
jeugd en de tegenwoordige ?... Toen ik
jong was, groeide ik in den bloei van het
naturalisme en het impressionisme... en nu
is 't een tijd van veel inniger, dieper leven
Ik heb de Beweging gesticht op het oogenblik,
dat de eigenlijke impressionistische kunst
het begon op te geven tegen de meer innerlijke
en omdat ik wou de geestelijke beweging van
dien nieuwen tijd tot uiting brengen, maar
zonder eenzijdigheid 't Spreekt van zelf,
dat jonge lui die na dien tijd zijn gekomen,
dien kant uitgegaan zijn Onze jeugd
was oppervlakkiger dan de hunne, mér
bewogen door uiterlijke indrukken, door
de otngeving, door die natuurlijke, ge
makkelijke aandoeningen die voor de
jonge jaren schenen weggelegd.... 't Is heel
merkwaardig dat zulks bij de jonge lui van
de laatste tien jaar niet meer het geval is,
ze zijn veel mér bezonnen, mér reflectief,
gaan uit van een idee van innerlijk leven....
't Gaat hier heelemaal niet om een questie
van leeftijd, maar om een verschil van tijd
perk ... een wezenlijk verschil Voor mij
zelf beteekent die evolutie den overgang van
jeugd naar mannelijken leeftijd, maar bij de
jongeren heb ik ze zien gebeuren als een
verandering van tijdperk Wat voor mij
was de uiting van mijn rijpen leeftijd, vond
ik plotseling bij een geheel geslacht jonge
menschen terug Ware dat jong ge
slacht daar niet geweest met die nieuwe
neigingen en dat reflectiever instinct, dan
zou ik allén veranderd zijn als dichter,
maar er ware niets gebeurd Maar het
samentreffen van mijn ouder gevoel met het
nieuwe bewustzijn der jongeren, dat was de
gemeenschap van de nieuwe richting, de
aansporing van eene beweging?Trouwens,
de strooming welke ik heb vertolkt, was niet
louter eene poëtische, maar eene algemeene....
In alle kunsten trad er rond 1900 eene meer
ideëele strekking naar voren... ik noem hier
bijv. de architectuur van Berlage, de schil
derkunst van Verster... ook het proza was
aangetast door de nieuwe geest, door het
sterker naar voren treden van het georga
niseerd innerlijk
Als men dat gedenkt, dan beteekent mijne
viering misschien wel iets algemeens: in
zoo verre de jongere menschen die De Be
weging tot beweging maakten, blij waren
tezamen met een oudere den weg te hebben
gevonden voor hun eigen werk, en dat
hebben herdacht op mijn verjaardag.... Dat
wil dus zeggen dat in De Beweging heeft
plaats gehad de verbinding van het jonger
geslacht met het ouder element van de
Nieuwe Gids, en daar ik zelf over Pen
ning aan Potgieter verwant ben, en dus
tevens met het verleden en met de jeugd
verbonden ben, kan ik thans het heerlijk ge
voel koesteren dat in de Nederlandsche poëzie
eene zekere continuïteit blijft heerschen..."
Mag er sprake zijn van eene literaire
school", voor De Beweging?"
Volstrekt niet. Ik wil allén dit be
weren: dat De Beweging de strooming van
de poëzie uitdrukt, zooals ze op dit oogen
blik in Holland is... Wat niet zeggen wil
dat er buiten De Beweging geene goede
dichters bestaan... die zijn er wél... Er heeft
nooit bij mij bestaan eenig opzet om een
school te formeeren... De Beweging kon
natuurlijkerwijze worden geboren door het
feit dat personen van de oudere generatie
zich, op zeker oogenblik, verbonden hebben
gevoeld met personen van de jongere...
En na tien jaar, is 't ons evenmin te doen
om een zekere strooming te handhaven als
't ons in den beginne erom te doen was deze
strooming te scheppen.., Ik wacht de toe
komst af... En met genoegen zie ik eene
nieuwe beweging tegemoet, eene mogelijke
verandering... Het komt maar op n punt
aan : open staan ! altijd open staan !..."
Ik vroeg nog enkele bijzonderheden over
den nieuwen bundel, die door de zorgen
van Verwey's vereerders in 't najaar het
licht zal zien Zal het werk ons fragmen
tarische poëzie schenken of een
gedichtengeheel ?
Fragmentarisch is het boek niet. Mijn
wijze van dichten verloopt vrijwel op de
zelfde manier. Er vormt zich eerst een
algemeen gevoel van wat ik zou willen uit
spreken. En dat algemeen gevoel breng ik
tot uiting, al schrijvende?Zózie ik mijne
poëzie ontstaan als gedachten-reeksen, die
bij elkaar aansluiten. Als ik een paar jaar
heb gewerkt, dan bekom ik aldus een boek
dat in reeksen uit elkaar zou kunnen geno
men, terwijl die reeksen met elkaar toch een
geheel vormen 1
Mijn nieuwe bundel zal drie deelen om
vatten; het eerste boek heet Het Eigen Rijk,
IIHttllMMIMHmHMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIilllHIIIMIIIUIIIIlmlIll
het tweede Het Rijk in de Wereld, het derde
Nieuwjaarsmorgen
Uit het werk zal opnieuw spreken de eenheid
van het leven dat is de grondgedachte van
mijn heele bestaan. . . . aldoor .ben ik op die
gedachte terug gevallen, sinds ik er het meest
duidelijk van uit ben gegaan in 1888 met
mijn gedicht Van het Leven,' dat niet een
estetisch, maar wel mijn meest principieele
werk is, het begin van mijn later oeuvre...
En omdat dat grondbeséf, dat levensgevoel
voller dan ooit tot uiting komt in mijnen
te verschijnen bundel, ben ik
aitermatelverheugd dat dit boek, dank aan mijne vrienden,
zal kunnen uitgegeven worden?"
Een boek is een halte, en Het Eigen Rfjk
dagteekent reeds van vór een paar jaar;
daarbij gaat Verwey zeer met de
tijdsstrootningen mee! Ik verstoutte me dus mijne
vragen verder te strekken en den dichter
over zijn te komen werk te polsen
Na Het Eigen Rijk, heb ik in zekeren zin,
het zonderling gevoel gehad dat ik met het
uitspreken van mijn innerlijke gedachte had
afgedaan, dat ik gezegd had wat ik te zeg
gen had. Mijn bedoeling was om voortaan
mijn verbeeldingskarakter sterker en losser
van de na-gedachte te laten spreken, me
eenvoudig voor de natuur open te zetten,
in te drinken wat vór me kwam. Toen brak
de oorlog los, gebeurde de inval in België....
Het opschrift van mijne gedichten uit die
dagen geeft die eigenaardige inénkrim
ping wél weer: In weerstand.... Zoo
heeft de oorlog me een andere richting
voorgeschreven dan ik eigenlijk bedoelde....
Dat bewijst nog eens dut 't leven altijd wel
gelegenheid zal geven om te dichten
Zoolang het leven zoo groot is als het is,
hoeven we niet te vreezen Poëzie hangt
van geene richtingen af... de stroomingen,
de bewegingen keeren en veranderen, maar
de poëzie die de onmiddellijke spraak
van het Leven in den Mensch is vergaat
niet, evenmin als 't Leven zelf, al spreekt
dit zich anders in andere tijdperken uit
Dit was weer de breede uiting van een
dichter niet slechts van den leider ner
beweging"... ? .
In 't duin heeft Verwey een verren hori
zont, in de zee daarachter, de eindeloosheid...
En met de vreugde van met zijn buigzamen
geest in aanraking te zijn geweest, van het
leven te hebben gevoeld in eensgezindheid
met een dichter, wandelde ik door het duin,
langs de zee... En toen ik Villa Nova"
niet meer zag, beeldde ik me nog in boven
't dak, in den vallenden avond, een groote
Nederlandsche feestvlag, al wapperende..
Amst. 20 Mei 1915
ANDRÉDE RIDDER