Historisch Archief 1877-1940
Zondag 30 Mei
A*. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BR'UGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN, Mr. a KELLER, Secretaris.
Abonnement per 3 maanden f \ 65
Voor bet Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Adrertentiën vaa 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . .
Advertentiên op de finantieele- en kunstpagina, per regel
RM^UI»^ p" rfz^ ,,..... i .......
. . ?0.25
. . 0.30
. . , 0.40
INHOUD: Blz. l : Oorlog en Democratie, door
v. H. An meine Frennde in Ost nnd West, door
F. T. Eeden. Uit de Parlementaire Sfeer.
Confetti. 2: Bnitenlandsch Overzicht, door G.
W. Eernkamp. Zeeuwseh Vlaanderen en Neder
land, III, (slot), door dr. Chr. F. Haje. Feuil
leton : Henrïëtte, I, door Paul Zech 3: De
Getuigschriften voor Voorgeoefendheid, door W. P.
Hnbert v. Blüenbargh. A. Plate, door G. H.
Hintzen gehuldigd. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Rogge. Een merkwaardige Nederl. Cultuur,
door J. Smid. 6: De Be-identie Ternate, door
H. B. Boelfsema. Dramatische Kunst, door H.
Borel. Muziek in de Hoofdstad, door Sem
Dresden. 7: Het uiterlijk van onze scholen, door
Th. M. Ketelaar. Fransche kunstenaars uit de
achttiende eeuw, door H. Wie ben je? door E.
Groenevelt. Jaures' laatste werk, door Jos.
Loopnit. 8: Kleine Stadhuizen, door J. H. W.
Leliman. 9: Fin. en Econ. Kroniek, door J. D.
Santilhano. In en om het Prinsenhof, II.
10: Leekenspiegel. Spreekzaal. Teekening van
G; van Baemdonck. Haegsche Brieven, III.
11: De Asschepoester onder de Broodjes, teekening
van Joh. Biaakensiek. Schaakspel, red. dr. A. G.
Olland. Datnrubriek. red. K. C. de Jonge.
Byvpegsels : Slecht voorgaan doet slecht volgen,
teekenini; van Joh. Braakensiek. Oorlogskaart
van Zuid-Oostelijk Europa.
IIMIIIIIIIIIIIIII 'lllllltllllllllllllMIIMIIIIIIIflIllllllllllllllllllllllllllllllllllir
OORLOG EN DEMOCRATIE
Toen in het jaar 1871 in onze Tweede
Kamer het toenmalige lid Van Eek Neder
land had opgeroepen om, ter verzekering
van den wereldvrede, de internationale
politiemacht te helpen in 't leven roepen,
die toen weer eens door eenen
Schots,chen rechtsgeleerde was ontworpen,
want er is niets nieuws onder de zon,
en ook het tegenwoordig ten onzent
veel besproken plan v. V." is eene dame
met aanmerkelijk langer verleden achter
den rug, dan menig aanbidder bevroedt
door wie ze zich thans het hof maken
laat! toen eischte hij ook, dat zoo
spoedig mogelijk het recht van oorlogs
verklaring van den Koning, in onze Grond
wet zou worden vervangen door den eisch
van voorafgaande raadpleging der Kamers.
Europa had juist den
Fransch-Duitschen oorlog beleefd, en 't was naar de
middelen om te zorgen dat dit nu de
laatste oorlog zou zijn geweest, dat
men zocht. De Nederlandsche
Vredebond, (want: er is niets nieuws onder
de zon), die het jaar daarop een bundel
studiën en adviezen verspreidde over de
middelen om den vrede voortaan duur
zaam te doen zijn, wijdde aan dat
recht tot oorlogsverklaring een groot deel
zijner aandacht: Nederland behoorde den
anderen staten een voorbeeld te geven,
door in te stellen g-een oorlogsverklaring
zonder volksraadpleging.
Hierin zou immers de beste waarborg
tegen den oorlog liggen. Want de volkeren
zelve lijken immers altijd bij uitstek
vreedzaam ... wanneer men in vredes
tijd over ze filosofeert!
Erzijn stroomen overgephilösofeerd, bin
nen- en buitenlands: dat de natie's het recht
van oorlog zelve ter hand moesten nemen,
teneinde er een recht van vrede van te
maken. De Fransche Revolutie had deze
instelling immers ook reeds doorge
voerd. ... Mirabeau er eene van zijne
geweldigste redevoeringen over gehouden.
Maar laat ons hierover niet te veel
praten, want een middel tot den vrede
heeft die tijd 't zeker nu juist niet doen
blijken te zijn !
Er is niets nieuws onder de zon. Ook
nu weer is de oude idee opgestoken : als
de volkeren zelve maar te beslissen
hadden! Als de democratie ook maar de
internationale verhoudingen beheerschte,
en deze niet in 't geheim bekonkeld
werden door kleine groepjes diplomaten.
Voor den duurzamen vrede is
democratiseering van het buitenlandsch beleid
het aangewezen middel; zeggenschap
der parlementen, om te beginnen, in zake
de oorlogsverklaring.
In tijdschriften en publicatiën, (en
onzent en elders, populair of geleerd,
valt het weer te lezen ; als een soort
ongeloofelijk eenvoudige waarheid wordt
't overgenomen: zoo het recht tot den
oorlog maar ware verdemocratiseerd!
* *
Bij al het verbijsterende, dat de hou
ding van Italië heeft gebracht: die
maandenlange zekerheid van den oorlog;
en het enkele wachten op het mooie
weer; dat volslagen gevoellooze voor
bondgenootschap en ridderlijkheid; den
eeredienst van het heilig egoïsme, is
voor de buitenwereld misschien nog wel
het allermerkwaardigste dit: daar j's de
oorlogsverklaring nu met de volle maat
gedemocratiseerd geworden!
Men begrijpt, dat het velen, die er
buiten staan of die het te zeer bedroeft,
ongeloofelijk voorkomt.
Maar toch is het beter deze zaak onder
de oogen te zien, en zich niet er uit te
praten met: omkooperij op groote schaal
door de Entente"; intimidatie"; dema
gogie en volksmisleiding"; psychose,
en reeds ingetreden ontgoocheling".
Want de waarheid blijft toch, dat
zooals het daar nu in Italië' tot den
oorlog gekomen is, niet alleen formeel,
maar ook inderdaad, alles in de nauwste
puntjes naar den democratischen eisch is
toegegaan. De volkswil heeft ampel ge
legenheid gehad tot beraad en beoor
deeling der zaken; en zich daarvan ook
rekenschap gegeven; hoogen en lagen,
eenvoudige zielen en academische centra,
waren het eens; voor geen enkel diplo
matiek fait accompli is de natie gesteld,
integendeel,?zij zelveheeft den ommekeer
gegeven ; de ministerportefeuilles zijn ter
beschikking gesteld geworden; de par
lementaire oppositie gehoord; de afge
vaardigden hebben gestemd in gewel
dige meerderheid, en ook de kleine
minderheid van socialistische tegen
stemmers heeft veel minder bijzonders
dan het lijkt, omdat het hier slechts
een groep, allerminst een massale partij
gold, en andere socialistische fracties
even krachtig met de overigen pro
hebben gestemd.
Wat hier de beslissing heeft gegeven,
j's de democratie zelve, is volkswil
geweest.
Nu kan men deze beslissing wel be
treuren, en zeggen, dat hier het volk zich
heeft laten beïnvloeden en misleiden";
zich onverstandig of onwaardig gedragen
heeft. Doch daarmede is toch nimmer
iets anders gezegd, dan dat men als
volksvriend of als vredesvriend, de demo
cratie beter en bezadigder had ge
hoopt, dan ze in dit geval is gebleken
te zijn.
Niet echter hoe een idealist of een enthou
siast zich haar zou gelieven te droomen,
maar zooals ze j's, oefent de democratie
hare macht in de wereld. Wie haar wil,
en wie haar wenscht erkend, moet haar
zien en nemen in vleesch en bloed, zooals
zij reilt en zeilt.
Het moge sommigen ontgoocheling
hebben gebracht: de gang van zaken
in Italië heeft weer eens bewezen, dat
ook een volk, ook eene democratie, in
volle eigengerechtigheid, in niet anders
dan aanvalsdrang, oorlogzuchtig kan zijn,
en in den strijd trekken.
Er is trouwens onder het philosofeeren
over den tegenwoordigen oorlog reeds
vaker hieraan te weinig aandacht gege
ven. De tegenstelling: regeering = oor
logmakers; volk = vredezoekers, is te
gemakkelijk verkondigd. Nauwkeurige le
zing der verschillende
regeeringsdocumenten deed integendeel ook al zeer duidelijk
zien, dat van Sasonow en Berchtold af,
tot Engeland toe, de staatslieden bij het
wikken over oorlog of vrede, elk voor zich
angstvallig luisterden naar de publieke
opinie" in hun land. Ten onzent wordt
soms, omdat wij zoo vredelievend waren,
en wij niet van oorlog droomden, te ge
makkelijk de voorstelling aanvaard, dat
de andere, groote volken daar vór de
beslissing ook zoo los en vreemd van
gestaan hebben."* 't Geen niet zoo was.
Wanneer wij trouwens maar eens in
onze eigen papieren willen terug blade
ren, en de dagen naslaan waarin wij het
laatst de werkelijkheid van een conflict
aan den lijve hebben gevoeld, de dagen
van 1831/32, metjden tiendaagschen veld
tocht en de volksdrift tegen het
muitersrot", dan zal men beseffen, dat zelfs
de meest koudbloedige, bezadigde en
vreedzame natie zich uit eigen wil in
een strijd werpen kan, met eene hard
nekkigheid, waarvan een buitenstaander
wellicht weer zeggen zou: wel, wel, wat
een wonderlijke boel."
Zoo toonen zich de zaken, gelijk zij
zijn, en het oog mag er niet voor ge
sloten worden, dat ook de volkeren
kunnen aandrijven niet op vrede, maar op
oorlog. Ja, in onze tijden laat zich misschien
geen oorlog meer denken, waar niet
ook de volkswil aan.mee heeft gedaan.
Het is hiertegenover natuurlijk nog ge
heel iets anders, dat zij later misschien
wel eens zouden willen, het maar niet ge
wild te hebben! En dat die volkswil aan
anderen soms erg willoos of willekeurig,
onverstandig of misdadig, toeschijnen kan!
Maar het blijft eene misvatting, dat
democratieën oorlog elkander niet zouden
verdragen; en men heeft te aanvaarden
dat ook elke gezonde democratie zich
nog wel eens tot strijd geroepen ge
voelen kan.
Er treft haar hiermede op zichzelve
nog geen smet, noch mag het als een
gebrek, een bewijs van onvermogen,
worden voorgesteld. Het is, wat dit be
treft, maar de vraag, waaróm een volk
den oorlog wil.
Het kan dien willen, omdat het 't op
offeren van den vrede en de gemakken
van het heden, geboden acht voor de
lange roe&omsfbelangen van nationale
bestaanszekerheid en levenskracht. Daar
door toont zich dan eene gemeenschap
juist opgewassen tegen de
verantwoorlijke taak, om zelve de belangen van
haren staat te besturen; en logenstraft
zij de tegenwerping, dat in de democratie
slechts zou worden gelet op de
onmiddelijke voordeelen van het oogenblik en van
het levende geslacht.
Het kan natuurlijk ook anders zijn,
minder fraai!
Doch, wat men hieromtrent van de
Italiaansche aangelegenheid denken moge,
dit bevestigt zij in elk geval: dat, hoe
ook bestuurd of zich besturend, de natiën
nog wel eens strijdlustig uit den hoek
kunnen>komen. Ook in haar eigen innigste
wezen ligt de ongestoorde vrede niet.
Integendeel.
Beter daarom dan hare verantwoorde
lijkheid nu weg te redeneeren, en te doen
alsof pas verschillende nieuwe, democrati
sche veranderingen in de rechtsinstituten
van buitenlandsch beleid, vredesbewaring
en oorlogsverklaring, de grootste verbe
tering zullen kunnen brengen is het,
te erkennen, dat het waarlijk ook zonder
dien reeds aan gewicht van den volks
invloed niet hapert, en dat de eigenlijke
waarborg tegen licht- of onzinnig oorlog
voeren, moet komen van de geestkracht
en de zedelijke waarde der democratiën
zelve. v. H.
Uit de Parlementaire Sfeer
MR. TH. H. DE MEESTER
Wie nimmer een zitting van de Tweede
Kamer b iwoonde, verlaat, als hij van ge
reserveerde of publieke tribune de bijeen
komst voor de eerste maal heeft gadegeslagen,
het Parlement met eenige deceptie. Wanneer
hij groot-kiezer is in eenig district, een man,
die de lakens uitdeelt in een Centrale
kiesvereeniging, z.l hij ongetwijfeld een illusie
hebben verloren. Hij had zich het Parlement
voorgesteld als een gewijde halle, waar
streng decorum heerscht voor de honderd
uitverkorenen des volks. En hij heeft gezien
een zaal, waar een zeker aantal doodgewone
menschen zaten te praten, te schrijven, te
lachen en zeldzaam te luisteren.
Roodhuyzen zag hij werken aan een artikel
voor het Vaderland", Marchant doodkalm een
lijvig stuk bestudeeren, Drion peinzen over
een wijsgeerige bijdrage voor Onze Eeuw,"
en slechts een enkel lid luisteren naar den
redenaar, die voor 's lands belang zwoegde
op de katheder. Onze groot-kiezer heeft
dan het Parlement op z'n ongunstigst gezien.
De situatie verandert, als een politieke
figuur van beteekenis het woord vraagt. Dan
zwijgen de gesprekken, staken de pennen....
men luistert. Onder de gelukkigen, die het
oor der Kamer hebben, behoort de jub laris,
wiens beeltenis boven ons artikel prijkt,
mr. Th. de Meester.
Veertig jaar geleden, op 28 Mei 1875,
promoveerde hij te Utrecht tot meester in
de rechten. Reeds in Juli van dat jaar
werd hij benoemd tot adjunct-commies
eerste klas ter provinciale griffie te Gronin
gen. Drie jaar later werd hij aldaar tot
commies bevorderd. Op 10 September 1885
verwisselde hij dit ambt voor de betrekking
van secretaris der gemeente Groningen.
Zeven jaar daarna werd hij benoemd tot
An meine Freunde in Ost und West
Verzweifelt nicht, Ihr Schwestern and Ihr Brüder!
obwohl noch laat der Holle Stimme spricht,
wir finden uns einmal geweitet wieder
und der Kanonen Donner trennt uns nicht.
Wir fürchten nicht das Reich von Blut und Eisen,
wir zittern nicht vor der Daemonen Bliek,
denn unverwüstlich steht das Haus des Weisen.
Aus Traum und Sehnsucht baut er festes Glück.
Es mag der Wahn noch wüten wo wir wohnen,
das Herz fallt seinen Tiicken nicht anheim.
Ein Wort von uns erlöset Millionen.
Aus der Verheerung grünet unser Keim.
Erfreuet euch im unermesslich Trauern,
denn leuchtend winket unser Sacrament,
lasst unsre Treu das Etend berdauern
Wir gehn den Weg den nur die Liebe kennt.
Wir wissen nicht von Hass und nicht von Rache,
doch unsre Seele zwingel kein Gewalt.
Wir halten an der Freiheit Pforte Wache
bis einst ihr Weckruf allen Menschen schallt.
O, Zaget nicht, Ihr Schwestern und Ihr Brüder!
Ein ewig Schild ist unsre Harmonie.
Ihr seht das Ziel, Ihr kennt die Kraft der Lieder
und der Oedanken heilige "Magie.
Ein einig Volk von Edlen und Gerechten
lasst fest uns stehn in der Nationen Streit,
in gleichem Stolz vor Herrschern und vor Knechten,
zum freud'gen Spenden immerfort bereit.
Ein Blumenband aus Grossmut lasst uns weben
wo zarte Schönheit machtig sich bewahrt,
bis sich zu neuem, gotterfüllten Leben
das Erden-Antlitz jugendlich verklart.
administrateur der generale thesaurie bij het
depaitement van Financiën. Die hooge be
trekking bekleedde hij tot Mei 1898, toen
hij benoemd werd tot vice-president van
den Raad van Ned. Indië. Zes jaar later
keerde hij om gezondheidsredenen naar het
vaderland terug. In 1905 werd hij weder
goedgekeurd voor den Indischen dienst en
bij koninklijk besluit van 27 Juni 1905
opnieuw benoemd tot vice-president van
den Indischen Raad. Hij ging echter niet
naar Indië terug, want de Koningin riep
hem tot hooger waardigheid. De stembus
van 1905 had een einde gemaakt aan de
heerschappij van het kabinet-Kuyper. Wie
wat meer is ingewijd in de polit eke
geschiedenis dier dagen, weet, hoe mr.
Goeman Borgesius opdracht had tot vor
ming van een kabinet en inplaats van
zelf de teugels te nemen, er de voorkeur
aan gaf, in navolging van Thorbecke, een
kabinet te vormen, met hem n des geestes,
doch zonder den kabinetsformateur tot tijde
lijk president van den ministerraad.
De uitverkorene was mr. de Meester. In
moeilijke omstandigheden aanvaardde hij het
bewind. De geweldige agitatie, die de ver
kiezingen van 1905 hadden gewekt, werkte
nog na, de mannen der antithese waren ver
vuld van de felste verbittering. Een linksche
meerderheid in de Tweede Kamer was er, doch
zwak, zeer zwak, doordat geen vast accoord
voor de stembus was getroffen. Een
rechtsche meerderheid in den Senaat zat op het
vinketouw om het vrijzinnig kabinet den
voet dwars te zetten. Heemskerk en Tal ma
zagen smachtend naar de groene zetels. Het
was een daad van grooten moed, dat, spijt
al deze tegenwerkende factoren, het
kabinetde Meester zitting nam. Men heeft het iro
nisch een ministerie van kraakporselein ge
noemd. Maar het wist niettemin, vooral dank
zij zijn ministerpresident, de pacificeerende
taak te vervullen, die het zich bij zijn
optreden had gesteld. Het wist met
bekwamen spoed de hervormingen voor
te bereiden, die de consequentie waren van
de overwinning van 1905. En toen het viel
door de overrompeling van 1908, toen Talma
en Heemskerk de groote rol speelden bij de
verwerping van Van Rappard's begrooting,
kon aan het afgetreden kabinet wellicht geen
grooter lof gebracht worden dan school in
de openhartige bekentenis van de Maasbode,"
toen het blad in Februari 1908 schreef:
want vooreerst, al staat het niet zwart op
wit, de meening is toch tamelijk gangbaar
in onze kringen en ook daarbuiten, dat aan
't kabinet-de Meester ook daarom de levens
draad is afgesneden, omdat de revisie-voor
stellen en deze nog wel in den meest radi
calen zin, reeds waren ingediend en het
fatale vierde jaar dreigend naderde met de
behandeling er van."
De heer De Meester bleef slechts kort
buiten de actieve politiek. Reeds in 1909
werd hij bij de algemeene verkiezingen tot
Kamerlid voor den Helder en voor
Schoterland gekozen. Hij opteerde voor het eerste
district en werd in 1913 herkozen. De regee
ring had hem onmiddellijk na zijn aftreden
als minister tot lid en voorzitter van den
Burgerlijken en van den Militairen
Pensioenraad benoemd.
Toen mr. Goeman Borgesius tot voor
zitter der Kamer werd gekozen, droeg
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti"".
Pro en Contra faccuse!"
Contra: Anonymus.
Met betrekking op uw artikel in De Am
sterdammer zijn uw pro-Duitsche gevoelens
evenzoo gehuicheld als dat u gelooft dat
het door u gepropageerde schaamlooze 1)
geschrift J'accuse" door een Duitscher zou
zijn geschreven. Zulke uit nijd, haat en woede
voortgesproten leugens kunnen maar van een
type met de laagste menschelijke eigen
schappen, zooals u er een bent, afstammen.
U scheurt het eereschild, dat de groote
Hollandsche zeehelden tegen Frankrijk en
Engeland hebben opgestoken, naar beneden
en vertrapt het.
Zoo zal ook de Pseudo-Duitscher met
zijn leugens overal veracht worden."
(Getypt ongeteekend schrijven aan F. van
Eeden).
Pro: Carl Spitteler.
J'accuse" habe ich erhalten, gelesen und
mich ber die meisterhafre berzeugende
Zusammenstellung der Thatsachen, also ber
die klare Darstellung der Wahrheit
ausserordentlich gefreut.
(Uit een particulier schrijven aan F. van
Eeden met goedvinden van den dichter
gepubliceerd.)
1) Vermoedelijk is schaamteloos" be
doeld, v. E.
*
Er wordt nu ten behoeve van het leger
in de Stelling van Amsterdam een fabriek
opgericht waar in déstad zelve munitie
kan woiden vervaardigd. Zooals de bladen
melden, zal de productie natuurlijk
voorloopig nog maar op bescheiden schaal"
geschieden.
Natuurlijk! Alle begin is moeielijk. Zachtjes
aan! Laat ons hopen dat de eventueele aan
valler van zijn kant ook zijn best zal willen
doen om de bescheidenheid in acht te ne
men. We zullen dat zeer waardeeren.
*
De bladen maken gewag van het heuge
lijke feit, dat een leider van de N. O. T.
in Londen door de 'Engelsche autoriteiten
feestelijk is onthaald en bewierookt. Waarop
de N. O. T. verklaarde voor de eer gevoelig
te zijn en ook verder werkzaam te zullen
blijven. De Not gaat nu naar Parijs en zal
ook daar wel gevierd worden.
De N.O.T. werd geboren niet uit
zonnegloren maar uit het feit dat wij geen zeggen
meer hebben over de zee en over ons goed.
Toen werd de N O.T. bewakeren slaagde erop
gelukkige wijze in meer vrijheid te krijgen.
Maar het was de vrijheid zooals die gegund
wordt aan den gevangene, die op een bin
nenplaats mag loopen, zulk vertrouwen door
goed gedrag verdiend hebbende.
En met de champagne in Hotel Ritz wordt
ook de gevangenschap zelve gevierd en ge
huldigd!