Historisch Archief 1877-1940
,4.A..JL,U
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
30 Mei '15. No. 1979
de Unieliberale Kamerclub aan den heer
De Meester het presidium op. Die keuze
was zeker gelukkig. Niet alleen toch
zijn groote bekwaamheden, doch mede zijn
rechtschapenheid van karakter, de nauwge
zette plichtsopvatting, die uit elke rede blijkt,
maken den heer De Meester tot een man van
gezag in het Parlement. Aan zijn oordeel
als finantieele specialiteit wordt terecht groote
waarde gehecht. In den doolhof onzer Pen
sioenwetten weet hij den weg als weinigen.
Op den dag, dat hij herdenkt, hoe hij
veertig jaar geleden promoveerde, zal menig
woord van hulde aan zijn verdiensten wor
den gebracht. Aan den feestmaaltijd, dien de
Unieliberale Kamerclub hem aanbiedt, zullen
speeches, van groote waardeering sprekende,
worden gehouden. Bij al zijn partijgenooten
zal de gedachte voorzitten, dat mr. De
Meester nog jaren zijn krachten moge geven
aan de vrijzinnige politiek. Mannen als hij,
die steeds het oog in de eerste plaats gericht
hield op hetgeen de vrijzinnigen vereenigt,
zijn voor de vrijzinnige concentratie on
misbaar.
Wij voegen van harte onzen geluk
wensen bij de vele, die mr. De Meester op
zijn feestdag zullen zijn geboden.
KAMER-RAAD
De oorlogsverklaring van Italië aan Oos
tenrijk is in de verschillende oorlogvoerende
landen begroet met de te verwachten uitin
gen van haat, minachting, vreugde, geestdrift
enz. Ook droefheid" is er door gewekt.
Dit verzekert ons een Men schrijft ons"
medewerker van de Nieuwe Rotterd. Courant.
De bedroefde menschen wonen in
Duitschland en zij zijn bedroefd, omdat zij voortaan
het Italiaansche volk, dat zij jarenlang aan
hun bondgenootschappelijk hart hebben ge
koesterd, dat zij zoo innig liefhadden, juist
om zijne beminnelijke gebreken, die hen hun
eigen onbeminnelijke deugden nog beter
deden beseffen omdat zij nu, zij het ook
zonder officieele oorlogsverklaring, dit volk
als vijand zullen moeten beschouwen en de
reisjes naar Florence, Rome en Napels, waar
mede zij hun onleschbaren dorst naar kunst
geschiedenis stilden, voorloopig eraan zullen
moeten geven. Ich natte einen Kameraden,"
kunnen zij nu zingen, met den nadruk op
hatte."
De stille medewerker van de Nieuwe Rot
terd. Courant zal het wel bij het rechte
einde hebben. Sommige Duitsche couranten
lieten een andere vois hooren: dolk. in den
rug boren, wat walsch is, valsch is, Itali
aansche trouw, en wat dies meer zij; maar
het laat zich toch best aannemen, dat de
grondtoon der stemming van het Duitsche
volk na eersten Pinksterdag was: droefheid,
droefheid over het verlies van een kameraad,
met wien het zoo graag uit wandelen ging,
omdat het zoo'n aristocratisch eruitziend
jongentje was; droefheid ook over het slechte
karakter van het anders toch zoo aardige
ventje. Want al mogen de Duitschers put
ten in Zuidwest-Afrika vergiftigen, de
Lusitania torpedeeren en vergiftige gassen als
aanvalswapen gebruiken, een ieder weet
toch, dat zij in den grond van hun hart
sentimenteele menschen zijn en het is dus
zeer begrijpelijk, dat hun eerste reactie op
Italië's oorlogsverklaring was: een tiittere
traan.
Maar zoomin als de liefde is de droefheid
bestendig van duur. Bij nader inzien is er
uit sommige soorten van droefheid nog iets
anders te distilleeren dan een traan. De
lezer kent de droevige lotgevallen van Die
fromme Helene" en herinnert zich den epiloog:
Als Onkel Noltke dies vernommen,
Wahr ihm sein Herze sehr beklommen.
Dit is het eerste stadium der droefheid.
Maar wanneer over eenigen tijd Men schrijft
ons" wederom in de Nieuwe Rott. Courant
ons zal verhalen van den gemoedstoestand
van het Duitsche volk na de oorlogsver
klaring van Italië, zal hij dien misschien
kunnen weergeven door de volgende regels
van den epiloog t
Doch, als er nun genug geklagt:
Oh!" sprach er Ich hab's gleich gesagt!
Das Qute dieser Satz steht fest
Ist stets das Böse, was men laszt.
Ei ja! da bin ich wirklich froh!
Denn, Oottseidank! ich bin nicht so!"
Neen, Duitschland is niet zoo! Dat zoekt
geen oorlog met een bondgenoot, met wien
het jaren lang, zooals Italië met Oostenrijk,
verbonden was door banden geen gewone
banden, geen banden van een vodje papier",
maar de buitengewoon innige familiebanden,
?^
HENRIËTTE
Een verhaal van den Nederrijn
Naar het Duitsch, van PAUL ZECH
Geautoriseerde vertaling door E. Bukowsky
I
Scherp sneed een kanaal door het vlakke
dampgesluierde landschap. Het was een
breed, vuil water, met een scherpe bocht
stroomde het van 't noorden en zijn lichtelijk
schuimende golven sloegen tegen de slecht
geplaveide kade. Aan beide kanten van het
kanaal stonden de hooge uitbouwsels der
kolenmijnen. Sintelvelden en kolenhoopen
dreigden als donkere gebergten. Kolenkarren
krijschten en plompe laadschuiten rolden log
op draaiende schijven. In het water langs
den wal lagen buikige sleepbooten en de
sjouwers sprongen als vlooien over de loop
planken. Op de boot gooiden ze vloekend
de zware manden van hun rug. Het roet
misvormde hun gezichten ; hun oogen schit
terden griezelig wit, als gaten met een scherp
licht er achter. Blauwe katoenen broeken
die speciaal Italië samengestrengeld hielden,
met Oostenrijk.
Het is waar in 1866 heeft Pruisen wel
oorlog gezocht met Oostenrijk, waarmede
het sinds 1815 verbonden was door den band
van den Duitschen Bond; met Oostenrijk,
van welks Keizer de Koning van Pruisen
zich de vasal gevoelde; in 1866 heeft de
Koning van Pruisen bovendien Duitsche
vorsten, die toch evenzeer souverein bij de
gratie Gpds" waren als hij, onttroond en
hun gebied geannexeerd maar dat was
een heel ander geval; dat alles werd geeischt
door de Staatsraison", en wat die eischt,
moet worden volbracht als een gebod van
Onzen Lieven Heer, ook al schijnt het aan
het beperkte onderdanen-verstand onrecht
vaardig of verraderlijk. Italië vindt misschien,
dat zijne Staatsraison" de oorlogsverkla
ring aan Oostenrijk heeft geeischt, maar dit
is juist een bewijs van de minderwaardig
heid van het Italiaansche volk, want zoo het
een goed begrip van zijne Staatsraison"
had, zou het inzien dar het alleen voorspoe
dig kon opgroeien door zich onder de lei
ding te blijven stellen van Duitschland en
van Oostenrijk.
Neen, Duitschland is niet zoo! Dat heeft
nooit, wanneer zijn belang dat meebracht,
zijn woord geschonden en verdragen ver
broken. België dan? Ja, dat was natuurlijk
weer een ander geval. In de eerste plaats
was die inval in België nu eenmaal noodig;
Staatsraison" alweer; en in tegenstelling
met het Italiaansche volk, heeft het Duitsche
altijd een onfeilbaren kijk opdeeischen van
de Staatsraison". Vervolgens heeft
Bethmann Hollweg, toen het geval er eenmaal
toe lag, de juiste bewoordingen gevonden,
waarmede aan een volk, dat het in de ethische
genialiteit zie de brochure van Mr. Dr.
J. H. Labberton zoover heeft gebracht
als het Duitsche, rekenschap moet worden
gegeven van zulk een schijnbare afdwaling
van den weg van Ueb" immer Treu und
Redlichkeit". Sprak hij niet op 4 Augustus
1914 in den Rijksdag: wij hebben door het
bezetten van Luxemburg en het binnentreden
van België, in strijd met het volkenrecht
gehandeld, maar nood breekt wet; wij be
gaan onrecht, maar zullen trachten dat weder
goed te maktn". Dat was mannentaal; ver
gelijk daar nu eens mee het flauwe praatje,
dat Sonnino heeft bedacht om de houding
van Italië goed te praten!
Met die laatste opmerking gaan wij accoord.
Wij hebberi hier vroeger al eens geschreven,
dat wij erg nieuwsgierig waren naar de
reden, die de Italiaansche regeering zou be
denken om aan de oorlogsverklaring een
glimp van recht te geven. Wat er voor den
dag is gekomen, viel ons erg tegen. Dat
beroep op artikel zooveel van het verdrag
met Oostenrijk, dat door Oostenrijk geschon
den zou zijn omdat het vooraf geen kennis
had gegeven van zijn plan om oorlog te
gaan voeren tegen Servië, was het werk van
een leerjongen in de diplomatie. Misschien
heeft Sonnino een gelukkiger greep, wanneer
de publieke opinie hem zijn werk terugstuurt
om het over te maken".
Want het curieuze van dergelijke staats
stukken is, dat zij soms worden overge
maakt". Dat heeft Bethmann Hollweg ook
gedaan met die beroemde redevoering van
4 Augustus. Moeten doen waarschijnlijk
niet op bevel van de publieke opinie, maar
van een in Duitschland nog grootere macht.
En in tweede lezing heeft hij het stuk
heelemaal bedorven. De eerste lezing: nood breekt
wet, onrecht, later goedmaken, was uitmun
tend; zij gaf aan Mr. Dr. J. H. Labberton
een huivering van eerbied, van
diep-zedelijke bewondering". Bij de tweede lezing
zal Mr. Dr. J. H. Labberton vermoedelijk
ook kippevel hebben gekregen, niet van be
wondering, maar van ontzetting. Want die
tweede lezing: dat België al lang in stilte
had geknoeid met Engeland en Frankrijk,
dat het dus zelf zijne neutraliteit a! prijs
had gegeven was belabberd slecht. Om
allerlei redenen; ook om deze, dat al die
later aangevoerde feiten gesteld dat zij
in het juiste licht geplaatst waren, wat wij
ontkennen nooit een rechtvaardiging kon
den geven van het in het begin van Augustus
tegen België gepleegde onrecht, omdat de
Duitsche regeering ze toen nog niet kende.
Zoo heeft Sonnino nog een kansje, wanneer
hij later een nieuwe lezing moet geven van
de redenen, waarom Italië tegen Oostenrijk
te velde is getrokken. Misschien dient het
geluk hem beter dan Bethmann Hollweg, en
vindt hij in tweede instantie den juisten toon.
Wil Sonnino niet onderdoen voor den Duit
schen rijkskanselier, en het geluk smaken, dat
althans zijne tweede lezing bij mr. dr. J. H.
Labberton een huivering van eerbied, van
diep-zedelijke bewondering" wekt, dan moet
hij (zie blz. 82 van de brochure van mr. dr.
Labberton) naar dit recept te werk gaan: hij
moet zich goed indenken in de omstandig
heid, dat de Italiaansche regeering, door het
verbreken van de aloude" banden met Oos
tenrijk, een daad heeft begaan, waarvan met
zekerheid kan worden verwacht, dat zij over
de geheele wereld (behalve bij de vrienden
kleefden aan hun hoekige kuiten en harde
dijen als een vooze, gekreukte huid.
's Morgens om acht uur gingen ze aan
het werk, goten scherpe jenever in hun keel,
en spuwden in hun eeltige handen. Wanneer
een boot volgeladen was, gingen ze stom
melend de kadetrap op en de kroeg binnen.
Die was boven op den heuvel en heette
Het Veerhuis." Soms werd er gevochten,
maar de kastelein had flinke handen en
krachtige voeten.
Wanneer de groote, verroeste bel twaalf
uur luidde, gingen de sjouwers op den hel
door de zon beschenen wal hurken. Altijd
in kleine troepjes". Uit een blikken pan, waar
een gekleurde doek omheen zat, lepelden
ze onverschillig de dunne soep en verslon
den er groote stukken roggebrood bij. Dan
gooiden ze zich achterover en snurkten een
uurtje met open mond.
Een was er bij, die altijd opstond, wanneer
de anderen gingen slapen. Hij wandelde dan
een eindje de kade op, met langzame, zware
stappen, als een boer achter de ploeg.
nder den plompen signaalmast stond een
bank, die hij eens op een keer van oude
bootplanken getimmerd had.
Daar zat hij iederen middag, keek met
dwalenden blik naar het water en bekeek
de booten die langs kwamen. Vooral keek
hij naar de sleepbooten en de groote vracht
schepen, die uit Nederland kwamen.
Als van een, die zoekt en zeker is te vin
den, zoo waren zijn verstrakt gezicht en
vooruitgestrekte hals.
Wederom uit voorraad leverbaar
de verschillende typen
ADL.E Et-Automobielen.
Prima materialen,zuivere afwerking en zeer
nauwkeurig monteeren maakt de
Adlerauto tot een der meest gewilde merken.
GARAGE NEFKENS,
Jacob Obrechtstr. 26, Amsterd.
van de Triple-Entente) zal worden uitgekreten
als een ongehoorde schending van de goede
trouw. Van die daad moet dan, ten aannooren
van de geheele wereld, volkomen objectie,
naar plicht en geweten worden erkend, dat
zij een onrecht is en dat de protesten van
de tegenpartij gerechtvaardigd waren. Dit
alles dient erkend zonder omwegen, zonder
eenige rhetoriek, zonder phrase, zonder
boetekleed", zonder zich te bekommeren
om het noodzakelijk gebrek aan begrip, dat
die erkenning in de wereld zal vinden.
Het zedelijk conflict, het tragische van
de schuld worde aangetoond; niet zóna
drukkelijk, dat de hoorders er al te diep
door worden aangegrepen, maar het worde
met een enkel woord te raden gegeven,
zoodat zij er nog veel meer bij kunnen
denken. Ten slotte verdient het vooral aan
beveling, de schuld zelf als het ware"
rouwvol te belijden; op als het ware" dient
echter gelet, want zoo hierbij wordt over
dreven, bestaat er gevaar, dat een oneer
biedig mensch, die in de loge van het corps
diplomatique naar de voorlezing van het
stuk in het parlement komt luisteren, hardop
in den lach schiet.
Naar dit beproefde recept Mr. Dr. Lab
berton zegt ervan: als dit geen summum
van zedelijken ernst is, dan weet ik niet
wat het dan wel is bereide Sonnino de
verbeterde lezing van de redenen, waarom
Italië aan Oostenrijk den oorlog heeft ver
klaard.
Zoo het Sonnino echter tegen de borst
mocht stuiten, plagiaat te plegen en nog
wel leentjebuur te spelen bij den kanselier
van het rijk, waarmede Italië nog wel niet
officieel in oorlog is, maar welks troepen
zooals von Bülow, volgens den
Berlijnschen correspondent van de Kö/n sche
Volkszeitung, aan de Italiaansche regeering heeft
verklaard zoo nauw met de
Oostenrijksche samenwerken, dat het Italiaansche leger
bij een botsing met Oostenrijksche strijd
krachten kans heeft ook met het Duitsche
slaags te raken, hetgeen Duitschland na
tuurlijk als een onvriendelijke daard" zou
aanmerken en waaruit het dan de onver
mijdelijke gevolgtrekkingen zou maken"
zoo Sonnino dus niet wil werken naar het
patroon van Bethmann Hollweg, dan wagen
wij het in alle bescheidenheid hem een
advies te geven. In zedelijken ernst kunnen
wij het wel niet opnemen tegen Mr. Dr.
Labberton, en zoo Sonnino dus een mees
terstuk van ethische genialiteit wil leveren,
moet hij liever in de leer gaan bij Bethmann
Hollweg of bij Mr- Dr. Labberton; maar
misschien kunnen wij hem uit de
Nederlandsche geschiedenis een voorbeeld aan
de hand doen, dat hij kan copieeren zonder
in den kijker te loopen, want in Italië is
men met die geschiedenis vermoedelijk niet
zoo goed vertrouwd.
Wanneer vroeger burgemeesteren van Am
sterdam een lastig predikant, die met zijn
eene been op den preekstoel en met het
andere op het stadhuis ging staan, uit de
stad wilden verwijderen, dan zonden zij
hefti een briefje thuis, ongeveer van dezen
inhoud:
Burgemeesteren en Regeerders der Stad
Amsterdam gelasten Dominum Adrianum
Smoutium, om redenen", de stad en de
vrijheid van die binnen vier en twintig
uur te verlaten.
Zou Sonnino nu niet in de verbeterde
redactie van zijn stuk alleen kunnen schrij
ven, dat Italië aan Oostenrijk den oorlog
verklaard heeft: om redenen ?"
Dan kraait er verder geen haan naar, en
iedereen begrijpt toch waarom.
26 Mei 1915 G. W. KERNKAMP
Zeeuwsch-Vlaanderen
en Nederland
III (Slot)
Sedert Januari van dit jaar kan men ein
delijk geraken van het 4de district in het
5de, zonder zich te wagen aan een spoorreis
door het oyerheerde België of zonder ver
plicht te zijn, de mijl-op-zeven te water:
van Breskens naar Vlissingen en van
Vlissingen naar Terneuzen, af te leggen. Men
rijdt thans namelijk vanaf Schoondijke tot
IJzendijke en van IJzendijke voorts tot Sas
van Gent met de Zeeuwsch-Vlaamsche Tram.
In het aanleggen van deze verbinding, die
nog niet al te innig is daar er ten hoogste
twee treintjes per dag loopen heeft de
hier en elders in de provincie veelzins
beVan de hoogovens woei in breede, ruige
banden de rook, dreef een poos op het
water en legde zich donker op masten en
scheepsrompen. Een heele poos; toen drong
hij plotseling tusschen de pilaren der brug
door en dreef met den stroom weg. En
nieuwe wolken legden zich op het water.
De sjouwer keek toe, met stijgende span
ning. Telkens, wanneer een nieuwe rookwolk
neerzonk, schokte zijn lichaam. Hij hield zijn
hoofd strakker. Het wit van zijn oogen glin
sterde als glasscherven, angst klonk in hèm
op. En bijna om de vijf minuten ging die
schok door zijn gezicht en deed het hoofd
naar den linkerschouder buigen. Van zijn
oogen trokken de spieren neer naar zijn
hals en snoerden hem bijna dicht. Dan sprong
hij op en zwaaide de armen als vleugels.
In zijn ooren zoemde de wind. Is hij gek?
Is zijn geest in de war ?
De bel brak het geluid en maakte hem
wakker uit zijn gemijmer. Als een gefol
terde wankelde hij naar zijn werk toe.
De andere sjouwers, die hem zagen komen,
zeiden: Krischau heeft weer een glaasje te
veel op."
Zij hadden blinkend-roode slaapgezichten
en plaagden Krischau.
Hij zweeg ook niet. Hoonende woorden
klonken over en weer.
Tot de dagelijksche sleur er een eind aan
maakte.
's Avonds wanneer allen het zwarte vuil
van gezicht en hals waschten en bij het
weggaan het stijve kamizool over hun
schoukende heer Mr. Petrus Dieleman een behoorlijk
aandeel gehad Op dit traject ontmoet men
allerhande Belgen, Fransen sprekende meer
voorname liên en V'laamsche volksmenschen.
De laatsten zijn wat schuw tegenover de
eersten en men verstaat elkaar kwalijk, of het
moet zijn, dat er een tweetalige bij zit als
tolk: dan komt het gesprek los, natuurlijk
over de gruwelen, door den Duitsch gepleegd,
en over zijn treiteringen.
Het grensland, waar het treintje doorglijdt,
ziet er kalm uit. Het biezige water van de
Braakman komt afwisseling brengen in de
eentonigheid van het polderlandschap. Aan
de verschillende halten posten van
Nederlandsche troepen. Een paar honderd meter
zuidwaarts een met boomen omzoomde
polderweg: de grens. Juist draaft een
patroelje Duitsche ruiters er over. Hen ziende,
krijgt een knappe Vlaamsche borst, die ons
verteld had, hoe het bij Luik was toegegaan,
waar hij zwaar gekwetst werd, een flikkering
in 't oog en doet onwillekeurig een beweging
alsof hij, hen onder schot hebbende, een ge
weer in de hand had. De Duitschers hebben
haat gezaaid bij een Germaanschen
volksstam van goeden aard, dien zij hadden kunnen
winnen.
Te Sas van Gent ontmoet men in een
paar flinke suikerfabrieken de eerste verte
genwoordigsters der nog jeugdige nijverheid
in Zeeuwsch-Vlaanderen. Aan het station van
den Chemin de Fer International de Malines
a Terneuzen" komt de trein uit Gent en in
stappende bevindt men zich al op
BelgischFransch gebied. Alom aan de stationnetjes
op de lijn en voor de wachtkamers hangt
Belgisch volk. Het staat zich stil te vervelen,
behalve wanneer er iemand bij is, die een
in Nederland gedrukte gazet aan zijn gehoor
voorleest over dingen, die eenige hoop bie
den op terugkeer in een verlost tehuis.
In dezen oosterhoek van Zeeuwsch-Vlaan
deren zijn 't de Katholieken, die de meer
derheid vormen, behalve in het oude Eiland
van Terneuzen, Hoek, Axel en Zaamslag,
waar de Protestanten het overwicht hebben.
Als preciesen in de leer zijn de Protestanten
hier het tegenbeeld hunner rekkelijke broe
ders van het 4de, maar niet onder doen zij
voor hen in besef en waardeering van hun
Nederlanderschap. Wat de Katholieken aan
gaat, wel loopen dezen in het 5de ook niet
met de Belgen weg, maar de tegenstelling
tusschen beide is niet zóscherp als in
het 4de. Geen sterveling echter zal ooit een
politieke samenvoeging bij België begeeren.
Dit was de slotsom, waartoe al de Katho
lieke heeren kwamen, wien wij de vraag
voorlegden.
Een enkele uitzondering maakte een be
kend ingezetene van het stadje Hulst, *)
wiens gevoelen, door hem te goeder
trouw in woord en geschrift verkon
digd, wij hier ter plaatse beknopt weer
geven. Zeeuwsch-Vlaanderen zoo is zijn
redeneering werd door de Republiek
veroverd, om te zijn het deksel op de doof
pot van Antwerpen en het verdere Zuiden.
Het werd altijd behandeld als veroverd land,
later op zijn best als een soott aanhangsel.
Het Noorden bedreef met de vermeestering
van dit land een grof onrecht tegen het
Zuiden. Het zou voor het tegenwoordige
Nederland een plicht zijn jegens het volken
recht, een zaak van eer en een schitterend
voorbeeld aan andere staten, wanneer het
Zeeuwsch-Vlaanderen uit eigen beweging
aan België terug gaf. Doet Nederland zulks
niet uit eigen aandrift, dan zal het er vroeg
of laat toe worden gedwongen. Want over
winnen de Geallieerden en wordt België
hersteld, dan zal Engeland zeggen: Het is
gebleken, dat Antwerpen niet te verdedigen
is, als de Scheldemond geheel in bezit is
van een neutraal Nederland. Engeland zelf
heeft in dezen oorlog groot nadeel geleden,
doordat het verhinderd was, een vloot de
Schelde op te zenden en zijn vijand aldaar
te bestoken. Mitsdien is het noodzakelijk
zoo voor België als voor Engeland, dat
Zeeuwsch-Vlaanderen voortaan Belgisch zij."
En mocht daarentegen Antwerpen na den
vrede in handen van Duitschland blijven,
dan behoeft de Nederlandsche Regeering
zich geen illusie te maken, of zij zal met
bekwamen spoed en met behoorlijken drang
worden uitgenoodigd, in een herziening van
het Scheldetractaat toe te stemmen, waar
door de linkerzijde van den Scheldeboezem
haar toch afhandig zal worden gemaakt.
«Wij gevoelen ons hier zonder vaderland",
was het antwoord van den heer v. D. op
onze vraag, of hij als Nederlander zulk een
overgang niet zou betreuren. Het volk in
het kanton Hulst is in dit opzicht volmaakt
onverschillig. En zijn middelen van bestaan
put het uit België. De boer hier is pachter
van Belgische eigenaars; de producten van
zijn arbeid gaan naar België. De werkman
hier verdient zijn brood of bij den van
België afhankelijken boer of hij trekt naar het
"*) De heer H. A. van Dalsum, die, zelf
publicist en met open vizier strijdende, er
geen bezwaar tegen heeft, dat wij zijn
naam noemen.
ders gooiden, bleef Krischau alleen op de
kade achter. Hij moest nog een uur de wacht
houden, tot de nachtwacht met zijn beide
honden kwam, om hem af te lossen.
Dan ging hij pas naar de kolonie waar
hij woonde.
Krischau was vrijgezel en bijna 40 jaar.
In de kost was hij bij een mijnwerkers
weduwe. Daar woonde hij al tien j iar, even
lang als het geleden was, dat ze den man
van de weduwe, die door een invallende
muur in de mijn verpletterd was, naar huis
brachten en den volgenden dag begroeven.
Krischau, die juist in het dorp gekomen
was en in de mijn werk gevonden had,
scheen de weduwe een uitkomst. Zij nam
hem op, zonder iets te vragen, er waren
veel hongerige kindermondjes. Zij had ook
nog andere gedachten dan de zorg voor de
kinderen; maar die waren vooreerst nog
heel vaag.
Maar Krischau betaalde alleen zijn
kostgeld en liet vrouwenliefde en
kindergeschreeuw aan anderen over.
Op een dag kreeg hij ruzie met een vent,
die iederen avond bij de weduwe zat en
een paar maal ook 's nachts bleef. Hij stak
hem het mes tusschen de ribben en werd
toen kolensjouwer.
Toen bleef de weduwe alleen en werd
oud. De kinderen groeiden op en gingen uit
huis. Soms, wanneer Krischau na het avond
eten zijn pijp opstak en breeduit in den
rieten stoel ging zitten, kreeg de weduwe
moed en vroeg hem naar zijn vroegere leven
Walenland, ook al wel naar Duitschland, in
de kolenmijnen. Werden wij hier Belgisch
of Duitsch, wij zouden economisch aanmer
kelijk vooruitgaan."
De heer Van Dalsum leek ons iemand, die
een diep gevoel bezit voor wat recht w a s en
wien men niet aan 't verstand brengt, dat ook
recht aan verandering onderhevig is, zoodat
hij niet begrijpen zal, dat het in de twintigste
eeuween onrecht zou zijn jegens
hetZeeuwschVlaamsche en jegens het gansche Neder
landsche volk, wanneer door overgave van
Zeeuwsch-Vlaanderen aan België het onrecht,
in de zeventiende eeuw gepleegd, gebeterd
zou worden. Van andere, gezaghebbende
zijde werd ons eenigermate medelijdend
over zijn geëxalteerdheid gesproken en ver
zekerd, dat hij in zijn meening allén stond.
Niettemin had men van hooger hand gemeend,
zijn blad te moeten verbieden en hem te
voren ook in zijn bestaan van notaris be
nadeeld.
Staatkundig bij Nederland, economisch bij
België. In dezen toestand schijnt men zich
in het 5de district best te kunnen schikken
en naar eenige verandering niet te haken.
Het blijven bij Nederland wordt althans voor
de stadjes, die zoo echt Nederlandsch aan
doen, voordeelig geacht, want werden de
grenspalen en douanen weggenomen, dan
zou het publiek wel veel gaan koopen in de
naburige groote Belgische plaatsen, tot schade
zoo niet tot ruïne, van de nering, die men
thans te Hulst als elders opmerkt. In het
5de is zeker ook zeer veel Belgisch grond
bezit. Maar hier is het meer in handen van
rijke Brusselaars en Antwerpenaren, die
volstrekt niet bij voorkeur Belgische pachters
op hun grond zetten, omdat zij niet zoo
fanatiek Belgisch-nationaal en clericaal ge
zind zijn als huns gelijken uit Brugge of Gent.
Wij hoorden in het 5de niet zoozeer klagen
als in het 4de over stiefmoederlijke bedeeling
door het Rijk. Wat betreft een hooger graad
van onderwijs, daaraan schijnt in het 5de
niet zulk een behoefte te zijn, althans niet
bij de Katholieken. Wij lieten ons zeggen,
dat de nieuwe H. B. S. te Terneuzen
niet zonder kunst en vliegwerk in elkaar
was gezet en met eenige moeite in stand
werd gehouden. De Katholieke jongelui
werden gewoonlijk naar België op kostschool
gezonden, maar omdat er daar zoo bijster
slecht geleerd wordt, gaan zij tegenwoordig
meer naar Rolduc of Nijmegen ter school.
De mindere man echter is geheel onver
schillig voor eenig uitgebreid onderwijs.
Natuurlijk heeft men, heel anders dan
in het Westen, in het Oosten niet te
klagen over zijn verkeerswegen. Terecht
boogt men hier op den spoorweg Gent
Teneuzen en de verlenging van de lijn
Mechelen?St. Nicolaas, waartoe onze
Regeeiing gaarne concessie verleende aan
de betrokken Belgische maatschappij. Dit
geschiedde een kleine veertig jaar geleden
en daar te dier tijde de menschen in het
5de naar geen spoorweg taalden, kan het
Nederland niet als tekortkoming worden aan
gerekend, als het er zelf geen spoorweg liet
aanleggen.Wat hier oorspronkelijk uitBelgisch
eigenbelang tot stand kwam, bevoordeelde
welhaast de ingezetenen, die indertijd
nogzoo achterlijk waren, dat de grooteluïonder
hen wraak riepen over den aanleg van den
tramweg Hulst-Walsoorden, uit bezorgdheid
voor deschrikachtige rossen hunner equipages
Heden ten dage zijn de menschen van het
5de meer gewend aan hetgeen men den
vooruitgang noemt. Stelt men zich in het
4de tevreden met een grintweg, het 5de
moet en zal een keiweg maken, die van aanleg
duurder, van onderhoud goedkooper is. Houdt
de bouwer zich in het 4de aan de voorva
derlijke ploeg en zeis, in het 5de vraagt hij
al naar zaai-, maai- en dorschmachine- Aan
schouwt de reiziger bijv. te Sluiskil aan
het Kanaal de flink bezette fabrieksterreinen,
dan zou hij geneigd zijn, zachter te denken
over de gevolgen der Kanaalverbetering,
die wel niet ten bate van Terneuzen
dan toch ten voordeele van de Kanaalstreek
schijnt uitgevallen.
Bij het eindigen van deze schets moge
het ons vergund zijn ter samenvatting de
meening uit te spreken, dat in het 4de
district het Nederlandsche stempel vast
staat ingedrukt, in sommige deelen van
het 5de zwakker, en dat de overgroote
meerderheid der gezeten bevolking van
Zeeuwsch-Vlaanderen in den Nederlandschen
geesteskring leeft en niet van Nederland zou
willen wijken. Nochtans is de economische
band met België zeer hecht en is op dit
punt Zeeuwsch-Vlaanderen een gewest van
België te achten. Hier is een tegenstelling,
voor de meesten opmerkelijk; voor velen
misschien hinderlijk, doch wel te begrijpen,
ja mogelijk te waardeeren, door hen, die niet
hebben vergeten, Nederlanders en Belgen
te kennen als zonen van het ne
Dietsche huis.
Middelburg
Dr. CHR. F. HAJE
en waar hij gewoond had vroeger, voordat
hij daar kwam.
In den beginne gaf hij haar enkele onbe
duidende inlichtingen, maar toen zij later
meer vroeg, zette hij een minachtend gezicht
en zweeg.
Toen eaf zij het op.
Hij zal iets op zijn geweten hebben; mis
schien is hij wel een moordenaar, dacht ze.
Of een vrouw heeft hem bedrogen.
Toen de anderen eens gemerkt hadden,
dat Krischau zeer handig was met roeien
en zwemmen, stond het bij hen vast, dat
hij vroeger zeeman geweest was. Hij had
zijn halsdoek ook als een schipper om en
pruimde met groote virtuositeit. De sjouwers,
die niet van hem hielden, dachten, dat hij
een stille drinker was.
Hij trok zich echter van dat alles niets
aan. Hij keek er over heen en leefde zijn
leven op zijn eigen manier.
II
Toen Krischau op'een middag weer op
zijn rustbank bij den signaalmast zat, en
met wijdopen oogen het kanaal afzocht,
ieder schip lang bekeek en de namen, die
erop stonden, probeerde te ontcijferen, bleef
zijn blik hangen aan een zwaren hollandschen
bootsromp. Het was een buitengewoon oud
schip, zooals er maar weinigen op het kanaal
voeren. Het leek wel een halve eeuw oud.
Alleen de kajuit was modern. En de
mastboomen en ankerraderen toonden aan, dat