De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 30 mei pagina 2

30 mei 1915 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

,4.A..JL,U DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Mei '15. No. 1979 de Unieliberale Kamerclub aan den heer De Meester het presidium op. Die keuze was zeker gelukkig. Niet alleen toch zijn groote bekwaamheden, doch mede zijn rechtschapenheid van karakter, de nauwge zette plichtsopvatting, die uit elke rede blijkt, maken den heer De Meester tot een man van gezag in het Parlement. Aan zijn oordeel als finantieele specialiteit wordt terecht groote waarde gehecht. In den doolhof onzer Pen sioenwetten weet hij den weg als weinigen. Op den dag, dat hij herdenkt, hoe hij veertig jaar geleden promoveerde, zal menig woord van hulde aan zijn verdiensten wor den gebracht. Aan den feestmaaltijd, dien de Unieliberale Kamerclub hem aanbiedt, zullen speeches, van groote waardeering sprekende, worden gehouden. Bij al zijn partijgenooten zal de gedachte voorzitten, dat mr. De Meester nog jaren zijn krachten moge geven aan de vrijzinnige politiek. Mannen als hij, die steeds het oog in de eerste plaats gericht hield op hetgeen de vrijzinnigen vereenigt, zijn voor de vrijzinnige concentratie on misbaar. Wij voegen van harte onzen geluk wensen bij de vele, die mr. De Meester op zijn feestdag zullen zijn geboden. KAMER-RAAD De oorlogsverklaring van Italië aan Oos tenrijk is in de verschillende oorlogvoerende landen begroet met de te verwachten uitin gen van haat, minachting, vreugde, geestdrift enz. Ook droefheid" is er door gewekt. Dit verzekert ons een Men schrijft ons" medewerker van de Nieuwe Rotterd. Courant. De bedroefde menschen wonen in Duitschland en zij zijn bedroefd, omdat zij voortaan het Italiaansche volk, dat zij jarenlang aan hun bondgenootschappelijk hart hebben ge koesterd, dat zij zoo innig liefhadden, juist om zijne beminnelijke gebreken, die hen hun eigen onbeminnelijke deugden nog beter deden beseffen omdat zij nu, zij het ook zonder officieele oorlogsverklaring, dit volk als vijand zullen moeten beschouwen en de reisjes naar Florence, Rome en Napels, waar mede zij hun onleschbaren dorst naar kunst geschiedenis stilden, voorloopig eraan zullen moeten geven. Ich natte einen Kameraden," kunnen zij nu zingen, met den nadruk op hatte." De stille medewerker van de Nieuwe Rot terd. Courant zal het wel bij het rechte einde hebben. Sommige Duitsche couranten lieten een andere vois hooren: dolk. in den rug boren, wat walsch is, valsch is, Itali aansche trouw, en wat dies meer zij; maar het laat zich toch best aannemen, dat de grondtoon der stemming van het Duitsche volk na eersten Pinksterdag was: droefheid, droefheid over het verlies van een kameraad, met wien het zoo graag uit wandelen ging, omdat het zoo'n aristocratisch eruitziend jongentje was; droefheid ook over het slechte karakter van het anders toch zoo aardige ventje. Want al mogen de Duitschers put ten in Zuidwest-Afrika vergiftigen, de Lusitania torpedeeren en vergiftige gassen als aanvalswapen gebruiken, een ieder weet toch, dat zij in den grond van hun hart sentimenteele menschen zijn en het is dus zeer begrijpelijk, dat hun eerste reactie op Italië's oorlogsverklaring was: een tiittere traan. Maar zoomin als de liefde is de droefheid bestendig van duur. Bij nader inzien is er uit sommige soorten van droefheid nog iets anders te distilleeren dan een traan. De lezer kent de droevige lotgevallen van Die fromme Helene" en herinnert zich den epiloog: Als Onkel Noltke dies vernommen, Wahr ihm sein Herze sehr beklommen. Dit is het eerste stadium der droefheid. Maar wanneer over eenigen tijd Men schrijft ons" wederom in de Nieuwe Rott. Courant ons zal verhalen van den gemoedstoestand van het Duitsche volk na de oorlogsver klaring van Italië, zal hij dien misschien kunnen weergeven door de volgende regels van den epiloog t Doch, als er nun genug geklagt: Oh!" sprach er Ich hab's gleich gesagt! Das Qute dieser Satz steht fest Ist stets das Böse, was men laszt. Ei ja! da bin ich wirklich froh! Denn, Oottseidank! ich bin nicht so!" Neen, Duitschland is niet zoo! Dat zoekt geen oorlog met een bondgenoot, met wien het jaren lang, zooals Italië met Oostenrijk, verbonden was door banden geen gewone banden, geen banden van een vodje papier", maar de buitengewoon innige familiebanden, ?^ HENRIËTTE Een verhaal van den Nederrijn Naar het Duitsch, van PAUL ZECH Geautoriseerde vertaling door E. Bukowsky I Scherp sneed een kanaal door het vlakke dampgesluierde landschap. Het was een breed, vuil water, met een scherpe bocht stroomde het van 't noorden en zijn lichtelijk schuimende golven sloegen tegen de slecht geplaveide kade. Aan beide kanten van het kanaal stonden de hooge uitbouwsels der kolenmijnen. Sintelvelden en kolenhoopen dreigden als donkere gebergten. Kolenkarren krijschten en plompe laadschuiten rolden log op draaiende schijven. In het water langs den wal lagen buikige sleepbooten en de sjouwers sprongen als vlooien over de loop planken. Op de boot gooiden ze vloekend de zware manden van hun rug. Het roet misvormde hun gezichten ; hun oogen schit terden griezelig wit, als gaten met een scherp licht er achter. Blauwe katoenen broeken die speciaal Italië samengestrengeld hielden, met Oostenrijk. Het is waar in 1866 heeft Pruisen wel oorlog gezocht met Oostenrijk, waarmede het sinds 1815 verbonden was door den band van den Duitschen Bond; met Oostenrijk, van welks Keizer de Koning van Pruisen zich de vasal gevoelde; in 1866 heeft de Koning van Pruisen bovendien Duitsche vorsten, die toch evenzeer souverein bij de gratie Gpds" waren als hij, onttroond en hun gebied geannexeerd maar dat was een heel ander geval; dat alles werd geeischt door de Staatsraison", en wat die eischt, moet worden volbracht als een gebod van Onzen Lieven Heer, ook al schijnt het aan het beperkte onderdanen-verstand onrecht vaardig of verraderlijk. Italië vindt misschien, dat zijne Staatsraison" de oorlogsverkla ring aan Oostenrijk heeft geeischt, maar dit is juist een bewijs van de minderwaardig heid van het Italiaansche volk, want zoo het een goed begrip van zijne Staatsraison" had, zou het inzien dar het alleen voorspoe dig kon opgroeien door zich onder de lei ding te blijven stellen van Duitschland en van Oostenrijk. Neen, Duitschland is niet zoo! Dat heeft nooit, wanneer zijn belang dat meebracht, zijn woord geschonden en verdragen ver broken. België dan? Ja, dat was natuurlijk weer een ander geval. In de eerste plaats was die inval in België nu eenmaal noodig; Staatsraison" alweer; en in tegenstelling met het Italiaansche volk, heeft het Duitsche altijd een onfeilbaren kijk opdeeischen van de Staatsraison". Vervolgens heeft Bethmann Hollweg, toen het geval er eenmaal toe lag, de juiste bewoordingen gevonden, waarmede aan een volk, dat het in de ethische genialiteit zie de brochure van Mr. Dr. J. H. Labberton zoover heeft gebracht als het Duitsche, rekenschap moet worden gegeven van zulk een schijnbare afdwaling van den weg van Ueb" immer Treu und Redlichkeit". Sprak hij niet op 4 Augustus 1914 in den Rijksdag: wij hebben door het bezetten van Luxemburg en het binnentreden van België, in strijd met het volkenrecht gehandeld, maar nood breekt wet; wij be gaan onrecht, maar zullen trachten dat weder goed te maktn". Dat was mannentaal; ver gelijk daar nu eens mee het flauwe praatje, dat Sonnino heeft bedacht om de houding van Italië goed te praten! Met die laatste opmerking gaan wij accoord. Wij hebberi hier vroeger al eens geschreven, dat wij erg nieuwsgierig waren naar de reden, die de Italiaansche regeering zou be denken om aan de oorlogsverklaring een glimp van recht te geven. Wat er voor den dag is gekomen, viel ons erg tegen. Dat beroep op artikel zooveel van het verdrag met Oostenrijk, dat door Oostenrijk geschon den zou zijn omdat het vooraf geen kennis had gegeven van zijn plan om oorlog te gaan voeren tegen Servië, was het werk van een leerjongen in de diplomatie. Misschien heeft Sonnino een gelukkiger greep, wanneer de publieke opinie hem zijn werk terugstuurt om het over te maken". Want het curieuze van dergelijke staats stukken is, dat zij soms worden overge maakt". Dat heeft Bethmann Hollweg ook gedaan met die beroemde redevoering van 4 Augustus. Moeten doen waarschijnlijk niet op bevel van de publieke opinie, maar van een in Duitschland nog grootere macht. En in tweede lezing heeft hij het stuk heelemaal bedorven. De eerste lezing: nood breekt wet, onrecht, later goedmaken, was uitmun tend; zij gaf aan Mr. Dr. J. H. Labberton een huivering van eerbied, van diep-zedelijke bewondering". Bij de tweede lezing zal Mr. Dr. J. H. Labberton vermoedelijk ook kippevel hebben gekregen, niet van be wondering, maar van ontzetting. Want die tweede lezing: dat België al lang in stilte had geknoeid met Engeland en Frankrijk, dat het dus zelf zijne neutraliteit a! prijs had gegeven was belabberd slecht. Om allerlei redenen; ook om deze, dat al die later aangevoerde feiten gesteld dat zij in het juiste licht geplaatst waren, wat wij ontkennen nooit een rechtvaardiging kon den geven van het in het begin van Augustus tegen België gepleegde onrecht, omdat de Duitsche regeering ze toen nog niet kende. Zoo heeft Sonnino nog een kansje, wanneer hij later een nieuwe lezing moet geven van de redenen, waarom Italië tegen Oostenrijk te velde is getrokken. Misschien dient het geluk hem beter dan Bethmann Hollweg, en vindt hij in tweede instantie den juisten toon. Wil Sonnino niet onderdoen voor den Duit schen rijkskanselier, en het geluk smaken, dat althans zijne tweede lezing bij mr. dr. J. H. Labberton een huivering van eerbied, van diep-zedelijke bewondering" wekt, dan moet hij (zie blz. 82 van de brochure van mr. dr. Labberton) naar dit recept te werk gaan: hij moet zich goed indenken in de omstandig heid, dat de Italiaansche regeering, door het verbreken van de aloude" banden met Oos tenrijk, een daad heeft begaan, waarvan met zekerheid kan worden verwacht, dat zij over de geheele wereld (behalve bij de vrienden kleefden aan hun hoekige kuiten en harde dijen als een vooze, gekreukte huid. 's Morgens om acht uur gingen ze aan het werk, goten scherpe jenever in hun keel, en spuwden in hun eeltige handen. Wanneer een boot volgeladen was, gingen ze stom melend de kadetrap op en de kroeg binnen. Die was boven op den heuvel en heette Het Veerhuis." Soms werd er gevochten, maar de kastelein had flinke handen en krachtige voeten. Wanneer de groote, verroeste bel twaalf uur luidde, gingen de sjouwers op den hel door de zon beschenen wal hurken. Altijd in kleine troepjes". Uit een blikken pan, waar een gekleurde doek omheen zat, lepelden ze onverschillig de dunne soep en verslon den er groote stukken roggebrood bij. Dan gooiden ze zich achterover en snurkten een uurtje met open mond. Een was er bij, die altijd opstond, wanneer de anderen gingen slapen. Hij wandelde dan een eindje de kade op, met langzame, zware stappen, als een boer achter de ploeg. nder den plompen signaalmast stond een bank, die hij eens op een keer van oude bootplanken getimmerd had. Daar zat hij iederen middag, keek met dwalenden blik naar het water en bekeek de booten die langs kwamen. Vooral keek hij naar de sleepbooten en de groote vracht schepen, die uit Nederland kwamen. Als van een, die zoekt en zeker is te vin den, zoo waren zijn verstrakt gezicht en vooruitgestrekte hals. Wederom uit voorraad leverbaar de verschillende typen ADL.E Et-Automobielen. Prima materialen,zuivere afwerking en zeer nauwkeurig monteeren maakt de Adlerauto tot een der meest gewilde merken. GARAGE NEFKENS, Jacob Obrechtstr. 26, Amsterd. van de Triple-Entente) zal worden uitgekreten als een ongehoorde schending van de goede trouw. Van die daad moet dan, ten aannooren van de geheele wereld, volkomen objectie, naar plicht en geweten worden erkend, dat zij een onrecht is en dat de protesten van de tegenpartij gerechtvaardigd waren. Dit alles dient erkend zonder omwegen, zonder eenige rhetoriek, zonder phrase, zonder boetekleed", zonder zich te bekommeren om het noodzakelijk gebrek aan begrip, dat die erkenning in de wereld zal vinden. Het zedelijk conflict, het tragische van de schuld worde aangetoond; niet zóna drukkelijk, dat de hoorders er al te diep door worden aangegrepen, maar het worde met een enkel woord te raden gegeven, zoodat zij er nog veel meer bij kunnen denken. Ten slotte verdient het vooral aan beveling, de schuld zelf als het ware" rouwvol te belijden; op als het ware" dient echter gelet, want zoo hierbij wordt over dreven, bestaat er gevaar, dat een oneer biedig mensch, die in de loge van het corps diplomatique naar de voorlezing van het stuk in het parlement komt luisteren, hardop in den lach schiet. Naar dit beproefde recept Mr. Dr. Lab berton zegt ervan: als dit geen summum van zedelijken ernst is, dan weet ik niet wat het dan wel is bereide Sonnino de verbeterde lezing van de redenen, waarom Italië aan Oostenrijk den oorlog heeft ver klaard. Zoo het Sonnino echter tegen de borst mocht stuiten, plagiaat te plegen en nog wel leentjebuur te spelen bij den kanselier van het rijk, waarmede Italië nog wel niet officieel in oorlog is, maar welks troepen zooals von Bülow, volgens den Berlijnschen correspondent van de Kö/n sche Volkszeitung, aan de Italiaansche regeering heeft verklaard zoo nauw met de Oostenrijksche samenwerken, dat het Italiaansche leger bij een botsing met Oostenrijksche strijd krachten kans heeft ook met het Duitsche slaags te raken, hetgeen Duitschland na tuurlijk als een onvriendelijke daard" zou aanmerken en waaruit het dan de onver mijdelijke gevolgtrekkingen zou maken" zoo Sonnino dus niet wil werken naar het patroon van Bethmann Hollweg, dan wagen wij het in alle bescheidenheid hem een advies te geven. In zedelijken ernst kunnen wij het wel niet opnemen tegen Mr. Dr. Labberton, en zoo Sonnino dus een mees terstuk van ethische genialiteit wil leveren, moet hij liever in de leer gaan bij Bethmann Hollweg of bij Mr- Dr. Labberton; maar misschien kunnen wij hem uit de Nederlandsche geschiedenis een voorbeeld aan de hand doen, dat hij kan copieeren zonder in den kijker te loopen, want in Italië is men met die geschiedenis vermoedelijk niet zoo goed vertrouwd. Wanneer vroeger burgemeesteren van Am sterdam een lastig predikant, die met zijn eene been op den preekstoel en met het andere op het stadhuis ging staan, uit de stad wilden verwijderen, dan zonden zij hefti een briefje thuis, ongeveer van dezen inhoud: Burgemeesteren en Regeerders der Stad Amsterdam gelasten Dominum Adrianum Smoutium, om redenen", de stad en de vrijheid van die binnen vier en twintig uur te verlaten. Zou Sonnino nu niet in de verbeterde redactie van zijn stuk alleen kunnen schrij ven, dat Italië aan Oostenrijk den oorlog verklaard heeft: om redenen ?" Dan kraait er verder geen haan naar, en iedereen begrijpt toch waarom. 26 Mei 1915 G. W. KERNKAMP Zeeuwsch-Vlaanderen en Nederland III (Slot) Sedert Januari van dit jaar kan men ein delijk geraken van het 4de district in het 5de, zonder zich te wagen aan een spoorreis door het oyerheerde België of zonder ver plicht te zijn, de mijl-op-zeven te water: van Breskens naar Vlissingen en van Vlissingen naar Terneuzen, af te leggen. Men rijdt thans namelijk vanaf Schoondijke tot IJzendijke en van IJzendijke voorts tot Sas van Gent met de Zeeuwsch-Vlaamsche Tram. In het aanleggen van deze verbinding, die nog niet al te innig is daar er ten hoogste twee treintjes per dag loopen heeft de hier en elders in de provincie veelzins beVan de hoogovens woei in breede, ruige banden de rook, dreef een poos op het water en legde zich donker op masten en scheepsrompen. Een heele poos; toen drong hij plotseling tusschen de pilaren der brug door en dreef met den stroom weg. En nieuwe wolken legden zich op het water. De sjouwer keek toe, met stijgende span ning. Telkens, wanneer een nieuwe rookwolk neerzonk, schokte zijn lichaam. Hij hield zijn hoofd strakker. Het wit van zijn oogen glin sterde als glasscherven, angst klonk in hèm op. En bijna om de vijf minuten ging die schok door zijn gezicht en deed het hoofd naar den linkerschouder buigen. Van zijn oogen trokken de spieren neer naar zijn hals en snoerden hem bijna dicht. Dan sprong hij op en zwaaide de armen als vleugels. In zijn ooren zoemde de wind. Is hij gek? Is zijn geest in de war ? De bel brak het geluid en maakte hem wakker uit zijn gemijmer. Als een gefol terde wankelde hij naar zijn werk toe. De andere sjouwers, die hem zagen komen, zeiden: Krischau heeft weer een glaasje te veel op." Zij hadden blinkend-roode slaapgezichten en plaagden Krischau. Hij zweeg ook niet. Hoonende woorden klonken over en weer. Tot de dagelijksche sleur er een eind aan maakte. 's Avonds wanneer allen het zwarte vuil van gezicht en hals waschten en bij het weggaan het stijve kamizool over hun schoukende heer Mr. Petrus Dieleman een behoorlijk aandeel gehad Op dit traject ontmoet men allerhande Belgen, Fransen sprekende meer voorname liên en V'laamsche volksmenschen. De laatsten zijn wat schuw tegenover de eersten en men verstaat elkaar kwalijk, of het moet zijn, dat er een tweetalige bij zit als tolk: dan komt het gesprek los, natuurlijk over de gruwelen, door den Duitsch gepleegd, en over zijn treiteringen. Het grensland, waar het treintje doorglijdt, ziet er kalm uit. Het biezige water van de Braakman komt afwisseling brengen in de eentonigheid van het polderlandschap. Aan de verschillende halten posten van Nederlandsche troepen. Een paar honderd meter zuidwaarts een met boomen omzoomde polderweg: de grens. Juist draaft een patroelje Duitsche ruiters er over. Hen ziende, krijgt een knappe Vlaamsche borst, die ons verteld had, hoe het bij Luik was toegegaan, waar hij zwaar gekwetst werd, een flikkering in 't oog en doet onwillekeurig een beweging alsof hij, hen onder schot hebbende, een ge weer in de hand had. De Duitschers hebben haat gezaaid bij een Germaanschen volksstam van goeden aard, dien zij hadden kunnen winnen. Te Sas van Gent ontmoet men in een paar flinke suikerfabrieken de eerste verte genwoordigsters der nog jeugdige nijverheid in Zeeuwsch-Vlaanderen. Aan het station van den Chemin de Fer International de Malines a Terneuzen" komt de trein uit Gent en in stappende bevindt men zich al op BelgischFransch gebied. Alom aan de stationnetjes op de lijn en voor de wachtkamers hangt Belgisch volk. Het staat zich stil te vervelen, behalve wanneer er iemand bij is, die een in Nederland gedrukte gazet aan zijn gehoor voorleest over dingen, die eenige hoop bie den op terugkeer in een verlost tehuis. In dezen oosterhoek van Zeeuwsch-Vlaan deren zijn 't de Katholieken, die de meer derheid vormen, behalve in het oude Eiland van Terneuzen, Hoek, Axel en Zaamslag, waar de Protestanten het overwicht hebben. Als preciesen in de leer zijn de Protestanten hier het tegenbeeld hunner rekkelijke broe ders van het 4de, maar niet onder doen zij voor hen in besef en waardeering van hun Nederlanderschap. Wat de Katholieken aan gaat, wel loopen dezen in het 5de ook niet met de Belgen weg, maar de tegenstelling tusschen beide is niet zóscherp als in het 4de. Geen sterveling echter zal ooit een politieke samenvoeging bij België begeeren. Dit was de slotsom, waartoe al de Katho lieke heeren kwamen, wien wij de vraag voorlegden. Een enkele uitzondering maakte een be kend ingezetene van het stadje Hulst, *) wiens gevoelen, door hem te goeder trouw in woord en geschrift verkon digd, wij hier ter plaatse beknopt weer geven. Zeeuwsch-Vlaanderen zoo is zijn redeneering werd door de Republiek veroverd, om te zijn het deksel op de doof pot van Antwerpen en het verdere Zuiden. Het werd altijd behandeld als veroverd land, later op zijn best als een soott aanhangsel. Het Noorden bedreef met de vermeestering van dit land een grof onrecht tegen het Zuiden. Het zou voor het tegenwoordige Nederland een plicht zijn jegens het volken recht, een zaak van eer en een schitterend voorbeeld aan andere staten, wanneer het Zeeuwsch-Vlaanderen uit eigen beweging aan België terug gaf. Doet Nederland zulks niet uit eigen aandrift, dan zal het er vroeg of laat toe worden gedwongen. Want over winnen de Geallieerden en wordt België hersteld, dan zal Engeland zeggen: Het is gebleken, dat Antwerpen niet te verdedigen is, als de Scheldemond geheel in bezit is van een neutraal Nederland. Engeland zelf heeft in dezen oorlog groot nadeel geleden, doordat het verhinderd was, een vloot de Schelde op te zenden en zijn vijand aldaar te bestoken. Mitsdien is het noodzakelijk zoo voor België als voor Engeland, dat Zeeuwsch-Vlaanderen voortaan Belgisch zij." En mocht daarentegen Antwerpen na den vrede in handen van Duitschland blijven, dan behoeft de Nederlandsche Regeering zich geen illusie te maken, of zij zal met bekwamen spoed en met behoorlijken drang worden uitgenoodigd, in een herziening van het Scheldetractaat toe te stemmen, waar door de linkerzijde van den Scheldeboezem haar toch afhandig zal worden gemaakt. «Wij gevoelen ons hier zonder vaderland", was het antwoord van den heer v. D. op onze vraag, of hij als Nederlander zulk een overgang niet zou betreuren. Het volk in het kanton Hulst is in dit opzicht volmaakt onverschillig. En zijn middelen van bestaan put het uit België. De boer hier is pachter van Belgische eigenaars; de producten van zijn arbeid gaan naar België. De werkman hier verdient zijn brood of bij den van België afhankelijken boer of hij trekt naar het "*) De heer H. A. van Dalsum, die, zelf publicist en met open vizier strijdende, er geen bezwaar tegen heeft, dat wij zijn naam noemen. ders gooiden, bleef Krischau alleen op de kade achter. Hij moest nog een uur de wacht houden, tot de nachtwacht met zijn beide honden kwam, om hem af te lossen. Dan ging hij pas naar de kolonie waar hij woonde. Krischau was vrijgezel en bijna 40 jaar. In de kost was hij bij een mijnwerkers weduwe. Daar woonde hij al tien j iar, even lang als het geleden was, dat ze den man van de weduwe, die door een invallende muur in de mijn verpletterd was, naar huis brachten en den volgenden dag begroeven. Krischau, die juist in het dorp gekomen was en in de mijn werk gevonden had, scheen de weduwe een uitkomst. Zij nam hem op, zonder iets te vragen, er waren veel hongerige kindermondjes. Zij had ook nog andere gedachten dan de zorg voor de kinderen; maar die waren vooreerst nog heel vaag. Maar Krischau betaalde alleen zijn kostgeld en liet vrouwenliefde en kindergeschreeuw aan anderen over. Op een dag kreeg hij ruzie met een vent, die iederen avond bij de weduwe zat en een paar maal ook 's nachts bleef. Hij stak hem het mes tusschen de ribben en werd toen kolensjouwer. Toen bleef de weduwe alleen en werd oud. De kinderen groeiden op en gingen uit huis. Soms, wanneer Krischau na het avond eten zijn pijp opstak en breeduit in den rieten stoel ging zitten, kreeg de weduwe moed en vroeg hem naar zijn vroegere leven Walenland, ook al wel naar Duitschland, in de kolenmijnen. Werden wij hier Belgisch of Duitsch, wij zouden economisch aanmer kelijk vooruitgaan." De heer Van Dalsum leek ons iemand, die een diep gevoel bezit voor wat recht w a s en wien men niet aan 't verstand brengt, dat ook recht aan verandering onderhevig is, zoodat hij niet begrijpen zal, dat het in de twintigste eeuween onrecht zou zijn jegens hetZeeuwschVlaamsche en jegens het gansche Neder landsche volk, wanneer door overgave van Zeeuwsch-Vlaanderen aan België het onrecht, in de zeventiende eeuw gepleegd, gebeterd zou worden. Van andere, gezaghebbende zijde werd ons eenigermate medelijdend over zijn geëxalteerdheid gesproken en ver zekerd, dat hij in zijn meening allén stond. Niettemin had men van hooger hand gemeend, zijn blad te moeten verbieden en hem te voren ook in zijn bestaan van notaris be nadeeld. Staatkundig bij Nederland, economisch bij België. In dezen toestand schijnt men zich in het 5de district best te kunnen schikken en naar eenige verandering niet te haken. Het blijven bij Nederland wordt althans voor de stadjes, die zoo echt Nederlandsch aan doen, voordeelig geacht, want werden de grenspalen en douanen weggenomen, dan zou het publiek wel veel gaan koopen in de naburige groote Belgische plaatsen, tot schade zoo niet tot ruïne, van de nering, die men thans te Hulst als elders opmerkt. In het 5de is zeker ook zeer veel Belgisch grond bezit. Maar hier is het meer in handen van rijke Brusselaars en Antwerpenaren, die volstrekt niet bij voorkeur Belgische pachters op hun grond zetten, omdat zij niet zoo fanatiek Belgisch-nationaal en clericaal ge zind zijn als huns gelijken uit Brugge of Gent. Wij hoorden in het 5de niet zoozeer klagen als in het 4de over stiefmoederlijke bedeeling door het Rijk. Wat betreft een hooger graad van onderwijs, daaraan schijnt in het 5de niet zulk een behoefte te zijn, althans niet bij de Katholieken. Wij lieten ons zeggen, dat de nieuwe H. B. S. te Terneuzen niet zonder kunst en vliegwerk in elkaar was gezet en met eenige moeite in stand werd gehouden. De Katholieke jongelui werden gewoonlijk naar België op kostschool gezonden, maar omdat er daar zoo bijster slecht geleerd wordt, gaan zij tegenwoordig meer naar Rolduc of Nijmegen ter school. De mindere man echter is geheel onver schillig voor eenig uitgebreid onderwijs. Natuurlijk heeft men, heel anders dan in het Westen, in het Oosten niet te klagen over zijn verkeerswegen. Terecht boogt men hier op den spoorweg Gent Teneuzen en de verlenging van de lijn Mechelen?St. Nicolaas, waartoe onze Regeeiing gaarne concessie verleende aan de betrokken Belgische maatschappij. Dit geschiedde een kleine veertig jaar geleden en daar te dier tijde de menschen in het 5de naar geen spoorweg taalden, kan het Nederland niet als tekortkoming worden aan gerekend, als het er zelf geen spoorweg liet aanleggen.Wat hier oorspronkelijk uitBelgisch eigenbelang tot stand kwam, bevoordeelde welhaast de ingezetenen, die indertijd nogzoo achterlijk waren, dat de grooteluïonder hen wraak riepen over den aanleg van den tramweg Hulst-Walsoorden, uit bezorgdheid voor deschrikachtige rossen hunner equipages Heden ten dage zijn de menschen van het 5de meer gewend aan hetgeen men den vooruitgang noemt. Stelt men zich in het 4de tevreden met een grintweg, het 5de moet en zal een keiweg maken, die van aanleg duurder, van onderhoud goedkooper is. Houdt de bouwer zich in het 4de aan de voorva derlijke ploeg en zeis, in het 5de vraagt hij al naar zaai-, maai- en dorschmachine- Aan schouwt de reiziger bijv. te Sluiskil aan het Kanaal de flink bezette fabrieksterreinen, dan zou hij geneigd zijn, zachter te denken over de gevolgen der Kanaalverbetering, die wel niet ten bate van Terneuzen dan toch ten voordeele van de Kanaalstreek schijnt uitgevallen. Bij het eindigen van deze schets moge het ons vergund zijn ter samenvatting de meening uit te spreken, dat in het 4de district het Nederlandsche stempel vast staat ingedrukt, in sommige deelen van het 5de zwakker, en dat de overgroote meerderheid der gezeten bevolking van Zeeuwsch-Vlaanderen in den Nederlandschen geesteskring leeft en niet van Nederland zou willen wijken. Nochtans is de economische band met België zeer hecht en is op dit punt Zeeuwsch-Vlaanderen een gewest van België te achten. Hier is een tegenstelling, voor de meesten opmerkelijk; voor velen misschien hinderlijk, doch wel te begrijpen, ja mogelijk te waardeeren, door hen, die niet hebben vergeten, Nederlanders en Belgen te kennen als zonen van het ne Dietsche huis. Middelburg Dr. CHR. F. HAJE en waar hij gewoond had vroeger, voordat hij daar kwam. In den beginne gaf hij haar enkele onbe duidende inlichtingen, maar toen zij later meer vroeg, zette hij een minachtend gezicht en zweeg. Toen eaf zij het op. Hij zal iets op zijn geweten hebben; mis schien is hij wel een moordenaar, dacht ze. Of een vrouw heeft hem bedrogen. Toen de anderen eens gemerkt hadden, dat Krischau zeer handig was met roeien en zwemmen, stond het bij hen vast, dat hij vroeger zeeman geweest was. Hij had zijn halsdoek ook als een schipper om en pruimde met groote virtuositeit. De sjouwers, die niet van hem hielden, dachten, dat hij een stille drinker was. Hij trok zich echter van dat alles niets aan. Hij keek er over heen en leefde zijn leven op zijn eigen manier. II Toen Krischau op'een middag weer op zijn rustbank bij den signaalmast zat, en met wijdopen oogen het kanaal afzocht, ieder schip lang bekeek en de namen, die erop stonden, probeerde te ontcijferen, bleef zijn blik hangen aan een zwaren hollandschen bootsromp. Het was een buitengewoon oud schip, zooals er maar weinigen op het kanaal voeren. Het leek wel een halve eeuw oud. Alleen de kajuit was modern. En de mastboomen en ankerraderen toonden aan, dat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl