De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 30 mei pagina 6

30 mei 1915 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Mei '15. No. l $79 Piek van Tidore Toestanden en Vooruitzichten in de Residentie Ternate ?'? Wie deze eilanden-residentie met de Paketvaartboot over Ambon nadert- en Haiwoei op Ombi, Batjan voor de westkust van Halmaheira heeft aangedaan, om daarna de boot aan den steiger van de hoofdplaats Ternate te zien meeren, heeft een directen 'machtigen indruk gekregen van een eilan dengroep ontstaan door vulkanische werking. In een lange rij strekken de Goenoeng Api's (vuurbergen) voor de westkust van Halmaheira zich uit en vormen een reeks eilanden, die somtijds niet meer zijn dan een vulkaan met eenige duidelijke resten en sporen van hevige uitbarstingen langs zijn steeds zachter glooiende hellingen. Zoo zijn Makjan, Maitara (360 M.), Tidore (1620 M.) en Ternate (1579 M.) Na dezen laatsten vulkaan zetten zij op de kust zelve van het groote moedereilanden (Hale-maheira) zich voort, tot zij daar in den Oam Konora (pl.m. 1700 M.) hun hoogste punt bereiken. Op de grootere eilanden liggen tusschen deze vulkanen en de overblijfselen daarvan (bergruggen en hoogten) meer of minder grooter vlakten, alle naar zee afbellend en dicht met oerwoud begroeid. Deze gronden van vulkanischen oorsprong, zware tuflagen met humus bedekt, zijn zeer vruchtbaar, doch liggen onbenut daar. Tusschen de oost kust van halmaheira en Nieuw Quinea zijn aan de kusten veel koraalafzettingen te zien en zijn er geheele eilandjes door koraaldiertjes opgebouwd. Deze koraalafzettingen Jonge klapperaanplant IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIMIIflIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII Het zal stellig geen gewoonte van mij worden om over dergelijke stukken veel te zeggen, maar toch wil ik omdat het als verschijnsel merkwaardig is voor een enkele maal iets opmerken over een klucht van Georges Feydeau, die thans onder den horribelen titel Hertogin Hoepla" in 't fransch heet zij: La Duchesse des Folies Bergères in 'tGrand-Th atredoorHeyermans' gezelschap wordt vertoond. Hetgeen ik met verschijnsel bedoel is dit: De clou van Pro Domo" is een nacht-caf met tango enz. Het heeft er wel niet veel van, en de imitatie ligt er te dik op, zoider eenige illusie van werkelijkheid, maar het publiek vindt het prachtig, en voor fat soenlijke" dames en dame-meisjes, die an ders nooit zooiets kunnen zien, is het pikant, zoo niet erger. Blijkbaar is dit Heijermans opgevallen en hij koos een stuk waarin k een nacht-restaurant voorkomt, en nogwel Maxim te Parijs. Ziehier dus de invloed van artistieke leiders van Neerlands eerste tooneelgezelschappen. Dit stuk, kortweg als Hoepla" geannon ceerd, is er tevens mede gekarakteriseerd. Het is of 't zoo maar Hoepla" in scène gezet en ingestudeerd is. Het is interessant het te zien omdat men er zoowat al de gebreken en fouten van onze acteurs en actrices in zien kan. Het pétillante, fijne, geestige, charmant pikante van fransche acteurs in zoo'n klucht wordt hier van een ordinairheid die ontstellend is. De heeren" bij Maxim, al hebben ze rokken aan, lijken hoogstens commis-voyageurs of kantoor-, bedienden. De van chic en du chien" en perverse charme en gratie overvloeiende fijne cocottes van Parijs worden schreeuwerige, ordinaire juffrouwen uit een of anderen burger winkel die eens uit benne." Henriëtte v. Kuijk was- niet bepaald ordinair, maar toch ont brak bijna alles aan Hoepla" wat zij hebben moest. Haar mooie kunnen valt buiten dit genre. De geestigheid der heeren wordt bascomique en nadert op bedenkelijke wijze het Maupie-Staal genre. Op sommige oogen?blikken liep het zóde spuigaten uit dat ik mij op een dilettanten-tooneel ergens in een achterhoek van de provincie verplaatst achtte. Deze vroolijkheid en komiekerigheid worden triestig, bijna tragisch van ordinairheid. Als Heijermans wat van zijn tooneel-krachten op hun allerminst had willen blootgeven had hij geen betere opvoering kunnen ver zinnen dan deze jammerlijke Hoepla-vertooning. Ik heb dergelijke kluchten zelfs bij Louis Bouwmeester Jr. in den Haag beter gezien, en er nu en dan even bij gelachen. Maar hier kwam de lachlust ook maar geen enkel oogenblik boven. Om platheid en baskomiekerigheid lacht men niet. En hier wil ik op neerkomen aan het stuk ligt het niet, het ligt enkel aan 't gebrek aan distinctie der acteurs, aan hun ontstellend gemis aan besef, wat charme, gratie en geestigheid in 't kluchtige zijn, en wat ordinairheid, platheid en schreeuwerigheid. Het beste wordt dit bewezen door eene schitterende creatie ja, creatie durf ik dit noemen van den acteur van Warmelo in dit stuk. De ras-artiest, die van Warmelo is, de kunstenaar van smaak en distinctie, heeft er zich niet met een Hoepla" afge maakt, maar schiep van den ouden hertogdiplornaat, die door deze klucht heentippelt een zófijn, geacheveerd, aristocratisch en toch oer-komiek type, dat ik hem den ganschen avond in de grootste bewondering heb zitten genie'en. Zoodra hij maar even op kwam, met zijn prachtig exquis hove lingen kopje, zijn hooge hof-stemmetje, en 't kostelijke lorgnon-gebaartje werd het ordi naire Hoepla" verheven in de parijsche sfeer van geestigheid en charme van La duchesse des Folies-Bergères". Het was eenvoudig meesterlijk, en het is een leer zaam voorbeeld voor onze nederlandsche acteurs, wat er van zoo'n fransche klucht te maken is. Tusschen twee haakjes: van Warmelo is een van die bescheiden, consciëntieuze acteurs, die wél steeds door de critiek erkend zijn, maar toch altijd eenigszins op den achtergrond blijven, dan wel gehouden worden. Dat hij een van onze allerbeste acteurs is, lijdt bij mij geen twijfel, en ik vraag mij af of onze tooneeldirecties blind zijn dat zij dezen kunstenaar niet meer naar voren brengen, en dat ze onderling niet om hem vechten. Men moet, juist in zoo'n stuk als Hoepla'' maar eens naar het enorme verschil zien tusschen hem en de overige acteurs, En dat hij zijn fijne creatie zoo gewetensvol volhoudt onder het steeds lager en lager bas-comique zakkende gedoe der meeste anderen (ik zonder hier vooral v. d. Veer ook uit) is wel het meeste te bewonderen. Mijn hemel, zou men dan in Holland want het publiek lacht maar steeds door, hoe platter de komiekerigheid wordt heusch het onderscheid niet zien tusschen geestigheid en laffe flauwiteit, tusschen charmante pikanterie en gemeenheid, tus schen werkelijke kluchtigheid en het baskomieke? En zou men nu heusch denken dat het publiek in nacht-restaurants van Parijs als Maxim, Abbaye de Thélème enz. er uitziet als de Zondagsheeren en juffrou wen uit deze horribele Hoepla"-omgeving? Ook lijkt het en hier ligt een groote en eilandjes zijn aanstonds herkenbaar door witte zeestrandjes, waar overal elders zwart of donkergrijs strand is te zien. De bevolking, die in deze residentie leeft, de heidensche Alfoer en op Nieuw Guinea de Papoea, is weer onderverdeeld in een groot aantal stammetjes. Door de omstan digheden waarin zij waren geplaatst zijn de bewoners van Halmaheira en omliggende eilanden van nature en door de eeuwigheid heen tot luiheid gedoemd geweest. Weinig in aanfal en meest aan de kust levend, voor zien zij zich op de gemakkelijkste wijze in hun levensonderhoud. De eischen van klee ding zijn weinig; een lendengordel, een hoofd doek, soms een hoed van een fantastischen vorm en soms een baadje om het andere geslacht te bekoren en een paar bloemetjes achter 't oor, en aan die eischen is voldaan. De zee wemelt van visch, van de smakelijke tjankalang tot de voor Europeesche smaken oneetbare bobara, en het land levert in zijn sagopalmen op de gemakkelijkste wijze.het hppfdvoedsel aan de dunne bevolking, ter wijl desagoweer- of arènpalm door aftapping een drank (z.g.n. sagoweer) levert, die na gegist te zijn eenige alcohol bevat en daarom door de menschen graag en soms in groote hoeveelheden wordt gedronke». Waar zij zich overigens mee bezighouden is weinig. De mannen maken, zoo noodig, een prauw en bouwen hun huisjes uit bam boe, atap en gedek. Tijd is voor hen geen geld en zij doen daar maanden over. Mannen en vrouwen vlechten kleine gebruiksvoor werpen uit gekleurde stengels en bast en in het district Maa'ba, den oostelijken arm van Halmaheira, vlecht men hoeden in allerlei vorm uit een fijnen gelen orchideeënstengel, en de Tobelorees em Galelarees vlecht een bonten hoed van atap en boombast, aardig met schelpjes en in den lateren tijd met kraaltjes versierd. Zij maken eens een salowako, een smal schild, keurig ingelegd met paarlemoer en schelpen of slijpen uit een schelp een arm band, die als amulet om den pols wordt gedragen, doch van meer dan ethnographisch belang is deze huisvlijt niet. Zoo leeft de oorspronkelijke bevolking. De Ternataan van de hoofdplaats, de Chinees, de Arabier drijft handel met hem en weet hem door tegemoet te komen aan geringe behoeften, die deze menschen toch ook hebben, en vooral door voorschotten voor kosten bij huwelijks- en begrafenisplechtigheden aan zich te verplichten. Dan moeten zij geld verdienen en gaan de bosschen in en zwerven en halen boschproducten, damar en rotan, of wel ze verschacheren voor een appel en een ei de paar klapperboomen, die zij bezitten. De Europeaan, de Hollander, zag met de hulp van Chineezen en inboorlingen voor deel in de paradijsvogeljacht op Nieuw Guinea, in het duiken naar paarlschelpen voor paarlemoer pp zoek naar de kostbare paarl; ook zag hij voordeel in de winning van damar en den aankap van ebbenhout. In den bloeitijd van Banda's notenperken, werd ook aan deze cultuur gedaan, doch de kleine markt van de muskaatnoot ver oorzaakte jaren geleden overproductie en een instorting, waarop nog nooit een her stel is gevo'gd. Andere cultures, waaronder die van koffie grootscheeps aangepakt, slaagden niet en proefjes hier en daar met rubber en manillahennep genomen zullen wel bij proefjes blijven. Men is voor deze veeleischende cultuur te ver van een cultuurcentrum verwijderd om over voldoende bekwame werkkrachten te kunnen beschikken. Een land waar jacht,en vischvangst mid delen van bestaan zijn en dat verder van roofbouw moet leven, kan (we leerden het op school reeds) niet vooruitgaan. En zoo iiiMMiMMlillliMiiimiiiiimilliimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliillilliltliillii fout of dergelijke fransche kluchten met veel minder zorg en fijnheid ingestudeerd en geregisseerd worden dan serieuze. Ik vrees dat ze althans in Holland juist nog mér zorg behoeven, omdat ze hier vél meer neiging hebben den platten, ordinairen kant op te gaan. En hoe fijn en vol distinctie ze moeten gespee'd wor den, wel, dat moesten de tooneeldirecties dan maar eens van Van Warmelo afkijken. Maar 't is of men er zich met een Hoepla" afmaakt, omdat het toch maar een lachstuk is. Er wordt tegenwoordig veel gesproken en geschreven over de Tooneelschool. Bij al den raad die reeds gegeven is zou ik dézen willen voegen: brengt eenstudiefonds bijeen en stuurt de beste leerlingen eens een tijdje naar Parijs, naar Berlijn, naar Londen, en andere groote steden, om daar n het tooneel n het groote leven eens te zien en te bestudeeren. Tracht hen ook, en waarom zou dit ook in Nederland niet kunnen, nu en dan in de salons onzer eerste families te doen verkeeren, om te zien hoe zij moeten doen en vooral: niet moeten doen om heeren en dames, en geen burgerjongens en burgerjuffies voor te stellen in salonstukken. Ik weet wel: dit alles maakt den waren acteur nog niet, maar elke ware acteur kan er toch zijn voordeel mede doen. Als dan absoluut de door Van Riemsdijk uitgevonden nacht-café-attractie op t tooneel moet blij ven. laat de leerlingen dan eens in Parijs gaan bestudeeren hoe het daar in de gelegenheden van den eersten rang toegaat, hetgeen in een eenigszins anderen stijl is dan dien van 't Wiener" of zoo te Amsterdam. En laat hun, behalve de klassieke kunst van het drama, en 't moderne topneelspel, te Parijs dan in Godsnaam ook in 't Théatre des Nouveautés en dergelijken eens goed gaan kijken hoe een klucht fijn en geestig moet gespeeld worden zonder in 't ordinaire te vervallen. Gratis entrees in hollandsche theaters helpen hun tóch niet. Ze moeten het Buiten land in. Hier allén leeren ze 't toch nooit. §«i HENRI BOREL Strandweg te Ternate zijn deze eilanden met Ternate als hoofd plaats nog als in de dagen van de Kompanie." Wanneer men ter hoofdplaatse komt, dan waant men zich geheel in dien tijd terug. De eenvoudige lage huisjes en huizen, meest nog met atap, een enkele, als de woning van den resident, met dakijzer ge dekt en door witte muurtjes omgeven, het oude zwaargebouwde fort met oud-Hollandsche poort, met tanksies voor de soldaten en woningen voor de officieren, de sociëteit, met haar treurige inrichting en wrakke schommelstoelen, met de ouderwetsche bittertafel met een rond gat in het midden, waar de jongen onder 't bittertjesdrinken voor het inschenken kan plaats nemen, dat alles doet denken aan een gemoedelijken tijd, die achter ons ligt. Zelfs de scheepjes op de reede vertoonen somtijds in den bouw der campagne nog iets uit die vervlogen dagen. Doch Ternate werd een nieuw postkan toor rijk en werd daarmede aan het telegraafnet aangesloten. En de Paketvaartbooten en die van de Nord-deutsche Lloyd en van een Chineesche lijn zorgden reeds jarenlang voor een geregeld verkeer. Het eenige moderne, dat zich hier opdringt, doch dat verandering en voorspoed moet brengen. De zending, die van het jaar '65 af op Nieuw Guinea is be gonnen te werkenen steeds meer posten over de gansene resi dentie heeft geves tigd, heeft onder deze heidensche be volking zeker veel goeds verricht, vooral daar waar men haar op timmerscholen en kleine aanplantingen en andere kleine be drijven geregelden arbeid leerde. Er is in waarheid een groot verschil tusschen den christen- en den heiden-Alfoer. De eerste is meer mensch en zijn gelaatsuitdruk king is intelligenter en opgewekter en daarbij vertoont hij in deze streken meer lust tot werken. Doch nog steeds liggen deze eilanden met hun vruchtbaren schoot als 't ware te wachten op de ondernemingszucht van kloeke Hollanders, die, met een helderen blik voor de werkelijkheid, hier een nieuwen tijd zul len inluiden. Daar zijn groote vlakke vruchtbare stukken land in dit gewest, gunstig voor af- en aan voer gelegen, die slechts wachten op werk krachten en geld om, in cultuurland omgezet, deze residentie in de toekomst tot een land van onbeperkte mogelijkheden" te maken. En waar tot nu alle roofbouw, paarlvisscherij en paradijsvogeljacht dit gewest niet veel verder bracht en elke cultuur van ge wassen van muskaatnoot tot koffie gefaald is, daar is de klappercultuur gekomen, die, door de groote en blijvende vraag naar cocosnoot, de cultuur bij uitnemendheid voor deze streken is. Doch het is hier niet de plaats daarover uit te weiden. Wanneer echter gedacht wordt aan al het vruchtbare land, dat daar op ontginning wacht ten bate van de gansche menschheid, dan schijnt daar een mooie taak voor velen te liggen, nuttiger dan paarlvangst en paradijsvogeljacht en met ruimere beloo ningen op degelijkeren grondslag. H. R. ROELFSEMA Prauwen onder de reede van Ternate Tweede sinfonie G. Mahler Het publiek bracht geestdriftige ovaties na de schitterende vertolking van Mahlers 2e sinfonie, evenals indertijd bij de eerste uitvoeringen onder leiding van den meester zelf, waarvan de berichten getuigen. Klaar blijkelijk heeft het werk met zijn groote contrasten en ontzaglijke klankmassa's een fascineerenden invloed op den gewonen hoorder, voor wien de eigenlijke waarde van een kunstwerk een geheim is. Tot dien indruk zal niet weinig het slot bijdragen, de Auferstehungshymne" die velen, vooral in deze tijden, het uitzicht, op overwinning van den dood, als een ver blijdend visioen, opent. Men komt lang zamerhand tot het inzicht, dat Mahler werkelijk niet moeilijk is te volgen, dat hij volstrekt niet zoo modern" is als men aanvankelijk wilde beweren, maar dat hem veeleer een zekere mate van behou dendheid eigen is, dat hij de klassieken gedeeltelijk navolgt en dat met name Beet hoven en Schubert met hem verwant zijn. En toch zijn bij nadere kennismaking, naast verbazend geniale stukken, plaatsen aan te wijzen van bepaald minderwaardig gehalte, die het onmogelijk maken deze sinfonie als geheel hoog te waardeeren. Juist in dat laatste gedeelte heerscht eene tweeslachtigheid: gemis aan architectuur, onsamenhangende geluidsmassa's, die zich met een weinig beteekenend melos bewegen, naast prachtig gevonden effecten, die groote spanning verwekken. De mislukte schildering van den laats'en oordeelsdag naast den genialen inzet van het koor, die in haar eigenaardige unisono-zetting een groote mystieke stemming geeft. Mahler voelde aanvankelijk zelfde moeilijk heid om na de eerste deelen nog climax te bereiken, en inderdaad pijnlijke erkenning is hem die opgave te machtig geweest. Noch in opbouw, melodiek of rhythmiek zijn in het slot, ondanks de gebruikmaking van het groote aantal instrumenten, de vorige deelen overtroffen. En ook zelfs daarin heerscht nog een groote ongelijkheid. Als verreweg het beste blijf ik het eerste en derde beschouwen; het eerste met zijn geweldigen opzet en hechte architectuur, het scherzo met zijn natuurlijken muziek-stroom, zijn meesterlijke behandeling van het orkest en niet ver moede stijging, waarin de humor overgaat in een tragisch sarcasme. Het tweede daarentegen, dat gewoonlijk sterk aanspreekt, heeft m. i. geen groote waarde, ten spijt van de gemakkelijk vloeiende melodiek, het contrapuntische meesterschap en de volkomen klaarheid van bouw. Dat komt doordat zoowel hoofdthema als tusschenzinnen te weinig eigens hebben, te onbelangrijk zijn en herhalen hetgeen ande ren reeds vroeger hebben gezegd. Ik denk hierbij aan de zoetelijke melodieën die wel de afronding van Schubert hebben maar diens frischheid missen, en aan de ouder wetsche, weinig leven bergende rythmiek. Deel IV is bij de intrede wel verrassend, maar ook daar weer dezelfde slappe episo den, die niet te verwarren zijn met de spontaneïteit van sommige echte volkswijzen. Als architectonisch geheel staat het eerste deel bovenaan; met vaste hand schijnt hier dadelijk de vorm te zijn gegoten. Onwrik baar staat de eerste wanhopige inzet der bassen, die het breed uitgesponnen thema laten voorbijtrekken als het begin van een langen treurigen stoet. Even krachtig her haalt zich dit thema, met een tweede, minder onrustig, maar breeder schrijdende melodie vereenigd. Die beide motieven, welke al terstond de grondstemming karakteriaeeren, beheerschen eigenlijk het geheele eerste deel, en drukken er hun onafwendbaar noodlottig stempel op. Bij analyse maat voor maat bemerkt men hoe sterk bewust alles is geconcipieerd; er heerscht de klassieke logica van Beethoven, die het niet versmaadde lang te passen en te meten voor hij een werk als voleindigd beschouwde. Zoo bereikte Mahler hier bijna ook iets klassieks in den zin van onaantast baar, bestand tegen de wisselende stroo mingen van alle tijden. Wel te betreuren is het dat een dergelijke vastheid niet in de geheele sinfonie heerscht. Wij zouden dan een meesterwerk rijker zijn geweest. De uitvoering geschiedde door dezelfde medewerkers als de eerste maal; Mengelberg leidde nog beheerschter dan toen. De opbrengst was bestemd voor het steun comité; dit was blijkbaar de reden dat de zaal propvol was. Bij de eerste uitvoering die ten bate van het Pensioenfonds der orkestleden geschiedde, waren er zeer veel plaatsen onbezet hoewel de toegangsprijs lager was. Dit vind ik zeer te betreuren. Concertgebouw In het Concertgebouw is een begin ge maakt met een reeks van 20 concerten waarop een overzicht wordt gegeven van de ontwikkeling der orkestmuziek. Een uit stekende gedachte, die ook groote paedagogische waarde heeft; niet alleen voor het zomer-publiek" maar ook voor de trouwe bezoekers der winterconcerten kunnen ze van nut zijn. Ik stel mij voor op enkele dier concerten nader in te gaan. SEM DRESDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl