Historisch Archief 1877-1940
30 Mei '15. No. 1979
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Gezicht in het Trappenhuis der H. B. S. met vijfjarigen cursus te Arnhem
Klasselokaal met wandplaten uit de rondgaande portefeuilles in verschillende grootte]
Het Uiterlijk van onze Scholen
Wanneer ik mij terugdenk in de eerste
schooi, waar ik als klasseonderwijzer op
trad, en ik zie onze tegenwoordige
schoollokalen, dan bemerk ik weer tot mijn vreugde,
dat er in die ruim dertig jaren heel wat ten
goede veranderd is.
Het was in het najaar van 1882, dat ik
in een zopals het toen heette
kostelopze school in het hartje van den Jordaan
mijn intrede deed. Stel u voor een recht
hoekig schoolgebouw door drie schotten in
vier zeer hooge lokalen verdeeld; elk lokaal
bestemd voor twee klassen, die te zamen
ongeveer honderd-en-twintig kinderen tel
den. Het licht kwam uit hooge ramen zoo
wel in den voor- als den achterwand; deze
ramen waren zoo hoog boven den vloer
geplaatst, dat er voor onderwijzer of leer
ling geen sprake van was, er ooit door te
kunnen zien op de straat voor of in den
tuin achter de school. In de lokalen hingen
een paar wandkaarten en eenige afschuwelijk
uitgevoerde platen van Van Lummel, waar
van een nieuwere druk nu nog op verschil
lende scholen aangetroffen wordt. Als men
b. v. bedenkt, dat daarop een loodgieter
voorkwam, die met een hoogen zijden hoed
op het vuur op straat stond aan te blazen,
dan begrijpt men, hoe up-to-date toen reeds
deze platen waren.
Bij den aanvang en het einde van iedéten
schooltijd werden alle schotten opengescho
ven en plaatste zich de bovenmeester
welk woord toen nog niet als een spotnaam
gebruikt werd in het midJen der school,
om een gebed voor te lezen, dat daartoe door
het gemeentebestuur was verstrekt. Aan het
afloopen der school in de diepste stilte werd
steeds de meeste oplettendheid besteed. En
aan ons, jonge onderwijzers, werd dan, in
dien er maar even iets van een schoen, een
klomp of zelfs van een kinderstemmetje ge
hoord werd, het illustre voorbeeld voorge
houden van den toen reeds overleden
bovenmeester Holst. Deze had, naar ik
meen.'duizend leerlingen in n lokaal en al die kinde
ren liet hij afloopen" in het bijzijn van den
schoolopziener, die met zijn rug naar de
kinderen stond, zonder dat deze er iets van
gemerkt had, zoodat, toen deze autoriteit
zich omkeerde, hij tot zijn groote verbazing
een leeg schoollokaal zag.
Met dit laatste verhaal wil ik maar zeggen,
dat wij al aan verbeteringen bezig geweest
waren, want de scholen met slechts n
lokaal voor alle kinderen behoorden toen
reeds tot het verleden.
De school was aan den buitenkant ook
aan alle bouwkundig schoon gespeend en
toen na een paar jaar er een verbouwing
plaats vond, waardoor elke klasse een lokaal
kreeg, werd het binnen wel wat gezelliger,
maar werd het uiterlijk nog onmogelijker.
De splitsing in afzonderlijke klasselokalen
heeft de geleidelijke afschaffing van het
schoolgebed met zich gebracht.
Welnu, ons schoolgebouw vormde vol
strekt geen uitzondering; er waren er, die
zich nog minder voordeden. Dat gebrek aan
uiterlijk schoon kwam niet alleen bij de
lagere, maar ook bij de middelbare scholen
voor, eveneens bij de ambachts- en vak
scholen voor zoover die er toen reeds waren.
En toen door de uitvoering der ook in dit
opzicht zoo voortreffelijke wet-Kappeyne
hierin voor de lagere scholen veel verbete
ring kwam, werd wel eerst van zekere zijde
op de openbare schoolpaleizen" gesmaald,
maar gelukkig is ook dat thans uit en ver
dient menige bijzondere gesubsidieerde
school heel wat meer dien eerenaam dan de
openbare schoolgebouwen in dezelfde ge
meente.
Een van de eerste schoolgebouwen, die
een veel vriendelijker aanzien, zoowel van
binnen als van buiten kregen, was de gemeen
telijke kweekschool voor onderwijzers en
onderwijzeressen te Amsterdam, die, in 1876
in eenige lokalen van het Stads-Armenhuis
geopend, in 1878 het tegenwoordige gebouw
aan de Nieuwe Prinsengracht betrok, een
gebouw, dat in menig opzicht er nog
wezen mag.
Toen eenmaal de smaak maar in die
richting werkzaam was, begonnen de be
sturen, maar vooral ook de leeraren en onder
wijzers meer hart te krijgen voor het terrein
van de dagelijksche werkzaamheid der leer
lingen. De wandplaten werden fraaier;
terwijl vroeger het meerendeel in kisten en
kasten geborgen bleef, werden nu de wanden
der lokalen en der gangen er mee versierd.
De ongelukkige hooggeplaatste vensters
werden door lagere vervangen, al bleef de
onderste rij ruiten nog steeds van matglas;
verbeeld je ook, dat een kind eens onder
de les naar buiten zou kijken, dat zou im
mers al te dwaas zijn! Langzamerhand
werden bij de scholen de schooltuintjes
aangelegd; al zijn ze meestal in Amsterdam
wegens de hooge grondprijzen uiterst klein
en primitief, toch zijn zij een vreugde voor
de kinderen, ten minste als de onderwijzer
er slag van heeft nut en vreugde te verbinden.
En bijna gelijktijdig, meestal iets vroeger
reeds, deden ook de planten hun intocht in
de school, de bloemenplanken voor de
vensters en in aardige hoekjes vroegen een
vulling, waarvoor de leerlingen zelf meestal
gaarne zorgen, nu eens door bloempotten,
dan weer door losse bloemen mee te bren
gen ; in n woord, de schoollokalen werden
vaak gezellige vertrekken. Voeg daar nog
bij, dat in de latere jaren aan inhoud en
vorm van lees- en leerboeken *) veel meer
zorg werd besteed en men ziet, dat een
streven in de goede richting aanwezig was,
al uitte het zich niet 'altijd op even ver
standige wijze.
Dit alles kwam mij voor den geest, toen
ik in handen kreeg Nummer l van de
Berichten en Mededelingen van de
Vereeniging voor Schoolversiering. Deze berichten
zullen op ongeregelde tijden verschijnen en
het eerste nummer, dat zich als een pro
pagandanummer aandient, geeft in een ar
tikel Wat wij willen" het doel der
Vereeniging duidelijk aan. Hieruit blijkt, dat
de Vereeniging vari Leeraren bij het Mid
delbaar Onderwijs op haar Algemeene
Vergadering in 1908 de wenschelijkheid
uitsprak van het benoemen eener commissie
tot het doen ivan voorstellen om op onze
H. B. S. te komen tot een wandversiering
die aanleiding kan geven tot ontwikkeling
van het schoonheidsgevoel bij de leerlingen,
*) Een mooi voorbeeld uit den laatsten
tijd kwam mij juist dezer dagen in handen,
nl. De Bloeiende Bongerd door Dra. W. C.
Rengers Hora Siccama en Herman Poort,
Ie deel gebonden ? 2.25. Uitgave Wolters
te Groningen. Inhoud en uiterlijk moeten
dit boek een vreugde voor onze H. B. S.
scholieren en dergelijken maken.
Fransche Kunstenaars uit de
achttiende eeuw
Tentoonstelling in 's Rijks Prentenkabinet te
Amsterdam l April tot 30 Juni 1915
Er is al veel kwaads gezegd over de
fransche samenleving uit de tweede helft
der achttiende eeuw. De beide de Goncourts
hebben in een fraai geschreven hoofdstuk
bepaaldelijk de beteekenis der liefde" voor
Le Restaurant" door Deny, naar Lavreince
dien tijd, tot zijn ware proporties terugge
bracht. Wie toen Amour" zei, bedoelde
volupté. Deze laatste was de eigenlijke
beweegkracht, de ziel van heel die samen
leving, beheerschte al haar uitingsverschijn
selen, was in waarheid de stijl van al haar
kunstvormen." Met samenleving wordt die
der hoogere kringen bedoeld. Les
personnages du quartier de la Halle et de la place
Maubert, n'ayant point d'existence dans la
société, leurs aventures ne sauraient nous
attacher" heet het in een correspondentie
uit dien tijd.
Toch moet er van diezelfde maatschappij,
bij al haar gemis aan zedelijken ondergrond
en hoezeer datgene wat er voor liefde door
ging haar eenige stimulans is geweest, in
haar uiterlijke beweging, een onmiskenbare
bekoring zijn uitgegaan.
In de leefwijze
harer helden en heldin
nen, die de galanterie
als een kunst beoe
fenden tusschen hun
manieren, hun klee
ding, hun genoegens,
hun conversatie, hun
omgeving, moet een
harmonie hebben be
staan als in de ge
schiedenis niet weer
is voorgekomen. Z
alleen is het te ver
klaren dat een groot
aantal schilders van
beteekenis, maareen
nog veel grooter stoet
van graveurs, in het
uitbeelden van die
samenleving [of van
wat haar belang in
boezemde voor eeni
ge tientallen van ja
ren inspiratie hebben
gevonden en dat hun
werk zó'n markan
ten stempel draagt,
dat een enkel gegra
veerd blaadje uit dien
tijd in staat is ons
die geheele wereld
van amoureuze avon
turen, van telkens
gevonden, verloren
en hervonden geluk,
voor oogen te bren
gen.
Zoo sterk ook was
de band tusschen
deze samenlevingen
haar kunst dat de
fransche revolutie die
een einde maakte aan de eene, tegelijkertijd
de andere vernietigde. Kunstenaars aan wie
het ancien régime de grootste verplichtingen
had schenen met nen slag van hun gaven
beroofd en stierven in armoede en vergeten.
Er mag dan ook door fransche graveurs
uit die dagen met voorliefde en talent naar
Hollandsche en Vlaamsche meesters gekerkt
zijn, hun beteekenis en hun roem ontleenen
zij aan de wedergaye van de werken hunner
eigen schilderende tijdgenooten ; meer echter
nog aan de verwerking hunner eigen ont
werpen of van die teekeningen en gouaches,
die in de eerste plaats ter bediening van
den graveur gemaakt waren en waarvan de
schilders Bauduin en (de Zweed) Lavreince
(Lafrensen) de gelukkigste voorbeelden
nebben geleverd. In de gravures hieraan
ontleend, waarin overvloedig ruimte bleef
voor de ontplooiing van eigen fantaisie
hebben de graveurs zich het meest direct
en het compleetst uitgesproken. De repro
ductieve gravure nadert hier den rang van
zelfstandig kunstwerk en menigmaal geeft
eerst de reproductie de fijnheden van
teekening, van toon, van lichtwerking, die in
het origineel verborgen waren gebleven.
Ook maar een benaderend beeld te geven
van den overvloed dien de fransche gravure
uit dezen tijd heeft voortgebracht kon de
Directie van ons prentenkabinet niet be
oogen. Reeds het noodzakelijke uitschakelen
van de boekillustratie, maakte dit onmo
gelijk. Te meer mag men de zorgvuldigheid
waardeeren waarmee zij getracht heeft door
het exposeeren van voorbeelden der ver
schillende technieken en van typische en
representatieve prenten, van den aard der
gravure een denkbeeld te geven. Zij be
schikte daarbij, vooral op het gebied der
kleurendrukken over buitengewoon frissche
exemplaren en men zal met name van de
gravures-in-pastelmanier naar Boucher niet
gemakkelijk zulke uitnemende voorbeelden
aantreffen. Maar ook de zwarte lijn-gravure
waarvan de artistieke waarde zeker wel
het grootst is is door mooie drukken
van beroemde en soms weinig voorkomende
prenten vertegenwoordigd. Daartoe behooren
l'enseigne en la balance naar Watteau, de
drie prenten naar Augustin de Saint-Aubin,
eenige uit het Monument du Costume van
Mpreau Ie jeune (vooral les petits
parrains") en de zoo bij uitstek representatieve
prent Ie Couchéde la Mariée" van denzelfde.
Ook l'Enlèvement Nocturne", er naast
opgehangen is een karakteristiek voorbeeld.
Het is daarenboven een der prenten waarop
het meest gebeurt". De beste toch en ook de
meest gezochte geven een kleine scène"
tusschen een hij en een zij, eene verpoozing,
eene herademing, een blik, een handdruk,
door hen door goede reproducties in aan
raking te brengen met het beste wat, vooral
ook onze eigen kunst heeft voortgebracht".
In de toelichting tot dit voorstel kwam
het volgende voor:
De H. B. S. heeft, zij het dan ook dat de
omstandigheden haar die richting hebben
uitgedrongen, haar taak: mee voor te be
reiden voor het leven, te
eenzijdig-verstandelijk opgevat en daardoor te weinig gedaan
voor de ontwikkeling van hart en gemoed.
Hoe hierin verbetering te brengen? Niet
door een nieuw vak van onderwijs", maar
door een goede wandversiering, die, n op
zich zelf, n in verband met het litteratuur-,
teeken- en cultuurhistorisch-onderwijs, den
zin voor het mooie bij de leerlingen kan
ontwikkelen. Daarbij dient er in de eerste
plaats naar gestreefd te worden liefde te
wekken voor de vaderlandsche kunst, om
dat zij het eigenlandsche mooi zoo heerlijk
openbaart, en een voorwerp mag zijn van
rechtmatigen nationalen trots."
Uit de toen gevormde commissie ontstond
de Vereeniging voor Schoolversiering.
En nu heeft deze vereeniging de zaak op
de meest practische wijze aangevat; zij is
niet gaan theoriteseeren, maar heeft ge
vraagd : wat is er en wat kunnen wij daarin
verbeteren? En dan was het aangewezen
middel: verbetering in de wandversiering,
zódat deze niet alleen nuttig, maar vooral
aesthetisch zij.
Toen is een uitgezochte verzameling platen
bijeengebracht, die als rondgaande collectie
aan de scholen in bruikleen wordt afgestaan.
Verder hebben een aantal scholen door be
middeling der vereeniging een collectie
gipsafgietsels voor wandversiering ten ge
schenke gekregen, of van haar
tusschenkomst gebruik gemaakt bij het aanschaffen
van platen en lijsten. Eindelijk is er propa
ganda gemaakt door het houden van lezingen,
tentoonstellingen en het verspreiden van
geschriften.
In dien geest nu wenscht de Vereeniging
voort te gaan behalve door het aanvullen
der verzameling platen en gipsafgietsels
ook door het geven van een korte toelichting.
De Vereeniging hoopt en wij wenschen
het van harte met haar dat eerlang alle
gymnasia, burgerscholen en kweekscholen
en bij daarop misschien volgende uitbrei
ding van ons arbeidsveld, andere scholen
zich bij onze vereeniging zullen aansluiten,
en dat de overheid ervarende hoe School
versiering haar goeden invloed heeft op de
ontwikkeling van het opgroeiend geslacht,
zal overtuigd worden dat uitgaven daarvoor
niet alleen gerechtvaardigd geacht mogen,
maar zelfs noodzakelijk geacht moeten
worden."
Zij roept daartoe allen op, die het wel
meenen met opgroeiend Jong Holland; in
de eerste plaats hen die dezen groei en
bloei moeten helpen ontwikkelen.
Wie de voorwaarden van het lidmaatschap
en nadere bijzonderheden wil leeren kennen,
wende zich tot den voorzitter der vereeni
ging Dr. A. van de Water, Parkstraat 120,
of den secretaris F. W. van der Haagen,
Ernst Casimirlaan 42, beiden te Arnhem.
De rondgaande collectie platen bestaat uit
vier series, ieder van tien portefeuilles, elke
portefeuille blijft vier weken aan iedere
school.
De afgietsels, die de scholen door
tusschenkomst der Vereeniging van de
RijksCommissie tot vervaardiging en ruiling van
reproductiën van kunstvoorwerpen kunnen
verkrijgen, bestaan uit reliëfs, bustes (waarbij
voor enkele een console) en vrijstaande
beeldjes.
Uit een opgave blijkt, dat reeds achten
dertig hoogere burgerscholen, zestien gym
nasia, twee kweekscholen' en een school
voor M. U. L. O. van de tusschenkomst der
vereeniging gebruik maken. Deze getallen
kunnen en moeten nog veel grooter worden;
moge deze aankondiging een opwekking
aan niet aangeslotenen zijn om het propa
gandageschrift aan te vragen. De tusschen
de tekst opgenomen illustraties, waarvan
hier eenige zijn overgenomen, spreken beter
dan menig lang artikel zou doen. In sommige
scholen werden de collecties en de gips
afgietsels reeds vroeger door mij gezien;
zij maakten toen een uiterst gunstigen
indruk op mij, terwijl ook de directeuren
en leeraren er zeer mee ingenomen waren.
In een volgend nummer hoop ik een en
ander mede te deelen over hetgeen de reeds
tien jaar bestaande vereeniging Schoonheid
in Opvoeding en Onderwijs gedaan heeft,
vooral ook op het gebied van het lager
onderwijs. TH. M. KETELAAR
een niets. Het is de verdienste der beste
graveurs geweest, door de fijnheid der
teekening, de losheid en soepelheid en het
gevoelige van hun techniek, de uiterst
delicaat doorgevoerde lichtwerking, de lief
devolle zorg aan elk onderdeel besteed, aan
de voorstelling dier meest naïeve tafereelen
een hoogere beteekenis te hebben gegeven,
hun den adem en den geest van hun lijd
te hebben ingeblazen en in elk dezer bladen
iets van den geur, de essence van hun tijd
te hebben bewaard.
Omdat zij daarvan zulk een uitnemend
voorbeeld en tegelijk zoo zeldzaam is, geven
wij hierbij de afbeelding van een prent die
zich mede in de portefeuilles van het pren
tenkabinet bevindt: Ie Restaurant" door
Deny, naar Lavreince. Men kan er tevens
de waarheid aan toetsen van den uitspraak
der Goncourts dat de kwijnende wellust,
de voluptéwas: de kern, de zuurdesem, de
stijl" der achttiende-eeuwsche Fransche
kunst.
H.
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllMllllllllllllllllllllllltl
In het stille schemer-duister
kwam toen weer het zacht gefluister
Wie ben je?
Kinderwijsje
Wie toch in het schemerduister
komt met wónder-zacht gefluister
op mij toe-treen ongezien?
Ja, je komt in zoete tale
mooie sprookjes mij verhalen
som'ge wel een keer of tien.
Of je lacht en zingt een wijsje
van een aardig herders-meisje
dat je vroeger hebt gezien.
Soms ben j' in een kleed omgeven
van een nevel met doorweven
tranen 'lijk een zilvren draad.
Dan weer maak j' een vroolijk dansje
zeker zie j' een buitenkansje
in den gouden dagen-raad!
En nu zet j' alleen een roosje
in een vaas je wacht een poosje
en je gaat weer heel stil weg.
'k Zou toch graag wel willen weten
hoe mijn vrindje toch mocht heeten.
Toe, vertel het mij maar, zeg.
Ben j' een vogel? ben j' een meisje?
Ben je blond? mijn liefste sijsje,
zing het in je mooiste lied.
Neen. 'k verklap je naampje niet.
Mei, '15. ERNST GROENEVELT
Kleine Stadhuizen
Verscheidene kleine raadhuizen behooren
zoowel in- als uitwendig door karakter en
bekoorlijkheid tot de meest belangwekkende
specimen onzer oude bouwkunst: Woerden,
Haastrecht, Oudewater, Hoorn, Naarden,
Franeker, Bolsward, Klundert, Jisp, de Rijp,
Vlaardingen. Het zou geene moeite kosten
deze greep aan te vullen met vele gelijk
waardige voorbeelden uit alle gedeelten des
lands. Zij bezitten veelal een onmisbaar ca
chet van statigheid en waardigheid. De eigen
schappen van rust, gelijk- en regelmatigheid,
van evenwicht, die het gezag behooren te
kenmerken, vindt men in de architectuur
terug, zonder dat daarbij, gelijk in een later
tijdperk het geval is, de voorliefde tot het
monumentale, de typische schilderachtigheid
uitsluit.
Eene uitbreiding als de laatste die het
stadhuis van Leiden onderging, achter een
bestaanden gevel van ordinaire architectuur,
zou in vroeger tijd schier ondenkbaar zijn.
De oude bouwmeesters hebben de, waar
lijk niet lichte, kunst verstaan om in weer
wil van vaak kleine af metingen en bescheiden
middelen, zonder grootdoenerij, het karakter
van openbaar gebouw tot uiting te brengen.
Een zeer sterk sprekend voorbeeld daarvan
is het typische Gemeenlandshuis van
Schieland te Maassluis. Die kleine stadhuizen
beheerschen hunne omgeving niet door
grootte, maar door allure. Door de verhoudin
gen van geheel en onderdeden, door groe
peering en verdeeling van de massaas onder
scheiden zij zich kenmerkend van de parti
culiere gebouwen, ook al zijn die grooter
of rijker van behandeling. Op hoogen onder
bouw, voor ondergeschikte diensten als
bijv. Waag bestemd, verheft het eigenlijke
raadhuis zich boven zijne profane omgeving.
De dubbele hooge stoep is niet alleen een
forsch, monumentaal gegeven in de archi
tectuur, maar de beklimming geeft een zekere
stemming aan een bezoek bij de Heeren.
Eenzelfde karakter als in de gevels zal
men ook terugvinden in de intérieurs en
zelfs ook in de meubels der oude raads
zalen, burgemeestersvertrekken, trouw- en
schrijfkamers.
Ook voor de kleinere samenleving was
het raadhuis, welks aanleg de directe be
hoeften vaak verre overtrof, een representatief
gebouw. Het was de weerspiegeling van den