De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 6 juni pagina 1

6 juni 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

f.' '; KVI980 Zondag 6 Juni AM915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRJUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr?Dr. FREDERIK VAN EEDËN, Mr. G. KELLER, Secretaris. Abonnement per 3 inaanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.126 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels ?1.25, elke regel meer .. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ............... ?0.25 ,0.30 0.40 BERICHT In gemeenschappelijk overleg kwamen de dag- en weekbladen overeen den volgenden maatregel in te voeren: Het innen der abonnementsgelden zal voortaan aan het begin van het halfjaar geschieden. Ten einde een geleidelijken overgang te bewerken zal de inning telkens een paar maanden vervroegd worden tot het gewenschte resultaat verkregen is. Over het abonnementsgeld van het eerste halfjaar 1915 (l Jan.?30 Juni) zal in Juni beschikt worden, over het tweede halfjaar (l Juli?31 December) begin October enz. Wij verzoeken onzen abonné's beleefd doch dringend hiermede rekening te houden. De Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF filiiiliiiiiiiiliiiiiiiiiiiitiiiiiltiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiiiiiiii INHOUD: Blz. l: Jnnibeweging, door y. H. Oorlogstacht en Vredestuoht, door Ha.be. Con fetti.?2: Boitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp. Uit de Parlementaire Sfeer, door Kamer-raad. Leuvensen Boekenfonda, door X. Y. Z. Feuil leton : Henriëtte (slot) naar het Dnitsoh van Panl Zech. 3: Een heuglijke overweging", door J. H. W. Leliman. Knltur" ou Culture? door Adr. Laatère. 5: Voor Trouwen, door Elis. M. Rogge. - Uit de Natuur, door Jao. P. Thtisse. V6: Feestavond van het Kunstenaars verbond, door Simon B. Stokvis. Tooneelschool-enqnête, III, (slot) donr J. H. Bössing. 7 : Samuel Prout, door' A. Plassehaert. Dr. A. W. van Benterghem, door Fred. v. Eeaen. Van genot dat ontaarding is, door Henri Borel. Sint Lncas, door A. Plas schaert. Teekeningen van Qabriël, door H. 8: Een voorloopige geschiedenis van den oorlog, door prof. H. Brugmxns. 9: Fin. en Econ. Kroniek, door J. D. Santilhano. 10: Leekenspiegel. Toekomstvreezen, teekening van O. v.Baemdonck. Spreekzaal. 11: De voorgestelde zending naar het Vaticaan, teekening van Joh. Braakensiek. Haegsche Brieven, IV. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland. Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: Zwaan, kleef aan... teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii JUNIBEWEGING Het zijn in lange niet geziene dingen, en gehoorde woorden geweest, die daar nu op verschillende plaatsen, in tot den laatsten man gevulde vergaderingen zijn vernomen; waar Ds. Krop en Ds. Kip en andere collega's hun gehoor in be weging hebben gebracht tegen het Room sche gevaar, gewaarschuwd tegen den knieval voor den paus", en voor Neder land en het Huis van Oranje, alle ge meenschap met Rome" afwezen; waar men uiteenging onder het zingen der geuzenliederen, en de oude leuzen der Refor matie geestdriftigen bijval vonden. Naar aanleiding van het regeeringsvoorstel tot zending van een tijdelijk gezantschap bij den Paus. Het leken waarlijk klanken der Aprilbeweging, die weer opleven. Van April 1853, toen met medewerking van 't liberale ministerie Thorbecke de Paus in Holland en Brabant" (1) de bisschoppelijke orga nisatie herstelde, die sinds driemaal honderd jaar ten onzent afgedaan had; toen tienduizenden requestranten zich tot den Koning wendden tegen de on verschilligheid der regeering .en het grie vende van de pauselijke besluiten; toen het land in de branding was, en de buitenlandsche pers zelfs een sensationeele crisis voorspelde; toen het ministerie vallen moest, de kamer ontbonden werd; en protestantsche mevrouwen in grooten getale aan roomsche meiden den dienst, aan roomsche leveranciers de klandizie opzegden. 't Is waar, er valt nu geen kale roode drijver" gelijk Thorbecke te kantelen; en geene oppositie-partij, conservatief of anderszins.zoekt de gretige gelegenheid om uit godsdienstige geschillen politieke ver andering te brouwen; er klinken van uit Rome voorhands geen krenkende woorden als in de toenmalige allocutie's en breves, welke de dwaalleer van Calvijn", het onkruid" noemden, door den vijandigen mensch gezaaid"; en die stoften op de onophoudelijke vorderingen der H. Kerk hier te lande". Ook hebben jaren van vrijzinnige verdraagzaamheid eerst, van rechtsche coalitie bovendien, de beweeg lijke gevoelens rustig ingekapseld. De Junibeweging zal geen Aprilstorm meer worden; hoogstens een briesje blij ven. *** De oppositie heeft in hare beweging tegen het pauselijke gezantschap onge twijfeld ongelijk. Zij zoekt er teveel achter, en, vooral: zij ziet de gevaren aan den verkeerden kant. Hetzelfde zou men willen zeggen' tot den geest van bedenking en bezwaar, die zich blijkens het karnerverslag in de volksvertegen woordiging heeft voortgezet. En het zou zér onverkwikkelijk zijn, wanneer het door de protesteerenden gewekte briesje, onder ons Neder landers sluimerende vonken van on verdraagzaamheid en godsdienstigen hoogmoed of tweespalt opgloeien deed! Maar laat ons, dit alles goed voorop gesteld, erkennen, dat daarnevens door dit briesje ook een gezonde kracht speelt, die niet moet worden miskend. Ook wie er zelf niet aan mee zou doen, moet in deze bijeenkomsten van Ds. Krop en Ds. Kip en de hunnen, een rasechten pud-vaderlandschen geest, met al zijne eigenaardig heden, onderkennen; de herinnering aan een Nederland, in stoere ketterij geboren en getogen, en dat het moederteeken is blijven dragen van de vrijheid en het verzet der reformatie. Wanneer wij dit bijwijlen wat ver geten waren, heeft het zijn goeden kant, dat de geuzengeest weer eens spreekt; de geest, die toch het: Oranje in 't hart en niemands slaaf", heeft gesmeed. Een geest, die zich zeker nu met anderen heeft te verdragen, en anderen te res pecteeren. Maar die toch op zijn tijd een kracht blijft in de Nederlandsche wapenrusting. Daarom ligt er ook eene ver-verlichte kortzichtigheid in, zooals sommigen ge daan hebben, nu slechts van gekakel" en koude drukte van predikanten te spreken. Dit is dezelfde onverschilligheid voor innerlijke volksgevoelens, welke toen juist de fout der Thorbeckianen is geweest, en waar nd-Thorbeckianen ook nog wel eens aan lijden l ** * Gelijk heeft overigens o.i. de oppo sitie tegen het regeeringsvoorstel onge twijfeld niet. Wij zullen hier niet in herhalingen treden van 't geen op deze plaats reeds voor eenige weken is gezegd: dat de mogelijkheid van pauselijke invloeden voor of bij de vredesonderhandelingen, zoowel wegens de positie als wegens den persoon des Pausen, (en waarin ook het meedoen van Italië niet zó'n breuk heeft gemaakt) alleszins bestaat; en daarom voor Nederland tevens de wenschelijkheid, ook naar dien kant tijdig een anker uit te brengen, dat misschien wel, misschien niet, van dienst zal kunnen zijn. Veel meer toelichting zal men van de Regeering ook bezwaarlijk kunnen ver wachten, omdat het in dezen slechts om eventualiteitspolitiek gaat, waar men later niemand boos om mag aankijken, als er niets van komt; veeleer wel, als zij er niet bijtijds aan heeft gedacht. En dat hiermede ook maar eenige voet val" voor het Roomsche kerkgezag zou worden gedaan, kan toch kwalijk wor den beweerd. Doch daarnevens staat dan in beginsel de vrees voor toeneming van clericale invloeden, door nadere officieele ver standhouding tusschen Nederland en het Vaticaan. Wat dit betreft, is het nu juist goed, in te zien, dat deze invloeden veeleer minder gevaarlijk worden, bij duidelijker ver houdingen. Dit moge paradoxaal klinken, maar er ligt in deze zaken misschien nu altijd iets paradoxaals. Het gaat hier toch om de werkelijkheid, en niet om de theorie. Bedenkelijke ultramontaansche stroomingen werken het sterkst, waar de bedding het meest ongeregeld is. Dit wijzen ook voorbeelden nog het beste uit. Toen voor eenige jaren het bekende Motu proprio" alom de vrees wekte,, dat het pauselijk bevel de geeste lijke personen wilde stellen buiten de bur gerlijke rechtspleging, en dit aan katholieke leeken en rechterlijke ambtenaren oplegde, onttrok toen niet nze minister Regout zich tegenover de Kamer aan elke be moeiing, op grond dat de Regeering den paus niets te vragen had ; en waren het niet juist de Staten met diplomatiek ver keer, wier regeeringen althans voor hun land geruststellende verzekeringen konden uitlokken? Ook bij de voor het protestantisme krenkende passages in de Borromaeus-encycliek, bereikten de bij het Vaticaan vertegenwoordigde regeeringen, dat die werden ingebonden, terwijl alweer de andere slechts moesten laten begaan. In dit opzicht levert trouwens alweer de staatkundige geschiedenis van onze Aprilbe weging reeds een eigenaardig voorbeeld. Het toen van protestantsche zijde ge wraakte herstel der hiërarchie, bleek b egeerd door de meer liberale richting onder de Katholieken en doot.de notabele leeken, terwijl de geheele zaak plaats vond tegen den zin der eigenlijke clericale elementen en de machtige congregatie's te Rome. Een en ander is thans niet aan de orde, omdat nog slechts van een tijdelijke zending sprake is. Maar het is toch wel goed, zich er al eens rekenschap van te geven, of voor eene onafhankelijke Nederlandsche staatkunde op kerkelijk gebied, ook een duurzaam herstel van de diplomatieke verhoudingen, wel zoo verkeerd zou zijn, als in deze Juni-beweging wordt gedacht; en of een vorme lijke verhouding met het Vaticaan, niet veiliger is dan géne. En dat dit daarbij onzen Katholieken landgenooten eene voldoening zou zijn, mag toch niemand er toe leiden, het hun te misgunnen. v. H. Oorlogstucht en Vredestucht Wij zullen niet trachten eene omschrijving te geven van hetgeen onder tucht wordt verstaan. Dit zou ons te ver voeren en boven dien kans geven op onvolledigheden. Ieder een weet trouwens wat met tucht wordt bedoelt en beseft, dat tucht noodzakelijk is, zoodra meerdere menschen te samen moeten arbeiden. Doch meestal houdt hiermede de kennis op. Over de wijze toch, waarop de tucht verkregen en gehandhaafd poet worden, loopen de denkbeelden zeer sHrk uiteen, en ofschoon wij nu allemaal aanspraak willen maken op het bezit der waarheid, zullen wij toch trachten een duidelijk licht te werpen op het hoe en waarom" der tucht. Krijgstucht is oorlogstucht, d. w. z. tucht voor den strijd, dus voor de moeilijkste omstandigheden waarin de mensch kan yerkeeren. Wanneer alle menschen ten alle tijde hun plicht deden, was tucht onnoodig, men kon dan volstaan met het geven van bevelen. Doch zoo is het helaas niet. Er schuilt altijd eenig kaf onder het koren. Wanneer wij de menschen ten opzichte van hun plichtgevoel in groepen zouden willen verdeelen, dan zouden wij hierbij tot de volgende groepeering kunnen komen: 1. Zij, die zich bewust lederen plicht ver zaken. 2. Zij, die hoewel in beginsel geneigd hun plicht te doen, van deze plicht toch maar een zeer zwak begrip hebben, zich gemak kelijk laten verleiden hun plicht te verzaken of wel vele plichtverzaking niet als zoodanig opvatten. 3. Zij, die ten alle tijde hun plicht doen, doch hiermede hun taak voor afgedaan hou den (passief plichtbesef.) 4. Zij die ten alle tijde hun plicht doen, en trachten hunne omgeving ook tot plicht besef te brengen (actief plichtbesef). Zoodra nu een groot aantal menschen tezamen komt, treedt de zoogenoemde psychologie de l'a foule" op, d.w.z. de mensch, deel uitmakende van deze massa, legt een groot deel van zijne gewone eigenschappen af en neemt geheel andere meestal minder goede van zijne omgeving over. Wij kunnen op dit oogenblik niet verder hierop ingaan, hoe belangrijk dit zielkundige vraagstuk ook is, doch zullen het alleen als feit aanvaarden, waarmede vooral in het leger rekening moet worden gehouden. Het leger toch is eene verzame ling menschen, die onder buitengewone omstandigheden tegen hun zin worden tezamen gebracht, voor wie dit tezamenbrengen bijna altijd groot materieel nadeel medebrengt, en welk tezamenbrengen hen bovendien verplicht onder vreemde onge zellige en bovendien ongewone zware en vermoeienden omstandigheden te leven. De kans dat de psychische besmetting, uitgaande van de groep zonder plichtsbesef, de zwakke broeders van groep II zal aangrijpen is dus zeer groot. Wel vermag de indruk van het oorlogsgevaar tijdelijk als tegendruk te werken, doch zoodra de ontbering, de ziekten, de sterfgevallen en ellende optreden, houdt deze opvoeding op. Dan is alleen de tucht in staat de zwakke broeders in het rechte spoor te houden, doch wil dit mogelijk zijn, dan moet het aantal tuchthandhavers groot genoeg en van voldoende kwaliteit zijn. Is dit niet het geval, dan is het handhaven van de tucht onmogelijk. Dit handhaven van de tucht is een zeer onaangenaame en zware arbeid, welke veel plichtsbesef vordert, daar men nimmer lof, wel veel blaam kan oogsten. De eenige belooning welke men vindt is het besef zijn plicht te hebben gedaan tegenover de ge meenschap en tegenover zijn land. Wordt de tucht toch niet voldoende ge handhaafd, dan treden spoedig de slechte eigenschappen van de massa naar voren; vooral bij overwinningen of nederlagen, wanneer de troep tijdelijk uit de band springt zijn de gevolgen verschrikkelijk. Brandstichting, plundering, verkrachting, roof en doodslag enz. zijn dan aan de orde van den dag. Gewoonlijk tracht men over deze zaken zoo weinig mogelijk te spreken, de krijgsgeschiedenls zwijgt ze meestal dood hetzij uit preutschheid, hetzij om andere redenen. Waren ze meer bekend, dan zouden vele menschen anders over de waarde der tucht en tuchtmiddelen oordeelen dan thans het geval is en daarbij den handhavers der tucht het leven niet zoo moeilijk maken. Wij zeiden het reeds, dat het leven van deze laatste zwaar en moeilijk is en dus de neiging om te schipperen zeer groot. En juist dit schipperen brengt de verschrik kelijkste gevolgen. Bekend is vermoedelijk het antwoord, dat generaal Pichegru gaf aan enkele ZuidNederlandsche burgers, welke hem genade kwamen vragen voor twee jonge tamboers, die een burger van zijn hoed hadden be roofd. Het antwoord luidde: Wanneer ik aan uw smeeken gevolg gaf, zijt ge binnen enkele dagen uw leven niet meer zeker," en al moge in deze woorden wellicht eenige overdrijving schuilen, toch is de kern er van waar. De Pransche legers kwamen berooid in ons land aan en toch was de discipline uitstekend; geen klachten kwamen gedurende de eerste jaren in over roof en plundering. Doch hoe veranderde de toestand, toen Na poleon een ander stempel op zijn soldaten drukte. De misdaden in Woerden en Bommel door de Franschen in 1814 gepleegd, die van de ons bevrijdende Kozakken in 1815 in de Betuwe, die van de terugkeerende Fransche troepen in 1814 in hun eigen land, die van de Fransche en andere vreemde Regimenten onder Napoleon in Spanje ge pleegd, zijn slechts enkele grepen, en de woorden, welke de toenmalige kapitein Scharnhorst, de latere groote Duitsche leger hervormer, in 1794 aan zijne vrouw schreef, toen hij de misdaden van het terugtrekkende Duitsche leger in ons land, waar het toch als vriend vertoefde, had medegemaakt en welke luidde: Der Mann ohne Beldung ist doch en wahres Vieh, ein grausames Thier" hebben nog niets van hunne waarde verloren. De tucht in een leger dient dus niet alleen voor het gevechtveld, zij heeft voor een groot deel tot taak de massaziel te beheerschen en daardoor in de juiste richting te leiden; haar doel is bovendien het niet strij dend gedeelte, behalve de ellende, welke de oorlog brengt, de nog veel erger ellende, veroorzaakt door de uitspattingen eener ruwe soldateska te besparen. En gelukt dit, dan staat het leger als strijdorgaan ook hooger, daar het dan steeds een betrouwbaar strijd middel blijft. Zoowel het leger, als het niet strijdend gedeelte, zelfs de felste anti-militairisten hebben dus belang bij een goede tucht; de kwestie der oorlogskinderen b.v. alleen is reeds genoeg om zulke ramp verre van ons te wenschen. En, vergeten wij het niet, de geschiedenis toont het steeds door dat niet alleen de vijandelijke soldaten zich aan zulke uitspattingen schuldig maakten. Vooral in oorlogstijd moet dus een goede tucht heerschen, doch wil deze tucht goed zijn, dan moet haar noodzakelijkheid iedereen duidelijk voor onze oogen staan. Is dit laatste het geval, dan kan de tucht met minder moeite gehandhaafd worden, wijl zij hoofd zakelijk alleen verzet zal ondervinden van de Ie groep, welke gelukkig slechts een klein procent van een volk uitmaakt. Het is dus de allereerste taak van een legerbestuur te zorgen, dat nooit andere tuchtmaatregelen genomen worden, dat nooit aan den soldaat andere eischen worden gesteld, dan die welke stipt noodzakelijk zijn; iedere maatregel, iedere eisch, welke niet noodzakelijk is, lokt verzet uit en ondermijnt dus de tucht. Doch aan de andere zijde moet ook dit bestuur er voor zorg dragen, dat deze maat regelen stipt opgevolgd, dat aan deze eischen algeheel voldaan wordt. Immers deze eischen zijn in den door ons geschetsten toestand absoluut noodzakelijk; een overtreding of niet opvolging heeft dus zeer ernstige gevol gen en moet dus zwaar worden gestraft. Van schipperen, van goede raadgevingen, van opvoeden enz. kan hier geen sprake zijn. Het leger is in oorlogstijd eene organisatie, die ieder oogenblik strijdvaardig moet zijn; waarvan op elk moment de hoogste opoffe ring moet kunnen worden gevorderd. Onbruikbare elementen moeten onherroe pelijk worden uitgesloten of onschadelijk gemaakt. De psychische besmetting van ver keerde elementen, welke in zulke tijden van sterke zenuwoverspanning zoo licht zich verspreidt, moet met alle macht worden belet; ongeveer op gelijke wijze als indere besmet telijke ziekte wordt bestreden. Ook hier wacht men niet met den patiënt af te zonderen voor er vele slachtoffers zijn gevallen. Het stand punt der ziekelijke sentimentaliteit is in dit geval reeds lang verouderd, alleen in half beschaafde streken moet men helaas dikwijls met de vooroordeelen der bevolking rekening houden, waardoor een actieve bestrijding wordt belet. Moge men gaan inzien, dat het handhaven der tucht in oorlogstijd op den zelfden grondslag benut. De tucht in oorlogstijd moet dus door strenge straffen worden gehandhaafd; deze straffen werken dus niet opvoedend hier voor ontbreekt de tijd en de gelegenheid dochalleen afschrikwekkend enhebben boven dien ten slotte de taak den overtreder voor de omgeving onschadelijk te maken. Zij staan dus op het standpunt van het ouderwetsche Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseerèn aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: ,ConfettC'. Het dragen van onbeschermde hoedepennen is verboden." (Bordje in gemeentetramwagens) Heer (wiens oog zoo juist uit de kas is gewipt door een hoedepen): Oh, mevrouw, mag ik u even mijn zakdoek leenen om uw hoedepen schoon te maken? Het is wel zaak, dat u het kostbare voorwerp in het vervolg beter beschermt tegen zulke be vuiling!" De Minister .van Marine roept op: sollicitanten voor ingenieur of adjunct ingenieur der Marine, en stelt onder de voorwaarden waaraan deze gelukkigen moe ten voldoen om in 's Ministers smaak te vallen: dat hij niet op eenigerlei wijze behoort tot de Marine-Reserve, den vrijwilligen Landstorm of het,Reservekader." Vooral in den tegenwoordigen tijd is het eigenaardig op deze wijze weerbaarheidsambitie als blijk van ongeschiktheid aan te kondigen. Men zou den Minister ook in overweging kunnen geven dat de sollicitanten, die kun nen lezen, schrijven, rekenen of Nederlandsch spreken ook reeds uitgesloten zijn. De Duitschers juichen het optreden en de houding van Italië, die ten slotte op een oorlogsverklaring zijn uitgeloopen, van harte, toe. Men zou het nauwelijks gelooven, maar het kan naar officieele bronnen worden ge constateerd. Ziehier het verslag van de jongste rede van den rijkskanselier in den Rijksdag: De regeering van Italië onder schrijft nu zelf haar trouwbreuk met bloe dige letters en onvergankelijk in het boek der wereldgeschiedenis. (Levendige toejuichingen). Hoezeer de oorlog de gevoelens doet omslaan, blijkt uit 't geen de Kreuzzeitung dezer dagen schreef over Napoleon, dien zij vroeger als Duitschlands monsterachtigsten vijand beschouwde: Op den sterfdag van Napoleon I komt de figuur van dezen grooten man voor ons in een ander licht dan wij ten minste in Pruisen tot nog toe gewoon waren. Terwijl de gedachte aan de onderdrukking van het vaderland en de zegepralende bevrijding van den overheerscher er van, steeds op den voorgrond trad, zoo gevoelen we thans, nu Engelands strijd om zijn economische wereldheerschappij zich in de eerste plaats tegen Duitschland richt, gelijk weleer tegen Frankrijk, eerst recht, hoezeer het Napoleon te doen was om Engelands oppermacht te vernietigen. Nu we door den huidigen wereldoorlog bewust zijn ge worden omtrent aard en doel der wereld politiek van Engeland, hebben we ook een anderen kijk gekregen op de wereldpolitiek van Napoleon. In hem zien we thans den kampvechter voor de bevrijding van Europa van het economische juk van Engeland en van dit oogpunt uit hebben we ook een andere opvatting gekregen omtrent het Con tinentale stelsel van Napoleon We vol gen slechts zijn voetspoor wanneer wij, na de overwinning onzer wapenen, ons er toe aangorden door krachtige concurrentie een eind te maken aan Engelands opperheer schappij op economisch gebied en daarmede zijn mac^t op zee van haar financieelen grondslag te berooven." Napoleon verdediger der nationale vrij heden. .. het zou den grooten Corsicaan ver moedelijk in de eerste plaats verbazen zich aldus van Duitsche zijde gekenmerkt te zien! In Indië mogen de militaire muziek corpsen Tipperary" niet meer spelen, op last van den legercommandant. Het gaf te veel deining." Toen is dadelijk van parti culiere zijde heel Indië voorzien geworden van Tipperary"-woorden met muziek en nu zingt heel Indië toch lekker het officieel gewantrouwde, maar aan burgermenschen" niet te verbieden lied. Men is dus de wereld daar volstrekt niet in groote-menschelijkheid" voor. Wat dan ook een heel onaan gename positie zijn zou. Maar wel is Indië hierin het moederland voor, dat onder de palmen kunst een regeeringszaak is gebleken. De Britsche censuur heeft uit de tele grammen, naar Indische bladen gekabeld, ook geschrapt de mededeeling, dat Redjang Lebong zoo of zooveel dividend uitkeeren zou dit jaar. Dividenden van andere mijn bouwmaatschappijen en cultuurlichamen heeft de censuur ongehinderd laten passeeren. Daar steekt wat achter. Met de enkele con stateering, dat er met dat Redjang Lebong alevel wat raars is, zijn we er niet. Doch waarom geschiedde dit dan ? Ja, waarom? Voor de aandeelhouders was het troosteloos. Die hooren toch al zoo weinig van den gang van hun zaak, en als er nu eens wat wordt meegedeeld, dan grijpt de Britsche censuur dat weg!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl