De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 6 juni pagina 10

6 juni 1915 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, W.EEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Juni '15. No. 1980 f 16.775.000 aan gulden-stukken nieuw aangemunt is en dat de President met nadruk waarschuwt tegen het voortdurend op bergen van zilvergeld. Hoewel eene zoo danige waarschuwing op zichzelve volko men gemotiveerd is, mag echter gevraagd worden, of in de bestaande omstandigheden wel van eene hardnekkige voortgezette op berging van zilver" gesproken mag worden Alles bijeengenomen is de circulatie aan kleinere teekenmunt (door vermindering van den zilvervoorraad der Bank, aanmunting van nieuw zilver en uitgifte van zilverbpns) sedert Augustus met f25 a f 30 millioen toegenomen, of niet ten volle f 5 per hoofd der bevolking. In aanmerking nemende, dat de oorlogstoestand, (tengevolge der mobi liseering, de verkeersbeiemmeringen en niet het minst door scherpere toepassing van contante betaling bij aflevering van goede ren) inderdaad eene meerdere behoefte aan ruilmiddel van klein bedrag geschapen heeft, schijnt die vermeerdering niet zógroot, om van hardnekkig oppotten te mogen gewagen. Onder de sub 2o genoemde maatregelen worden besproken: de sluiting van de Effectenbeurs; de organisatie van het steunsyndicaat van banken en bankiers (meer bekend als Vereeniging voor den Geldhandel"); middenstandscrediet; verwisseling van vreemd geld; de regeling van prolongatiën. Ook ten aanzien van deze maatregelen kan volstaan worden met het aanstippen van enkele nog niet algemeen bekend zijnde punten. Zoo wordt hier voor het eerst offi cieel geconstateerd, dat van de hulp der Vereeniging voor den Geldhandel slechts voor een bedrag van f 23.512.306.85 Vs is ge bruik gemaakt, verdeeld over 1599 posten. Opmerking verdient het daarbij, dat circa 3/5 van die posten over bedragen van f 1000 ? en minder liep, tot een gezamenlijk bedrag van iets meer dan f 300.000. Aan posten boven f 100.000 werd c.a. f 15Vs millioen of 2/3 van het totaal bedrag verstrekt, verdeeld over 26 posten, dus gemiddeld ca. zes ton per post. Daaruit blijkt, dat de Geldhandel" zoowel voor den zeer kleinen man als den grooten handelaar heeft opengestaan en dat van zijn hulp door de handelaars van gemid deld fortuin slechts een betrekkelijk klein be drag gebruik gemaakt is.Zeer belangwekkende bijzonderheden worden medegedeeld omtrent de verwisseling van vreemd geld, waarbij de Bank, hare agenten en correspondenten, vele werkzaamheden verricht hebben, zonder eenige vergoeding, in welken vorm dan ook, uitsluitend als een vriendendienst voor de vreemde nationaliteiten, terwijl ook de inwoners van ons land werden gebaat." Groote risico's zijn daarbij blijkbaar niet geloopen, hetgeen echter aan de waarde van de bewezen diensten niets afdoet. Bij de bespreking van de prolongatiekwestie wordt o.a. het door den President ingestelde onderzoek naar den omvang der prolongatiën gememoreerd, terwijl het door hem uitge brachte rapport als bijlage bij het verslag is gevoegd. Onder de sub 3o genoemde Eigen Maat regelen" behandelt het verslag in de eerste plaats de door de Bank in deze crisis ge volgde disconto-politiek, waarbij er met voldoening op gewezen kan worden, dat de Nederlandsche Bank gelijk aan en ten deele onder de laagste rente is gebleven, welke door de andere Europeesche circulatiebanken in deze oorlogsmaanden is berekend. Met klem komt de President dan ook op tegen het van verschillende zijden geuitte verwijt, dat de hooge rente, die in de eerste maanden der crisis voor rente van prolongatiën en debet-saldi in rekening-courant moest betaald worden, aan de Bank te wijten zoude geweest zijn. Hij herinnert er ten dien aanzien aan, dat terwijl tot nu toe de prolongatierente ter beurze steeds volkomen onafhankelijk van de geldende Bankrente werd vastgesteld, men in die maanden de prolongatierente vastgekoppeld heeft aan de Bankiente met eene verhooging van 2 pCt. en de gebrui kelijke provisie van 1.2 pCt. Daardoor is die prolongatierente excessief hoog geworden en niet door de Bankrente, die in verge lijking met de omliggende landen niet lager mocht gesteld worden, wilde men zich niet aan het gevaar blootstellen, dat de middelen van de circulatiebank te veel voor buitenlandsche belangen zouden worden aange sproken. Verder worden onder dit hoofd behandeld de aanmaak van de nieuw model bankbil jetten en ook van de coupures van f 5000, f 10,000, f 25,000 en f 50,000, welke blijkbaar reeds aan den omloop onttrokken zijn, daar zij in de tabel op pag. 50 van het verslag niet meer vermeld staan; de toegezegde hulp voor beleening op inschrijvingen der 5 pCt. Nederlandsche en Nederlandsch-Indische leeningen, wa*arvan, zooals trouwens reeds bekend was, slechts een gering gebruik gemaakt is. Het m. i. meest belangwekkende deel van het verslag is, waar de president de buitenlandsche wisselportefeuille behandelt; zoo wel ten gevolge der, verschillende buiten landsche moratoria, als de scherpe fluctuatiën der wisselkoersen en de ontwrichting van het internationaal verkeer, heeft deze afdeeling van het Bankbedrijf groote zorgen gebaard. En ofschoon met voldoening ge constateerd wordt, dat de buitenlandsche wissels, al zij het met eenig uitstel, ten volle voldaan zijn, toch heeft de Bank met het oog op de oogenblikkelijke depreciatie van diverse buitenlandsche valuta gemeend ruim f 21A millioen op dit hoofd te moeten afschrijven. Is daarmede het houden van eene bui tenlandsche wisselportefeuille veroordeeld, vraagt de president. Op deze vraag zoude hij persoonlijk niet gaarne een bevestigend antwoord geven. En m. i. terecht; reeds bij vroegere gelegenheden heb ik er op gewezen, dat men in deze buitengewone tijden te veel geneigd is om de zaken te beoordeelen naar de abnormale gevolgen, door de buitenge wone omstandigheden veroorzaakt. Hetzelfde wat de president hier opmerkt, ten aanzien van de buitenlandsche wisselportefeuille voor de Bank, geldt ook ten opzichte van de belegging van een deel van het nationaal vermogen in internationale fondsen. In deze tijden mogen er bezwaren uit voortvloeien en tijdelijk groote verliezen geleden worden, men vergete niet, dat er in normale tijden groote voordeelen aan verbonden zijn, dat zij herhaaldelijk gebleken zijn een uitnemenden veiligheidsklep tegen storingen van mee»localen aard te zijn, al blijken zij niet bestand tegen eene wereld-conflagratie. Overgaande tot de interne aangelegenheden van de Bank, worden die in het verslag op denzelfden voet behandeld, als in de 50 vroe gere verslagen gebruikelijk was. Zooals trou wens reeds uit de weekstaten van de Bank was na te gaan, heeft het opereerend kapitaal eene enorme uitbreiding ondergaan. Het ge middeld opereerend kapitaal is f 266.373.218 geweest, tegen f 173 millioen in het voor gaande boekjaar. Ook de verhouding van het aandeel van Hoofdbank, B ij bank en Agent schapgen is belangrijk gewijzigd. Terwijl toch in de latere jaren het aandeel van de Agentschappen in de totale operatiën der Bank 'sterk toegenomen en dat der Hoofdbank afgenomen is, daalde de percentage van de Agentschappen in 1914/15 van 52,6 tot 44.92, terwijl die van de Hoofdbank van 37.19 pCt. tot 46.70 klom. Die wijziging is voor het grootste deel het gevolg van de aanzienlijke bedragen schatkistpromessen, die gedurende een groor deel van het boek jaar bij de Hoofdbank gedisconteerd zijn. Schakelt men dat regeeringspapier uit, dan zoude men tot geheel andere verhoudings cijfers komen, zooals o. a. kan blijken uit de weekstaten der laatste weken van het boekjaar, toen al het regeeringspapier uit de opbrengst der nieuwe leening afgelost was. Zoo waren bijv. in de laatste week van Maart de verhoudingscijfers weder 35.9 pCt. voor de Hoofdbank, 7.9pCt.voordeBijbank en 56.2 pCt. voor de Agentschappen. Daaruit mag afgeleid worden, dat de in de laatste jaren geconstateerde toename van het aandeel der Agentschappen in het bedrijf der EUnk in het afgeloopen jaar slechts door de buiten gewone regeeringsbehoeften tijdelijk onder broken is, maar afgescheiden daarvan in werkelijkheid ook thans is blijven bestaan. Het zoude niet onbelangrijk zijn geweest, zoo het verslag eenige meerdere bizonderheden omtrent den invloed aan het regee ringspapier op die verhoudingscijfers had gegeven, juist met het oog op de bij som migen ten onrechte bestaande meening, dat de Bank in hoofdzaak Amsterdamsche be langen dient. De aanzienlijke vermeerdering van den metaalvoorraad, meer bepaaldelijk den goud voorraad, eenerzijds en van de bankbiljettencirculatie en rekening-courant saldo's ander zijds vereischt geen nadere bespreking, als zijnde reeds van voldoende bekendheid uit de weekstaten. Alleen mag ik de opmerking niet weerhouden, dat eenige nadere inlich tingen omtrent de oorzaken van de phenomenale ontwikkeling der particuliere reke ning-courant saldo's, die van enkele millioenen in normale tijden thans tot 50 mil lioen en meer gestegen zijn, niet onbe langwekkend zouden geweest zijn. Het resultaat van de aanzienlijke uitbrei ding der werkzaamheden van de Bank, ge paard aan den gemiddeld hoogeren rente voet, is geweest, dat de bruto-winst over 1914,15 een record-cijfer van f 13.252.561 be reikt heeft. In het volgend nummer stel ik mij voor de winst- en verliesrekening nader te be spreken en met die van meer normale jaren te vergelijken. J. D. SANTILHANO In en om het Prinsenhof Het is ons gebleken, dat, hetgeen wij in het vorige nummer over In en om het Prinsenhof" bespraken, den indruk kon geven alsof daarmede tegen bepaalde per sonen hatelijke vermoedens werden geinsinueerd. Wij stellen er daarom prijs op, te verklaren, dat dit in wat wij al keuvelend schreven, geenszins mag worden gezocht, en dat het allerminst de bedoeling was aan eenige verdenking tegen wien ook voet te geven. Dit spreekt eigenlijk trouwens reeds vanzelf. Wanneer in De Amsterdammer een persoonlijke aanval valt te richten, zou dit niet op een dusdanige bedekte wijze ge schieden. Elke dergelijke veronderstelling zij dus hier ook afgewezen. Ons is ook geen feit bekend, dat een bewijs voor het bewuste vermoeden zou opleveren. X X X VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag het moito Leekenspiegel", en onder opgave van naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden beschouwd.) F. H. te H, Gaarne vernam ik van U of U bekend is met brochures, verhandelingen of andere werken, waarin iets te vinden is over verschil tusschen mensch en dier. Ei zijn vele geschriften waarin dit onder werp wordt behandeld, van philosophisch, biologisch, physiologisch of anatomisch standpunt. Eenige titels zijn: Bakels, Mensch of dier?; Cattie, De mensch en de dieren; Kielland, Menschen und Tiere. Skizzen und Studiën; Sokolowsky, Affen und Mensch in ihrer biologischen Eigenart; Skowronnek, Sieleleben der Tiere; Bölsche, Liebesleb.n; Brasch, Mensch und Tier; Bauer, Mensch und Tier, wesentlich oder nur graduell verschieden?; Gustavsson, Mensch, Tier, und Pflanze. Ein Parallelismus; Maréchal, Sup rioritédes animaux sur l'homme; Joly, L'homme et i anima!; Netter, L'homme el /'a/z, ma/. Deze beide laatste zijn van oude ren datum. IV. P. te's-Gr. De zeeslagen worden tegen woordig geleverd op 15 a 20 K.M. afstand. Hoe kan men op dien afstand zien, dat men met vriend of vijand ie doen heeft? Van een juist onderscheiden zal op zulke afstanden wel geen sprake zijn, al zal het geoefend zeemansoog uit de silhouetten der n 't gezicht komende schepen wel ongeveer ie nationaliteit kunnen bepalen. De bevellebber der vloot is voornamelijk, zoo niet geheel, aangewezen op de rapporten van ter vèrkenninguitgezondensnelloopendekruisers Toekomstvreezen Oorspronkelijke teekening van George van Raemdonck voor De Amsterdammer" De Italiaansche kunst in duizend vreezen voor wat de toekomst voor haar misschien heeft weggelegd. en torpedobootjagers. Zoo hebben in den Japansch-Russischen oorlog Japansche eclaireurs waaronder groote kruisers als de Idzumi" niet alleen de komst der Rus sische vloot draadloos aan admiraal Togo geseind, maar tevens de geheele formatie van het Russische eskader, de snelheid waar mede zij stoomden, hun koers, enz. enz., zoodat vór admiraal Togo de Russen zien kon, hij zich een juist beeld van de vijandelijke vloot kon vormen en het plan van aanval tot in bijzonderheden kon vaststellen. Ook handelsstoomers hebben in zulk een geval meermalen diensten bewezen. K. G. te A. Het vleesch van een zalm is rosegekleurd Is er een aannemelijke verkla ring te geven, van physiologischen of anderen aard, waarom dit het geval is en de zalm niet even wit is als b.v. de baars of de paling? De kleur van den zalm hangt ten nauwst samen met leeftijd, geslacht, jaargetijde, klimaat, voeding, hoedanigheid van het water en den ondergrond, en is het fraaist in den paartijd. Na het kuitschieten hebben zij hun fraaie kleur verloren en hun vleesch is bijna wit en smakeloos. Ook is opgemerkt dat het vleesch van zalmen, die in een vijver geteeld zijn en daarin gevangen gehouden, die alzoo niet in zee zijn geweest, minder gekleurd is dan van degenen die aan een trek hebben deelgenomen. Chemische onder zoekingen hebben tot nog toe geen analyse kunnen vaststellen van de stof welke aan het vleesch der zalmen zijne roode kleur geeft; algemeen wordt echter aangenomen dat zij overeenkomt met de roode kleuren van vele zout- en zoetwaterschaaldieren, die het lievelingsvoedsel dezer dieren uitmaken. (In vereenvoudigde spelling) Weest rechtvaardig (Opgedragen aan dr. F. van Eeden, ds. E. Giran e. a.) De huidige wereldoorlog heeft de psycho loog tal van interessante, zij 't ook in de grond der zaak zeer bedroevende, verschijn selen leren kennen. Tot de merkwaardigste daarvan behoort 't veelal volkomen gebrek aan mensenkennis bij onze intellectuele voormannen, bij hen die menen geroepen te zijn in de pers het publiek in te lichten omtrent alles, wat met deze oorlog samen hangt. En juist door dat gebrek aan mensen kennis heeft de pers in alle landen zo onnoemelik veel kwaad gedaan. De bitter weinige psychologiese kennis is ook de oorzaak van 'n ander verschijnsel, n.l. van 't gebrek aan rechtvaardigheidsgevoel bij zo heel velen onzer intellectuelen. Of is 't rechtvaardig 'n geheel volk de schuld te geven van wat enkelen misdeden? Is 't rechtvaardig, alleen zulke uitlatingen van de pers voor waar aan te nemen, die met 'n vooropgezette mening stroken, en alle andere niet te willen zien? Kortweg zou ik kunnen vragen: is 't recht vaardig te generaliseren ? Neen, duizend maal neen! En hieraan maken juist bijna alle scnrijvende intellec-' tuelen zich schuldig, 't zij ze pro of anti zijn. Ik zeg niet pro of anti-Duits, maar alleen pro of anti, want 't een is even dom en onrechtvaardig als 't ander. Ik ben evenmin pro-Duits als anti-Engels of Frans, 't Zelfde beweert ook dr. F. van Eeden van zich zelf. (Zie De Ams/erdammer van 23 Mei!) Maar uit z'n gehele stuk blijkt zo heel duidelik 't gebrek aan rechtvaardigheidszin, waarop ik boven doelde. Van 't begin tot 't einde spreekt hij van Duits land, alsof daar maar NE meening over de oorlog en wat er mee samenhangt, te vinden zou zijn. Reeds in mijn Bode-artikelen (Npv. en Dec. 1914) wees ik op de onjuist heid van de toen reeds heersende mening hier te lande. Het is volkomen vals het voor te stellen, dat heel Duitsland zo denkt of schrijft als de brutaalste pan-germanist" :Max Harden. Ik voor mij geloof veel meer en niemand ter wereld kan op 't ogenblik verder gaan dan geloven op grond van honderden of duizenden feiten , dat in Duitschland veel anti- dan pro-Max Hardianen zijn. Dr. v. Eeden stelt eenige vragen, waarom 't volgens hem, zou gaan en zegt dan: alleen hij die op deze vragen volmand g Ja" kan zeggen, zal het optreden van Duitsland vergoeliken en bewonderen." Ik stel daar tegenover, dat het om die officieele" voorstelling der Duitse regering en dus ook om al die door v. E. gestelde vragen niet gaat! Gelooft dr. v. E. nu werkelik, dat het gehele volk niet zijn land en zijn kuituur zou verdedigen, als het de officieele" voorstelling der russiese of engelse regering meer geloofd zou hebben ? Weet dr. v. E. niet, dat n 't duitse, n 't franse, n 't russiese, n later 't engelse volk eenvoudig voor 't alternatief gesteld werden: vecht, om je land, je huis en be zittingen te verdedigen, of anders valt je buurman in je land, in je huis? Kon elk dier volken op dat ogenblik aan z'n regering zeggen: halt, en bewijs ons eerst, dat wij werkelik door 'n snode vijand overvallen worden ? Dat is immers al te naief. Neen, als later de volkeren het hun regeringen niet nmogelik zullen maken, hen voor dat alternatief te plaatsen, dan blijft er altijd gebeuren wat er nu gebeurd is: de regeringen verklaren elkaar de oorlog, en de volkeren halen voor hen de kastanjes uit 't vuur of verbranden daarbij. Al die vragen van dr. v. Eeden kan men met evenveel recht stellen ten opzichte van 't franse, 't russiese, 't engelse volk, want feitelik hebben immers alle regeringen 't zelfde gezegd: ons is de oorlog opgedrongen, wij waren vredelievend genoeg! Het is onrechtvaardig het gehele Duitse volk verantwoordelik te stellen voor wan daden, door Duitsers bedreven. Wil de hef tigste anti-Duitser 'n dominee Giran, of 'n Ramaekers b.v. soms beweren, dat dezelfde of soortgelijke wandaden niet be dreven zijn door franse, russiese en engelse soldaten, of dat ze niet bedreven zullen worden door italiaanse soldaten, nu de italiaanse regering misdadig genoeg is het opgezweepte italiaanse volk in de oorlog te slepen? Dr. v. Eeden noemt verder 't boek van 'n onbekende, in Zwitserland verschenen. Van dit boek zal 'n revolutie uitgaan, voor spelt hij. Waarom ? Staan er in dit boek van 400 blz. werkelik zoveel nieuwe feiten, dat we nu na 9ma.nden 'n geheel andere, de enig juiste kijk op de oorlog, ontstaan en verloop, zulke krijgen? Laat dr. .v. E. zulke feiten dan eens noemen. En daarvan ben ik vast overtuigd: dat boek kan niet bewijzen, dat 't duitse volk medeplichtig is, evenmin als 't belgiesêof 'n ander volk. Want 't zal verboden worden in Duits land," meent dr. v. E. Ik meen van niet. Laat ons afwachten, wie juist gemeend heeft. Heeft ooit de strengste censuur de waar heid kunnen onderdrukken?" Neen, nooit, en daarom is 't zo misdadig van de pers, die zelf censuur uitoefent en alleen publiceert, wat zij voor waar houdt, en tegenstanders niet aan 't woord laat, 'n censuur, die ik in deze oorlogstijden zo vaak ondervonden heb tot in 't sociaaldemocratiese dagblad Het Volk toe. Amst., Mei 1915 J. W. GERHARD Oover intellektueelen" raad ik den heer Gerhard aan te leezen wat ik in de Friedenswarte" van Mei 1915 (Erganzungsheft) gezegd heb. Het is onwaar dat ik spreek alsof er maar n meening in Duitschland is. Ik weet zeer goed en heb het ook gezegd, dat de meer derheid niet chauvinistisch is. Maar niette min verklaart die meerderheid zich solidair met de chauvinistische politiek der regeering, en daarom is het wel rechtvaardig dat ook zij allen de schuld der Duitsche euveldaden mee dragen. Het is onwaar dat de Fransche en Engelsche bevolking gedwongen werd door een simpel machtswoord hunner regeeringen. Noch in Frankrijk, noch in Engeland zou het volk tot vechten te beweegen zijn ge weest op dezelfde wijze en door dezelfde motieven als in Duitschland De heer Gerhard schijnt absoluut niets te begrijpen van het verschil tusschen een democratisch en een autoritair geregeerd land. En moet ik de feiten nu nog eens noemen die het boek J'accuse!" bevat ? Mij dunkt dat ik meer recht heb den heer Gerhard te sommeeren eerst het boek aandachtig te leezen eer hij er zulke oppervlakkige stukjes over schrijft. F. v. E. Inhoud van de Juni-Tijdschriften Vragen van den Dag: J. N. van Hesteren, De Nederlandsche boerin en haar toekomst. Prof. dr. P. van Geer, Een krijgsgevangene uit den Napoleontischen tijd. Dr. J. P. Kleiweg de Zwaan, De kat in het bijgeloof der bewoners van den Indischen Archipel. P. L. van Eek Jr., Over Volksontwikkeling, II. Th. Kuyper, Oorlogswoorden. Van maand tot maand: Europeesche koloni satie in de tropen. De Japanners als emigranten. De voorraad ijzererts der aarde. Bibliographie. Groot-Nederland: Cyriel Buysse, Het Oorlogshuwelijk van meneer Cathoen. J. C. Bloem, Gedichten. D. A. Zoethout, De Nieuweling. Edward B. Koster, Ge dichten. Jos Janssen, Gij, blonde rondekes. Laurens van der Waals, Rondeel. Nescio, Titaantjes. J. Groeninx van Zoelen, Onderzoek naar 't eerste optreden van het individu in de menschelijke ontwikke ling. Literatuur, door J. L. Walch, Andr de Ridder en Sam Goudsmit. De Gids: Marcellus Emants, Liefdeleven (slot). Dr. P. C. Boutens, Uit Lentemaan. Th. M. Roest van Limburg, Socio logische fragmenten.?Sociale psychologie. M. H. van Campen, Nederlandsche roman cières van onzen tijd : Augusta de Wit. Dr. Jan Veth, Wolkenspel. - A. Roland Holst, Gedichten. Augusta de Wit, Stem men van den wind op de Ba'aksche hoog vlakte. Dr. H. T. Colenbrander, Karl Lamprecht, 1856-1915. Dr. Jan Veth, Tweeërlei opvatting. Prof. D. van Blom, Oorlogseconomie. III. Buitenlandsch Over zicht. Bibliograhie: Dr. H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga, De ziel der menschheid. Op de Hoogte: H. M. de Koningin (foto bijlage). Julius Röntgen (portret). - H. L. Berckenhoff, Marius A. I. Bauer. P. J. de Bruïne Ploos van Amstel, Spitsbergen. W. P. J. Overmeer, De Nederlandsche Her vormde Gemeente en Kerk te Bloemendaal. D. J. v. d. Ven, Pinksterbloemen. - Nieuwe uitgaven.?Ingekomen boeken. - Portugal. Piet Vluchtig, Een vinderslied. L. H. van Sandevoorde, Urbus Venetiarum.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl