Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, W.EEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Juni '15. No. 1980
f 16.775.000 aan gulden-stukken nieuw
aangemunt is en dat de President met nadruk
waarschuwt tegen het voortdurend op
bergen van zilvergeld. Hoewel eene zoo
danige waarschuwing op zichzelve volko
men gemotiveerd is, mag echter gevraagd
worden, of in de bestaande omstandigheden
wel van eene hardnekkige voortgezette op
berging van zilver" gesproken mag worden
Alles bijeengenomen is de circulatie aan
kleinere teekenmunt (door vermindering van
den zilvervoorraad der Bank, aanmunting van
nieuw zilver en uitgifte van zilverbpns)
sedert Augustus met f25 a f 30 millioen
toegenomen, of niet ten volle f 5 per hoofd
der bevolking. In aanmerking nemende, dat
de oorlogstoestand, (tengevolge der mobi
liseering, de verkeersbeiemmeringen en niet
het minst door scherpere toepassing van
contante betaling bij aflevering van goede
ren) inderdaad eene meerdere behoefte aan
ruilmiddel van klein bedrag geschapen heeft,
schijnt die vermeerdering niet zógroot,
om van hardnekkig oppotten te mogen
gewagen.
Onder de sub 2o genoemde maatregelen
worden besproken: de sluiting van de
Effectenbeurs; de organisatie van het
steunsyndicaat van banken en bankiers (meer
bekend als Vereeniging voor den
Geldhandel"); middenstandscrediet; verwisseling
van vreemd geld; de regeling van
prolongatiën. Ook ten aanzien van deze maatregelen
kan volstaan worden met het aanstippen van
enkele nog niet algemeen bekend zijnde
punten. Zoo wordt hier voor het eerst offi
cieel geconstateerd, dat van de hulp der
Vereeniging voor den Geldhandel slechts
voor een bedrag van f 23.512.306.85 Vs is ge
bruik gemaakt, verdeeld over 1599 posten.
Opmerking verdient het daarbij, dat circa
3/5 van die posten over bedragen van f 1000
? en minder liep, tot een gezamenlijk bedrag
van iets meer dan f 300.000. Aan posten
boven f 100.000 werd c.a. f 15Vs millioen of
2/3 van het totaal bedrag verstrekt, verdeeld
over 26 posten, dus gemiddeld ca. zes ton
per post. Daaruit blijkt, dat de Geldhandel"
zoowel voor den zeer kleinen man als den
grooten handelaar heeft opengestaan en dat
van zijn hulp door de handelaars van gemid
deld fortuin slechts een betrekkelijk klein be
drag gebruik gemaakt is.Zeer belangwekkende
bijzonderheden worden medegedeeld omtrent
de verwisseling van vreemd geld, waarbij
de Bank, hare agenten en correspondenten,
vele werkzaamheden verricht hebben, zonder
eenige vergoeding, in welken vorm dan
ook, uitsluitend als een vriendendienst
voor de vreemde nationaliteiten, terwijl ook
de inwoners van ons land werden gebaat."
Groote risico's zijn daarbij blijkbaar niet
geloopen, hetgeen echter aan de waarde van
de bewezen diensten niets afdoet. Bij de
bespreking van de prolongatiekwestie wordt
o.a. het door den President ingestelde
onderzoek naar den omvang der prolongatiën
gememoreerd, terwijl het door hem uitge
brachte rapport als bijlage bij het verslag
is gevoegd.
Onder de sub 3o genoemde Eigen Maat
regelen" behandelt het verslag in de eerste
plaats de door de Bank in deze crisis ge
volgde disconto-politiek, waarbij er met
voldoening op gewezen kan worden, dat de
Nederlandsche Bank gelijk aan en ten deele
onder de laagste rente is gebleven, welke
door de andere Europeesche circulatiebanken
in deze oorlogsmaanden is berekend. Met
klem komt de President dan ook op tegen
het van verschillende zijden geuitte verwijt,
dat de hooge rente, die in de eerste maanden
der crisis voor rente van prolongatiën en
debet-saldi in rekening-courant moest betaald
worden, aan de Bank te wijten zoude geweest
zijn. Hij herinnert er ten dien aanzien aan,
dat terwijl tot nu toe de prolongatierente ter
beurze steeds volkomen onafhankelijk van
de geldende Bankrente werd vastgesteld,
men in die maanden de prolongatierente
vastgekoppeld heeft aan de Bankiente met
eene verhooging van 2 pCt. en de gebrui
kelijke provisie van 1.2 pCt. Daardoor is die
prolongatierente excessief hoog geworden
en niet door de Bankrente, die in verge
lijking met de omliggende landen niet lager
mocht gesteld worden, wilde men zich niet
aan het gevaar blootstellen, dat de middelen
van de circulatiebank te veel voor
buitenlandsche belangen zouden worden aange
sproken.
Verder worden onder dit hoofd behandeld
de aanmaak van de nieuw model bankbil
jetten en ook van de coupures van f 5000,
f 10,000, f 25,000 en f 50,000, welke blijkbaar
reeds aan den omloop onttrokken zijn, daar
zij in de tabel op pag. 50 van het verslag
niet meer vermeld staan; de toegezegde hulp
voor beleening op inschrijvingen der 5 pCt.
Nederlandsche en Nederlandsch-Indische
leeningen, wa*arvan, zooals trouwens reeds
bekend was, slechts een gering gebruik
gemaakt is.
Het m. i. meest belangwekkende deel van
het verslag is, waar de president de
buitenlandsche wisselportefeuille behandelt; zoo
wel ten gevolge der, verschillende buiten
landsche moratoria, als de scherpe fluctuatiën
der wisselkoersen en de ontwrichting van
het internationaal verkeer, heeft deze
afdeeling van het Bankbedrijf groote zorgen
gebaard. En ofschoon met voldoening ge
constateerd wordt, dat de buitenlandsche
wissels, al zij het met eenig uitstel, ten
volle voldaan zijn, toch heeft de Bank
met het oog op de oogenblikkelijke
depreciatie van diverse buitenlandsche valuta
gemeend ruim f 21A millioen op dit hoofd
te moeten afschrijven.
Is daarmede het houden van eene bui
tenlandsche wisselportefeuille veroordeeld,
vraagt de president. Op deze vraag zoude
hij persoonlijk niet gaarne een bevestigend
antwoord geven. En m. i. terecht; reeds bij
vroegere gelegenheden heb ik er op gewezen,
dat men in deze buitengewone tijden te veel
geneigd is om de zaken te beoordeelen naar
de abnormale gevolgen, door de buitenge
wone omstandigheden veroorzaakt. Hetzelfde
wat de president hier opmerkt, ten aanzien
van de buitenlandsche wisselportefeuille
voor de Bank, geldt ook ten opzichte van
de belegging van een deel van het nationaal
vermogen in internationale fondsen. In deze
tijden mogen er bezwaren uit voortvloeien
en tijdelijk groote verliezen geleden worden,
men vergete niet, dat er in normale tijden
groote voordeelen aan verbonden zijn, dat
zij herhaaldelijk gebleken zijn een
uitnemenden veiligheidsklep tegen storingen van
mee»localen aard te zijn, al blijken zij niet
bestand tegen eene wereld-conflagratie.
Overgaande tot de interne aangelegenheden
van de Bank, worden die in het verslag op
denzelfden voet behandeld, als in de 50 vroe
gere verslagen gebruikelijk was. Zooals trou
wens reeds uit de weekstaten van de Bank
was na te gaan, heeft het opereerend kapitaal
eene enorme uitbreiding ondergaan. Het ge
middeld opereerend kapitaal is f 266.373.218
geweest, tegen f 173 millioen in het voor
gaande boekjaar. Ook de verhouding van het
aandeel van Hoofdbank, B ij bank en Agent
schapgen is belangrijk gewijzigd. Terwijl
toch in de latere jaren het aandeel van de
Agentschappen in de totale operatiën der
Bank 'sterk toegenomen en dat der
Hoofdbank afgenomen is, daalde de percentage
van de Agentschappen in 1914/15 van 52,6
tot 44.92, terwijl die van de Hoofdbank van
37.19 pCt. tot 46.70 klom. Die wijziging is
voor het grootste deel het gevolg van de
aanzienlijke bedragen schatkistpromessen,
die gedurende een groor deel van het boek
jaar bij de Hoofdbank gedisconteerd zijn.
Schakelt men dat regeeringspapier uit, dan
zoude men tot geheel andere verhoudings
cijfers komen, zooals o. a. kan blijken uit
de weekstaten der laatste weken van het
boekjaar, toen al het regeeringspapier uit
de opbrengst der nieuwe leening afgelost
was. Zoo waren bijv. in de laatste week van
Maart de verhoudingscijfers weder 35.9 pCt.
voor de Hoofdbank, 7.9pCt.voordeBijbank
en 56.2 pCt. voor de Agentschappen. Daaruit
mag afgeleid worden, dat de in de laatste
jaren geconstateerde toename van het aandeel
der Agentschappen in het bedrijf der EUnk
in het afgeloopen jaar slechts door de buiten
gewone regeeringsbehoeften tijdelijk onder
broken is, maar afgescheiden daarvan in
werkelijkheid ook thans is blijven bestaan.
Het zoude niet onbelangrijk zijn geweest,
zoo het verslag eenige meerdere
bizonderheden omtrent den invloed aan het regee
ringspapier op die verhoudingscijfers had
gegeven, juist met het oog op de bij som
migen ten onrechte bestaande meening, dat
de Bank in hoofdzaak Amsterdamsche be
langen dient.
De aanzienlijke vermeerdering van den
metaalvoorraad, meer bepaaldelijk den goud
voorraad, eenerzijds en van de
bankbiljettencirculatie en rekening-courant saldo's ander
zijds vereischt geen nadere bespreking, als
zijnde reeds van voldoende bekendheid uit
de weekstaten. Alleen mag ik de opmerking
niet weerhouden, dat eenige nadere inlich
tingen omtrent de oorzaken van de
phenomenale ontwikkeling der particuliere reke
ning-courant saldo's, die van enkele
millioenen in normale tijden thans tot 50 mil
lioen en meer gestegen zijn, niet onbe
langwekkend zouden geweest zijn.
Het resultaat van de aanzienlijke uitbrei
ding der werkzaamheden van de Bank, ge
paard aan den gemiddeld hoogeren rente
voet, is geweest, dat de bruto-winst over
1914,15 een record-cijfer van f 13.252.561 be
reikt heeft.
In het volgend nummer stel ik mij voor
de winst- en verliesrekening nader te be
spreken en met die van meer normale jaren
te vergelijken.
J. D. SANTILHANO
In en om het Prinsenhof
Het is ons gebleken, dat, hetgeen wij in
het vorige nummer over In en om het
Prinsenhof" bespraken, den indruk kon
geven alsof daarmede tegen bepaalde per
sonen hatelijke vermoedens werden
geinsinueerd. Wij stellen er daarom prijs op, te
verklaren, dat dit in wat wij al keuvelend
schreven, geenszins mag worden gezocht,
en dat het allerminst de bedoeling was aan
eenige verdenking tegen wien ook voet te
geven. Dit spreekt eigenlijk trouwens reeds
vanzelf. Wanneer in De Amsterdammer een
persoonlijke aanval valt te richten, zou dit
niet op een dusdanige bedekte wijze ge
schieden. Elke dergelijke veronderstelling zij
dus hier ook afgewezen.
Ons is ook geen feit bekend, dat een
bewijs voor het bewuste vermoeden zou
opleveren.
X
X
X
VRAGENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te
zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag
het moito Leekenspiegel", en onder opgave van
naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden
beschouwd.)
F. H. te H, Gaarne vernam ik van U of
U bekend is met brochures, verhandelingen
of andere werken, waarin iets te vinden is
over verschil tusschen mensch en dier.
Ei zijn vele geschriften waarin dit onder
werp wordt behandeld, van philosophisch,
biologisch, physiologisch of anatomisch
standpunt. Eenige titels zijn: Bakels, Mensch
of dier?; Cattie, De mensch en de dieren;
Kielland, Menschen und Tiere. Skizzen und
Studiën; Sokolowsky, Affen und Mensch in
ihrer biologischen Eigenart; Skowronnek,
Sieleleben der Tiere; Bölsche, Liebesleb.n;
Brasch, Mensch und Tier; Bauer, Mensch
und Tier, wesentlich oder nur graduell
verschieden?; Gustavsson, Mensch, Tier, und
Pflanze. Ein Parallelismus; Maréchal, Sup
rioritédes animaux sur l'homme; Joly,
L'homme et i anima!; Netter, L'homme el
/'a/z, ma/. Deze beide laatste zijn van oude
ren datum.
IV. P. te's-Gr. De zeeslagen worden tegen
woordig geleverd op 15 a 20 K.M. afstand.
Hoe kan men op dien afstand zien, dat men
met vriend of vijand ie doen heeft?
Van een juist onderscheiden zal op zulke
afstanden wel geen sprake zijn, al zal het
geoefend zeemansoog uit de silhouetten der
n 't gezicht komende schepen wel ongeveer
ie nationaliteit kunnen bepalen. De
bevellebber der vloot is voornamelijk, zoo niet
geheel, aangewezen op de rapporten van ter
vèrkenninguitgezondensnelloopendekruisers
Toekomstvreezen
Oorspronkelijke teekening van George van Raemdonck voor De Amsterdammer"
De Italiaansche kunst in duizend vreezen voor wat de toekomst voor haar misschien heeft weggelegd.
en torpedobootjagers. Zoo hebben in den
Japansch-Russischen oorlog Japansche
eclaireurs waaronder groote kruisers als de
Idzumi" niet alleen de komst der Rus
sische vloot draadloos aan admiraal Togo
geseind, maar tevens de geheele formatie
van het Russische eskader, de snelheid waar
mede zij stoomden, hun koers, enz. enz.,
zoodat vór admiraal Togo de Russen zien
kon, hij zich een juist beeld van de vijandelijke
vloot kon vormen en het plan van aanval
tot in bijzonderheden kon vaststellen. Ook
handelsstoomers hebben in zulk een geval
meermalen diensten bewezen.
K. G. te A. Het vleesch van een zalm is
rosegekleurd Is er een aannemelijke verkla
ring te geven, van physiologischen of anderen
aard, waarom dit het geval is en de zalm
niet even wit is als b.v. de baars of de paling?
De kleur van den zalm hangt ten nauwst
samen met leeftijd, geslacht, jaargetijde,
klimaat, voeding, hoedanigheid van het water
en den ondergrond, en is het fraaist in den
paartijd. Na het kuitschieten hebben zij hun
fraaie kleur verloren en hun vleesch is bijna
wit en smakeloos. Ook is opgemerkt dat
het vleesch van zalmen, die in een vijver
geteeld zijn en daarin gevangen gehouden,
die alzoo niet in zee zijn geweest, minder
gekleurd is dan van degenen die aan een
trek hebben deelgenomen. Chemische onder
zoekingen hebben tot nog toe geen analyse
kunnen vaststellen van de stof welke aan
het vleesch der zalmen zijne roode kleur
geeft; algemeen wordt echter aangenomen
dat zij overeenkomt met de roode kleuren
van vele zout- en zoetwaterschaaldieren, die
het lievelingsvoedsel dezer dieren uitmaken.
(In vereenvoudigde spelling)
Weest rechtvaardig
(Opgedragen aan dr. F. van Eeden,
ds. E. Giran e. a.)
De huidige wereldoorlog heeft de psycho
loog tal van interessante, zij 't ook in de
grond der zaak zeer bedroevende, verschijn
selen leren kennen. Tot de merkwaardigste
daarvan behoort 't veelal volkomen gebrek
aan mensenkennis bij onze intellectuele
voormannen, bij hen die menen geroepen te
zijn in de pers het publiek in te lichten
omtrent alles, wat met deze oorlog samen
hangt. En juist door dat gebrek aan mensen
kennis heeft de pers in alle landen zo
onnoemelik veel kwaad gedaan.
De bitter weinige psychologiese kennis is
ook de oorzaak van 'n ander verschijnsel,
n.l. van 't gebrek aan rechtvaardigheidsgevoel
bij zo heel velen onzer intellectuelen. Of is
't rechtvaardig 'n geheel volk de schuld te
geven van wat enkelen misdeden? Is 't
rechtvaardig, alleen zulke uitlatingen van
de pers voor waar aan te nemen, die met
'n vooropgezette mening stroken, en alle
andere niet te willen zien?
Kortweg zou ik kunnen vragen: is 't recht
vaardig te generaliseren ?
Neen, duizend maal neen! En hieraan
maken juist bijna alle scnrijvende intellec-'
tuelen zich schuldig, 't zij ze pro of anti zijn.
Ik zeg niet pro of anti-Duits, maar alleen
pro of anti, want 't een is even dom en
onrechtvaardig als 't ander.
Ik ben evenmin pro-Duits als anti-Engels
of Frans, 't Zelfde beweert ook dr. F. van
Eeden van zich zelf. (Zie De Ams/erdammer
van 23 Mei!) Maar uit z'n gehele stuk blijkt
zo heel duidelik 't gebrek aan
rechtvaardigheidszin, waarop ik boven doelde. Van
't begin tot 't einde spreekt hij van Duits
land, alsof daar maar NE meening over
de oorlog en wat er mee samenhangt, te
vinden zou zijn. Reeds in mijn Bode-artikelen
(Npv. en Dec. 1914) wees ik op de onjuist
heid van de toen reeds heersende mening
hier te lande.
Het is volkomen vals het voor te stellen,
dat heel Duitsland zo denkt of schrijft als
de brutaalste pan-germanist" :Max Harden.
Ik voor mij geloof veel meer en niemand
ter wereld kan op 't ogenblik verder gaan
dan geloven op grond van honderden of
duizenden feiten , dat in Duitschland veel
anti- dan pro-Max Hardianen zijn.
Dr. v. Eeden stelt eenige vragen, waarom
't volgens hem, zou gaan en zegt dan:
alleen hij die op deze vragen volmand g Ja"
kan zeggen, zal het optreden van Duitsland
vergoeliken en bewonderen."
Ik stel daar tegenover, dat het om die
officieele" voorstelling der Duitse regering
en dus ook om al die door v. E. gestelde
vragen niet gaat! Gelooft dr. v. E. nu
werkelik, dat het gehele volk niet zijn land
en zijn kuituur zou verdedigen, als het de
officieele" voorstelling der russiese of
engelse regering meer geloofd zou hebben ?
Weet dr. v. E. niet, dat n 't duitse, n
't franse, n 't russiese, n later 't engelse
volk eenvoudig voor 't alternatief gesteld
werden: vecht, om je land, je huis en be
zittingen te verdedigen, of anders valt je
buurman in je land, in je huis?
Kon elk dier volken op dat ogenblik aan
z'n regering zeggen: halt, en bewijs ons
eerst, dat wij werkelik door 'n snode vijand
overvallen worden ?
Dat is immers al te naief.
Neen, als later de volkeren het hun
regeringen niet nmogelik zullen maken,
hen voor dat alternatief te plaatsen, dan
blijft er altijd gebeuren wat er nu gebeurd
is: de regeringen verklaren elkaar de oorlog,
en de volkeren halen voor hen de kastanjes
uit 't vuur of verbranden daarbij.
Al die vragen van dr. v. Eeden kan men
met evenveel recht stellen ten opzichte van
't franse, 't russiese, 't engelse volk, want
feitelik hebben immers alle regeringen 't
zelfde gezegd: ons is de oorlog opgedrongen,
wij waren vredelievend genoeg!
Het is onrechtvaardig het gehele Duitse
volk verantwoordelik te stellen voor wan
daden, door Duitsers bedreven. Wil de hef
tigste anti-Duitser 'n dominee Giran, of
'n Ramaekers b.v. soms beweren, dat
dezelfde of soortgelijke wandaden niet be
dreven zijn door franse, russiese en engelse
soldaten, of dat ze niet bedreven zullen
worden door italiaanse soldaten, nu de
italiaanse regering misdadig genoeg is het
opgezweepte italiaanse volk in de oorlog
te slepen?
Dr. v. Eeden noemt verder 't boek van
'n onbekende, in Zwitserland verschenen.
Van dit boek zal 'n revolutie uitgaan, voor
spelt hij.
Waarom ?
Staan er in dit boek van 400 blz. werkelik
zoveel nieuwe feiten, dat we nu na
9ma.nden 'n geheel andere, de enig juiste kijk op
de oorlog, ontstaan en verloop, zulke krijgen?
Laat dr. .v. E. zulke feiten dan eens noemen.
En daarvan ben ik vast overtuigd: dat
boek kan niet bewijzen, dat 't duitse volk
medeplichtig is, evenmin als 't belgiesêof
'n ander volk.
Want 't zal verboden worden in Duits
land," meent dr. v. E. Ik meen van niet.
Laat ons afwachten, wie juist gemeend heeft.
Heeft ooit de strengste censuur de waar
heid kunnen onderdrukken?"
Neen, nooit, en daarom is 't zo misdadig
van de pers, die zelf censuur uitoefent en
alleen publiceert, wat zij voor waar houdt,
en tegenstanders niet aan 't woord laat, 'n
censuur, die ik in deze oorlogstijden zo
vaak ondervonden heb tot in 't
sociaaldemocratiese dagblad Het Volk toe.
Amst., Mei 1915 J. W. GERHARD
Oover intellektueelen" raad ik den heer
Gerhard aan te leezen wat ik in de
Friedenswarte" van Mei 1915 (Erganzungsheft)
gezegd heb.
Het is onwaar dat ik spreek alsof er maar
n meening in Duitschland is. Ik weet zeer
goed en heb het ook gezegd, dat de meer
derheid niet chauvinistisch is. Maar niette
min verklaart die meerderheid zich solidair
met de chauvinistische politiek der regeering,
en daarom is het wel rechtvaardig dat ook
zij allen de schuld der Duitsche euveldaden
mee dragen.
Het is onwaar dat de Fransche en
Engelsche bevolking gedwongen werd door een
simpel machtswoord hunner regeeringen.
Noch in Frankrijk, noch in Engeland zou
het volk tot vechten te beweegen zijn ge
weest op dezelfde wijze en door dezelfde
motieven als in Duitschland De heer Gerhard
schijnt absoluut niets te begrijpen van het
verschil tusschen een democratisch en een
autoritair geregeerd land.
En moet ik de feiten nu nog eens noemen
die het boek J'accuse!" bevat ? Mij dunkt
dat ik meer recht heb den heer Gerhard te
sommeeren eerst het boek aandachtig te
leezen eer hij er zulke oppervlakkige stukjes
over schrijft.
F. v. E.
Inhoud van de Juni-Tijdschriften
Vragen van den Dag: J. N. van Hesteren,
De Nederlandsche boerin en haar toekomst.
Prof. dr. P. van Geer, Een krijgsgevangene
uit den Napoleontischen tijd. Dr. J. P.
Kleiweg de Zwaan, De kat in het bijgeloof
der bewoners van den Indischen Archipel.
P. L. van Eek Jr., Over Volksontwikkeling,
II. Th. Kuyper, Oorlogswoorden. Van
maand tot maand: Europeesche koloni
satie in de tropen. De Japanners als
emigranten. De voorraad ijzererts der
aarde. Bibliographie.
Groot-Nederland: Cyriel Buysse, Het
Oorlogshuwelijk van meneer Cathoen.
J. C. Bloem, Gedichten. D. A. Zoethout,
De Nieuweling. Edward B. Koster, Ge
dichten. Jos Janssen, Gij, blonde
rondekes. Laurens van der Waals, Rondeel.
Nescio, Titaantjes. J. Groeninx van
Zoelen, Onderzoek naar 't eerste optreden van
het individu in de menschelijke ontwikke
ling. Literatuur, door J. L. Walch, Andr
de Ridder en Sam Goudsmit.
De Gids: Marcellus Emants, Liefdeleven
(slot). Dr. P. C. Boutens, Uit
Lentemaan. Th. M. Roest van Limburg, Socio
logische fragmenten.?Sociale psychologie.
M. H. van Campen, Nederlandsche roman
cières van onzen tijd : Augusta de Wit.
Dr. Jan Veth, Wolkenspel. - A. Roland
Holst, Gedichten. Augusta de Wit, Stem
men van den wind op de Ba'aksche hoog
vlakte. Dr. H. T. Colenbrander, Karl
Lamprecht, 1856-1915. Dr. Jan Veth,
Tweeërlei opvatting. Prof. D. van Blom,
Oorlogseconomie. III. Buitenlandsch Over
zicht. Bibliograhie: Dr. H. W. Ph. E.
van den Bergh van Eysinga, De ziel der
menschheid.
Op de Hoogte: H. M. de Koningin (foto
bijlage). Julius Röntgen (portret). - H.
L. Berckenhoff, Marius A. I. Bauer. P. J.
de Bruïne Ploos van Amstel, Spitsbergen.
W. P. J. Overmeer, De Nederlandsche Her
vormde Gemeente en Kerk te Bloemendaal.
D. J. v. d. Ven, Pinksterbloemen. - Nieuwe
uitgaven.?Ingekomen boeken. - Portugal.
Piet Vluchtig, Een vinderslied. L. H. van
Sandevoorde, Urbus Venetiarum.