De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 6 juni pagina 11

6 juni 1915 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

6 Juni '15. - No. 1980 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 De voorgestelde zending naar het Vaticaan Hoe zich Duitschland in Vlaanderen meent te mogen thuis voelen (Simplicissim us) DE MINISTER: Zooals U ziet, geacht Publiek, is het alleen maar een vredesduifje, dat ik hier laat opvliegen. KOOR VAN PREDIKANTEN : Ja maar, er is zeker meer in uw hoed. Wij willen weten, wat er verder in verstopt zit! Nadruk'verboden Is dat een vijandelijke vlieger, Madeleine ? Non, Frits, geen vijand, c'est un allemand. Minister Loudon Op de pier (The Bystander) De alarmist (The Bystander) Gepakt (Kladderadatsch) Altijdfdezelfde (Punch) HENGELAAR : Zeg, Willem, help eens gauw een handje! Ik geloof dat ik de U 786 aan den haak heb. Nu ontkom je ons niet meer! DUITSCH OFFICIER (a/s de wind plotseling draait): Gott strafe England ! FRANSCH SOLDAAT (tot zijn kameraad): Het begint er nu wel op te lijken, dat we oorlog zullen krijgen. iiimiiiiiiii.iiiiiiiiiiiiiim tui n i nu min ii n i IIIIIMIII IIHI n i uu IIIMMIIIIIIII n luim un minimi Haegsche Brieven IV De Besognekamer,! Juni 1915 Hooggeschatte Heer! Waarom zorgen de lieden, die zich tegen het door de Regeering voorgestelde gezant schap bij den Paus kanten, niet voor betere sprekers ? Gisteravond heb ik op het Lange Voor hout, in Diligentia, een protestvergadering tegen de plannen van de regeering te dezer zake bijgewoond. Hoe wenschte ik mij terug naar de dagen van eigen, blijde jeugd, toen we in Leiden nog deden aan: uiterlijke welsprekendheid." Er was een voorzitter, die een beetje aan Cort van der Linden deed denken, die schier onverstaanbaar was; er was een predikant uit Rotterdam, die heelemaal niet op een predikant leek, behalve op de meest ongelegen oogenblikken, wan neer hij meende te moeten galmen"; er was een predikant uit Middelburg, die met handen en armen geen raad wist en beden kelijk met het hoofd schudde, als men alles verwachtte, behalve schuddende hoofden; er was een braaf oud heertje uit 's-Gra venhage, die heelemaal niet spreken kon en daarom meende te moeten voorlezen wat de brave man ook niet goed wist te doen; er was een theologisch candidaat uit Utrecht, die herhaalde wat de vorige heeren gezegd hadden daar is hij candidaat voor en dien ik dus ontvlucht ben, vór het te erg in de gaten liep, dat alles in dit leven veroorloofd is, behalve vervelende herhaling; er was ook een motie, die aan genomen is, zooals met motie's te doen gebruikelijk mag heeten. In trouwe, Hooggeschatte Heer, als de protesteerende protestanten meenen met dergelijke vergaderingen en dergelijke spre kers hun doel te bereiken, dan vergeef mij de zonde! dienen ze eerst les te gaan nemen: of bij de door deze heeren zoo gesmade Roomsen-Katholieken, of bij de heeren van de sociaal-democratische arbeiderspartij. Zóals zij thans de zaak op touw heb ben gezet, is het niets; erger, wordt het niets t Thans verlangt u natuurlijk te vernemen hoe ik over het voorgestelde tijdelijke ge zantschap bij den Paus denk? Voor alles denk ik er nuchter over, gelijk mijn maat schappelijke positie, mijn leeftijd, mijn stand, enz., enz., betaamt. Eerst n vraag, of liever drie vragen. Kent u den pauselijken nuntius te 's Gravenhage? Kent u de heeren Van Nispen en Regout? Zijn het geen keurig nette menschen? Heeft Van Nispen niet netjes voorgezeten op denzelfden stoel, die nu door Borgesius is bezet? Is Regout geen goed kamerlid, beter minister en best senator gebleken? Wat onstuimig soms, tenminste voor den stijl van de vergader zalen mijner oude staten. Toegestemd! Maar daar is Lely schuld aan. Twee Israëlieten weten wat een bril kost; twee ministers van waterstaat weten wat een begrooting voor een breedopgezet werk waard is, d. w. z. niets, niets en nog eens niets! Alleen moest Regout niet zoo onvrien delijk 'wezen dit in den senaat al te duide lijk te laten merken. Ook in zijn dagen hebben groote werken miliioenen en nog eens miliioenen meer gekost dan bij de oor spronkelijke begrooting er voor was uitge trokken. Is dit zóerg? Een begrooting is niets meer dan een raming. Zou het, indien de werkelijke kosten de geraamde kosten niet dubbel.en dwars overtroffen, nog wel een raming zijn? Mijn neef Joan, die in Delft studeert, en wiens lot ik mij heb aan getrokken, raamt maand in maand uit zijn vermoedelijke onkosten voor de komende dertig of eenendertig dagen. Zelfs voor de achtentwintig dagen, die Februari gemeenlijk telt, raamt hij te weinig; en ik zwijg nu nog maar van de schrikkeljaren! Dan komt hij, zoo omstreeks den twintigsten van de maand bij mij: Hoe gaat het met u, oom?" De rest bespaar ik hem dan maar gunst, ik ben ook jong geweest, heb ook gestu deerd, zij het, gelukkig, niet te'Delft, doch te Leiden. Mijn antwoord is dus immer aldus: Met mij gaat het best! Met jou blijkbaar ook! Hoeveel moet je hebben?" Mijn hemel, ik ben ongetrouwd, heb slechts n neef om voor te kunnen zorgen; wat kan ik dan anders doen? De jonge Delftenaar krijgt dan, strijk en zet, een kleur (van zichzelf) en een glas sherry (van mij). Dan gooien we de zaak op een accoordje: de volle honderd percent, die hij vraagt, geef ik nooit; op vijftig, soms op vijfenzeventig percent, kan hij rekenen. In het allerdiepste vertrouwen, Hooggeschatte Heer,'ik geloof, dat Joan mijn systeem in de gaten heeft. Hij overvraagt altijd, naar ik meen; hij gaat tenminste, n£onze partij schaak, steeds wel gemoed weer weg, ook met de honderd gulden, als hij tweehonderd gevraagd heeft. Dit duidelijke voorbeeld zal U, zoo dit noodig ware, hebben duidelijk gemaakt, wat een begrooting eigenlijk is. Daarom, doch ook daarom alleen, vind ik het niets aardig van Regout, dat hij in den senaat zoo kijft tegen Lely. Maar is hij daarom minder ge schikt om eventueel gezant van Nederland te wezen bij het Vaticaan ? Tegen Van Nispen, dien ik nog vél netter mensch vind, heb ik nog minder bezwaren dan tegen Regout. Ik bid U, Hooggeschatte Heer, waar blijft de protestantsche oppositie? Dit brengt mij tot mijn inleiding terug. Van Nispen en Regout kent U ook persoon lijk. Den internuntius vermoedelijk niet; ik wél. Bij den pauselijken gezant heb ik nog zeer onlangs aUersmakelijkst genoenmaald; vooral de Italiaansche wijn aan tafel was werkelijk voortreffelijk. We kunnen hier te lande schier geen goeden Italiaanschen wijn krijgen; en bij den gezant van het koninkrijk Italië heb ik nimmer het genoegen gehad te noenmalen of te dineeren. Althans ik kan den internuntius te 's-Gravenhage dus niet missen. Bovendien, wanneer Van Nispen of Regout naar Rome gaan, heb ik, bij mijn eerstvolgende reize naar Rome na den oorlog, een hél aardige introductie bij het Vaticaan. Want Rengers, onze gezant bij het Qurinaal, ken ik niet persoonlijk. Resumeerende zal ik U, Hooggeachte Heer, dus wel niet be hoeven te zeggen, dat ik persoonlijk ben vór het gezantschap bij den paus, het moge dan zijn tijdelijk, bijzonder, bijzonder-tijde lijk, tijdelijk-bijzonder, permanent, perma nent-bijzonder, permanent-tijdelijk; de andere combinaties wilt U zelf wel maken, nietwaar? Behoef ik U nog te zeggen, dat in mijne Haegsche kringen wij uit den aard der zaak zijn vór de regeeringen voorde diplomatie. Zelfs in Rotterdam begint men dit te be grijpen, getuige het hoofdartikel, dat Van der Hoeven geschreven heeft in het ochtend blad van de N. R, C. van 20 Mei. Weet U wat ik kostelijk heb gevonden in dat hoof jartikel? Dit zinnetje ! Zou de Paus voor zwk een taak ongeschikt moeten worden geacht?" Waarop Van der Hoeven zichzelf ditantwoord uit de pen laat vloeien, een zinnetje al even kostelijk als het vorige! Doch dat de Paus op het oogenblik aan de vereischten beant woordt, LIJKT NIET ONWAARSCHIJNLIJK." Weet ge wat ik toen gemompeld heb? alleen dit: Precies Lamping, precies Lamping, PRECIES LAMPING!" Nu, en dat is toch wel de hoogst-mogelijke loftuiting, nietwaar, Hooggeschatte Heer? De naam van de N. R. C. en de naam van Van der Hoeven eens genoemd zijnde, valt mij een waardige vergelijking in den geest. Er is zooiets als ruzie tusschen de N. R C. en De Telegraaf; och, niets bij zonders, zoo'n echt krantenruzietje. Volgens De Telegraaf zou in een gezelschap dag blad-directeuren gezegd zijn: Ik ben liever een geaanexeerde, levende Duitscher dan een onafhankelijke doode Nederlander!" Vol gens de N. R. C. is dit onjuist en is door iemand, die heelemaal buiten alle dag III1IIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIMIMII !MlHMMIMllll bladen-directie en dagbladen-redactie staat, iets anders gezegd, dat mér deftig klonk. Mij is het om het even! Wat er al dan niet gezegd is, bedoel ik natuurlijk. Maar als men in de N. R. C. de boetrede leest, die prijkt met het hoofd: Verachte lijk!" moet men wel den indruk krijgen, dat Van der Hoeven liever een onafhankelijke, doode Nederlander zou zijn dan een gean nexeerde, levende Duitscher. Het staat er wel niet zó, maar ik dacht bij het lezen: Apekool, hoor! Ik ben ten minste liever geannexeerd, levend en Duit scher dan onafhankelijk, dood en Neder lander." Zódenk ik ook over de kwestie van het pauselijk gezantschap, Hoogge schatte Heer. Liever levend-Roomsen, dan dood-Protestantsch. Ik weet wel, het staat dapperder: liever Turksch dan Paapsch! Maar, mon dieu, il y a des accommodements, mème avec Ie ciel. Nu, dan zér zeker: k met Rome! Met gevoelens van vriendschap en hoog achting, Uw, Jhr. mr. ERNESTE VAN L. 'T H. (Oud-L d van de Stalen van '/.md-Holiand). Redacteur: Dr. A. G. OLLAND Doornstraat 12, Scheveningen Alle berichten,deze rubriekbetreffende,gelieve men te adresseeren aan bovenstaand adres. BERICHT Men gelieve te letten op de tijdelijke adresverandering van den Redacteur. SIMULTAANSPELERS Capablanca en Marshall hebben in de verloopen maanden in Amerika herhaaldelijk proeven afgelegd van hun vaardigheid in het simultaanspel. Als middel om het schaak spel bij het groote publiek populair te maken hebben de simultaanseances ontegenzeggelijk beteekenis, voor de meerdere kennis van het spel hebben zij echter geen waarde. Capablanca speelde te Nieuw-York 65 partijen tegelijk. Marshall te Portland (Oregon) zelfs tegen 92 tegenstanders. Het record op dit gebied schijnt gemaakt te zijn door Fahrni, die wel eens 100 partijen tegelijk speelde. EINDSPELSTUDIE No. 15 VAN H. RINCK ZWART a bc de fg h WIT Wit: Kc6, Df3, Le4. Zwart: Kg8, Dh2, pion f2. Wit speelt en wint. Oplossing over 14 dagen. PROBLEEM No. 18 VAN H. F. L. MEIJER ZWART f g a b c d e WIT Wit: Kf2, Dh8, Ta5, PBenh2, Lbl en cl, pionnen b3, c4, d3, d2 en g3. Zwart: Kf5, Tf6 en g5, Lc5, Pd4, pionnen d6 en e6. Wit geeft mat in zes zetten. Bovenstaand probleem, ons toegezonden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl