Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Juni '15. No. 1980
Feestavond van het
Kunstenaarsverbond
(metjzes teekeningen van Frans Langeveld
voor de Amsterdammer")
De l feestavond, door het Verbond van
Nederlandsen? Kunstenaarsvereenigingen U.
Zaterdag in het Concertgebouw gegeven, is
een mislukking geworden. Dat is zeer te
betreuren. Te betreuren, omdat velen zich
er zooveel ernstige inspanning voor getroost
HERMAN ROBBERS
De voorzitter van het Verbond. Een goed
schrijver, maar een goed redenaar ?
hebben, inspanning bij de voorbereiding,
inspanning inzonderheid bij de uitvoering.
Te betreuren, omdat door een te geringe
opkomst van het publiek, wat verband
kan hebben gehouden met den hoogen toe
gangsprijs, het goede doel der liefdadig
heid gemist werd. Te betreuren bovenal,
omdat de grondoorzaak hier betrof e'n
fout, die juist kunstenaars niet mogen maken,
nl. gebrek in eenheid-van-stijl. Omdat aan
dit feest alle stijl ontbrak, was het gedoemd
een mislukking te worden. Het is niet moei
lijk dezen avond, die zoo open was voor
parodie, te bespreken in parodistlschen trant.
Doch het is allicht nuttiger aan deze ver
leiding weerstand te bieden, en rechtstreeks
den vinger te leggen op de wonde plek.
21 Wat hier noodlottiglijk gemist werd, was
centralisatie in voorbereiding en samenstel
ling. Er was een commissie van voorberei
ding, bestaande uit vijftien leden. Er had
er een moeten zijn, bestaande uit n enkel
lid. Uit n enkel lid, die als dictator heer
schend, hier het werk van den dictator zou
JAN MWSCH
Een lid van het Comit
hebben volbracht. Men had verschillende
groepen kunstenaars, die allen wenschten
mede te werken, doch wier werk tesaam
genomen, voor deze gelegenheid vaak niet
harmoniëerde. Men eet geen zalm-mayonnaise
bij het ontbijt, zelfs in Engeland niet. Maar
nergens ter wereld eet men zalm-mayon
naise, n groentensoep, n rumpsteak, n
plumpudding, n kreeftensalade gezamenlijk
bij het ontbijt! Welnu, in overdrachtelijken
zin leek het daar dezen avond op. Het publiek
had zich gespitst op een feestavond, niet
op een kunstavond, doch op een
feestavond. De door Sluijters
geteekende plaat, met de in helle
kleuren dansende, verwrongen dan
seres, suggereerde de gedachte aan
een feestavond. Men was in
feesttoilet, d. w.z. men was geneigd
mondain te zijn, of althans te doen.
Men wenschte.men verwachtte:
vroolijkheid, wuftheid, schoonen schijn.
Men dacht te gaan naar een artistiek cabaret.
Toen men de groote, leelijke zaal van het Con
certgebouw,?jammer genoeg was er geen an
dere zaal voor het doel van dezen avond
in Amsterdam te verkrijgen, binnentrad,
werd men in die verwachting bevestigd. De
plechstatige stoelenrijen waren zeer opzet
telijk opgebroken; om tafeltjes vond men
groepen zetels gerangschikt, die tot intieme
groepeering der gasten uitnoodigden. Dit
alles wees op gezelligheid, op feeststemming,
niet op kunstovergave en zwijgen. Het nume
riek te gering publiek zette zich om de
tafeltjes, belust op amusement. En het kreeg:
prachtige, hooge, ernstige kunst.
Thomas Denys zong de gewijde vier
Ernste Qesange van Brahms met warmte en
schoonheid van overtuiging. Een zeer kunst
gevoelig man, met wien ik de eer had in
gezelschap te zijn, een echt Hollander, even
vrij van humbug en aanstellerigheid als een
pasgeboren kind van politieke overtuiging,
hield het niet uit. In deze omgeving kan ik
die Ernste Gesange van Brahms niet
aanhooren," zei hij, en hij verbleef zoolang in
de gang. Het was toen een uur of elf, en
het feestvierende publiek had reeds moeten
luisteren naar: de Oud-Hollandsche liederen
van het uitnemende a-capella koor onder
leiding van Sera Dresden; naar twee ge
deelten uit het kwartet van Beethoven, uit
stekend uitgevoerd door leden van het Con
certgebouw Sextet; en naar de gloedvolle
voordracht van Pol de Mont's ernstig ge
dicht: De kurassiers van Canrobert, door dien
eminenten kunstenaar Hubert La Roche.
En na den heet Denys begon het eerst
recht. Toen kregen wij: twee deelen uit het
kwintet van Dvorak, met distinctie en toe
wijding gespeeld door het Hollandsch Strijk
kwartet en Evert Cornelis; vijf voordrachten
door Willem Royaards (vier gedichten van
Vondel en Huygens, benevens De Klokke
Roeland van Rodenbach); vier Bergerettes
van mevrouw Loman, die in deze zaal weinig
tot ontplooiing hunner intimiteit kwamen;
en ten slotte, nadat tot een ieders
verlichHUBERT LA ROCHE
Ko ARNOLDI
C. J. A. VAN BRUGGEN
Een groot Vlaming
IIIMUIIIIIMtlllllllllHIIIIIIUIIIIHIHIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII IIIIHHIIIIIIIIIIIIHIIIIIII1MIIIII
IMIIIIIIIIIHIIIMIMlIIIHIIMnlIMMttllllMIIIIMIIMIIMIMIIIIMIMMIHIHIIIHItllllHMHIMMlmlIIIIIIIIII
De Tooneelschool
Naar Inzicht en wensen van
BeroepstooneeUsten
III (Vervolg en slot)
De tooneelisten meenen het hoogst ernstig
met hun kunst en de opleiding er toe. Uit
voerig en zorgvuldig beantwoorden zij de
gestelde vragen, en velen geven bij hun
antwoord In particuliere brieven lucht aan
wat bij hen op 's harten grond lelt": de
vrees voor overheersching van het dilet
tantisme, dat thans aan, op en over het
tooneel zulk een hooge toon aanslaat; het
betreuren, dat tooneelbesturen geen of te
weinig klassiek werk in studie geven;
hun afkeer van monopolie in kunst; hun
vrees, dat, door te gemakkelijke eischen van
toelating aan de tooneelschool, het aantal
tooneelisten te groot worde, enz. enz.
De antwoorden zelve zijn te groot om
alle in hun geheel te plaatsen. Daarom worde
in het algemeen kort aangeduid, waarin de
schrijvers met de reeds geplaatste overeen
komen, en in zijn geheel opgenomen, waarin
zij verschillen.
KO ARNOLDI
Waar ik het voor een tooneelschool pp aan vind ko
men is dit: Voor alles dienen de organisateurs van een
school voor kunstopleiding in het oog te houden, dat
?we behoefte hebben aan artisten, aan mensehen, waar
inneriyk iets in leeft, dat de moeite waard is. Allerlei
techuische vaardigheid is natuurlijk van bel ng, maar
toch a.leen maar middel. Méer-meascnen hebben we
genoeg.
Is er enthousiasme, is er schoonheidszin, is er waar
heidsliefde niet, heeft hij 'n mooi figuur, teekent liij
aardig of speelt hij leut piano. Op ontplooiing van
innerlijke kwaliteiten dient het onderwijs gericht en
op de techniek die te vertolken.
Hiervoor zij i natuurlijk leeraren noodig van zeer
bijzondere kwaliteiten, ook als mensen en paedagoog.
De leerlingen moeten natuurlijk hun vak leeren,
maar ze moeten tevens besef krijgen van wat er in de
hoofden en harten van de grooten van deze wereld is
omgegaan, misschien worden we dan nog '8 verlost van
veel menschen, die zich 'n laag-bij de-grondsche tech
niek hebbea eigen gemaakt en verder met kunst niets
te maken hebben.
Dit moet, dunkt me, de grondgedachte zijn waarvan
dient uitgegaan: Geest lijke vorming en aanleeren van
technisch'* vaardigheid, niet h t laatste alleen. Bo
vendien is -teeds gebleken, dat menschen, die op de
eene of andere manier zich wilden uiten, van zelf
werkten op d« techniek: het innerlijke naar buiten te
kunnen b engen.
Wat nu de tooneelschool betreft, lijkt imj vooral
noodig 'n bijzonder art'stiek en oaedagogisch leeraar
voor litera uur. Iemand, die de leerlingen de sfeer van
'n werk doet beseffen en h n begrip doet krijgen van
pointes" en schakeeringen van 'n dialoog en dit
vooral zoo doet, dat hiervoor belangstelling wordt ge
wekt op burgerscholen en gymnasia wordt die in
den regel gedoo i. Voorts is splitsing noodzakelijk.
Leerlingen met eindexamen gymnasium of burgerschool
moeten niet noodeloos worden opgehouden met Duitsche,
Franscue of Engelsche grammatica-regelen.
Verder lijkt me, in navolging van het buitenland,
goed, dat er onderwijs in spel wordt gegeven door vele
acteurs (actrices) in verschillende genres om eenzijdige
vorming te voorkomen En voor alles houde de direc
teur 'n coulisse-sfeer verre van de leerlingen.
PINE BELDER
Mij lijkt in onzen tijd net bestaan eener tooaeelschool
gewenscbt en nuttig, indien alle tooneeldirecUes zich
verbonden geen beginnelingen te engageeren tonder
eind-diploma eener leerschool, d w. z. zonder afgelegde
proeven van talent en bekwaamheid voor een jury,
bestaande uit bekende letterkundigen en uit de eerste
tooneelkunstenaars of kunstenaressen van ons land.
Zoo doende zou de school van-zelf de bevoegdheid krijgen
de toevoer tot het tooneel te beperken en veel dilet
tantisme, dat in dezen tijd zoo welig tiert, en zoowel
de artistieke als finantieele belangen van beroeps
artiesten ten zeerste schaadt, kunnen voorkomen.
J. v. BRANDENBURG JR
1. Een tooneelschool... natuurlijk noodig. Vanzelf
nuttig.
De geboren musicus, schilder enz., krijgt opleiding
om het vak" te leeren, waarom de geboren
tooneelspeler niet?
2. De directeur moet zijn mensch. Onafhankelijk,
natuurlijk algemeen ontwikkeld als het kan
,.vak"man, in elk geval tooneel- en tooneelkunst-kènner.
Geen schól-vos.
3. Het beroep" van Tooneelschool-directeur l!
.Welk ,.beroep" beveelt zich ;-an voor de keus van
tooneelspelers, schilders, musici? Tooneelspeler, schil
der, musicus zqn. Dus Tooneelschool-directeur zijn,
dat is: zie no. 2 en.... nog heel veel meer.
4. Onderricht in alles wat schoon is en dus karakter
vormt. Vak"-kennis natuurlek.
5. Figureeren door leerlingen der Tooneelschool aan
eenig gezelschap zou hél nuttig kunnen zijn, maar....
de praktijk?!
L. CHRISPIJN JR.
Onderwijs aan een tooneelscbool worde gegeven in:
a. Het leeren lezen" en begrijpen van
tooneelstukken. Gezamenlijke bespreking daarvan. Ingaan tot de
bedoeling van den auteur en bespreking der te eischen
vertolking van het stuk, vooral in verband met de
onderlinge verhouding der rollen. Technische regie; 't
maken van mise-en-scène.
6. De techniek van het tooneelspefen, d. i. in de
middelen, die de a.s. tooneelspeler(ster) behoeft om de
gedachten van een tooneelschrij ver, in diens tooneelstuk
vastgelegd, op de juiste wijze over te brengen aan het
publiek; alles naar den eisch van het s-tuk, zooals de
schrijver zich dat gedacht of gezien moet hebben
van welken tijd deze schrijver ook zij.
c. Costuumkunde. Niet alleen de technische kennis
van het co'tuum: naam en doel, maar ook de praktijk,
door deze lessen te doen geven, terwijl de leerlingen
het eostuum dragen en zich naar den eisch daarvan
hebben te leeren bewegen. Dit vak kan aansluiten bij
het vak algemeene geschiedenis.
d. Talen: ten einde tooneelstukken in het oorspron
kelijk te kunnen lezen, en de juiste overbrenging van
die stukken of gedeelten er van in het Nederlandsch,
met 't doel reeds in a. genoemd
«. Uitspraak. Stemvorming. Spreken d.w.z. het juiste
zeggen van alle soort dialoog in zuivere klankverhou
ding kleur en tempo.
Ook aan het leeren ^luisteren" dient groote zorg be
steed.
f. Letterkunde. Mythologie. Kunstgeschiedenis.
Muziek.
g. Grimeeren. Schermen. Dansen. Plastiek.
5HENRY ENGELEN.
l Tooneelschool noodig en nuttig? Zonder twijfel
maar alleen als z/afcschool.
2. Vereischten voor Directeur. He must be a honest
man, and to be a honest man, is to be one upon ten
thousand. Vol jeugdig vuur, vol extase voor het mooie
(ook bij anderen), steeds aanwakkerend tot zoeken en
werken, zelf nog vol idealen, het ideaal bij de jongeren
hooghouden, zelf ervaren de ervaringen den jongeren
bijbreogen, zonder het vertrouwen te dooden. Geen
droog geleerde, maar een man vol ijver en goeden wil
om te helpen, hij moet het vertrouwen winnen, het
onbeperkte vertrouwen van de leerlingen, zij moeten
weten en voelen dat hij, hun Directeur, hen brengt wat
ze noodig hebben.
3. Geen beroep; beroep is uit den booze, geen
tooneelspeler of speelster, zij hechten teveel aan genre;
geen leeraar, geen geleerde; een man van ervaring;
een man, die als kunstenaar hoog staat, die weet, voelt,
en voor alles begrijpt wat deze jonge, eigenaardige
menschen noodig hebben, die in tijden van onzekerheid
naast hen staat, in tijden van overwinning met hen
voelt en meeleeft.
4. Onderwys datgene, wat noodig is, maar grondig,
en laat het voor alles interessant zijn, en zich aan
passen aan de leerlingen, elk in het bizonder; en bloc"
leert men geen kunst. Wanneer men alleen diegenen
aanneemt, welke talent hebben, zal er tijd voldoende
zijn om elke persoonlijkheid, en dat moeten zij toch
zijn, apart te modelleeren. Dit voor wat de werkelijke
kunstvakken betreft. Noodig zijn: lessen in spreken,
1 zingen, standen gelaatsuitdrukking, schermen, adem
haling, eostuum, grimeering, regie, dansen. De meeste
van deze practische lessen zullen door n persoon ge
geven kunnen en moeten worden, zij vormen de basis
van het onderwijs voor den toekomstigen tooneelspeler,
die geen geleerde, taalkundige of onderwijzer, maar
tooneelspeler worden moet.
5 Figureeren is niet noodig, maar evenmin verwer
pelijk. Het is niet noodig als de Tooneelschool werkelijk
is wat het zijn moet... een Tooneel. Daarom worde de
grootste zaal van deze school als tooneel ingericht. Dit
zij de werkplaats voor de leerlingen, het terrein voor
hun studiën, en dit terrein richte men in als werkelijk
tooneel, en brenste er alles wat de aankomende kunste
naar noodig heeft. Daarvan make men het veld om te
experimenteeren op elk gebied, daar oefene men spel,
beweging, stand, kleur, licht, klank,stemming vooral;
daar worden dagelijks oefeningen gehouden en wel zoo,
dat de leerlingen een begrip krijgen van werken." Op
zulk een tooneel zullen niet alleen de spelers, maar ook
de aankomende regisseurs, tooneelmeesters,
tooneeltechnikers, bouwers, electriciens, in het kort al diegenen
worden aangekweekt welke voor het tooneel noodig zijn.
Zij zullen er leeren, ? aarvoor zij anders later in het
buitenland moeten gaan; zij zullen er datgene vinden
wat hen tot vakmenschen ma kt, en zij zullen tevens
er aan medehelpen om eigen weten, eigen kracht en
eigen t ml te verbreiden, daar, waar nu maar al te
dikwijls vreemde krachten op eigen bodem de plaatsen
innemen, welke hun niet toekomen.
Zoo kan deze Tooneelschool noodig en nuttig worden,
wanneei' men er in slangt een man te vinden, die kan
en wil. weet en voelt, kent en begrijpt.
Of zulk een man te vinden is?
Men denke nu niet, dat ik het gewone en hoogere
onderwijs voor de tooneelspelers uitschakel. Integendeel;
het allerbeste zij voor hen nog niet goed genoeg,maar,
op eene school voorafgaand aan de vakschool, en later
daarmede nog steeds samenwerkend maar niet onder
dezelfde leiding. Het gewone en hoogere onderwijs blij ve
in handen van den geleerde, het kunstonderwijs, het
vakonderwijs in handen van den kunstenaar.
«Zoo zij het!" bevestigt Engelen's echtgenoote, Mevrouw
C. ENGELEN-SEWING.
HENR1 TER HALL
Voor Varieté-artisten (hieronder reken ik duettisten,
komieken of humoristen, chante irs en ensemble-artisten
als Solser en Hesse, enz. enz.) is een tooneelschool een
zeer nuttige uitvinding.
Voor Revue-artisten, ni't te verwarren met variet
artisten maar... Revue-isten is een schoolzeer zeer
noodig, maar... met leeraren welke weten, wat een
goede Revue-ist(e) moet presteeren.
Een Revuespeler beloopt den kans in n uur tijds
te moeten voorstellen: een Heer Boef oude
Heer oude Vrouw of Volksvrouw Koning of
Bedelaar enz. enz. Deze verschillende typen moet hij
leeren grimeeren en uitbeelden; dan moet hj of zij
kunnen zingen, spre en en... dansen: Tango, Wals,
Russi ch, enfin, van a'les. Daarbij is voor den Revue-ist
hoofdzaak: vlugheid en improyiseerkunde,?de vakterm
zegt: flensen, maar... geestig. Is dit alles te bevor
deren dan is de tooneelschool voor Revue-isten van
groot nut.
JESSURUN LOBO
Naast alzijdige ontwikkeling moet een
tooneelschooldirecteur m.i. groote algemeenen kunstzin bezitten, ver
mits de tooneelkunst niet op zich zelve staat, maar een
samenvoegsel is van verschillende kunstuitingen.
De vaklessen, die slechts door vakmenschen, die
daartoe aanleg of begaafdheid en bovenal tijd hebben,
gegeven kunnen worden, moeten natuurlijk door alle
leerlingen worden bijgewoond. Overigens zullen de
lessen voor ieder individu verschillend moeten zijn.
De tooneelschool moet de tekorten in de geestelijke
en lichamelijke opvoeding der leerlingen aanvullen.
Men ontwikkele vooral bij de leerlingen litterair gevoel
en begrip en leere hun de groote geestelijke stroomin
gen van vroegere eeuwen en thans kennen.
Hoe nuttig ook het Qgureeren moge zijn, de jongste
gebeurtenissen aan de tooneelsch ol hebben m.i. wel
duidelijk bewezen, dat dit figureeren schadelijk is aan
de orde en den goeden g ng van zaken op de school, welke
toch noodzakelijk zijn, wil het onderwijs vruchten
dragen.
In elk geval zou ik er positief tegen zijn, dat de
lee'lingen kle nere of grootere rollen bij een
tooneelgezelschap ve vullen, want dit heeft bijna altijd tenge
volge dat de leerling zich volwassen" gaat gevoelen,
waardoor de school voor hem of hair weinig of geen
waarde meer heeft.
C. VAN DER LUGT?MELSERT
De directeur eener Tooneelschool moet m. i. zijn een
hoogstaand man of vrouw, algemeen ontwikkeld, goed
paedagoog met tooneelvakkennis en bezield met groote
liefde en eerbied voor de tooneelspeelkunst.
Wanneer deze eigenschappen zich in een'
tooneelsoeler of speelster ve eenigen, zijn zij de meest ge
schikte candiditen.
Het onderwijs aan de Tooneelschool besta in:
Voordracht, spreken, Stemvorming spel, dramatische
letterkunde, mimiek, grim^eren.
Wat spel en voordracht b treft, door acteurs en
actrices van verschillende ge'.re's.
EMMA MOREL
Zou een bekwaam tooneelschrij/er niet de aange
wezen man zijn voor Tooneelschool-Directeur ? Of
iemand, die veel over het Tooneel geschreven heeft?
Wat ik geleerd heb op de Tooneelschool is mij in de
praktijk steeds te pas gekomen.
Maar laat de school aa»hen, die hun algemeene ont
wikkeling reeds op H, B. S. of gymnasium hebbea
verkregen,uitsluitend vakonderwijs geven. Voor anderen
blijve dan het onderwijs zooals het nu is.
Wel ble^k het dikwijls wenschelij*, door het veel
vuldig verzuimen van de twee leeraren in spel en
voordracht, om in vak.;en nog twee hulpleeraren te
stellen.
Door leerlingen te laten figureeren verflauwt de
bela gstelling voor de scheellessen.
JACQUELINE ROYAARDS?SANDBERG
Onder ons gezegd, meen i'<, dat e1 n Tooneelschool
niet streng genoeg kan gevoerd, immers hoe eel jon
gelui gaan uit gemakzucht of avontuurlijkheid die
richting uit! Directeur, leeraren en leeraressen zouden
dat dus als hun vak moeten doen, en daarom zeer goed
gesalarieerd moeten worden.
Acteurs en actrices, die tevens les geven, kunnen in
ons land. geen regel yol(?en in hun lesuren, en di brengt
wanorde; we zijn immers veel te veel op reis. Ernstig
en ernstig werken acht ik voor de *eugd op elke school
een noodzakelijkheid, maar vooral op de tooneelschool.
HERMANN SCHWAB
Ik acht een tooueelschonl zér nuttig. Nódig is ze
alleen dan, wanneer alle directies er toe konden beslui
ten van alle beginnelingen, oud of jong, begaafd of niet,
eenige voorbereiding te eischen.
Nu komen er veel te veel talentloozen en
ongeschikten aan 't tooneel, die of om hun ,,atmosfeer" of omdat
ze zich goed ,,dressen'' of omdat ze geluk hadden bij de
De man, die het hardst gewerkt heeft
ting de aangekondigde voordracht van Louis
Bouwmeester niet doorging, en de tweede
serie dansen door haar werd geschonken,
vier dansen van de dames Van der Pas.
Heur teere en innige kunst kwam al zeer
slecht tot zijn recht; een derde gedeelte van
het publiek verliet de zitplaatsen. Welkeen
dwaasheid bovendien, de dames v. d. Pas
te laten dansen hun ijlen dans tegen de
zwarte realiteit vanden Pleyel-vleugel aan!
Men ziet het: het was een ontbijt met
het menu van drie diné's.
Was het verwonderlijk, dat toen om onge
veer n uur het cabaret in de kleine zaal
begon, er geen stemming meer te verkrijgen
was? Ook hier was teleurstelling. Pisuisse,
dien ik zelden zoo weinig op dreef zag, kon
' Een man van de krant
niet beginnen, omdat in het achtergedeelte
van het zaaltje, achter een afgeschoten hoek,
Cornelis Veth op eigen houtje aan den gang
ging. Ko Doncker's schimmenspel was het
slechtste, dat ik van hem ken. Noch Louis
Davids, noch Cocadorus konden mij bekoren.
Ik waardeer slechts zeer matig den in dezen
tijd zoo op den voorgrond tredenden
Jiddischen gijn". De heer Lobo en vooral Cor
Ruys verdienden het overweldigend succes
hunner imitaties. Toen ging het zaakje uit
als een nachtkaars. Bij de veiling van
Pisuisse, welk een uitstekend denkbeeld
anders, dat verkoopen van blanco vellen
papier, waarop beroemde portretschilders
het portret van den ikooper aannemen te
teekenen, verjoeg om half drie de men
schen uit de zaal. En Pisuisse gaf het op.
Het cabaret werd gesloten en men haastte
zich naar het souperzaaltje, waar men als
hongerige dieren schandalig lang op het
vrij slechte eten moest wachten. Stemming
was er niet; vroolijkheid evenmin; gedanst
werd er weinig. De aangekondigde verras
singen bleven achterwege.
Wordt gevraagd: een dictator voor het
arrangeeren van een toekomstig
kunstenaarsfeest!
SIMON B. STOKVIS
ALEX BOOLEMAN
Een verwoed kunstmensch
IIIIIUMIIIIIIMUmilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiittiiiiiii
keuze van hun papa", de geschikte leerlingen der
tooneelschool verdringen ,en het vak omlaag halen.
Zoek den directeur eener tooneelschool in de eerste
plaats onder de tooneelspelers. In de tweede plaats bij de
leeraren, maar niet bij het leger, de vloot of in den
handel. De directeur eener tooneelschool moet a.s,
tooneelspelers(sters) opleiden en niet candidaten in de let
teren of iets anders.
ledere practische oefening bij een artistiek geleid
gezelschap onder goede leiding is zeer gewenscht.
Mevrouw Schwab denkt over alles juist als ik.
G. C. VERÉNET
De directeur eener tooneelschool moet zijn tooneel
speler met veeljarige praktijk, man van distinctie en
algemeene ontwikkeling, met artistieke, practische en
paedagogische eigenschappen, een mondaine persoon
lijkheid, gesoiqneerd in denken en kleeding, begaafd
met gezonde fantaisie, 'n man die 't leven door en
door kent en daarvan een breede opvatting heeft. Hij
moet zijn hoogst ernstig en streng, waar *t plicht en
arbeid betreft, en joviaal en mooi menschelijk als par
ticulier.
Hij dient 't karakter, de goede en slechte eigenschap
pen der artiesten te kennen, teneinde hen te kunnen
leiden en met hen om te guan. Wetenschappelijk moet
hij behalve in klassieke en moderne tooneel- en
romanlitteratuur (binnen- en buitenlandsche), ook onderlegd
zijn in de muziek en gevoel hebben voor kleur en lijn.
Bij het tooneelschoolonderricht worde behalve vele
andere vakken ook gelet op de: Practische uitbeel
ding van allerlei uiteenloopende karacters, van alle
figuren van drastischen en poëtischen aard, alle»te
houden in den vereischten stijl.
Leeren goed intoneeren, articuleeren, spreken in
verschillende tempi, zoowel in prozu als poëzie.
Aanlcweeken van fantaisie, en voorgaan in voornaam
heid van denken, spreken en gebaren, en dit alles goed
verzorgen bij de leerlingen.
Zich voornaam en hoffelijk, maar toch sober leeren
gedragen en spreken in moderne salons.
Het laten figureeren bij eenig gezelschp lijkt mij niet
kwaad, hoewel niet noodig.
MARIE VAN WESTERHOVEN
Uit haar uitvoerig antwoord zij overgenomen het
behartigenswaardige wat zij over het Tooneelonderwijs
opmerkt.
Dit onderwijs schrijft ze moet beslist door ac
teurs en actrices geschieden, zelf goed ontwikkeld
natuurlijk, en op zulk een ivijze, dat de leerlingen
geen ledepoppen worden of copieïn van den leeaaar
of leerarts.
Mijns inziens moet de leerling na lezing eener rol,
gelegenheid gegeven worden zijn eigen opvatting te
laten zien; strookt deze niet met die van den leeraar,
of is ze er zelfs geheel naast, dan moet de leeraar(es)
door uitlegging en bespreking van het karakter der rol
den leerling in de juiste richting leiden: echter niet
voor-zeggen of -doen, want dan krijgt de leerling dezelfde
toontjes en maniertjes van de onderwijzers, zooals ik
meermalen bij eindexamens heb opgemerkt.
Eigen idee, geleid door de voorlichting der leeraars
(esse ) zal de leerlingen ten goede komen, daardoor
wordt dan hun natuur en eigen scheppingskracht niet
onderdrukt.
Meermalen heb ik wijlen Mevr. Christine Stoetz (die
leerares was) hooren zeggen:
«Kinderen, doe toch natuurlijk, in welk karakter ook,
overdrijving schaadt altijd." Ik voor mij beaam dat
ten volle.
Uit het vele dat uit de toezendingen niet
geplaatst kon worden, om den eisch van
beperking van ruimte, volgen nog deze
opteekeningen.
Vór een Tooneelschool
Mevr. Chr Poolman is beslist voor een tooneelschool,
mits deze niet schoolsch", of een schooltje zij.
Over alle andere punten is zij het eens met haar
dochter Mevr Gusta de Vos-Poolman (zie vorig nummer).
C.en D Lageman, Langenaken en Ant Verhagen achten
een tooneelschool, waar het ernst is, nuttig en noodig.
Ko Arnpldi voor, mits de school goed georganiseerd zij,
kunstzinnig en paedagogisch.
L. Chrispijn Junior acht een tooneelschool nuttig en
noodig; G. C. Vérenet ook, maar uitsluitend voor jon
gelui van opvoeding,algemeene ontwikkelingen aanleg,
knap van uiterlijk gelaat, en flink, harmonisch van
lijf en leden goed stemgeluid en krachtig gestel
Ook mevr. Emma Morel is met hart en ziel vooreen
tooneelschool
Juffrouw M. Willy Bierlee acht een tooneelschool niet
bepaald noodig, maar nuttig kan zij zijn.
Figureeren
De oud-tooneelspeler L. B. J. Moor, voor een
tooneelschnol als zij Akodemie worde voor alle kunsten in
verband met tooneel, oordeelt: Dienstdoen in
tooneelfiguratie of balletten verschaft den leerling kennis van
het tooneelvak door experientie, die niet bij lesneming
kan worden verkregen".
Ko Arnoldi: voor ligureeren, mits niet buiten Am
sterdam; Langenaken, C. en D. Lageman en Ant. Verhagen
zijn er ook voor; maar onder leiding en streng toezicht.
L. Chrispijn Jr. is tegen figureeren bij eenig
ge'.elschap. Dit schrijft hij onder geen voorwaarde.
Wel echter: de leerlingen zoo veel mogelijk eigen uit
voeringen of proefavonden te laten geven.
Mevr. Jacqueline Royaards?Sandberg is slechts dan
voor figureeren der leerlingen aan eenig
Tooneelgezelschap als het in kostschoolmatige orde en gestreng
heid geschiedt, maar nooit zonder een superieur".
Juffrouw Willy Bierlee is sterk voor het figureeren.
Onderwijs aan de Tooneelschool
Ant Verhagen voegt bij de reeds door allen gestelde
eischen die van itypeerkunde " Ook is hij voor eenige
studie in mythologie. Juffr. Willy Bierlee is voor veel
onderwijs in mythologie. Mevr. Marie v. Westerhoven
vraagt ook onderwijs in maintien" en
beleefdheidavormen".
Barend Barendsen, welke tegen het schoolsche en
voor het romantische is, beveelt, behalve veel anders,
de studie van standen, van mantelwerpen", van alle
ridderlijke oefening en van het breede gebaar aan.
Een kort woord tot besluit.
ik dank de acteurs en actrices vriendelijk,
dat zij zoo bijzonder veel aandacht aan het
wezen der tooneelschool, het onderwijs en
de eischen van een directeur gesteld heb
ben, en voor de wél zeer uitgebreide, maar
hoogst aangename briefwisseling met velen
over genoemde onderwerpen gevoerd. Hunne
antwoorden zijn blijvende getuigenissen hoe
hoog en heilig zij hun kunst opvatten, hoe
zij naar vooruitgang streven; hoe wél-bewust
zij zich zijn wat de kunst van hen eischt,
maar ook en zeer terecht hun vrees
voor toenemend dilettantisme, voor het toe
nemen van het aantal der ongeroepenen,
voor het verloren gaan van het besef, dat
bij tooneelspeelkunst het begrip: mooie
betrekking" voor roeping" ga. En
eentooneelist heeft een roeping te vervullen,
slechts dan is hij volkomen kunstenaar!
Kenteekenend in de vele antwoorden is
dit: De meest artistieke tooneelisten zijn of
tegen, of maar half en half voor een tooneel
school. Het begrip: school en schoolsch staat
hun tegen, omdat tooneelspelen behoort tot
de vrije kunsten. Maar al verklaren zij
zich ook tegen of half tegen een tooneel
school, zij keeren zich allerminst tegen
studie en stage ontwikkeling.
Velen ook buiten het tooneel toonen groote
belangstelling in de antwoorden der toonee
listen, gelijk mij blijkt uit hun brieven. Een
koopman van aanzien te Rotterdam, die op
zijn vele reizen vaak in 't buitenland voor
stellingen bijwoonde en ook de belangrijke
te Rotterdam, schrijft mij o.a.: Als ik de
communiqué's voor zoover verschenen
doorlees, dan valt het mij vór alles op, dat
geen der gevraagde tooneelisten in de Too
neelschool een ideaal ziet. Wat hiervan de
oorzaak is, blijkt uit de vele antwoorden."
De toooeelisten, welke op de gestelde
vragen geantwoord hebben, en de velen,
die schreven zich daartoe niet geroepen te
achten, geen openbaarheid wilden en toch
van zulk een goed inzicht en van groote liefde
en eerbied voor hun kunst, al weigerende,
blijk gaven, hebben openlijk de erkenning
hunner mondigheid afgedwongen, hun recht
tot meespreken doen eerbiedigen en zich
gesteld boven velen die meenen hooger te
tronen dan zij. Voor beheerders van
tooneelgezelschappen hebben zij in hun antwoorden
laten doorstalen: wij staan voor onze taak,
wij willen de kunst dienen fier, vrij en
onafhankelijk; wij wenschen voorwaarts te
schrijden belemmer gij ons niet, bevrijd
ons van dilettantisme, zoowel dat in uw
midden is als dat uit uw midden heerschen
wil naar buiten.
J. H. RöSSiNG