De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 13 juni pagina 1

13 juni 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 13 Juni 0;--IMS DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDER1K VAN EEDEN en Mr. G. KELLER Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van l?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30 Reclames, per regel 0.40 Medewerkers en Inzenders wórden verzocht, hunne inzen dingen te adresseeren aan: Secretariaat van de Redactie van BE AMSTERDAMMER", 333 Keizersgracht, Amsterdam/' llllllllllllllllllinillllllllllllltllMIIIIEIIIMIHIIIIIIMIIIIIIIIlIlllllllirikll «III INHOUD : Blz. l: Nederland let op uw zaak, door v. H. Al-Daitschland geïnterviewd over Nederland, door v. H. 2: Dr. E. P. Mees B.Azn., door dr. A. Plate. Baitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp. Feuilleton: De Pop, door H. Boonzajer. 3: Artillerist en Vlieger, door Artillerist. 5: Voor Vrouwen, red. Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse.?G; De trechtsche Beetsfeesten, door Emmy v. Lokhorst (teekeningen van Joan Collette). Een Mahler-symfonie, door Fred. van Eeden. 7: Het Kol. Landbouwmuseum, door dr. H. H. Zeylstra Fnz. B. Arps en De OnafhankelijKen" door A. Plasschaert. De Weder opbouw der Belgische Steden, door L. v. d. Swaelmen. 9: Fin. en Econ. Kroniek, door J. D. Santilhano. 10: In het Wild, XI, door Petronius. OnzePnzzIes. Leekenspiegel. De Ooggetuige, door J. Siedenburg. 11: De Eierdans van de Nieuwe Kott^rdamscho Courant, door Joh. Braakensiek. Schaakspel, red. dr. A. G. Olland. Damrubriek, red. K. C. de Jonge. l* Bijvoegsel: DeBegrafenis van Jan Salie, teekening van Joh. Braakensiek. NEDERLAND, LET OP UW ZAAK. Het is niet weinig opmerkelijk, dat in den laatsten tijd eensklaps het hek van den dam schijnt te zijn gegaan. De groote staatkundige vraag van Nederland's toe komstige positie, die tot dusverre placht behandeld te worden als iets, waarover eigenlijk liever niet moest worden ge sproken, is ten onzent van verschil lende kanten ter hand genomen. Terecht. Voor ons volk, voor onze openbare meening en voor onze staat kunde, is dienaangaande niets beter, dan zooveel mogelijk klaarheid in elk opzicht. De vraag, die dan wel het meest aan de orde is, is deze, zooals dezer dagen een correspondent van de Vossische Zeitung zelve haar binnen onze grenzen heef t opgeworpen: gelooft u, dat Duitsch land indien het als overwinnaar uit het strijdperk treedt, Nederland zal annexeeren ... ?" Nog stokte waarlijk de pen, bij het eerste nederschrijven van een veronder stelling, die voor ons zooveel in heeft! Maar ten slotte is de oude klank O Nederland, let op uw zaak" een beter vermaning.dan welk zalig verbloemen ook. En voor onder de oogen zien, is het waarlijk niet te vroeg. Doch laat ons hierbij nu oppassen, niet van de eene onzekerheid te vervallen in de andere. Wij weten thans reeds dat de heer Hector Treub op genoemde vraag ja: doch, tot groote voldoe ning van den Duitschen journalist, Nederland's verstziende koopman", de heer Van Aalst, neen antwoordt. Maar men behoeft aan de bekwaamheid beider heeren om, elk op hun gebied, dingen uit te rekenen", niet af te doen; terwijl men toch in deze zaken van internationale staatkunde, hunne voor lichting niet terstond op gezag zal aan vaarden. Wanneer b. v. inderdaad het refrein van den heer Treub is geweest: over wint Duitschland, dan is Holland redde loos verloren", zoo heeft hier blijkbaar de medicus teveel aan de zwakheid zijner patiënten, en te weinig aan het innerlijke weerstandsvermogen en verzet gedacht, waartoe een natie in staat is! Maar wanneer aan den anderen kant de heer Van Aalst verklaarde, dat Duitsch land altijd in een zelfstandig Nederland steeds meer voordeel zal zien, dan in een feannexeerd, zoo bleef toch ook de oopman staan bij wat hem als business 't natuurlijkst zou schijnen, doch miskende hij de verderstrekkende motieven van staatkundige en strategische macht, die niet in scheepvaarthavens en handels wegen, maar in de kustlijn Duinkerken Antwerpen?Den Helder, hunne uitdruk king vinden. En het blijft alles gissen en redeneeren; waarmede de Nederlandsche zaak weinig , is gediend, en waarbij men evenveel gevaar loopt, verkeerde geruststelling te wekken, als wel Nederlandsche be langen noodeloos bloot te geven. ? Allerminst toch eigenlijk ook een pro(h*^ y----<.7;x Ui,. ,_-.-?" &j, "*"" <f: "?"" ^ *. "-^--,^. _ _ l . s r \, ; K «turn A ?-s- ? EUROPA IN 1950. (Uit: GrOSS-DeutSCtlland, die Arbeit iles 20 Jahrhunderts, duor Tanneilberg}. Uitgegeven in 1911. ''J EUROPA EN AZIËIN 1950. (Uit: GroSS-DeutSCMand). Uitgegeven in 1911. bleem om onzerzijds te worden over dacht bij wijze van interviews aan Duitsche journalisten; en waarin thans ook zoowaar reeds de Aartsbisschop van Utrecht zich heeft laten meesleepen! * * * Neen, wanneer wij die vraag onder de oogen willen zien, dan moeten niet wij Nederlanders aan de Duitschers het bescheid geven, doch wij moeten het omgekeerd hun vragen. O, wees gerust. Wij bedoelen niet eene aanvrage over eventueele annexatieplannen, zooals men onze Regeering in den mond heeft willen leggen; of gelijk, zoo 't kan nog naïever, de heer Troelstra in dertijd op eigen houtje heeft gesteld. En men meene ook niet, dat op het oogenblik, welke stem men ook uit Duitschland verneemt, eenig licht geven kan. In geen der oorlogvoerende landen, maar zeker nog 't minst in Duitschland, tengevolge van de gestrenge regeeringsbemoeiïng, is de openbare meening ook maar eenigszins betrouwbaar over de toekomstige staatkunde georiënteerd. Trouwens, meent men dat bij nige regeeringen daaromtrent reeds veel vast staat? Wat zij zeggen, heeft zeker geene waarde, en wat zij inderdaad beoogen, moeten zij nog bepalen naar wat zij eenmaal zullen kunnen verlangen. De appetijten .zijn nog dagelijks aan 't ver groeien. * * * Wanneer wij ons de beste voorstelling willen maken van waartoe de Duitsche politiek in de wereld, en ook ten onzen aanzien neigt, voor t geval zij het voor 't zeggen krijgt, dan moet men teruggaan tot de tijden van vór den oorlog. En zelfs dan nog licht wat de verantwoor delijke staatslieden toen wel eens mochten hebben gezegd, ons niet altijd 't duidelijkst in omtrent de eventueele neigingen van de Duitsche staatkunde, wanneer haar een maal de onbegrensde, of nagenoeg onbe grensde mogelijkheden, ten deel mochten vallen. Immers de ingrijpendste expansie-nei gingen, die in de natuur van elke groote mogendheid leven; de pan-ismen", die elke wereldmacht bezielen, komen ook in vredestijd onder verantwoordelijke mannen niet aan de orde. Die worden veeleer gedragen door de groepen, welke er zich zelve bij neer leggen dat de regeering desverkiezend hen ten allen tijde moet kunnen desavoueeren en voor dwaas verklaren", maar ondertusschen toch zeer doelbewust hunne propaganda voeren. Voor Duitschland is dit sinds geruimen tijd geweest de groot-duitsche of al-duitsche beweging. Het bestek laat thans niet toe, in 't algemeen over haar zeker allermerkwaardigste denkbeelden van wereldpolitiek uit te weiden. Maar wel kan worden vastgesteld, dat de lijnen, die zij sinds jaren voor de Europeesche historie en voor Duitschland's plaats daarin, had uitgestippeld, sinds Augustus 1914 zeer treffend zijn uitgekomen. Het is volstrekt onjuist, deze pangermanisten uit te maken voor dwazen en zotten, gelijk vroeger ook zoo gereedelijk ten onzent geschied is, wanneer zij den mond wat vol namen. In de al-duitsche geschriften vindt men omtrent den sindsdien uitgebroken oorlog en zijne groepeeringen veelal zeer kundige verwachtingen en bijzon derheden, en er zijn onder de talrijke schrijvers blijkbaar figuren, de veelgesmade Bernhardi is er een, die de vele dingen met bewonderenswaardige scherpzinnigheid hadden voorzien en begrepen. Evenmin zijrr de idealen der al-duitschers onzin. Zij zijn integendeel, - helaas, - zeer consequent. Zij zijn, voor wie niet Duitsch is en 't niet worden wil, fataal, verschrik kelijk en ongenietelijk. Maar er zit sys teem en logica in. De beweging was trouwens volmaakt georganiseerd, en wie er kennis van nemen wil, vindt tijd schriften en vlugschriften en studieboeken te over. * * * Zoo zijn deze al-duitschers geene dra gers geweest van regeeringsgeheimen of van snoode plannen. Zij waren eenvoudig het hardop droomende Duitschland. Enthousiasten, wier verlangens door 't tegenwicht van andere machten en door de rust der internationale staatkunde, werden tegengehouden. Maar als nu een maal die tegenwichten mochten weg vallen, m.a.w. als het Duitsch-Oostenrijksche blok de volkomen hegonomie mocht erlangen, dan zullen diezelfde droomen, niet: een, twee, drie, doch: op den duur, voor verwezenlijking vat baar worden. Evenals Jules Verne voor 'n talentvollen verzinner werd gehouden, toen hij over onderzeebooten en luchtschepen schreef, totdat nu de menschen zeggen': 't is toch merkwaardig, wat die man vooruit heeft gezien". Als....! Want f zoodanige machtsontwikkeling zal kunnen tot stand komen, of in stand blijven, dat is natuurlijk een andere vraag! Daarin hebben ook anderen, ook de be trokkenen", nog de hand. Maar juist daarom is het ook voor ons goed, de dingen te zien zooals zij zijn. En wanneer wij nu eens 't oor te luis teren leggen naar wat in dat luide droo men te hooren valt, dan geeft het ons heel wat te denken en heel wat gron diger voorlichting allicht dan een menigte enquête en interviews waarom wij, bin nenlands, ook niet hebben gevraagd, over een mogelijke houding van Duitschland tegenover ons Nederland. Misschien kan onderstaande bloemle zing uit het weivoorziene veld, tot stich ting dienen voor wie er zich rekenschap van wil geven, waar het voor Nederland op aan komt. v. H. ^ 'T4 ^ Al-Duitschland geïnterviewd over Nederland. De Groot-Duitsche. gedachte, waarvan hierboven sprake was, heeft ook wat Neder land betreft, reeds nieuw leven gekregen in 't Hersteld Europa van 1815, waar de Duitsche politiek een nauw verbond" met Nederland wenschte, en een man als de groote staatshervormer Von Stein, klaagde dat bij al het bataviseeren, het germaniseeren vergeten zou worden" Eenévoorbeeldig scherpe formuleering van het programma, die men dan ook tot in den laatsten tijd herhaaldelijk, met name in het al-Duitsche tijdschrift Grenzboten", terug ziet keeren, is overigens reeds gege ven door den vermaarden staathuishoud kundige Friedrich List, den vader der Duit sche nationalistische economie en den ge leerde, wiens stelsel later ook op Bismarck's eenheids-politiek veel invloed heeft gehad : Holland is door zijne aardrijkskundige ligging, zoowel als door zijne handels- en nijverheidsbelangen, afstamming en taal, eene oorpronkelijke duitsche provincie, zonder wier wederinlijving in den Duitschen Bond, Duitschland een huis is, welks deur aan eenen vreemdeling behoort. Holland behoort tot Duitschland, zooals Bretagne en Normandië tot Frankrijk ; en zoolang Holland zelfstandig blijft, kan Duitschland even weinig tot volkomen macht komen, als Frankrijk wanneer Engeland die twee provincies zou hebben behouden. Holland heeft door de eigen schuld van zijne onbe duidendheid zijn handelsmacht verloren. Door zijn streven, om zijn nationaliteit te bewaren, zal het, afgezien van den bloei zijner koloniën, dieper en dieper in schulden vervallen. Door schijnbare onafhankelijkheid versterkt het slechts de Engelsche supre matie. Zijn koloniaal bezit kan het niet zoo exploiteeren als wanneer het een onderdeel van den Duitschen Bond was. Slechts door unie en allernauwste verbinding met Duitsch land kan Holland zijn ouden bloei weer hernemen; alleen door zoo'n bond is eene agricultuur-manufactuur-handels-natie van de eerste grootte te scheppen." (Uit Nationales System der Oekonomie, Treitschke: de wijsgeer van het pangermanisme : Het is een onontkomelijke plicht van de Duitsche staatkunde, de monden van den koning der rivieren, den onuitputtelijken waardebron voor Duitschland, den Rijn, te herwinnen. Misschien is een zuiver staat kundige verbinding met Holland niet noodig; maar een economisch verbond absoluut wél ; en wij zijn veel te bescheiden als wij 't vreezen uit te spreken, dat Holland's toe treding tot de Duitsche tolunie, is voor ons even noodig als ons dagelijksch brood." Wij zouden evenwel er niet spoedig toe overgaan, op het gebied dier kleine natie met haar krachtig zelfbewustzijn en zelf standig bestaan eenen nieuwen tachtigjarigen oorlog te riskeeren, wij willen slechts een goede nabuurverhouding, waardoor de rivier ons, en den Hollanders het Hinter land" onbeperkt open staan. Slechts ne aanleiding zou er kunnen bestaan, die ons Duitschers tegen onzen wil onbescheidener maakte. Wanneer in den volgenden Europeeschen oorlog België aan de Duitsche zijde, doch Nederland tegen over ons kwam te staan. Dan zouden wij de volken vandenNederrijn weder dwingen tot de groote natie, die zij eens hebben op gegeven." (Uit: Po//«M87O) « En raadpleegt men nu de nieuwere propagandabrochures, uitgaande van het Alldeutscher Verband", onder algemeenen titel Kampf urn das Deutschtum", zoo liggen de soortgelijke meenirtgen voor het grijpen. Wij denken er niet aan, Holland duitsch te maken"; omdat het sinds menschenheugenis reeds Duitsch is! Wij willen slechts een verbond sluiten, en de rest kunnen wij gerust aan de historische ontwikkeling over laten. Met recht zeide onze vriend Pol de Mont, de geestdriftige voorvechter van djt idee onder de Vlamingen: De Grenszén sullen ns niet scheiden, als de Harten blot tosijmenslagen tot de Harten" (deze aanha ling is curiositeitshalve onveranderd uit het Duitsche boek overgenomen. Verf.). Wij zullen Holland weer het leven van het Rijk bijbrengen. Het heeft onze land verhuizers en onze macht noodig voor de ontwikkeling van zijn koloniaal bezit. Wïj hebben deze, met duitsch bloed gedrenkte (? verf.) domeinen noodig voor onze eco nomische uitbreiding. Wij moeten ook den Rijn hebben tot den mond, waar Holland's stil verzet ons tegenwerkt. Gemeenschap pelijke land- en zeemacht, Nederlandsch koloniaal bestuur, dat zal het nederlandsch-duitsche bondgenootschap zijn. Dit aan den eenen kant, en dat met Oostenrij'k aan den anderen. Oost- en Wëstduitschers moeten bijeenkomen, eerst door een econo misch verbond, dat later tot een staatsrech telijk of- en defensief-verbond zal worden verinnerlijkt. (Uit: Fritz Bley, die Alldeutsche Bewegurtg und die Niederlande, 189?) * * # Begrijpelijkerwijs stijgt in Holland na den Russisch Japanschen oorlog het bewust zijn, dat het kleine moederland niet in staat is, het groote koloniale bezit te beschermen. Zijn natuurlijke bescherming moet het zoeken bij zijnen grooten buurman, Duitschland. Een verzoek daartoe zullen wij gunstig moeten ontvangen. De gelegenheid tot aanslui ing is in 1871 jammerlijk verzuimd. Wij moeten het tusschenland" tusschen Frankrijk en Duitschland althans ten deele weer aan het Rijk verbinden, en dit behoeft geene annexatie te zijn, doch kan geschie den op federatieven grondslag", zooals in 1871 met Beieren is geschied! verf.) In elk geval zouden wij echter voorwaarden stellen: tolverbond, militair verbond, en vereeniging der buitenlandsche betrekkingen". (Uit: Dr. Ernst Hasse, Deutsche Weltpolitik 1897: Deutsche Grenzpolitik 19OI). Eene aanhaling slechts uit de talrijke voor schriften ten gunste van een tolverbond', waaraan overigens de geschiedenis aan de verdere ontwikkeling zou moeten geven", zooals trouwens de geheele Duitsche unifi catie-politiek van de 19£eeuw, b.v. ten aanzien van Hanover, met de tarieftractatén ineengeweven is: Vrije handel met Nederland en België. Economisch zijn zij reeds homogeen met het Rijk. De voorstellen van onze kleine nabuur staten tot economische aaneensluiting willen wij welwillend afwachten. In elk geval zal het onze zaak zijn, den Rijn een Duitsche monding te geven. (Uit: Die deutschen Reichshafen und der Zollbündnisz mit den Niederlatiden. Grone, 1899). * * * Een zeer curieus boek Grosz-Deutschland", door de Tannenberg 1911, waarin toen reeds vrijwel het geheele Europeesche conflict van heden werd geschetst, en waarin dan ook ontwerpen voor de vredestractaten, na Duitschlands eventueele overwinning en voor de daarop volgende alliantie met En geland voorkomen, eene geheele nieuwe wereldverdeeling bevattend: De Nederlanden zijn commercieel op Duitschland alleen aangewezen, en de zucht tot zelfbehoud zal hen dwingen tot het Rijk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl