Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13 Juni '15. No. 1981
r
NOTARIS BEETS
De Utrechtsche Beets-feesten
met teekeningen van Joan Collette en foto's
vervaardigd voor de Amsterdammer
Op het avondje bij de familie Stastok zat
Nicolaas Beets met de beenen in de nauw
sluitende pantalonspijpen over elkaar, zoog
bedachtzaam aan zijn lange goudsche en
bestudeerde met zijn jong schrijversoog tante
en oom Stastok, Pieter Waratje, juffrouw
van Naslaan, juffrouw Dorbeen, Koosje van
Naslaan en Mietje met de kalfsoogen... hij
voelde het goedig-moederlijke hier, hekelde
in gedachten 't zuur-eigen wijze daar, schimpte
op de hoogdravende verzen van juffrouw
Dorbeen, en sprong na 't mislukte Rijntje"
op, om met jong enthusiasme den menschjes
van het klets-avondje eens te vertellen wat
hij mooi en zuiver dacht in een vers...
Als het kindje binnen komt," en de dienst
maagd met de evenveeltjes" duwt bedeesd
de deur open die sarrend Nicolaas Beets
uitpiept.
't Kooltje gaat rond in 't koperen bakje
om de pijpen van de heeren weer eens te
doen aantrekken... Piet lust nog wel een
kopje slemp" en de olifant begint midden
in 't Rijntje zijn slurf te schudden en Augus
tijn af te tjingelen..."
Of... zoo ereis vergulden is wel ereis
aardig" en de familie de Groot met Saartje
en alle getrouwen zitten met ingespannen
gezichten de koeken te bestrepen met 't in
goud gedrenkte penseeltje en ze klemmen
de koeken stevig vast om toch vooral de
kostbare stukken van zóen zooveel stuivers
niet te taten vallen. Wat men breekt mag
men opeten, maar de eer... de eer gedoogt
niet dat zoo'n kostbaar schip zou stranden
op de harde planken van bakker de Oroot's
kamer...
DE FAMILIE KEGGE
Coutni
EEN DER VELE FIGUURTJES UIT DEN TUIN
iiiiiiiiimiiimiimiiiiiiiiiimmimiiiimiiiimiiitmiiiimMimiiimmimi
EEN MAHLER-SYMFONIE
Ervaring en fantasie
Mocht ooit Amsterdam door de koeltoer
beleegerd worden, dan zal ik, in die ver
schrikking, uitzien naar twee gelukkige ver
gissingen, als een kleine zweem van troost.
Ik zal hoopen dat twee Zeppelins, mik
kende op het Paleis op den Dam, en op het
Rijks museum, door een zelfde gunstige
noorderbries afdrijvend, hun bommen
weiligt laten vallen op de moolen zonder wieken
die Groote Club heet en op het Concert
gebouw. *)
Telkenmale als ik dit laatste wonder van
19e eeuwsche architectuur binnen treed, voel
ik me als een hongerig mensch die het
vooruitzicht heeft zich een smakelijk gerecht
te zien opgedischt in een niet-gereinigde
aschketel of vuilnisbak.
Ik zeg het niet om iemand onaangenaam
te zijn, ik kan het heusch niet helpen, maar
het aanschouweu van al die menschen, die
in zulk een omgeeving de hoogste kunst
emoties gaan genieten, doet mij altijd
ligtelijk huiveren, ik moet denken aan een kat,
die toch ook een zindelijk dier is, en niet
temin geen aestetische bezwaren schijnt te
voelen teegen de soms zeer onsmakelijke
plekjes waar ze haar lekkers op smult.
De zaal zelf, met haar infame roodpluche
draperieën, haar modder- en stopverf-tinten,
haar platte nissen met een
behangselpatroonije, haar miezerige lichtkroontjes,
haar totaal gemis aan wijding, aan eedele
licht-valling, aan statige verhoudingen,
verbaast ons alleen door de massa men
schen die ze kan opneemen, ondanks haar
*) Natuurlijk als ze leeg zijn!
NOTARIS BEETS MET FAMILIE
zit bijeen in
links vooraan
Indische
geOf wel.,. de familie Kegge
het salon... Grootma Kegge zit
in 't Boeddhagepeins van haar
slotenheid en tuurt met haar
gerimpeld gelaat naar de dwaze
luidjes die alles mooi vinden
wat die groote hansen en
adellijke heeren" maar zou
kunnen tasten in hun zwak
van ijdelheid. Ze denkt aan
William, die zoo anders was,
die als echt beschaafd mensch
stond te midden van dat dwaze
huisgezin, dat weelde en uiter
lijke pronk najaagt, maar sober
heid mist die zou kunnen ma
ken dat anderen het eeren om
rust of degelijkheid.
Grootmoeder staart Ze
zegt niets, maakt geen aan
merking als de kleine jongens
cartéspelen en likeur slurpen,
ook niet als Henriëtte haar
dwaasheid uit, in pralerij of
wuftheid. Ze redeneert niet
als Kegge uitpakt over zijn
paarden en tuigen... voor haar
is er een ideaal gebleven in
het gezin, een ideaal van fijn
heid en mooie levens ernst: de
herinnering aan haar kleinzoon
William die behoorde bij het
huisgezin en tèch zoo geheel
anders was. De witte sloegie
ligt, met zijn fijnen kop op
^iliiMiiimmiilllMMliHiiiiiiiiiMlllimmiiiliiiiimlll
klein en zielloos aspect. In plaats van
grooter te schijnen dan ze is, zooals het
nietigste kerkje uit den goeden tijd, lijkt ze
zóklein, dat de menschenmassa den indruk
maakt van een troep dwergjes, angstig
saamgepakt in een harde, brutale verlichting.
Musici en virtuoozen hebben soms een
merkwaardige onverschilligheid voor de uit
rusting en de zichtbare omgeving waarin
ze optreeden. De geluids harmonieën zijn
van hoofdzaak en voldoende. De wijdere
accoorden van stemming en vizie laten hen
veelal koud.
Maar dit! Amsterdamsche publiek waar
deert Mahler nog om iets anders en iets meer.
Het is onbetwistbaar en het strekt hun tot
eer, dat ze in Mahler ook vooral den vroomen
mensch met diepe godsdienstige aspiraties
eeren en hun aandacht, hun geestdrift zegt
duidelijk dat ze iets in deeze muziek vinden
wat hun half- of heel-bewuste dorst naar
het goddelijke en boovenzinlijke bevredigt.
Maar hoe is het dan moogelijk, dat deeze
menschen, die toch wel weeten wat een
schoon kerkgebouw beteekent voor het reli
gieuze gemoed, genoegen neemen met zulk
een plat-burgerlijk gewrocht, zulk een ordi
naire kast als dit bouwwerk, waarvan de
eenige deugd is, dat er een paar duizend
menschen in kunnen, beschermd voor reegen
en wind en in de geleegenheid gesteld de
geluidenstroom in alle hoeken behoorlijk te
ondergaan ?
De sfeer van een permanent circus is
mooijer, stemmingsvoller en beeter geschikt
de beste muziek waardig te omvangen en
af te sluiten dan dit stijliooze rechthoekige
vertrek, deeze reusachtige
dentisten-wachtkamer of biersalon.
Een derde van de griezelige ruimte wordt
zijn pooten gestrekt, voor haar stoel. Hij
droomt ook en begrijpt. Zijn mooie,
schrandere oogen gaan soms even omhoog
DE CHARMANTE" EN HENRIËTTE KEGGE
NURKS MET ZIJN VRIENDEN
en turen naar de oude vrouw... Zij weten
samen wat het leven hier nog waard maakt
voort te duren: de herinnering aan William.
Saartje met de mof, wordt
onder gejuich van de twee
bengels binnen gehaald eneven
later verschijnt de
allercharmantste van der Hpogen, maakt
de sierlijkste buigingen voor
ieder van het gezelschap, ploft
eigenlijk voor ieder van het
gezelschap in elkaar, laat zijn
armen als de zaagsel-leden
van een Jan-Klaassenpop voor
zijn gebogen lichaam bengelen,
laat de monocle aan het
breeden zijden lint uit het oog
tuimelen en prevelt: Uw die
naar." Dan gaat hij
coquetteeren met de zwartlokkige
Henriëfte, 't beeldje dat soms
in haar woede-buien zoo valsch
de papegaai kan sarren.
* * *
Wat heb ik dikwijls ver
langd om a! die momenten"
uit de donkere kamer van Ni
colaas Beets' meester-werk in
werkelijkheid voor me te zien,
om in de stemming van zoo'n
oud salon te mogen meeleven
met Staatstok en Kegge, Saartje
en Koosje, Dorbeen en de
Groot. Want de innigheid van
Beets' woorden riepen liefde in
imiiimiiiiiminii
ingenomen door de geplastroneerde heeren
en te pronk zittende of staande dames van
orkest en koor, die door hun strakke hou
ding en grelle verlichting de herinnering
wekken aan figuuren in een kermis-spul
waarop men met ballen gooyen mag. Terwijl
een voordurend heen en weer geloop met
koopereri instrumenten een in't oog vallend
gescharre! met gongs en pauken, met beezems
en potten en pannen, al de verborgen
mekaniek van een grootsch geheel onder de aan
dacht brengt op zoo hinderlijke wijze, dat
het is alsof men de keel- en ademspieren
van een zanger zag functionneeren.
Hoe vreemd het staat met de diepe waar
achtige wijding van deeze luisteraars, dat
bleek wel aan het slot. Toen onze ziel was
opgevoerd in de hoogste spanning en dan
op eenmaal werd losgelaten met een
eindtoon van ongehoorde kracht en stoutheid,
zoodat ze niets beeters zou kunnen ver
langen dan een uurenlang zwijgen van hemel
en aarde in de diepste zelf-verzonkenheid...
wat deed toen het zoozeer gestichte publiek ?
Onmiddellijk, zonder ook maar een pauze
van een fragment eener seconde, onmid
dellijk barstte het los in een afschuwelijk
gedaaver, een geluid alsof de hel met al zijn
burgerlijkste demonen was losgelaten om
zoo spoedig moogelijk al het schoone wat de
ziel zich in twee uuren aandacht vergaard
had in een troebelen stroom van vuil geraas
weer weg te spoelen, in twee minuten tijds.
Onmiddellijk was alle wijding ? weg, de
menschen liepen door elkaar als mieren
wier nest verstoord wordt, gejoel, gebabbel,
gebuig, gedachtetjes aan succes, aan jassen
en mantels, aan coupeetjes en taxis en
trams, ach! hoe dun zit er die vroom
heid nog maar op.
In de allerpijnlijkste beklemming, met de
handen voor de ooren, redde ik mij uit dien
chaos. En huiswaarts keerend steeg voor
mijn geest het vizioen, de profetie van hoe
het eenmaal worden kan, als de waereld
gelouterd is.
Ik dacht nog niet eens aan onbereikbare
verheevenheid, niet aan de schoonheeden
van een hooger Rijk, waarin mijn bevrijde
ziel oover vijftig jaren den weg zal zoeken
ik dacht aan een aardsch en zeer uitvoerbaar
plan, dat onze onmiddelijke nakomelingen
kunnen verwerkelijken en waarvan de voor
naamste gegeevens reeds voorhanden zijn,
ontworpen door Hutschenruyter en Berlage
voor hun Beethoven huis.
Ik dacht aan een tijd dat de volkeren tot
bezinning zullen gekoomen zijn en hun strijd
van domme weederzijdsche vernieling zal
geworden zijn een vuurig elkander
voorbijstreeven in de meest waardevolle
werkzaamheeden. Een tijd waarin de dwaas
heid van thans met schaamte en ootmoed
herdacht wordt, en waarin dan de besten
aller groepen te samen koomen om de
verklanking der hoogste en schoonste
menschgedachten in waardige omgeevingte genieten.
En dan ons land, de Hollandsche
duinenkust. Daarop de eenzame tempel van witten
steen, de schoonste architectonische gedachte
die Berlage gehad heeft. Een week van
wijding waarin de symfonieën van Beethoven
en Mahler de verbroedering der menschen
uitzingen.
De uitvoeringen teegen den laten namid
dag, zoodat het einde samenvalt met den
zonsondergang. De hoorders zien niets van
orkest of uitvoerend choor, maar enkel het
duinen verschiet en de avondheemel door
de groote vensters.
TYPES IN DEN TUIN
me wakker voor zelfs de minst sympathieken
omdat de menschelijkheid te voelen was
in die sober en toch vol geteekende figuren.
Ik heb ze tgezien... cht gezien, in hun
echte millieu's, in... het huis van Nicolaas
Beets in de Boothstraat 6 te Utrecht. Ik heb
ze gezien, acteerend of mimeerend voor...
het Algemeen Steun-comité. Onschatbare
allercharrnanste... jij voor 't Algemeen
Steuncomitépropageerend... Kegge bestaard
door menigen grooten hans en adellijk heer"..
voor 't Steuncomité! En in de -tuin van 't
oude patriciërs-huis gingen dametjes in
ballon-japonnetjes van mille-fleursstof
(l'histoire se répète, o Hildebrand !) en met
tuithoeden over de pijp-krullen om onder de
tonen van viool- en spinet-muziek thee te
verkoopen voor het Steun-comité.
't Is een schitterende en een nobele
gedachte geweest van notaris Nicolaas
Beets, zoon van den groote, het huis
waar zijn vader werkte en leefde open te
stellen in deze aankleeding en met in de
salons deze vastgelegde momenten" uit de
Camera. Want zeker was hij, dat ontwijding
verre zou blijven door dit in het leven roepen
van die figuren. Eerder geloofde hij dat er
wijding zou komen over wie het zag... En ik
heb die wijding vaak gevoeld als ik keek
naar de groepen van die oude bekenden...
EMMY VAN LOKHORST
HILDEBRAND
Maar somtijds, op bepaalde oogenblikken,
zooals b.v. Mahler's scherzo in zijn tweede
symfonie, wordt gedanst door luchtige figuu
ren in eedlen stijl, zich zacht en harmonieus
af teekenend teegen den grooten achtergrond.
En alle hoorders in gewijde, ernstige
stemming, zwijgend en plechtig, bewust van
het heilige en groote wat getracht wordt
weer te geeven en te ondergaan.
Een meenigte die zich kleedt in witte,
of lichtkleurige gewaden omdat het bij alle
rouw en deemoed, een feest is van reinheid
en blijheid, vol toevertrouwen.
De geluiden der natuur, hetzij wind of
reegen, of het zeegeruisch, of het schreeuwen
der strandvoogels, stooren niet in de harmo
nieën van instrument en stemmen.
En als de laatste toon der muziek ver
storven is, en de zonnekoogel niet meer
zichtbaar dan een lange, diepe stilte,
waarin men de eeuwige stemmen van wind
en zee alleen nog verneemt, de eenigen die
recht hebben nooit te zwijgen, om hun
grootschen, onvergankelijken aard.
En dan een traag en aandachtig scheiden
van deeze zeldzame vreugde, gesticht en
gesterktvoor hernieuwd maandenlang zwoegen
en lijden, als het moet uitziend naar een
volgend samenkoomen zooals het zee-kiezend
schip uitziet naar de volgende haven.
Zoo kan de menschheid eenmaal haar
groote muziekale feesten vieren, en wie het
geluk en de zeegen er van nu reeds beseft,
die twijfelt ook niet of zij is eenmaal wijs
genoeg om zich te goed te doen aan zooveel
wél bereikbare heerlijkheid.
FREDERIK VAN EEDEN