De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 13 juni pagina 7

13 juni 1915 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

ia Juni '15. No. 1981 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het Koloniaal Landbouw Museum te Deventer In tegenwoordigheid van Z. K.fHJPrins Hendrik der Nederlanden, is de vorige maand te Deventer door den Minister van Land bouw geopend het Koloniaal LandbouwMuseum, waar door het aantal instellingen, dat kennis omtrent onze Overzeesche ge westen tracht te verbreiden, wederom met ^éne vermeerderd is. De gedachte tot het bijeenbrengen van eene koloniale verzameling te Deventer is voort gesproten uit den wensch om de Middel bare Koloniale Landbouw-School, die bij de jongste hervorming van het landbouwonder wijs ontworpen was, daar ter plaatste gevestigd te krijgen, en aan Haarlem, dat 3ók in aanmerking kwam, den voorsprong te ontnemen, gelegen in de aanwezigheid van het Koloniaal Museum van de Maat schappij van Nijverheid aldaar. Men make hieruit evenwel niet op, dat concurrentie de eenige drijfveer was; in dit geval zou na bereiking van het doel de prikkel zijn invloed verloren hebben, en het Museum allicht in het geheel niet tot stand gekomen zijn. Vele moeilijkheden toch waren te over winnen, aleer de stichting verzekerd was. Het besef van de dringende behoeften van het koloniaal landbouwonderwijs aan goede hulpmiddelen ter verduidelijking van de behandelde leerstof is het richtsnoer gebleven van hen, die onvermoeid voor deze instelling geijverd hebben en onder wie de heer P. H. van Groningen in de eerste plaats dient vermeld te worden. De eerste groote stap in de beoogde richting was het houden van eene Koloniale Landbouw-Tentoonstelling in 1912. Het grootste deel der inzendingen was bijeengebracht op last van de Koloniale Regeeringen van Oost en West, door bijzon der daartoe ingestelde commissiën van des kundigen, en de verzamelingen waren be stemd voor het Museum, dat men dacht te stichten ten behoeve van de Landbouwschool. Ook particuliere inzendingen met gelijke bestemming ontbraken niet. Men bezat dus, toen de tentoonstelling gesloten werd, eene belangrijke verzameling voorwerpen, deels op liet gebied van den landbouw, deels weer van volkenkundigen aard. Nu was het zaak, een gebouw te verkrijgen, geschikt om daarin deze collecties naar behooren op te stellen. Aanvankelijk had men gehoopt, daarvoor daadwerkelijke belangstelling te vinden bij hen, die de vruchten van goed onderwijs aan de Deventersche School zouden plukken, de koloniale cultuurmaatschappijen, maar het tijdstip was niet gelukkig om van deze zijde de vereischte gelden bijeen te krijgen omdat kort te voren de oprichting van het Koloniaal Instituut aanzienlijke offers had geeischt. Het Koloniaal Landbouw-Museum is tot stand gekomen door steun van over heidswege. Bouw en eerste inrichting zijn te danken aan de bereidwilligheid van de gemeente Deventer om een voorschot van ?27.000.?en een jaarlijksche subsidie te verleenen het laatste gelijk aan rente en aflossing over den van de gemeente gekoehten grond, zoodat deze inderdaad kosteloos is afgestaan terwijl de regeering niet geaar zeld heeft, de nieuwe instelling een jaarijksche subsidie toe te kennen van ? 3000. verdeeld over de begrootingen van LandIIIIIMIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIHHUIimillltlHIIIIIIIIIIIIIIIIIllMUIIIIIIItllllllllll De Wederopbouw der Belgische Steden Het grootsche werk om de Belgische steden 1e doen herleven zal blijken een zeer zware taak te zijn en velerlei eischen stellen. Vór alles zal men de verwoeste haardsteden moe ten herstellen, weder opbouwen of restaureeren de werken uit ouden tijd, het dagelijksche leven weder doen loopen en tegelijkertijd zijn hulpmiddelen verbeteren, rekening houden met de uitbreiding in de toekomst met de daarmede samenhangende verbeteringen ziedaar enkele hoofdpunten van het vraag stuk. Algemeen kent men onzen steden een zeer ?eigen karakter toe. Het ontbreekt mij aan ruimte om er de schoonheid van aan te toonen, doch ieder erkent, dat vór alles dat karakter moet worden gehandhaafd. Ia het algemeen aanvaardt men de nood wendigheid van een tusschenkomst der open bare macht in dezen, omdat het nu eenmaal ondoenlijk is een ieder vrij te laten om naar eigen inval zijn verwoeste woning weder op te bouwen. In de eerste plaats zij dan de vraag onder 't oog gezien, waarin het eigenaardige karakter schuilt, dat, het koste wat het wil, dient bewaard te blijven. Men zoeke dat in de ?onwillekeurige opeenhooping van de wonin gen om de kerk en de andere openbare ge bouwen, doch tevens, in de geleidelijke cristallisatie in het bouwgesteente van het geestelijk streven der opeenvolgende gene raties, wat wij later bijeengebracht hebben onder de benaming stijl". Stijl is de vrucht van een collectieve evolutie, een oneindig aantal factoren, waar van de invloed niet is te vervangen door een vooruitberaamde wilsuiting. De opeen volging van stijlen, zelfs hunne samenvoe ging in een zelfde gebouw, brengt ons tot de slotsom, dat het stijlkarakter, dat wij moeten behouden zelf onderhevig is aan verandering, langs lijnen van geleide lijkheid. De quaestie stelt zich in onze dagen gansch anders. Het beroep, dat onafgebroken op de individualiteit wordt gedaan, heeft naar alle kanten invloed uitgeoefend; in de plaats van het historisch verschijnsel van de ontplooiing van de verschillende stijlen in de onwillekeurige samenvoeging der ge bouwen, is gekomen het economische en maatschappelijke vraagstuk van het collectieve bestaan der moderne stad. En voor de oplossing van dat vraagstuk schijnt mij voor België uitsluitend de staat aangewezen als de eenige macht, die vol doende middelen bezit om zoowel aan de gemeenten als aan de individuen hun taak bij den wederopbouw aan te wijzen. Ziehier hoe o.i. het vraagstuk moet gesteld ??worden; HET KOL. LANDBOUWMUSEUM TE DEVENTER MODEL VAN EEN DROOGSCHUUR VOOR TABAK bouw en van Koloniën om de onderhouds kosten te bestrijden. Daarbij gevoegd de bijdragen van een aantal cultuurinstellingen en van particulieren, kon men de oprichting als verzekerd beschouwen en maatregelen nemen tot stichting van een eigen museumgebouw waarvoor reeds een ontwerp gemaakt was door den architect M. van Harte, te Deventer. In het midden van 1914 werd de bouw aanbesteed en het museum is, hoewel niet zonder vertraging, ondanks den druk der tijden tot stand ge komen, tot rechtmatige voldoening van zijn stichter. Thans nog slechts bestaande uit een voorbouw, bevattende directiekamer, labora torium en verdere dienatvertrekken en uit een daarachter gelegen museumzaal, beschikt het over voldoende terrein om naar drie zijden vergroot te worden, terwijl de grondslagen van den voorbouw er op berekend zijn, dat dit gedeelte later hoo_ger opgetrokken wordt. Voor de toekomst is dus reeds van den aanvang af gezorgd: moge de belangstelling te zijner tijd niet ontbreken, om de onge twijfeld wenschelijke vergrootingen te kun nen uitvoeren. Tweeërlei is het doel van het museum: in de allereerste plaats ten dienste van de Middelbare Koloniale Landbouwschool een verzameling te stellen van alles wat met de cultuur van de landbouwgewassen, hare ziekten en plagen, verdere bewerking, enz., in verband staat en tevens den leerlingen van die school een beeld te geven van de omgeving waarin zij later zullen kunnen arbeiden; in de tweede plaats belangsteling voor Indië op te wekken door het verspreiden van kennis van land en volk in Deventer en omgeving. Een plaatselijk Koloniaal Museum dus, als het ware eeri voorpost van het Koloniaal Instituut in de Oostelijke Provinciën van ons land, Daarmede evenwel is de werkzaamdeid van het museum niet afgeloopen. De Middel bare Koloniale Landbouwschool geeft aan hare leerlingen eene algemeene voorberei dende opleiding voor de cultures van Ned. Indië. Sommige takken van koloniale land bouw echter en wij denken daarbij terstond aan de suikercultuur hebben een dergelijken graad van ontwikkeling bereikt, vooral wat betreft de behandeling van het geoogste product, vór het de onderneming verlaat. dat iemand met de te Deventer genoten op leiding moeilijk in aanmerking zou kunnen komen voor een werkkring en stellig nimmer de leiding van eene dergelijke onderneming verwerven, tenzij hij zich elders de vereischte technische kennis eigen maakt. Bezwaren In de eerste plaats de herstelling of de wederopbouw van de beschadigde of ver nielde gebouwen. Men dient hier al dade lijk onderscheid te maken tusschen het monument, beschouwd als kunstwerk op zich zelf of wel als geschiedkundig en archeologisch monument, in de beteekenis van het Latijnsche monumentum", en de uiterlijk samenhangende opeenhooping van bouwwerken, waarvan de onderdeden op zich zelf nog geen kunstwerken behoeven te zijn, maar waarvan de bijeenvoeging, als ken merk van een tijdperk of een opeenvolging van tijdperken, een onmisbare factor is om aan de monumentale gebouwen ook hun beteekenisvolle plaats in het karakter der stad te geven. Het schijnt in de eerste plaats onvermij delijk dat de volledige herbouw der werke lijke monumenten overal waar dat praktisch bereikbaar zal zijn, geschiedt zoo nauw keurig en gestreng mogelijk, zonder verbe teringen, vooral zonder zoogenaamde stijl zuivering. Behalve in bijzondere gevallen zal men daarentegen, indien b.v. de Grand' Place te Brussel verwoest ware geworden, erken nen de onmogelijkheid van, laat ik zeggen anonyme woningcomplexen in hun vroegeren staat weder op te bouwen. Nooit zal men den eigenaar kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid om met groote kosten ter wille van esthetische overwegingen weder te doen verrijzen de oude ongeriefelijkheden, te midden waarvan hij uit gewoonte of sleur tot nog toe had geleefd. Indien de overheid dien weg moest inslaan, zou zij een zeer ondankbaar werk ondernemen e»zeker zijn niet te slagen. Het zou bovendien vierkant in strijd wezen met het beginsel der evolutie op het stuk van stedenbouw. Daar intusschen het restaureeren, het maken van nieuw-oud, verfraaiing, verbete ring, met behulp van oude stijlvormen, het ergerlijkst wat men denken kan omdat het waarheid mist volstrekt is uitgesloten, blijft er slechts n weg open om te geraken tot de oplossing van het vraagstuk: de over eenstemming van karakter tusschen een monumentaal bouwwerk en zijn omgeving, waarvan deze laatste, en misschien wel beide, de sporen vertoonen van verschillende, soms onderling ver verwijderde tijdperken, zal niet alleen van zelf bereikt worden door een gelijkheid van versierende stijl-elementen, maar door een verwantschap der construc tieve beginselen misschien, in elk geval echter in de eerste plaats door: l o. Kleurenharmonie, meestal te verkrijgen door het uitsluitend gebruik van plaatselijk materiaal. 2o. Door de handhaving der onderlinge verhoudingen tusschen de bouwwerken. 3o. Door de eerbiediging van het oorspron kelijke karakter van de omgeving. Die voorwaarden in het oog houdend, natuurlijk in bijzonderheden uitgewerkt, heeft van practischen aard maken het moeilijk. voortgezet vakonderwijs aan de Rijksinstel ling Ie verbinden, terwijl, om bij ons voor beeld te blijven, de bestaande suikerscholen niet aansluiten bij het reeds genoten onder wijs en dus ook niet de geschikte plaats zijn, zich verder te bekwamen. Vandaar dat het Bestuur van het Koloniaal Landbouw Museum zijn taak ook uitgebreid heeft tot het in het leven roepen van derge lijke vakcursussen; een groote voldoening mag het heeten dat het zijn pogingen in dezen bekroond zag, daar bij gelegenheid van de openingsplechtigheid door Mr. J. W. Ramaer, vertegenwoordiger in Nederland van het Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikan7 ten in Ned.-Indië, toezegging gedaan kon worden, dat genoemd syndicaat, het nut van een suikercursus te Deventer uitsluitend voor oud-leerlingen van de Landbouwschool erkennende, een bedrag van ? 4000.?voor de inrichting van een laboratorium beschik baar stelde en daarenboven een jaarlijksche subsidie van / 3500.?aanbood gelijk aan de helft van de begroote kosten in het vertrouwen, dat de Regeering, wat betreft het nog ontbrekende, haar steun niet zou ontzeggen. Door dit belangrijk aanbod is dus de kans zeer groot geworden, dat binnen kort de Deventer leerlingen daar ter plaatse een aaneensluitend onderwijs kunnen volgen, dat hen in staat zal stellen, ook met goede kans zich aan te melden bij de suikercultuur. Klein begonnen, is dus reeds bij de opening een belangrijke uitbreiding van de stichting in uitzicht gesteld, en wij mogen verwachten dat het bestuur van het Koloniaal Landbouw Museum het hierbij niet zal laten, maar alles in het werk zal stellen om den leerlingen van de school de gelegenheid te verschaffen aan de practische eischen van den kolonialen landbouw te voldoen. DR. H. H. ZEIJLSTRA FNZ. lllillllllJlllllllillMIIIIIMIJIIIIIIIIIIIIIIMtll lltllllllllIIIIIIIIIHI B. Arps (UNGER EN VAN MENS TE ROTTERDAM) B. Arps is l September 1865 te Culemborg geboren. Hij is een leerling van de Rotterde bouwmeester,om rekening te houden met de verschijnselen der evolutie in het stadsbeeld, zich slechts te doen leiden door de erken ning van de verhouding van het bouwwerk tot zijne bestemming. Wanneer in beginsel aldus opgelost wordt het vraagstuk van de eerbiediging van het oorspronkelijke karakter der steden, kan men zich overigens houden aan de laatste vin dingen op het gebied van kunst en techniek in zake stedenbouw. De moderne Landscape"-architecten in Amerika, verbazingwekkende bewerkers der ruimte", opgeleid door de colleges der Landscape Architecture and Town Plan ning" der groote universiteiten van de Nieuwe Wereld, hebben die wetenschap tot een in Europa nog weinig gekende ontwik keling gebracht. Aan de toegangen tot de steden en hare verbindingen met omliggende voorsteden en de nabijgelegen plaatsen moet dus zeer bijzonder aandacht worden gewijd. In plaats b.v. van toe te staan, dat de eeuwenoude boomen, die thans langs onze wegen staan, worden geveld ten einde den bouw van woningen langs de rooilijn van de openbare straat mogelijk te maken, zal men veeleer bij wijze van servituut een bouwverbpd moeten leggen tot zoover achter de rooilijn als men kan vermoeden, dat de boomen zich kunnen ontwikkelen. Het verschijnsel, eigen vooral aan de groote steden, dat de centra niet meer voor be woning worden gebruikt, doch dat er in de eerste plaats bedrijven worden gevestigd, heeft doen geboren worden het beginsel van den bouw van secundaire centra, bouwkringen en wijken, waarbij bijzondere zorg wordt gewijd aan hun onderlinge com municatie door gemakkelijke, breede ver keerswegen, snelle vervoermiddelen, waar bij natuurlijk ook gezorgd moet worden voor snellen aan- en afvoer van groote menschenmassa's naar en van het midden der stad op de uren dat de bedrijven aanvangen en eindigen. Wie ziet niet in, dat wanneer daarbij stelselmatig gezorgd wordt voor de longen" der stad, d.i. voor open, beplante ruimten, parken en openbare wandelingen, men over alle elementen beschikt, die het den be kwamen stedenbouwer mogelijk zullen maken om te komen tot een harmonisch geheel, goed geëquilibreerd en bij den eersten oog opslag begrijpelijk, zonder welke factoren niets te bereiken valt op het gebied van stedenschoon. Men schept geen mooie stad enkel door de stichting van monumentale gebouwen. Doch een goede indeeling, in overeenstemming met de geografische toestanden eenerzijds en de eischen van het economische en sociale leven anderzijds, doet reeds schoonheid geboren worden in de eerste plaats door zijn goedgeëquilibreerde inrichting, dan ook door het gemak waarmede het leven er damsche Akademie en van de toenmalige Polytechnische school te Delft. Hij schildert bloemstukken en stillevens (sinds 1893 schildert" hij). Deze bloemstukken en deze stillevens (ik herzag ze in het kamertje van den kunst handel Unger en van Mens te Rotterdam), zijn voor mij belangrijk, niet om hun schoon heid, niet om hun kracht (er is fleur noch heerlijkheid aan, kleur noch ondervonden vorm) maar om den geest dien zij uitdrukken; om het gebrek aan geest, dat zij vertoonen. Het is de absolute burgerman, wiens lust hier voldaan wordt in deze bloemen, die geen bloemen zijn; in deze judaspenningen met een vaas erbij, eender van stof als deze judaspenningen; in dit lijkenhuisje van de schoonheid. Soms denkt ge dat deze doodin-de-kunst in de kist ligt naar de bur gerlijke smaak, die een ontkenning is van alle lyrische drift en van alle bezonnen overwinning, is onsterfelijk als de schoon heid zelf. Zij is haar (noodzakelijke ?) tegen stelling. Zij bevestigt, wat zij zelve ten eenen male mist. Zij heeft voor mij een commissie (in Pulchri) getoond in dezer werkelijke waarde; een commissie van schil ders dorst (om welke beweegredenen toch ?) zich zelf smalen en smaden door den aan koop een dezer Arpsen" PLASSCHAERT. * * * De Onafhankelijken TE AMSTERDAM Er zou een korte opmerking te schrijven zijn over den naam dezer vereeniging. De meesten van hen die hier tentoonstellen zijn niet onafhankelijk, maar afhankelijk. Dit is bij jeugdige schilders een natuurlijk iets; de geschiedenis der schilderkunst wijst dit uit. Een tentoonstelling als deze moet dan beschouwd worden op eenigszins andere wijze dan de meeste. Bovenal dient hier de vraag gesteld te worden: Vindt ge leven en drang; uitbundigheid van onbeholpen kracht; vallen van te ver reiken; haastige bloesem van te geforceerden groei en vindt ge, daar naast, voor miskenden de gelegenheid om niet gehinderd door partij gangers zich te openbaren aan den be schouwer?" In 't algemeen is bij deze afhankelijke Onafhankelijken geen uitbundigheid van kracht te bespeuren, wel soms geforceerde groei, of snelle rijpheid van jeugd (zie 't werk van een zestienjarige schilderes, Jos. f unctionneert; en aldus worden de voorwaar den, vereischt voor het ontstaan van monu mentale scheppingen geboren. Het genie der architecten van de toekomst zal het overige doen. Men kan na een aantal lustra een mislukt gebouw weder afbreken, alle factoren in het moderne leven zijn nu eenmaal tot spoedige verdelging gedoemd, gelijk me onlangs een Belgisch economist van den eersten rang opmerkte, maar een slecht ingericht stads plan gaat men niet gauw overmaken, onge twijfeld nooit, daargelaten de vraag van de mogelijkheid. Bovendien zou men moeten duidelijk maken, waarom men niet langs bewusten, kunstmatigen weg het schilderachtige" kan scheppen. Dit is een voortbrengsel van het toeval, een daad der natuur, of het gevolg van de inwerking van den tijd op het werk van menschenhanden. Over de quaestie van de stichting van tuinsteden, b.v. in de omgeving, zou zeer veel in het midden zijn te brengen, en ook zou stilgestaan kunnen worden bij de aesthetiek der verwoeste dorpen, de nasporing der constructieve vormen, bruikbaar voor de streek en het gebruik der plaatselijke mate rialen, in harmonie met de natuur en het landschap der omgeving. Doch ik wil een enkel woord zeggen over de middelen, die men heeft aan te wenden voor den bouw van het nieuwe België. Er valt een boek te schrijven, waarin die beginselen worden vastgelegd en ze in ver binding te brengen met de concrete feiterf, een waar vademecum door den Staat aan de belanghebbende gemeenten te verschaffen. Een onderzoek naar de wettelijke bepa lingen betreffende de te gebruiken bouw materialen, in de verschillende andere landen bestaande, zal de regeering in staat stellen door eigen bepalingen de toepassing dier beginselen te bevorderen. Als uitvloeisel van de onlangs te Londen gehouden conferentie, is aldaar in het univer siteitsgebouw een permanent bureau tot het verzamelen van gegevens, en het verschaffen van advies en inlichtingen opgericht. Een Hollandsche sectie, alsmede een Amerikaansche dienen in verband daarmede te worden gevormd, want het zijn goede lessen, die België kan trekken uit wat in Nederland is bereikt, met name te Amsterdam, mits men niet uit het oog verlieze, dat hier geen modellen doch methoden worden aan de hand gedaan. De Belgische architecten, die met den geest van ons ras leven, en de plaatselijke karaktertrekken van hun land doorvoelen, zijn alleen in staat concrete ontwerpen op te stellen, al kunnen zij hun voordeel doen met de medewerking van buitenlandsche deskundigen, voor de algemeene beginselen. Want we mogen niet ontkennen, dat de speciale kunst van stedenbouw ten onzent niet tot ontwikkeling is gekomen. We moeten Knap). Eene vertoont in haar kleurensamenstel zeekre sterkte: Toorop's dochter. Allerlei te kort kan dit niet verhinderen te zien; haar kleur heeft een rijken, dramatischen rouw, haar vorm is (nog niet?) belangrijk. Stamkart geeft een romantieke voorstelling, waarvan de slang van modélé't overtuigendst is; het overige te week. Dan is er nog een eigenaardig werk: de Smet's Roode Kast, waar in twee poppen (paardje en figuur) een beteekenisvolle eenzaamheid bereikt is, die verwondert. Van de overigen zouden nog enkelen te noemen zijn, maar ik zal met hen liever wachten tot een uitgebreider studie Van wat zij maakten, scherper lijn van waardebepaling laat trekken. PLASSCHAERT IIIIIIIIIIIIIIIII'IH Jan Sluyters contra Plasschaert Geachte Redactie! Met plaatsing van het onderstaande zoudt u mij zeer verplichten. In het nummer van Zaterdag 22 Mei van uw geëerd weekblad komt een kritiek voor van de hand des heeren Plasschaert, mij en mijn werk betreffende, zoo van zelfgenoeg zaamheid getuigend en tegelijk zoo verkeerd en onbeduidend, dat ik het als een grapje terzijde gelegd zou hebben, ware het niet, dat de publicatie er van in uw ernstig en veelgelezen blad van het geval een mis plaatste aardigheid maakt, waartegen ik het noodig acht téprotesteeren. Uw verslag gever toch, op den toon van iemand, die van eigen onfeilbaarheid overtuigd slechts constateert, omvaemt" me daar eventjes (de fraaie litteraire krul is van uw recensent) niet alleen mijn werk van twee tentoon stellingen, maar en passant ook mijn gansche kunstenaars-psyche, hier en daar het gewicht zijner woorden door cursiveering onder strepend alles te samen in plus minus n derde kolom druks. Karakteriseering noemt ZEd. dat en hij voelt zich z zeker van zijn ontledingsvermogen, dat hij met de grootst mogelijke beslistheid in het publiek verkondigt, wat, wie en hoe ik ben zonder mij ook maar in het minst persoonlijk te kennen. De heer Plasschaert zendt mij wél zijn fotograaf, maar zich door een bezoek aan mijn atelier op de hoogte te stellen van mijn werk in zijn geheel, om daaruit den gang mijner ontwikkeling vast te stellen, wat toch beslist noodzakelijk geacht mag worden voor een behoorlijke karakteriseering, dat acht deze kriticus geheel overbodig; wel eigenaardig voor iemand, die een ander er van beticht te weinig ernstig jegens zich zelf te zijn. Hoe serieus overigens deze kriticus zijn taak opvat mag, behalve uit de vergissing van aan mijn kinderkopjes een fransche opmerkingsgave te verbinden (als er iets specifiek hoïlandsch in mijn werk is, da»zijn het mijn kinderkopjes) voornamelijk blijken uit het z.g. complimentje over mijn kleurgevoel. Zoo schrijft de heer Plasschaert: binnen wiens talent een vurige soms fijne kleur ligt (zie: Zoogende moeder en sommige stillevens)." Zoogende moeder!!! maar mijn heer Plasschaert, hoe heb ik het er nu mee? U heeft die teekening toch wel gezien, nietwaar? Weet u, de kriticus dan niet dat de bewuste Zoogende moeder een teekening met verouderde gewoonten breken, willen we niet na den oorlog door den stroom worden overrompeld en weggesleurd. Ten slotte: meer nog dan dikke boeken zal de afbeelding de denkbeelden concrete vormen doen aannemen. Een belangrijke reizende tentoonstelling is vereischt en daarbij treden de vojgende beginselen op den voorgrond: Voor elke betrokken stad wordt een dos sier, beschrijving en plaatwerk, met geschied kundige en geographische afbeeldingen. statistische gegevens, foto's, teekeningen, betrekking hebbend op de dagen van weleer, den tijd voor den oorlog en dien na de verwoesting, samengebracht. Daarbij kunnen gevoegd worden allerlei graphische docu menten, stelselmatig gerangschikt, analoge of vergelijkbare vraagstukken die in den vreemde tot oplossing zijn gekomen. Voor de schoonheid der dorpen zou het uiterst gewenscht zijn behalve den aanleg van dergelijke dossiers, premies uit te loven voor de schoonste verzamelingen, foto's of schetsen van plattelandswoningen en open bare gebouwen in hunne natuurlijke om geving, voor elke eigenaardige landstreek in het bijzonder, alsmede daarmede te ver gelijken typen in den vreemde. België, dat Charriaut eenmaal een terrein voor proef nemingen heeft geheeten, dient nu tot daden over te gaan. Bevoorrecht door de omstan digheid, dat het 't punt van ontmoeting van twee beschavingen is, op zijn beperkt ge bied met zijn zoo afwisselingrijke natuur, bijeenbrengend het laaglandsche Europa met de sub-Alpijnsche bergruggen, begiftigd met eigen monumentale en andere kunstschatten, die voor anderen niet onderdoen, die Bel gië, dat dank zij zijn inwendige krachten talrijke genieën aan de wereld heeft gegeven, thans al die wondergoede factoren in cul tuur te brengen. Voor mijn land is het uur geslagen zich met bewustheid op te werken tot een eerste rangs-natie, mits het wil luisteren naar de stem, die het oproept zich inwendig te vervolmaken, zich te ontwik kelen, zich hooger beschaving eigen te maken. De bouwkunst, de kunst van den bouw van den huiselijken haard, is toch waarlijk de grondslag van alle andere kunsten. En is dan een grootsch streven naar hooger schoonheid bij opgeklaarden hemel niet de heerlijkste bestemming dat een volk, ge louterd door zijn lijden, zich kan denken, vooral wanneer dat streven tot uitgangs punt heeft een volmaakte organisatie van de bestaanseischen der bevolking, wat, goed gezien, de taak is van de kunst om steden te bouwen? LOUIS VAN DER SWAELMEN, tuinarchitect-stedenbouwkundige permanent adviseur van Grooter Brussel". *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl