Historisch Archief 1877-1940
ia Juni '15. No. 1981
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het Koloniaal
Landbouw
Museum te Deventer
In tegenwoordigheid van Z. K.fHJPrins
Hendrik der Nederlanden, is de vorige maand
te Deventer door den Minister van Land
bouw geopend het Koloniaal
LandbouwMuseum, waar door het aantal instellingen,
dat kennis omtrent onze Overzeesche ge
westen tracht te verbreiden, wederom met
^éne vermeerderd is.
De gedachte tot het bijeenbrengen van eene
koloniale verzameling te Deventer is voort
gesproten uit den wensch om de Middel
bare Koloniale Landbouw-School, die bij de
jongste hervorming van het landbouwonder
wijs ontworpen was, daar ter plaatste
gevestigd te krijgen, en aan Haarlem, dat
3ók in aanmerking kwam, den voorsprong
te ontnemen, gelegen in de aanwezigheid
van het Koloniaal Museum van de Maat
schappij van Nijverheid aldaar. Men make
hieruit evenwel niet op, dat concurrentie
de eenige drijfveer was; in dit geval zou
na bereiking van het doel de prikkel zijn
invloed verloren hebben, en het Museum
allicht in het geheel niet tot stand gekomen
zijn. Vele moeilijkheden toch waren te over
winnen, aleer de stichting verzekerd was.
Het besef van de dringende behoeften
van het koloniaal landbouwonderwijs aan
goede hulpmiddelen ter verduidelijking van
de behandelde leerstof is het richtsnoer
gebleven van hen, die onvermoeid voor
deze instelling geijverd hebben en onder
wie de heer P. H. van Groningen in de
eerste plaats dient vermeld te worden.
De eerste groote stap in de beoogde
richting was het houden van eene Koloniale
Landbouw-Tentoonstelling in 1912.
Het grootste deel der inzendingen was
bijeengebracht op last van de Koloniale
Regeeringen van Oost en West, door bijzon
der daartoe ingestelde commissiën van des
kundigen, en de verzamelingen waren be
stemd voor het Museum, dat men dacht te
stichten ten behoeve van de Landbouwschool.
Ook particuliere inzendingen met gelijke
bestemming ontbraken niet. Men bezat dus,
toen de tentoonstelling gesloten werd, eene
belangrijke verzameling voorwerpen, deels op
liet gebied van den landbouw, deels weer van
volkenkundigen aard. Nu was het zaak, een
gebouw te verkrijgen, geschikt om daarin
deze collecties naar behooren op te stellen.
Aanvankelijk had men gehoopt, daarvoor
daadwerkelijke belangstelling te vinden bij
hen, die de vruchten van goed onderwijs
aan de Deventersche School zouden plukken,
de koloniale cultuurmaatschappijen, maar
het tijdstip was niet gelukkig om van deze
zijde de vereischte gelden bijeen te krijgen
omdat kort te voren de oprichting van het
Koloniaal Instituut aanzienlijke offers had
geeischt. Het Koloniaal Landbouw-Museum
is tot stand gekomen door steun van over
heidswege. Bouw en eerste inrichting zijn
te danken aan de bereidwilligheid van de
gemeente Deventer om een voorschot van
?27.000.?en een jaarlijksche subsidie te
verleenen het laatste gelijk aan rente en
aflossing over den van de gemeente gekoehten
grond, zoodat deze inderdaad kosteloos is
afgestaan terwijl de regeering niet geaar
zeld heeft, de nieuwe instelling een
jaarijksche subsidie toe te kennen van ? 3000.
verdeeld over de begrootingen van
LandIIIIIMIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIHHUIimillltlHIIIIIIIIIIIIIIIIIllMUIIIIIIItllllllllll
De Wederopbouw der
Belgische Steden
Het grootsche werk om de Belgische steden
1e doen herleven zal blijken een zeer zware
taak te zijn en velerlei eischen stellen. Vór
alles zal men de verwoeste haardsteden moe
ten herstellen, weder opbouwen of
restaureeren de werken uit ouden tijd, het dagelijksche
leven weder doen loopen en tegelijkertijd zijn
hulpmiddelen verbeteren, rekening houden
met de uitbreiding in de toekomst met de
daarmede samenhangende verbeteringen
ziedaar enkele hoofdpunten van het vraag
stuk.
Algemeen kent men onzen steden een zeer
?eigen karakter toe. Het ontbreekt mij aan
ruimte om er de schoonheid van aan te
toonen, doch ieder erkent, dat vór alles
dat karakter moet worden gehandhaafd.
Ia het algemeen aanvaardt men de nood
wendigheid van een tusschenkomst der open
bare macht in dezen, omdat het nu eenmaal
ondoenlijk is een ieder vrij te laten om naar
eigen inval zijn verwoeste woning weder
op te bouwen.
In de eerste plaats zij dan de vraag onder 't
oog gezien, waarin het eigenaardige karakter
schuilt, dat, het koste wat het wil, dient
bewaard te blijven. Men zoeke dat in de
?onwillekeurige opeenhooping van de wonin
gen om de kerk en de andere openbare ge
bouwen, doch tevens, in de geleidelijke
cristallisatie in het bouwgesteente van het
geestelijk streven der opeenvolgende gene
raties, wat wij later bijeengebracht hebben
onder de benaming stijl".
Stijl is de vrucht van een collectieve
evolutie, een oneindig aantal factoren, waar
van de invloed niet is te vervangen door
een vooruitberaamde wilsuiting. De opeen
volging van stijlen, zelfs hunne samenvoe
ging in een zelfde gebouw, brengt ons tot
de slotsom, dat het stijlkarakter, dat wij
moeten behouden zelf onderhevig is aan
verandering, langs lijnen van geleide
lijkheid.
De quaestie stelt zich in onze dagen
gansch anders. Het beroep, dat onafgebroken
op de individualiteit wordt gedaan, heeft
naar alle kanten invloed uitgeoefend; in de
plaats van het historisch verschijnsel van
de ontplooiing van de verschillende stijlen
in de onwillekeurige samenvoeging der ge
bouwen, is gekomen het economische en
maatschappelijke vraagstuk van het collectieve
bestaan der moderne stad.
En voor de oplossing van dat vraagstuk
schijnt mij voor België uitsluitend de staat
aangewezen als de eenige macht, die vol
doende middelen bezit om zoowel aan de
gemeenten als aan de individuen hun taak
bij den wederopbouw aan te wijzen.
Ziehier hoe o.i. het vraagstuk moet gesteld
??worden;
HET KOL. LANDBOUWMUSEUM TE DEVENTER
MODEL VAN EEN DROOGSCHUUR VOOR TABAK
bouw en van Koloniën om de onderhouds
kosten te bestrijden.
Daarbij gevoegd de bijdragen van een aantal
cultuurinstellingen en van particulieren, kon
men de oprichting als verzekerd beschouwen
en maatregelen nemen tot stichting van een
eigen museumgebouw waarvoor reeds een
ontwerp gemaakt was door den architect
M. van Harte, te Deventer. In het midden
van 1914 werd de bouw aanbesteed en het
museum is, hoewel niet zonder vertraging,
ondanks den druk der tijden tot stand ge
komen, tot rechtmatige voldoening van zijn
stichter. Thans nog slechts bestaande uit een
voorbouw, bevattende directiekamer, labora
torium en verdere dienatvertrekken en uit
een daarachter gelegen museumzaal, beschikt
het over voldoende terrein om naar drie zijden
vergroot te worden, terwijl de grondslagen
van den voorbouw er op berekend zijn, dat
dit gedeelte later hoo_ger opgetrokken wordt.
Voor de toekomst is dus reeds van den
aanvang af gezorgd: moge de belangstelling
te zijner tijd niet ontbreken, om de onge
twijfeld wenschelijke vergrootingen te kun
nen uitvoeren.
Tweeërlei is het doel van het museum:
in de allereerste plaats ten dienste van de
Middelbare Koloniale Landbouwschool een
verzameling te stellen van alles wat met de
cultuur van de landbouwgewassen, hare
ziekten en plagen, verdere bewerking, enz.,
in verband staat en tevens den leerlingen
van die school een beeld te geven van de
omgeving waarin zij later zullen kunnen
arbeiden; in de tweede plaats belangsteling
voor Indië op te wekken door het verspreiden
van kennis van land en volk in Deventer en
omgeving. Een plaatselijk Koloniaal Museum
dus, als het ware eeri voorpost van het
Koloniaal Instituut in de Oostelijke Provinciën
van ons land,
Daarmede evenwel is de werkzaamdeid
van het museum niet afgeloopen. De Middel
bare Koloniale Landbouwschool geeft aan
hare leerlingen eene algemeene voorberei
dende opleiding voor de cultures van Ned.
Indië. Sommige takken van koloniale land
bouw echter en wij denken daarbij terstond
aan de suikercultuur hebben een
dergelijken graad van ontwikkeling bereikt, vooral
wat betreft de behandeling van het geoogste
product, vór het de onderneming verlaat.
dat iemand met de te Deventer genoten op
leiding moeilijk in aanmerking zou kunnen
komen voor een werkkring en stellig nimmer
de leiding van eene dergelijke onderneming
verwerven, tenzij hij zich elders de vereischte
technische kennis eigen maakt. Bezwaren
In de eerste plaats de herstelling of de
wederopbouw van de beschadigde of ver
nielde gebouwen. Men dient hier al dade
lijk onderscheid te maken tusschen het
monument, beschouwd als kunstwerk op
zich zelf of wel als geschiedkundig en
archeologisch monument, in de beteekenis
van het Latijnsche monumentum", en de
uiterlijk samenhangende opeenhooping van
bouwwerken, waarvan de onderdeden op zich
zelf nog geen kunstwerken behoeven te zijn,
maar waarvan de bijeenvoeging, als ken
merk van een tijdperk of een opeenvolging
van tijdperken, een onmisbare factor is om
aan de monumentale gebouwen ook hun
beteekenisvolle plaats in het karakter der
stad te geven.
Het schijnt in de eerste plaats onvermij
delijk dat de volledige herbouw der werke
lijke monumenten overal waar dat praktisch
bereikbaar zal zijn, geschiedt zoo nauw
keurig en gestreng mogelijk, zonder verbe
teringen, vooral zonder zoogenaamde stijl
zuivering.
Behalve in bijzondere gevallen zal men
daarentegen, indien b.v. de Grand' Place
te Brussel verwoest ware geworden, erken
nen de onmogelijkheid van, laat ik zeggen
anonyme woningcomplexen in hun vroegeren
staat weder op te bouwen. Nooit zal men
den eigenaar kunnen overtuigen van de
noodzakelijkheid om met groote kosten ter
wille van esthetische overwegingen weder
te doen verrijzen de oude ongeriefelijkheden,
te midden waarvan hij uit gewoonte of sleur
tot nog toe had geleefd. Indien de overheid
dien weg moest inslaan, zou zij een zeer
ondankbaar werk ondernemen e»zeker zijn
niet te slagen. Het zou bovendien vierkant
in strijd wezen met het beginsel der evolutie
op het stuk van stedenbouw.
Daar intusschen het restaureeren, het
maken van nieuw-oud, verfraaiing, verbete
ring, met behulp van oude stijlvormen,
het ergerlijkst wat men denken kan omdat het
waarheid mist volstrekt is uitgesloten,
blijft er slechts n weg open om te geraken
tot de oplossing van het vraagstuk: de over
eenstemming van karakter tusschen een
monumentaal bouwwerk en zijn omgeving,
waarvan deze laatste, en misschien wel beide,
de sporen vertoonen van verschillende, soms
onderling ver verwijderde tijdperken, zal niet
alleen van zelf bereikt worden door een
gelijkheid van versierende stijl-elementen,
maar door een verwantschap der construc
tieve beginselen misschien, in elk geval
echter in de eerste plaats door:
l o. Kleurenharmonie, meestal te verkrijgen
door het uitsluitend gebruik van plaatselijk
materiaal.
2o. Door de handhaving der onderlinge
verhoudingen tusschen de bouwwerken.
3o. Door de eerbiediging van het oorspron
kelijke karakter van de omgeving.
Die voorwaarden in het oog houdend,
natuurlijk in bijzonderheden uitgewerkt, heeft
van practischen aard maken het moeilijk.
voortgezet vakonderwijs aan de Rijksinstel
ling Ie verbinden, terwijl, om bij ons voor
beeld te blijven, de bestaande suikerscholen
niet aansluiten bij het reeds genoten onder
wijs en dus ook niet de geschikte plaats zijn,
zich verder te bekwamen.
Vandaar dat het Bestuur van het Koloniaal
Landbouw Museum zijn taak ook uitgebreid
heeft tot het in het leven roepen van derge
lijke vakcursussen; een groote voldoening
mag het heeten dat het zijn pogingen in
dezen bekroond zag, daar bij gelegenheid
van de openingsplechtigheid door Mr. J. W.
Ramaer, vertegenwoordiger in Nederland van
het Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikan7
ten in Ned.-Indië, toezegging gedaan kon
worden, dat genoemd syndicaat, het nut van
een suikercursus te Deventer uitsluitend
voor oud-leerlingen van de Landbouwschool
erkennende, een bedrag van ? 4000.?voor
de inrichting van een laboratorium beschik
baar stelde en daarenboven een jaarlijksche
subsidie van / 3500.?aanbood gelijk aan
de helft van de begroote kosten in het
vertrouwen, dat de Regeering, wat betreft
het nog ontbrekende, haar steun niet zou
ontzeggen.
Door dit belangrijk aanbod is dus de
kans zeer groot geworden, dat binnen kort
de Deventer leerlingen daar ter plaatse een
aaneensluitend onderwijs kunnen volgen,
dat hen in staat zal stellen, ook met goede
kans zich aan te melden bij de suikercultuur.
Klein begonnen, is dus reeds bij de opening
een belangrijke uitbreiding van de stichting
in uitzicht gesteld, en wij mogen verwachten
dat het bestuur van het Koloniaal Landbouw
Museum het hierbij niet zal laten, maar alles
in het werk zal stellen om den leerlingen
van de school de gelegenheid te verschaffen
aan de practische eischen van den kolonialen
landbouw te voldoen.
DR. H. H. ZEIJLSTRA FNZ.
lllillllllJlllllllillMIIIIIMIJIIIIIIIIIIIIIIMtll
lltllllllllIIIIIIIIIHI
B. Arps
(UNGER EN VAN MENS TE ROTTERDAM)
B. Arps is l September 1865 te Culemborg
geboren. Hij is een leerling van de
Rotterde bouwmeester,om rekening te houden met de
verschijnselen der evolutie in het stadsbeeld,
zich slechts te doen leiden door de erken
ning van de verhouding van het bouwwerk
tot zijne bestemming.
Wanneer in beginsel aldus opgelost wordt
het vraagstuk van de eerbiediging van het
oorspronkelijke karakter der steden, kan men
zich overigens houden aan de laatste vin
dingen op het gebied van kunst en techniek
in zake stedenbouw.
De moderne Landscape"-architecten in
Amerika, verbazingwekkende bewerkers der
ruimte", opgeleid door de colleges der
Landscape Architecture and Town Plan
ning" der groote universiteiten van de
Nieuwe Wereld, hebben die wetenschap tot
een in Europa nog weinig gekende ontwik
keling gebracht.
Aan de toegangen tot de steden en hare
verbindingen met omliggende voorsteden
en de nabijgelegen plaatsen moet dus zeer
bijzonder aandacht worden gewijd. In plaats
b.v. van toe te staan, dat de eeuwenoude
boomen, die thans langs onze wegen staan,
worden geveld ten einde den bouw van
woningen langs de rooilijn van de openbare
straat mogelijk te maken, zal men veeleer
bij wijze van servituut een bouwverbpd
moeten leggen tot zoover achter de rooilijn
als men kan vermoeden, dat de boomen
zich kunnen ontwikkelen.
Het verschijnsel, eigen vooral aan de groote
steden, dat de centra niet meer voor be
woning worden gebruikt, doch dat er in de
eerste plaats bedrijven worden gevestigd,
heeft doen geboren worden het beginsel van
den bouw van secundaire centra,
bouwkringen en wijken, waarbij bijzondere zorg
wordt gewijd aan hun onderlinge com
municatie door gemakkelijke, breede ver
keerswegen, snelle vervoermiddelen, waar
bij natuurlijk ook gezorgd moet worden
voor snellen aan- en afvoer van groote
menschenmassa's naar en van het midden der
stad op de uren dat de bedrijven aanvangen
en eindigen.
Wie ziet niet in, dat wanneer daarbij
stelselmatig gezorgd wordt voor de longen"
der stad, d.i. voor open, beplante ruimten,
parken en openbare wandelingen, men over
alle elementen beschikt, die het den be
kwamen stedenbouwer mogelijk zullen maken
om te komen tot een harmonisch geheel,
goed geëquilibreerd en bij den eersten oog
opslag begrijpelijk, zonder welke factoren
niets te bereiken valt op het gebied van
stedenschoon.
Men schept geen mooie stad enkel door de
stichting van monumentale gebouwen. Doch
een goede indeeling, in overeenstemming met
de geografische toestanden eenerzijds en
de eischen van het economische en sociale
leven anderzijds, doet reeds schoonheid
geboren worden in de eerste plaats door
zijn goedgeëquilibreerde inrichting, dan
ook door het gemak waarmede het leven er
damsche Akademie en van de toenmalige
Polytechnische school te Delft. Hij schildert
bloemstukken en stillevens (sinds 1893
schildert" hij).
Deze bloemstukken en deze stillevens (ik
herzag ze in het kamertje van den kunst
handel Unger en van Mens te Rotterdam),
zijn voor mij belangrijk, niet om hun schoon
heid, niet om hun kracht (er is fleur noch
heerlijkheid aan, kleur noch ondervonden
vorm) maar om den geest dien zij uitdrukken;
om het gebrek aan geest, dat zij vertoonen.
Het is de absolute burgerman, wiens lust
hier voldaan wordt in deze bloemen, die
geen bloemen zijn; in deze judaspenningen
met een vaas erbij, eender van stof als deze
judaspenningen; in dit lijkenhuisje van de
schoonheid. Soms denkt ge dat deze
doodin-de-kunst in de kist ligt naar de bur
gerlijke smaak, die een ontkenning is van
alle lyrische drift en van alle bezonnen
overwinning, is onsterfelijk als de schoon
heid zelf. Zij is haar (noodzakelijke ?) tegen
stelling. Zij bevestigt, wat zij zelve ten
eenen male mist. Zij heeft voor mij een
commissie (in Pulchri) getoond in dezer
werkelijke waarde; een commissie van schil
ders dorst (om welke beweegredenen toch ?)
zich zelf smalen en smaden door den aan
koop een dezer Arpsen"
PLASSCHAERT.
* *
*
De Onafhankelijken
TE AMSTERDAM
Er zou een korte opmerking te schrijven
zijn over den naam dezer vereeniging. De
meesten van hen die hier tentoonstellen zijn
niet onafhankelijk, maar afhankelijk. Dit is
bij jeugdige schilders een natuurlijk iets;
de geschiedenis der schilderkunst wijst dit
uit. Een tentoonstelling als deze moet dan
beschouwd worden op eenigszins andere
wijze dan de meeste. Bovenal dient hier de
vraag gesteld te worden: Vindt ge leven
en drang; uitbundigheid van onbeholpen
kracht; vallen van te ver reiken; haastige
bloesem van te geforceerden groei en
vindt ge, daar naast, voor miskenden de
gelegenheid om niet gehinderd door partij
gangers zich te openbaren aan den be
schouwer?"
In 't algemeen is bij deze afhankelijke
Onafhankelijken geen uitbundigheid van
kracht te bespeuren, wel soms geforceerde
groei, of snelle rijpheid van jeugd (zie 't
werk van een zestienjarige schilderes, Jos.
f unctionneert; en aldus worden de voorwaar
den, vereischt voor het ontstaan van monu
mentale scheppingen geboren. Het genie der
architecten van de toekomst zal het overige
doen.
Men kan na een aantal lustra een mislukt
gebouw weder afbreken, alle factoren in het
moderne leven zijn nu eenmaal tot spoedige
verdelging gedoemd, gelijk me onlangs een
Belgisch economist van den eersten rang
opmerkte, maar een slecht ingericht stads
plan gaat men niet gauw overmaken, onge
twijfeld nooit, daargelaten de vraag van de
mogelijkheid.
Bovendien zou men moeten duidelijk
maken, waarom men niet langs bewusten,
kunstmatigen weg het schilderachtige" kan
scheppen. Dit is een voortbrengsel van het
toeval, een daad der natuur, of het gevolg
van de inwerking van den tijd op het werk
van menschenhanden.
Over de quaestie van de stichting van
tuinsteden, b.v. in de omgeving, zou zeer
veel in het midden zijn te brengen, en ook
zou stilgestaan kunnen worden bij de
aesthetiek der verwoeste dorpen, de nasporing
der constructieve vormen, bruikbaar voor de
streek en het gebruik der plaatselijke mate
rialen, in harmonie met de natuur en het
landschap der omgeving.
Doch ik wil een enkel woord zeggen over
de middelen, die men heeft aan te wenden
voor den bouw van het nieuwe België.
Er valt een boek te schrijven, waarin die
beginselen worden vastgelegd en ze in ver
binding te brengen met de concrete feiterf,
een waar vademecum door den Staat aan
de belanghebbende gemeenten te verschaffen.
Een onderzoek naar de wettelijke bepa
lingen betreffende de te gebruiken bouw
materialen, in de verschillende andere landen
bestaande, zal de regeering in staat stellen
door eigen bepalingen de toepassing dier
beginselen te bevorderen.
Als uitvloeisel van de onlangs te Londen
gehouden conferentie, is aldaar in het univer
siteitsgebouw een permanent bureau tot het
verzamelen van gegevens, en het verschaffen
van advies en inlichtingen opgericht.
Een Hollandsche sectie, alsmede een
Amerikaansche dienen in verband daarmede te
worden gevormd, want het zijn goede lessen,
die België kan trekken uit wat in Nederland
is bereikt, met name te Amsterdam, mits men
niet uit het oog verlieze, dat hier geen
modellen doch methoden worden aan de
hand gedaan.
De Belgische architecten, die met den
geest van ons ras leven, en de plaatselijke
karaktertrekken van hun land doorvoelen,
zijn alleen in staat concrete ontwerpen op
te stellen, al kunnen zij hun voordeel doen
met de medewerking van buitenlandsche
deskundigen, voor de algemeene beginselen.
Want we mogen niet ontkennen, dat de
speciale kunst van stedenbouw ten onzent
niet tot ontwikkeling is gekomen. We moeten
Knap). Eene vertoont in haar
kleurensamenstel zeekre sterkte: Toorop's dochter. Allerlei
te kort kan dit niet verhinderen te zien;
haar kleur heeft een rijken, dramatischen
rouw, haar vorm is (nog niet?) belangrijk.
Stamkart geeft een romantieke voorstelling,
waarvan de slang van modélé't overtuigendst
is; het overige te week. Dan is er nog een
eigenaardig werk: de Smet's Roode Kast,
waar in twee poppen (paardje en figuur)
een beteekenisvolle eenzaamheid bereikt is,
die verwondert.
Van de overigen zouden nog enkelen te
noemen zijn, maar ik zal met hen liever
wachten tot een uitgebreider studie Van wat
zij maakten, scherper lijn van waardebepaling
laat trekken.
PLASSCHAERT
IIIIIIIIIIIIIIIII'IH
Jan Sluyters contra Plasschaert
Geachte Redactie!
Met plaatsing van het onderstaande zoudt
u mij zeer verplichten.
In het nummer van Zaterdag 22 Mei van
uw geëerd weekblad komt een kritiek voor
van de hand des heeren Plasschaert, mij en
mijn werk betreffende, zoo van zelfgenoeg
zaamheid getuigend en tegelijk zoo verkeerd
en onbeduidend, dat ik het als een grapje
terzijde gelegd zou hebben, ware het niet,
dat de publicatie er van in uw ernstig en
veelgelezen blad van het geval een mis
plaatste aardigheid maakt, waartegen ik het
noodig acht téprotesteeren. Uw verslag
gever toch, op den toon van iemand, die
van eigen onfeilbaarheid overtuigd slechts
constateert, omvaemt" me daar eventjes
(de fraaie litteraire krul is van uw recensent)
niet alleen mijn werk van twee tentoon
stellingen, maar en passant ook mijn gansche
kunstenaars-psyche, hier en daar het gewicht
zijner woorden door cursiveering onder
strepend alles te samen in plus minus
n derde kolom druks. Karakteriseering
noemt ZEd. dat en hij voelt zich z
zeker van zijn ontledingsvermogen, dat hij
met de grootst mogelijke beslistheid in het
publiek verkondigt, wat, wie en hoe ik ben
zonder mij ook maar in het minst persoonlijk
te kennen.
De heer Plasschaert zendt mij wél zijn
fotograaf, maar zich door een bezoek aan
mijn atelier op de hoogte te stellen van mijn
werk in zijn geheel, om daaruit den gang
mijner ontwikkeling vast te stellen, wat toch
beslist noodzakelijk geacht mag worden
voor een behoorlijke karakteriseering, dat
acht deze kriticus geheel overbodig; wel
eigenaardig voor iemand, die een ander
er van beticht te weinig ernstig jegens zich
zelf te zijn. Hoe serieus overigens deze
kriticus zijn taak opvat mag, behalve uit de
vergissing van aan mijn kinderkopjes een
fransche opmerkingsgave te verbinden (als
er iets specifiek hoïlandsch in mijn werk is,
da»zijn het mijn kinderkopjes) voornamelijk
blijken uit het z.g. complimentje over mijn
kleurgevoel. Zoo schrijft de heer Plasschaert:
binnen wiens talent een vurige soms fijne
kleur ligt (zie: Zoogende moeder en sommige
stillevens)." Zoogende moeder!!! maar mijn
heer Plasschaert, hoe heb ik het er nu mee?
U heeft die teekening toch wel gezien,
nietwaar? Weet u, de kriticus dan niet dat
de bewuste Zoogende moeder een teekening
met verouderde gewoonten breken, willen
we niet na den oorlog door den stroom
worden overrompeld en weggesleurd.
Ten slotte: meer nog dan dikke boeken
zal de afbeelding de denkbeelden concrete
vormen doen aannemen.
Een belangrijke reizende tentoonstelling
is vereischt en daarbij treden de vojgende
beginselen op den voorgrond:
Voor elke betrokken stad wordt een dos
sier, beschrijving en plaatwerk, met geschied
kundige en geographische afbeeldingen.
statistische gegevens, foto's, teekeningen,
betrekking hebbend op de dagen van weleer,
den tijd voor den oorlog en dien na de
verwoesting, samengebracht. Daarbij kunnen
gevoegd worden allerlei graphische docu
menten, stelselmatig gerangschikt, analoge
of vergelijkbare vraagstukken die in den
vreemde tot oplossing zijn gekomen.
Voor de schoonheid der dorpen zou het
uiterst gewenscht zijn behalve den aanleg
van dergelijke dossiers, premies uit te loven
voor de schoonste verzamelingen, foto's of
schetsen van plattelandswoningen en open
bare gebouwen in hunne natuurlijke om
geving, voor elke eigenaardige landstreek
in het bijzonder, alsmede daarmede te ver
gelijken typen in den vreemde. België, dat
Charriaut eenmaal een terrein voor proef
nemingen heeft geheeten, dient nu tot daden
over te gaan. Bevoorrecht door de omstan
digheid, dat het 't punt van ontmoeting van
twee beschavingen is, op zijn beperkt ge
bied met zijn zoo afwisselingrijke natuur,
bijeenbrengend het laaglandsche Europa met
de sub-Alpijnsche bergruggen, begiftigd met
eigen monumentale en andere kunstschatten,
die voor anderen niet onderdoen, die Bel
gië, dat dank zij zijn inwendige krachten
talrijke genieën aan de wereld heeft gegeven,
thans al die wondergoede factoren in cul
tuur te brengen. Voor mijn land is het uur
geslagen zich met bewustheid op te werken
tot een eerste rangs-natie, mits het wil
luisteren naar de stem, die het oproept zich
inwendig te vervolmaken, zich te ontwik
kelen, zich hooger beschaving eigen te maken.
De bouwkunst, de kunst van den bouw
van den huiselijken haard, is toch waarlijk
de grondslag van alle andere kunsten. En
is dan een grootsch streven naar hooger
schoonheid bij opgeklaarden hemel niet
de heerlijkste bestemming dat een volk, ge
louterd door zijn lijden, zich kan denken,
vooral wanneer dat streven tot uitgangs
punt heeft een volmaakte organisatie van de
bestaanseischen der bevolking, wat, goed
gezien, de taak is van de kunst om steden
te bouwen?
LOUIS VAN DER SWAELMEN,
tuinarchitect-stedenbouwkundige
permanent adviseur van Grooter Brussel".
*