Historisch Archief 1877-1940
Zondag 27 Juni
A°. 1915
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G, KELLER
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling f r. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels ?1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
? 0.25
0.30
0.40
INHOUD : Blz. l: Oranje, door v. H. Bnitenl.
Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti.
Uit de Parlementaire Sfeer, door Kamer-raad.
2:Kun8twerken en Menschenlevens.door C. te Jjintam.
Engeland's Suprematie ter Zee, door Neptunas.
Feuilleton: Groote Mannen, door B. Canter.
3: De Hnisdokter, door B. v. E. 5: Voor Vrou
wen, door Elis. M. Bogge. Uit de Natuur, door
Jac. P. Thijsse. 6: Dr. Kerbert Becepieeri, door
H. E. Z. Petrus Stnyvesant, door G. H. Marins:
BS 't Licht dar Oorlogsvlam, VIII, door. dr. Fred.
van Eeden. Bloesunboom, door Beyersluys.
7: Snelwerkende Luchtpompen, door J. F. v. O.
Onze Tooneelspelers, door Simon B. Stokvis.
Moderne Fransche Prenten, door H. Herden
king, door . Magda Peters. 8: Eene ontsiering
van Amsterdam, door J. W. H. Leliman. De
Tnrksche kwestie, door H. Brugmana. Avond
hemel, door Beversluys. Teekoning van Pol
Dom. 9: Fin. en Euon. Kroniek, door J. D.
Santilhano. Britsche financieel! onder den
oorlogsdruk, door v. d. S. 10: Spreekzaal.
Leekenspiegel. Haegsche Brieven, V.
BijmKronyck, door Melis Stoke. 11: Poitugal,
teekening van Joh. Braakensiek. ??Schaakspel, red.
dr. A. G. Olland. Damrubriek, K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De Eedswet door de rechtsche meer
derheid van de Eerste Kamer verwoipen, door
Joh. Braakensiek.
ORANJE
Den 24sten Juni zijn op het Stadhuis
van New-York de kleuren geheschen van
de nieuwe vlag, welke de stad aange
nomen heeft: Oranje, blanje, bleu. En
zoo wuiven daar over heuvels van
Manhattan-eiland weer de banen, aan
Oud-Nederland wel bekend, en waaronder
nu bijkans driehonderd jaar geleden de
Compagnie een Nieuw-Nederland meende
te vestigen, dat tevens aan 's Lands
hoofdstad een peetekind bracht:
NieuwAmsterdam. Het is wel een geheel ander
uitzicht dan toen, 't welk zij nu te zien
krijgen, de oude kleuren. In stede van
de golvende bosschages en de bouwe
rijen" en 't kleine havenhoofd,
overwinpelen zij nu van de oude Batterij tot
aan de Haarlemrivier, van de zee tot
over de armen van den majesteitelijken
Hudson, het gewëmel van een wereldstad.
Waar de Britsche macht al zeer spoedig
onze voorvaderlijke koloniën overweldigd
heeft; en Nieuw-Nederland en Nieuw-Am
sterdam weinig anders meer zijn dan
typische oude, hoewel soliede meubel
stukken.
Maar toch mogen de gedachten er nog
wel eens even bij stil staan, dat daar
een New-York, wanneer het zich een
eigen onderscheidingsteeken op de borst
wenscht te steken, de kleur van het kleine,
kloeke, eigenlijke moederland weder
opneemt, om tegen 't geheele overige
gedeelte van de Unie te zeggen: dit
past mij wel, maar u niet. Zoo ben ik
geheel op mij zelf!"
Ik op mij zelf.
Er zijn nog andere, wonderlijk
uiteengelegen hoeken op de wereld, waar men
aldus de oranjebaan kan tegenkomen.
Niet in grootmogende gebieden of ge
weldige trophaeën. Schijnbaar verspreid
en zonder verband. Maar juist daardoor
krijgt dit voor wie ze zoo hier en daar
ontmoet, iets zeer treffends. Want eens
klaps is het, alsof dit opkomen van de
bekende kleur, nog iets anders is dan
toeval; en lijkt dit oranje als geroepen
om telkens aan eenzelfde grondgedachte
uiting te geven, en het zinnebeeld te
zijn van steeds soortgelijke omstandig
heden; van n, bepaald eigenaardig,
menschelijk streven.
* *
*
Ginds in Zuid-Afrika is het oranje"
ook thans nog aan 't gebied van den
ouden Vrijstaat verbonden gebleven. Het
is misschien de meest stoere en rasechte,
de meest op haar stuk staande en van trans
actie afkeerige groep yan 't Boerenvolk,
de De Wetten, de Steijn's, de Hertzog's,
die hun zelfstandigheidsideaal juist onder
die kleur hebben opgehouden.
In het Museum te Bloemfontein ligt het
oorspronkelijke ontwerp voor de vlag
met de oranje en witte banen, op ver
zoek der oude Vrijstaters door onzen
Koning Willem III in 1856 aan hen uitge
reikt. Sindsdien is daar het oranje het
levensteeken van een grooten,
eigengerechten en zelfbewusten
onafhankelijkheidszin geweest en gebleven. En nog,
toen voor eenige maanden het ideaal der
oude, algeheele zelfstandigheid weer
rebelsch werd, toen, zoowaar, kwam
op die samenkomst ook de oude vlag,
heimelijk maar eerelijk weer uit een
binnenzak te voorschijn!
Doch ook geheel ergens anders weer,
doet zich het oranje voor, en is
oranjemannen", een verzamelnaam voor taai
verzet, tot behoud van zijn eigen rechten.
Wien heugt niet, hoe, nog kort voor den
oorlog, in Ierland de bevolking van
Ulster zich opmaakte tot een gewapend
verweer tegen den Home Rule, tot eene
fel opstandige beweging tegen de libe
rale regeeringsplannen met Ierland?
Enkel uit vrees wegens gevaar voor
de oude overgeleverde, eigenmachtige
protestantsche zaak in Ierland. Die zaak
was en is de oude zaak van de
oranjevereenigingen, welke sinds den Koning
stadhouder, ook daar langzamerhand
zulk een strijdende beteekenis gekregen
heeft, en als orangisme" nog altijd van
kracht is gebleven.
En weer elders komt het terug. Zoo
wel in Canada als in Australië kan men
als overblijfsel uit de volksbewegingen
der 19e eeuw, waarmede in die landen
om parlementaire en democratische be
stuursinstellingen is gestreden, partijen
of groepen terugvinden, die den naam
en de kleur van oranje voerden (zulks
als afspiegeling van het lersche voorbeeld)
en die in een hardnekkigen strijd tegen
opslorping van hunne bijzondere rechten
en belangen, gevormd zijn.
Voor een dergelijken strijd behoefde de
stad New-York geen symbool meer te
zoeken! Maar waartoe ook zij de oude
kleur geheschen heeft, is: om haar eigen,
bijzondere persoonlijkheid, duidelijk te
bevestigen.
En wanneer men nu nog al datgeen
vergelijkt, waardoor ook in ons eigen
volksbestaan de beteekenis van 't oranje
is gevormd, dan is het waarlijk, of
die kleur telkens en telkens weer van
hetzelfde komt getuigen. Het is de kleur,
wier vlaggebanen ten onzent voor 't eerst
gewapperd hebben over 't stedeke Den
Briel, waar een klomp ruige, desperate
watergeuzen de later zoo gevierde
en omstreden prinsenvlag opstaken
en Ducdalf zijn bril verloor. Het is
later, ook de kleur, waarmede, ja een
heer Van Hogendorp zijn zoons de
straten van Den Haag deed opgaan, toen
't er op stond de natie te herstellen;
maar die toen tevens, in November 1813,
tot in de kleine en afgelegen hoekjes des
lands een zelfde boodschap bracht, waar
van bijvoorbeeld de zinnen uit oude dag
boeken ons weer een levendigen indruk
geven, als deze: ... en toen van morgen
hier te Buiksloot de melkboeren uit de
stad terugkwamen, droegen zij
oranjecocardes op de hoed. Toen wisten ineens
alle menschen in de buurt, dat het met
de macht der Franschen teneinde liep..."
* *
*
Het zijn geen grootsche, geen alom
vattende, geen wereldschokkende bewe
gingen, waarvoor men aldus telkens weer
de kleur van het oranje opkomen ziet.
Integendeel, veeleer vaak daar tegenin.
Hoe menige verlichte geest heeft niet de
bekrompenheid der Zuid-Afrikaansche
Boeren gelaakt, die niet aanstonds de
voordeelen en profijten hebben aanvaard
van 't verlichte Britsche wereldrijk, in
plaats van een achteraf gelegen, klein
geestig republiekje!
Hoe 'n nvrijzinnigen, bekrompen en
reactionairen indruk maakte niet de
lersche Ulsterbeweging, wier orangisme
scheen neer te komen op 't verzet van
exclusivistische fractie's tegen een poli
tiek van recht voor allen, en van groeps
belangen en districtseischen tegenover
de golven eener breede en liberale demo
cratie !
En waren de hardhoofdige water
geuzen niet even achterlijk en onmogelijk,
waar zij de achterafsche Nederlanden
zochten te verweren tegen de
wereldcultuur van een Spanje en van de
Roomsche kerk ?
Ja, scheen pok niet het genie van Napo
leon en zijn keizerrijk,aan|veleNederlanders
heel wat meer ruimte te bieden voor
hunne werkzaamheid en hun geestelijk
leven, dan 't provinciale landje ooit ver
mocht ?
Van de machtige geestdrift der
tricolore; of het mystiek vereerde wit der
Fransche leliën; of van den ontzaglijken
vernieuwings- en omwentelingsdrang
van de roode vaan, valt in de kracht
van de oranjekleur luttel te bekennen.
Evenmin zal men die vinden in de tint
van uniformen en livereien; in sierlijke
vesten, schoone phrases, geniale be
schouwingen of menschheidsidealen.
Maar: het is de kleur van het kleine
en het hardnekkige; van het verzet en het
malcontente, zoo 't moet; van het taaie,
nuchtere zichzelf zijn.
En 't geen waar zij in al die ge
noemde gevallen en telkens weer van ge
sproken heeft en van spreekt, is: de
vaste wil van eene minder
heid, die er wezen wil.
Die ten slotte alles hecht aan het feit
en aan het recht van haar bestaan, ge
motiveerd of ongemotiveerd! Die hieraan
wenscht vast te houden, al moge naar
de hoogere rede dit dan kortzichtig
heeten, of achterlijk, of ongerijmd, en in
strijd met de historische noodzakelijkheid!
Die, wanneer er naar vervolmaking te
streven valt, dit wenscht te doen in
zichzelve; en daarom dan ook aan
zichzelve wenscht te worden overgelaten.
* *
Het is geen kwade aanleiding, die ons
dit alles thans nog eens overdenken doet.
De tegenwoordige tijd doet de dingen in
het groot zien, en heel wat menschen
gaan al meer en meer in 't groot denken
(hoewel dan doorgaans nog in stilte).
't Wereldhuis zal na de groote beurt"
van 't oogenblik, geheel anders en veel
praktischer worden ingericht!
Wereldkulturen staan tegenover elkaar, en
dringen zich op. Ook in de eigen omge
ving kan men al van zulke dingen hooren:
dat Nederland toch eigenlijk.... of:
dat ons land immers op den duur toch
onmogelijk....
Moge daarom tegenover alle mogelijke
hyper-verstandige redeneeringen,en welke
goed bedoelde toekomstplannen ook,
tegenover sommiger lakschheid en in
schikkelijkheid, het feit blijven gesteld,
dat ook wij nog leven onder de kleur
van het kleine, dat vór alles aan zich
zelf vasthouden wil. v. H.
De elfde oorlogsmaand is nu al bijna ver
streken, en nog altijd blijft het geheel on
zeker, hoe de uitslag van den strijd zal zijn.
Want ook al zullen de Russen straks Lemberg
en vervolgens geheel Qallicië moeten ont
ruimen, een beslissend resultaat is daarmede
nog niet verkregen. Zoolang Rusland nog
telkens nieuwe legers kan vormen en de
Duitschers en Oostenrijkers het gedeelte
van hunne strijdmacht op het oostelijk front
zullen moeten gebruiken, bewijst Rusland
aan zijne bondgenooten den dienst, dat het
hun de gelegenheid geeft, zich hoe langer
hoe beter uit te rusten voor den grooten
strijd, die eenmaal ook op het westelijk front
zal moeten worden geleverd.
Zoolang Rusland dit doen kan de vraag
is slechts: hoe lang zal het daarmede kunnen
voortgaan ? Is er iemand, die met zekerheid
kan zeggen, of het grootste gedeelte van
de reserves, waarover Rusland beschikt,
reeds verbruikt is ? Of de voorraden aan
geschut en ammunitie nog maar steeds zullen
worden aangevuld ? Wat men daarover ver
neemt, berust alles op gissingen, die ge
woonlijk sterk onder den invloed staan van
hoop en vrees.
Indien men aanneemt, dat Rusland nog
een groote reserve van levend strijdmateriaal
heeft en door eigen krachten of met hulp
zijner bondgenooten zijn voorraad aan oor
logstuig weder op de vereischte sterkte zal
kunnen brengen, dan behoeven de neder
lagen, die het de laatste maanden in Qallicië
heeft geleden, nog niet van beslissenden
invloed te zijn op den uitslag van den
tegenwoordigen oorlog. Zelfs al zou het over
eenigen tijd blijken, dat ook in Polen de
Russen niet meer stand kunnen houden tegen
de Duitschers en dat Warschau en de ge
heele westelijke vestinglinie van Rusland zou
moeten worden prijsgegeven, ook dan zelfs
zouden de kansen van de centrale mogend
heden op de eindoverwinning nog niet aan
merkelijk zijn gestegen. Zoolang een groote
catastrophe uitblijft, zoolang de Russische
legers, zij het dan ook steeds verder terug
wijkend naar het Oosten, hun vijand kunnen
noodzaken een gioote troepenmacht tegen
over hen te stellen, is de hulp, die Rusland
aan zijne bondgenooten biedt, voor dezen
van de grootste beteekenis. Men vergete
bovendien niet, dat ook de Duitschers en
Oostenrijkers groote verliezen moeten hebben
geleden in de Qallicische veldtochten; dat
ook bij hen de reserve niet onuitputtelijk
is; dat bij een verder oprukken in Rusland
de omstandigheden, waaronder de oorlog
gevoerd wordt, voor hen hoe langer hoe
ongunstiger worden.
Maar het is niet genoeg, dat Rusland
over de middelen blijft beschikken om den
oorlog vol te houden, ook de wil daartoe
moet bij de regeering aanwezig zijn. Daar
mede hebben wij een nieuwen factor
genoemd van de onzekerheid, die nog
steeds over het verdere beloop van dezen
oorlog bestaat. Zoomin als men met zeker
heid kan oordeelen over de strijdmiddelen,
die Rusland nog ten dienste staan, zoomin
weet men iets over de gezindheid van hen,
die over Rusland's politiek hebben te be
schikken, om dezen oorlog, die aan Rusland
reeds zulke geweldige offers heeft gekost,
te blijven voeren, totdat de bondgenooten
in staat zullen blijken Rusland van het
zwaarste gedeelte zijner taak te ontlasten.
Reeds meer dan eens is het beweerd, dat
Duitschland en Oostenrijk, zoo hun wapen
succes aanhoudt, op een geschikt oogen
blik, b.v. wanneer de laatste Russische
troepen Qallicië hebben ontruimd, aan Rus
land op aannemelijke voorwaarden den
vrede zullen aanbieden: zal Rusland dan
getrouw blijven aan de gemaakte afspraak
en 'een afzonderlijken vrede weigeren ? zal
het, wanneer het zelf over de geheele linie
verslagen is, zijne hoop blijven stellen op
een overwinning, door zijne bondgenooten
aan het westelijk front te behalen? Of zullen
dan de elementen de overhand krijgen, die
van den aanvang af den Tsaar hebben ge
waarschuwd voor de gevaren, die de tegen
woordige oorlog aan Rusland heeft gebracht?
zullen er dan Russische staatsl'eden zijn,
die de noodzakelijkheid bepleiten om Rus
land's staatkunde in nieuwe banen te leiden,
die een bondgenootschap met Duitschland
Zullen aanraden, zooals er thans onder de
toongevende Duitsche conservatieven reeds
worden gevonden, die het betreuren, dat
Rusland en Duitschland ooit tegenover
elkaar zijn komen te staan?
Het aftreden van den Russischen Minister
van Binnenlandsche Zaken Maklakov wordt
in sommige berichten reeds genoemd als
een gevolg van den strijd, die in Russische
regeeringskringen wordt gevoerd over het
al of niet voortzetten van den oorlog; het
wordt dan beschouwd als het veldwinnen
van de vredespartij, omdat Maklakov juist
een voorstander zou zijn geweest van het
voortzetten van den oorlog tot het uiterste.
Zelfs weet men daarbij te vertellen, dat de
Tsaar oorlogsmoede is en dat alleen door
den grooten invloed van den Russischen
opperbevelhebber, grootvorst Nikolai
Nikolajewitsj, tot dusverre de pogingen van de
vredespartij zijn verijdeld.
Maar wie zal zeggen, of de bovenbedoelde
berichten eenig vertrouwen verdienen? Wie
weet er bovendien met zekerheid iets over
wat er bij het Russische volk woelt? Tijdens
den Russisch-Japanschen oorlog is de revo
lutie uitgebroken, die Rusland tot een
constitutioneele monarchie heeft gemaakt, zij
het dan ook een constitutioneele monarchie,
waarin de macht van de regeering nog veel
grooter is dan elders. Zullen ook thans de
revolutionaire elementen in Rusland van de
gelegenheid gebruik maken om hun slag te
slaan? Dat er te Moskou ongeregeldheden"
zijn voorgevallen, is reeds bekend geworden;
maar bij de uiterst strenge censuur, die in
Rusland wordt uitgeoefend, is het zeer
moeielijk om te weten te komen, of de
revolutionaire beweging zoo krachtig is, dat
zij een gevaar zou kunnen opleveren voor
het voortzetten van den oorlog. Blijken de
revolutionaire partijen sterk georganiseerd
te zijn en slagen zij er in om de groote
massa van het volk in opstand te brengen
het zou geen wonder zijn, wanneer juist
in Rusland het volk het eerst begon te
weigeren, om de lasten van den oorlog verder
te dragen dan zouden de binnenlandsche
gebeurtenissen in Rusland wel eens een veel
grooter invloed op de eindbeslissing in dezen
oorlog kunnen uitoefenen dan alle veldslagen
in Gallicië.
Zoo tast men overal in het onzekere, zoo
dra men tracht te berekenen, hoe en waar
door deze oorlog zal eindigen. Met name
blijft die onzekerheid ook bestaan over den
loop der gebeurtenissen op het Balkan
schiereiland.
Dat het aan de Engelschen en Franschen
ooit zal gelukken om de Dardanellen te
forceeren en Konstantinopel te bereiken, zonder
dat ook eenige der tot dusverre onzijdig
gebleven Balkan-Staten zich in den oorlog
gaan mengen, schijnt vrijwel uitgesloten
door het beloop, dat hunne krijgsverrich
tingen tegen de Dardanellen tot nog toe
hadden. Maar evenmin als drie of vier maan
den geleden heeft men nog eenig recht om
te voorspellen, dat het ten slotte aan de
Triple-Entente zal gelukken, om den strijd
van belangen tusschen Griekenland en Servië
eener , Boelgarije anderzijds weg te nemen
en een nieuwe grensregeling te doen aan
nemen, die het voor Boelgarije mogelijk zal
maken zich bij de vijanden van Turkije aan
te sluiten.
Toen in Augustus 1913 de vrede van
Boekarest zou worden geteekend, die een
einde maakte aan den oorlog van Griekenland,
Servië, Montenegro en Roemenië tegen Boel
garije, heeft Oostenrijk-Hongarije eerst een
poging gedaan om dezen vrede te beletten,
vervolgens om de bepalingen ervan te onder
werpen aan een revisie door de groote
mogendheden; het vond, dat Servië een te
machtige staat was geworden. Thans echter
is er voor Oostenrijk-Hongarije alle reden
om den vrede van Boekarest te prijzen.
Want juist door dien vrede is de vijandige
gezindheid van Boelgarije tegen Servië en
Griekenland ontstaan, die thans voor de
Triple-Entente zulk een groote belemmering
oplevert; juist het feit, dat het grootendeels
door Boelgaren bewoonde Macedonië toen
niet aan Boelgarije is toegewezen, maar
tusschen Servië en Griekenland werd ver
deeld, vormt nu het groote struikelblok voor
alle pogingen om Boelgarije over te halen
tot deelneming aan den oorlog tegen Turkije.
Immers, de afstand van grondgebied, die
van Griekenland en Servië wordt geeischt
om Boelgarije tevreden te stellen, kanalleen
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: Confetti".
De organisatie van de vereeniging het
Roode Kruis voor gewondenhulp in geval
van oorlog schijnt nu reeds zóin orde te
zijn, dat de vereeniging zich weer met haar
oude plannen voor de stichting van een
kostbaar ziekenhuis voor particulieren in
den Haag meent te kunnen gaan bezighouden!
Anderen schijnen evenwel juist het feit,
dat de vereeniging zich weer hiermede gaat
bezighouden, een bewijs, te vinden, hoe
weinig het daar eigenlijk in orde is!
*
Uit het Kamerverslag in de N. R. Ct.:
De heer DRUCKER (V. D. N.-Holland),
haalt aan de meening van Chrysostomos,
van wien hij woordelijk een fragment
citeert uit de 23ste predikatie van Chry
sostomos, waarin deze zegt, dat men
nicht nur nicht falsch schwören darf,
doch berhaupt nicht schwören."
Wonder, dat de groote Grieksche redenaar
zoowaar ook al Duitsch blijkt gesproken te
hebben!
*
Uit het krantenbericht over een doorluchtig
automobiel-ongeval te Valkenburg:
Dit staat vast, dat de chauffeur geen
schuld heeft, wijl het kind reeds onder
de auto zat voor hij het gezien had, en
toen hij het merkte stond de auto op
slag stil."
Het kan wel zijn, dat de chauffeur hoege
naamd geen schuld had, maar dan moet
men zijn krantenberichten beter inrichten,
want 't is waarschijnlijk toch nog niet vol
doende, het kind niet te zien dat men over
rijdt en stil te staan als het gebeurd is, om
hoegenaamd geen schuld te hebben."
worden vergoed door een aanwinst die of
nog eerst pp Turkije zal moeten worden
veroverd, of bezwaren ontmoet bij den
nieuwsten bondgenoot der Triple-Entente,
bij Italië. Griekenland immers zal alleen
compensatie kunnen krijgen in Klein-Azië,
dat aan de Turken behoort; Servië zal zijn
Macedonisch gebied alleen willen prijsgeven
voor een kustgebied aan de Adriatische zee,
d.w.z. voor een stuk van Albanië, dat Italië
liever in zijn geheel zou willen verwerven.
Maandenlang had men niets vernomen van
eenige krijgsverrichting der Serviërs; nu zij
op militair gebied in de laatste weken weder
van zich laten hooren, blijkt het dat zij niet
tegen de Oostenrijkers zijn opgetrokken,
maar begonnen zijn met de verovering van
Noord-Albanië.
Of het ten slotte aan de Triple-Entente
nog zal gelukken, om Boelgarije tot bond
genoot te krijgen waardoor de mogelijk
heid wordt geopend, om Konstantinopel van
de Thracische zijde aan te vallen zal
moeten worden afgewacht. En nog zooveel
meer moet er worden afgewacht: wat Roe
menië zal doen; wat de oorlog van Italië
tegen Oostenrijk, die tot dusverre nog steeds
in het aanvangsstadium verkeert, zal op
leveren; wat er eindelijk zal gebeuren aan
het westelijk front, wanneer Engeland, zoo
al geen nieuwe legers, dan toch geweldige
hoeveelheden ammunitie daarheen zal heb
ben gestuurd.
Wij eindigen, zooals wij begonnen: de
elfde oorlogsmaand is nu al bijna verstre
ken, en nog altijd blijft het geheel onzeker,
hoe de uitslag van den strijd zal zijn. Een
factor van onzekerheid hebben wij nog niet
genoemd het weer: van het al of niet
aanhouden van de droogte der laatste weken
hangt de uitslag van den oogst af; vooral
voor Duitschland kan dit een factor van de
allergrootste beteekenis worden.
22 Juni 1915. G. W. KERNKAMP
Uit de Parlementaire Sfeer
De Eerste Kamer heeft het eedswetje ver
worpen. Voor hem, die zich wat meer met
de politiek heeft beziggehouden was het een
publiek geheim, ook de clericale meerder
heid van den Senaat het doemvonnis over
het ontwerp reeds had vastgesteld. Het
duoKuyper?van Wijnbergen had zijn schoonste
anthilhese-zangen getokkeld op de politieke
luit. Verheffing van het ongeloof ten troon,
aantasting van christelijke beginselen, schen
ding van het politiek bestand, in
Kuyperiaansche voorliefde voor vreemde woorden
betiteld als Treuga Dei'; waren de motieven,
die Kuyper-van Wijnbergen dienden om de
politieke symphonie te componeeren, waar
naar de clericale senatoren luisterden, be
vangen door de betoovering, die reeds in
de oudheid de lokkende Syrenen wisten te
oefenen. Het votum der Eerste Kamer is
verstrekkend in velerlei opzicht. Het bewijst
allereerst, dat de vrijzinnigen in 1913 goed
zagen, toen zij Kuyper aanduidden als de
Deus ex machina" der rechtsche coalitie.
Hij is het, die met zijn assistenten Regout
en Colijn den Senaat drijft tot de
verwor