De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1915 27 juni pagina 1

27 juni 1915 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 27 Juni A°. 1915 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en Mr. G, KELLER Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling f r. p. mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels ?1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel ? 0.25 0.30 0.40 INHOUD : Blz. l: Oranje, door v. H. Bnitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti. Uit de Parlementaire Sfeer, door Kamer-raad. 2:Kun8twerken en Menschenlevens.door C. te Jjintam. Engeland's Suprematie ter Zee, door Neptunas. Feuilleton: Groote Mannen, door B. Canter. 3: De Hnisdokter, door B. v. E. 5: Voor Vrou wen, door Elis. M. Bogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 6: Dr. Kerbert Becepieeri, door H. E. Z. Petrus Stnyvesant, door G. H. Marins: BS 't Licht dar Oorlogsvlam, VIII, door. dr. Fred. van Eeden. Bloesunboom, door Beyersluys. 7: Snelwerkende Luchtpompen, door J. F. v. O. Onze Tooneelspelers, door Simon B. Stokvis. Moderne Fransche Prenten, door H. Herden king, door . Magda Peters. 8: Eene ontsiering van Amsterdam, door J. W. H. Leliman. De Tnrksche kwestie, door H. Brugmana. Avond hemel, door Beversluys. Teekoning van Pol Dom. 9: Fin. en Euon. Kroniek, door J. D. Santilhano. Britsche financieel! onder den oorlogsdruk, door v. d. S. 10: Spreekzaal. Leekenspiegel. Haegsche Brieven, V. BijmKronyck, door Melis Stoke. 11: Poitugal, teekening van Joh. Braakensiek. ??Schaakspel, red. dr. A. G. Olland. Damrubriek, K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De Eedswet door de rechtsche meer derheid van de Eerste Kamer verwoipen, door Joh. Braakensiek. ORANJE Den 24sten Juni zijn op het Stadhuis van New-York de kleuren geheschen van de nieuwe vlag, welke de stad aange nomen heeft: Oranje, blanje, bleu. En zoo wuiven daar over heuvels van Manhattan-eiland weer de banen, aan Oud-Nederland wel bekend, en waaronder nu bijkans driehonderd jaar geleden de Compagnie een Nieuw-Nederland meende te vestigen, dat tevens aan 's Lands hoofdstad een peetekind bracht: NieuwAmsterdam. Het is wel een geheel ander uitzicht dan toen, 't welk zij nu te zien krijgen, de oude kleuren. In stede van de golvende bosschages en de bouwe rijen" en 't kleine havenhoofd, overwinpelen zij nu van de oude Batterij tot aan de Haarlemrivier, van de zee tot over de armen van den majesteitelijken Hudson, het gewëmel van een wereldstad. Waar de Britsche macht al zeer spoedig onze voorvaderlijke koloniën overweldigd heeft; en Nieuw-Nederland en Nieuw-Am sterdam weinig anders meer zijn dan typische oude, hoewel soliede meubel stukken. Maar toch mogen de gedachten er nog wel eens even bij stil staan, dat daar een New-York, wanneer het zich een eigen onderscheidingsteeken op de borst wenscht te steken, de kleur van het kleine, kloeke, eigenlijke moederland weder opneemt, om tegen 't geheele overige gedeelte van de Unie te zeggen: dit past mij wel, maar u niet. Zoo ben ik geheel op mij zelf!" Ik op mij zelf. Er zijn nog andere, wonderlijk uiteengelegen hoeken op de wereld, waar men aldus de oranjebaan kan tegenkomen. Niet in grootmogende gebieden of ge weldige trophaeën. Schijnbaar verspreid en zonder verband. Maar juist daardoor krijgt dit voor wie ze zoo hier en daar ontmoet, iets zeer treffends. Want eens klaps is het, alsof dit opkomen van de bekende kleur, nog iets anders is dan toeval; en lijkt dit oranje als geroepen om telkens aan eenzelfde grondgedachte uiting te geven, en het zinnebeeld te zijn van steeds soortgelijke omstandig heden; van n, bepaald eigenaardig, menschelijk streven. * * * Ginds in Zuid-Afrika is het oranje" ook thans nog aan 't gebied van den ouden Vrijstaat verbonden gebleven. Het is misschien de meest stoere en rasechte, de meest op haar stuk staande en van trans actie afkeerige groep yan 't Boerenvolk, de De Wetten, de Steijn's, de Hertzog's, die hun zelfstandigheidsideaal juist onder die kleur hebben opgehouden. In het Museum te Bloemfontein ligt het oorspronkelijke ontwerp voor de vlag met de oranje en witte banen, op ver zoek der oude Vrijstaters door onzen Koning Willem III in 1856 aan hen uitge reikt. Sindsdien is daar het oranje het levensteeken van een grooten, eigengerechten en zelfbewusten onafhankelijkheidszin geweest en gebleven. En nog, toen voor eenige maanden het ideaal der oude, algeheele zelfstandigheid weer rebelsch werd, toen, zoowaar, kwam op die samenkomst ook de oude vlag, heimelijk maar eerelijk weer uit een binnenzak te voorschijn! Doch ook geheel ergens anders weer, doet zich het oranje voor, en is oranjemannen", een verzamelnaam voor taai verzet, tot behoud van zijn eigen rechten. Wien heugt niet, hoe, nog kort voor den oorlog, in Ierland de bevolking van Ulster zich opmaakte tot een gewapend verweer tegen den Home Rule, tot eene fel opstandige beweging tegen de libe rale regeeringsplannen met Ierland? Enkel uit vrees wegens gevaar voor de oude overgeleverde, eigenmachtige protestantsche zaak in Ierland. Die zaak was en is de oude zaak van de oranjevereenigingen, welke sinds den Koning stadhouder, ook daar langzamerhand zulk een strijdende beteekenis gekregen heeft, en als orangisme" nog altijd van kracht is gebleven. En weer elders komt het terug. Zoo wel in Canada als in Australië kan men als overblijfsel uit de volksbewegingen der 19e eeuw, waarmede in die landen om parlementaire en democratische be stuursinstellingen is gestreden, partijen of groepen terugvinden, die den naam en de kleur van oranje voerden (zulks als afspiegeling van het lersche voorbeeld) en die in een hardnekkigen strijd tegen opslorping van hunne bijzondere rechten en belangen, gevormd zijn. Voor een dergelijken strijd behoefde de stad New-York geen symbool meer te zoeken! Maar waartoe ook zij de oude kleur geheschen heeft, is: om haar eigen, bijzondere persoonlijkheid, duidelijk te bevestigen. En wanneer men nu nog al datgeen vergelijkt, waardoor ook in ons eigen volksbestaan de beteekenis van 't oranje is gevormd, dan is het waarlijk, of die kleur telkens en telkens weer van hetzelfde komt getuigen. Het is de kleur, wier vlaggebanen ten onzent voor 't eerst gewapperd hebben over 't stedeke Den Briel, waar een klomp ruige, desperate watergeuzen de later zoo gevierde en omstreden prinsenvlag opstaken en Ducdalf zijn bril verloor. Het is later, ook de kleur, waarmede, ja een heer Van Hogendorp zijn zoons de straten van Den Haag deed opgaan, toen 't er op stond de natie te herstellen; maar die toen tevens, in November 1813, tot in de kleine en afgelegen hoekjes des lands een zelfde boodschap bracht, waar van bijvoorbeeld de zinnen uit oude dag boeken ons weer een levendigen indruk geven, als deze: ... en toen van morgen hier te Buiksloot de melkboeren uit de stad terugkwamen, droegen zij oranjecocardes op de hoed. Toen wisten ineens alle menschen in de buurt, dat het met de macht der Franschen teneinde liep..." * * * Het zijn geen grootsche, geen alom vattende, geen wereldschokkende bewe gingen, waarvoor men aldus telkens weer de kleur van het oranje opkomen ziet. Integendeel, veeleer vaak daar tegenin. Hoe menige verlichte geest heeft niet de bekrompenheid der Zuid-Afrikaansche Boeren gelaakt, die niet aanstonds de voordeelen en profijten hebben aanvaard van 't verlichte Britsche wereldrijk, in plaats van een achteraf gelegen, klein geestig republiekje! Hoe 'n nvrijzinnigen, bekrompen en reactionairen indruk maakte niet de lersche Ulsterbeweging, wier orangisme scheen neer te komen op 't verzet van exclusivistische fractie's tegen een poli tiek van recht voor allen, en van groeps belangen en districtseischen tegenover de golven eener breede en liberale demo cratie ! En waren de hardhoofdige water geuzen niet even achterlijk en onmogelijk, waar zij de achterafsche Nederlanden zochten te verweren tegen de wereldcultuur van een Spanje en van de Roomsche kerk ? Ja, scheen pok niet het genie van Napo leon en zijn keizerrijk,aan|veleNederlanders heel wat meer ruimte te bieden voor hunne werkzaamheid en hun geestelijk leven, dan 't provinciale landje ooit ver mocht ? Van de machtige geestdrift der tricolore; of het mystiek vereerde wit der Fransche leliën; of van den ontzaglijken vernieuwings- en omwentelingsdrang van de roode vaan, valt in de kracht van de oranjekleur luttel te bekennen. Evenmin zal men die vinden in de tint van uniformen en livereien; in sierlijke vesten, schoone phrases, geniale be schouwingen of menschheidsidealen. Maar: het is de kleur van het kleine en het hardnekkige; van het verzet en het malcontente, zoo 't moet; van het taaie, nuchtere zichzelf zijn. En 't geen waar zij in al die ge noemde gevallen en telkens weer van ge sproken heeft en van spreekt, is: de vaste wil van eene minder heid, die er wezen wil. Die ten slotte alles hecht aan het feit en aan het recht van haar bestaan, ge motiveerd of ongemotiveerd! Die hieraan wenscht vast te houden, al moge naar de hoogere rede dit dan kortzichtig heeten, of achterlijk, of ongerijmd, en in strijd met de historische noodzakelijkheid! Die, wanneer er naar vervolmaking te streven valt, dit wenscht te doen in zichzelve; en daarom dan ook aan zichzelve wenscht te worden overgelaten. * * Het is geen kwade aanleiding, die ons dit alles thans nog eens overdenken doet. De tegenwoordige tijd doet de dingen in het groot zien, en heel wat menschen gaan al meer en meer in 't groot denken (hoewel dan doorgaans nog in stilte). 't Wereldhuis zal na de groote beurt" van 't oogenblik, geheel anders en veel praktischer worden ingericht! Wereldkulturen staan tegenover elkaar, en dringen zich op. Ook in de eigen omge ving kan men al van zulke dingen hooren: dat Nederland toch eigenlijk.... of: dat ons land immers op den duur toch onmogelijk.... Moge daarom tegenover alle mogelijke hyper-verstandige redeneeringen,en welke goed bedoelde toekomstplannen ook, tegenover sommiger lakschheid en in schikkelijkheid, het feit blijven gesteld, dat ook wij nog leven onder de kleur van het kleine, dat vór alles aan zich zelf vasthouden wil. v. H. De elfde oorlogsmaand is nu al bijna ver streken, en nog altijd blijft het geheel on zeker, hoe de uitslag van den strijd zal zijn. Want ook al zullen de Russen straks Lemberg en vervolgens geheel Qallicië moeten ont ruimen, een beslissend resultaat is daarmede nog niet verkregen. Zoolang Rusland nog telkens nieuwe legers kan vormen en de Duitschers en Oostenrijkers het gedeelte van hunne strijdmacht op het oostelijk front zullen moeten gebruiken, bewijst Rusland aan zijne bondgenooten den dienst, dat het hun de gelegenheid geeft, zich hoe langer hoe beter uit te rusten voor den grooten strijd, die eenmaal ook op het westelijk front zal moeten worden geleverd. Zoolang Rusland dit doen kan de vraag is slechts: hoe lang zal het daarmede kunnen voortgaan ? Is er iemand, die met zekerheid kan zeggen, of het grootste gedeelte van de reserves, waarover Rusland beschikt, reeds verbruikt is ? Of de voorraden aan geschut en ammunitie nog maar steeds zullen worden aangevuld ? Wat men daarover ver neemt, berust alles op gissingen, die ge woonlijk sterk onder den invloed staan van hoop en vrees. Indien men aanneemt, dat Rusland nog een groote reserve van levend strijdmateriaal heeft en door eigen krachten of met hulp zijner bondgenooten zijn voorraad aan oor logstuig weder op de vereischte sterkte zal kunnen brengen, dan behoeven de neder lagen, die het de laatste maanden in Qallicië heeft geleden, nog niet van beslissenden invloed te zijn op den uitslag van den tegenwoordigen oorlog. Zelfs al zou het over eenigen tijd blijken, dat ook in Polen de Russen niet meer stand kunnen houden tegen de Duitschers en dat Warschau en de ge heele westelijke vestinglinie van Rusland zou moeten worden prijsgegeven, ook dan zelfs zouden de kansen van de centrale mogend heden op de eindoverwinning nog niet aan merkelijk zijn gestegen. Zoolang een groote catastrophe uitblijft, zoolang de Russische legers, zij het dan ook steeds verder terug wijkend naar het Oosten, hun vijand kunnen noodzaken een gioote troepenmacht tegen over hen te stellen, is de hulp, die Rusland aan zijne bondgenooten biedt, voor dezen van de grootste beteekenis. Men vergete bovendien niet, dat ook de Duitschers en Oostenrijkers groote verliezen moeten hebben geleden in de Qallicische veldtochten; dat ook bij hen de reserve niet onuitputtelijk is; dat bij een verder oprukken in Rusland de omstandigheden, waaronder de oorlog gevoerd wordt, voor hen hoe langer hoe ongunstiger worden. Maar het is niet genoeg, dat Rusland over de middelen blijft beschikken om den oorlog vol te houden, ook de wil daartoe moet bij de regeering aanwezig zijn. Daar mede hebben wij een nieuwen factor genoemd van de onzekerheid, die nog steeds over het verdere beloop van dezen oorlog bestaat. Zoomin als men met zeker heid kan oordeelen over de strijdmiddelen, die Rusland nog ten dienste staan, zoomin weet men iets over de gezindheid van hen, die over Rusland's politiek hebben te be schikken, om dezen oorlog, die aan Rusland reeds zulke geweldige offers heeft gekost, te blijven voeren, totdat de bondgenooten in staat zullen blijken Rusland van het zwaarste gedeelte zijner taak te ontlasten. Reeds meer dan eens is het beweerd, dat Duitschland en Oostenrijk, zoo hun wapen succes aanhoudt, op een geschikt oogen blik, b.v. wanneer de laatste Russische troepen Qallicië hebben ontruimd, aan Rus land op aannemelijke voorwaarden den vrede zullen aanbieden: zal Rusland dan getrouw blijven aan de gemaakte afspraak en 'een afzonderlijken vrede weigeren ? zal het, wanneer het zelf over de geheele linie verslagen is, zijne hoop blijven stellen op een overwinning, door zijne bondgenooten aan het westelijk front te behalen? Of zullen dan de elementen de overhand krijgen, die van den aanvang af den Tsaar hebben ge waarschuwd voor de gevaren, die de tegen woordige oorlog aan Rusland heeft gebracht? zullen er dan Russische staatsl'eden zijn, die de noodzakelijkheid bepleiten om Rus land's staatkunde in nieuwe banen te leiden, die een bondgenootschap met Duitschland Zullen aanraden, zooals er thans onder de toongevende Duitsche conservatieven reeds worden gevonden, die het betreuren, dat Rusland en Duitschland ooit tegenover elkaar zijn komen te staan? Het aftreden van den Russischen Minister van Binnenlandsche Zaken Maklakov wordt in sommige berichten reeds genoemd als een gevolg van den strijd, die in Russische regeeringskringen wordt gevoerd over het al of niet voortzetten van den oorlog; het wordt dan beschouwd als het veldwinnen van de vredespartij, omdat Maklakov juist een voorstander zou zijn geweest van het voortzetten van den oorlog tot het uiterste. Zelfs weet men daarbij te vertellen, dat de Tsaar oorlogsmoede is en dat alleen door den grooten invloed van den Russischen opperbevelhebber, grootvorst Nikolai Nikolajewitsj, tot dusverre de pogingen van de vredespartij zijn verijdeld. Maar wie zal zeggen, of de bovenbedoelde berichten eenig vertrouwen verdienen? Wie weet er bovendien met zekerheid iets over wat er bij het Russische volk woelt? Tijdens den Russisch-Japanschen oorlog is de revo lutie uitgebroken, die Rusland tot een constitutioneele monarchie heeft gemaakt, zij het dan ook een constitutioneele monarchie, waarin de macht van de regeering nog veel grooter is dan elders. Zullen ook thans de revolutionaire elementen in Rusland van de gelegenheid gebruik maken om hun slag te slaan? Dat er te Moskou ongeregeldheden" zijn voorgevallen, is reeds bekend geworden; maar bij de uiterst strenge censuur, die in Rusland wordt uitgeoefend, is het zeer moeielijk om te weten te komen, of de revolutionaire beweging zoo krachtig is, dat zij een gevaar zou kunnen opleveren voor het voortzetten van den oorlog. Blijken de revolutionaire partijen sterk georganiseerd te zijn en slagen zij er in om de groote massa van het volk in opstand te brengen het zou geen wonder zijn, wanneer juist in Rusland het volk het eerst begon te weigeren, om de lasten van den oorlog verder te dragen dan zouden de binnenlandsche gebeurtenissen in Rusland wel eens een veel grooter invloed op de eindbeslissing in dezen oorlog kunnen uitoefenen dan alle veldslagen in Gallicië. Zoo tast men overal in het onzekere, zoo dra men tracht te berekenen, hoe en waar door deze oorlog zal eindigen. Met name blijft die onzekerheid ook bestaan over den loop der gebeurtenissen op het Balkan schiereiland. Dat het aan de Engelschen en Franschen ooit zal gelukken om de Dardanellen te forceeren en Konstantinopel te bereiken, zonder dat ook eenige der tot dusverre onzijdig gebleven Balkan-Staten zich in den oorlog gaan mengen, schijnt vrijwel uitgesloten door het beloop, dat hunne krijgsverrich tingen tegen de Dardanellen tot nog toe hadden. Maar evenmin als drie of vier maan den geleden heeft men nog eenig recht om te voorspellen, dat het ten slotte aan de Triple-Entente zal gelukken, om den strijd van belangen tusschen Griekenland en Servië eener , Boelgarije anderzijds weg te nemen en een nieuwe grensregeling te doen aan nemen, die het voor Boelgarije mogelijk zal maken zich bij de vijanden van Turkije aan te sluiten. Toen in Augustus 1913 de vrede van Boekarest zou worden geteekend, die een einde maakte aan den oorlog van Griekenland, Servië, Montenegro en Roemenië tegen Boel garije, heeft Oostenrijk-Hongarije eerst een poging gedaan om dezen vrede te beletten, vervolgens om de bepalingen ervan te onder werpen aan een revisie door de groote mogendheden; het vond, dat Servië een te machtige staat was geworden. Thans echter is er voor Oostenrijk-Hongarije alle reden om den vrede van Boekarest te prijzen. Want juist door dien vrede is de vijandige gezindheid van Boelgarije tegen Servië en Griekenland ontstaan, die thans voor de Triple-Entente zulk een groote belemmering oplevert; juist het feit, dat het grootendeels door Boelgaren bewoonde Macedonië toen niet aan Boelgarije is toegewezen, maar tusschen Servië en Griekenland werd ver deeld, vormt nu het groote struikelblok voor alle pogingen om Boelgarije over te halen tot deelneming aan den oorlog tegen Turkije. Immers, de afstand van grondgebied, die van Griekenland en Servië wordt geeischt om Boelgarije tevreden te stellen, kanalleen Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: Confetti". De organisatie van de vereeniging het Roode Kruis voor gewondenhulp in geval van oorlog schijnt nu reeds zóin orde te zijn, dat de vereeniging zich weer met haar oude plannen voor de stichting van een kostbaar ziekenhuis voor particulieren in den Haag meent te kunnen gaan bezighouden! Anderen schijnen evenwel juist het feit, dat de vereeniging zich weer hiermede gaat bezighouden, een bewijs, te vinden, hoe weinig het daar eigenlijk in orde is! * Uit het Kamerverslag in de N. R. Ct.: De heer DRUCKER (V. D. N.-Holland), haalt aan de meening van Chrysostomos, van wien hij woordelijk een fragment citeert uit de 23ste predikatie van Chry sostomos, waarin deze zegt, dat men nicht nur nicht falsch schwören darf, doch berhaupt nicht schwören." Wonder, dat de groote Grieksche redenaar zoowaar ook al Duitsch blijkt gesproken te hebben! * Uit het krantenbericht over een doorluchtig automobiel-ongeval te Valkenburg: Dit staat vast, dat de chauffeur geen schuld heeft, wijl het kind reeds onder de auto zat voor hij het gezien had, en toen hij het merkte stond de auto op slag stil." Het kan wel zijn, dat de chauffeur hoege naamd geen schuld had, maar dan moet men zijn krantenberichten beter inrichten, want 't is waarschijnlijk toch nog niet vol doende, het kind niet te zien dat men over rijdt en stil te staan als het gebeurd is, om hoegenaamd geen schuld te hebben." worden vergoed door een aanwinst die of nog eerst pp Turkije zal moeten worden veroverd, of bezwaren ontmoet bij den nieuwsten bondgenoot der Triple-Entente, bij Italië. Griekenland immers zal alleen compensatie kunnen krijgen in Klein-Azië, dat aan de Turken behoort; Servië zal zijn Macedonisch gebied alleen willen prijsgeven voor een kustgebied aan de Adriatische zee, d.w.z. voor een stuk van Albanië, dat Italië liever in zijn geheel zou willen verwerven. Maandenlang had men niets vernomen van eenige krijgsverrichting der Serviërs; nu zij op militair gebied in de laatste weken weder van zich laten hooren, blijkt het dat zij niet tegen de Oostenrijkers zijn opgetrokken, maar begonnen zijn met de verovering van Noord-Albanië. Of het ten slotte aan de Triple-Entente nog zal gelukken, om Boelgarije tot bond genoot te krijgen waardoor de mogelijk heid wordt geopend, om Konstantinopel van de Thracische zijde aan te vallen zal moeten worden afgewacht. En nog zooveel meer moet er worden afgewacht: wat Roe menië zal doen; wat de oorlog van Italië tegen Oostenrijk, die tot dusverre nog steeds in het aanvangsstadium verkeert, zal op leveren; wat er eindelijk zal gebeuren aan het westelijk front, wanneer Engeland, zoo al geen nieuwe legers, dan toch geweldige hoeveelheden ammunitie daarheen zal heb ben gestuurd. Wij eindigen, zooals wij begonnen: de elfde oorlogsmaand is nu al bijna verstre ken, en nog altijd blijft het geheel onzeker, hoe de uitslag van den strijd zal zijn. Een factor van onzekerheid hebben wij nog niet genoemd het weer: van het al of niet aanhouden van de droogte der laatste weken hangt de uitslag van den oogst af; vooral voor Duitschland kan dit een factor van de allergrootste beteekenis worden. 22 Juni 1915. G. W. KERNKAMP Uit de Parlementaire Sfeer De Eerste Kamer heeft het eedswetje ver worpen. Voor hem, die zich wat meer met de politiek heeft beziggehouden was het een publiek geheim, ook de clericale meerder heid van den Senaat het doemvonnis over het ontwerp reeds had vastgesteld. Het duoKuyper?van Wijnbergen had zijn schoonste anthilhese-zangen getokkeld op de politieke luit. Verheffing van het ongeloof ten troon, aantasting van christelijke beginselen, schen ding van het politiek bestand, in Kuyperiaansche voorliefde voor vreemde woorden betiteld als Treuga Dei'; waren de motieven, die Kuyper-van Wijnbergen dienden om de politieke symphonie te componeeren, waar naar de clericale senatoren luisterden, be vangen door de betoovering, die reeds in de oudheid de lokkende Syrenen wisten te oefenen. Het votum der Eerste Kamer is verstrekkend in velerlei opzicht. Het bewijst allereerst, dat de vrijzinnigen in 1913 goed zagen, toen zij Kuyper aanduidden als de Deus ex machina" der rechtsche coalitie. Hij is het, die met zijn assistenten Regout en Colijn den Senaat drijft tot de verwor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl